JURIDISCH Hoe gaat u om met werknemers die hun geloof praktiseren op het werk? Religie uitoefenen op de werkplek Het komt regelmatig voor dat in organisaties discussies ontstaan vanwege het uitoefenen van religie op de werkvloer. Denk bijvoorbeeld aan kledingvoorschriften, omgangsnormen en beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege een re- Kledingvoorschriften den die volgens de werknemer te maken heeft met zijn geloofs- Eén van de onderwerpen rondom religie op de werkplek waarover in de praktijk discussie ontstaat, zijn kledingvoorschriften. Als uw organisatie van plan is om kledingvoorschriften op te leggen aan uw werknemers, zult u eerst moeten beoordelen of daar een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is. Een voorbeeld hiervan is het verbieden van een borstbedekkende hoofddoek. Wilt u weten of dit mogelijk is, dan moet u dus eerst kijken of er sprake is van een legitiem doel en of de middelen die hiervoor worden ingezet passend en noodzakelijk zijn. Het legitieme doel kan bijvoorbeeld bestaan uit veiligheidsoverwegingen. Denk aan infectiepreventie in een ziekenhuis en goede identificatie en communicatie van en tussen werknemers bij financiële instellingen en gemeenten. Is er sprake van een legitiem doel, dan zult u moeten kijken of het middel dat u daarvoor inzet overtuiging. Waar moet u in dit kader op letten? B Bij vraagstukken rondom religie op het werk zijn de achterliggende vragen vaak: is er sprake van schending van godsdienstvrijheid en in het verlengde daarvan: is er sprake van discriminatie wegens de geloofsovertuiging? Bij de beoordeling of er sprake is van discriminatie is het van belang om een onderscheid te maken tussen directe en indirecte discriminatie. Onderscheid Bij direct onderscheid verwijst u rechtstreeks naar het discriminerende kenmerk. Bijvoorbeeld discriminatie omdat een werknemer christen of moslim is. Bij indirect onderscheid verwijst u niet direct naar het discriminerende kenmerk, maar valt het kenmerk vaak samen met een bepaalde groep personenen. Denk bijvoorbeeld aan het verbod tot het dragen van een hoofddeksel op het werk, waardoor moslima’s met een hoofddoekje niet bij deze organisatie kunnen werken. Waar direct onderscheid vrijwel altijd verboden is, is dit bij indirect onderscheid niet zonder meer het geval. Als er sprake is van indirect onderscheid, moet u een belangenafweging maken om te 8 Kunt u deze vragen met ‘ja’ beantwoorden, dan heeft u naar alle waarschijnlijkheid een objectieve rechtvaardiging. HR RENDEMENT 12-2015 kunnen beoordelen of er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Objectieve rechtvaardiging Is er een objectieve rechtvaardigingsgrond, dan is er geen sprake van discriminatie en daarmee van schending van de godsdienstvrijheid. Of er een objectieve rechtvaardigheidsgrond is voor het onderscheid onderzoekt u aan de hand van de volgende vragen: ▪▪ Is er sprake van een legitiem doel? ▪▪ Zij de middelen om het doel te bereiken passend? ▪▪ Zijn de middelen om het doel te bereiken noodzakelijk (proportionaliteit en subsidiariteit)? Zorgvuldig met klachten omgaan U bent verplicht om zorgvuldig met klachten over discriminatie om te gaan. Is er mogelijk sprake van discriminatie, dan moet er een deugdelijk en objectief onderzoek inclusief hoor en wederhoor plaatsvinden. Wordt er discriminatie vastgesteld, dan moet uw organisatie pas- sende maatregelen nemen die consistent worden toegepast. Het is dan ook van belang dat uw organisatie voor dergelijke klachten een duidelijk omschreven procedure heeft opgesteld. Controleer dan ook of uw personeelshandboek over een dergelijke procedure beschikt. passend is. Bij het verbieden van een hoofddoek is bijvoorbeeld in sommige gevallen goed te beargumenteren dat dit verbod bijdraagt aan het identificeren van de werknemer en een goede communicatie. Noodzakelijkheidsvraag Vervolgens moet u de noodzakelijkheidsvraag beantwoorden. Hierbij moet u kijken of het middel voldoet aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij het subsidiariteitsvereiste zult u moeten beoordelen of er een ander middel is waarmee het doel ook kan worden bereikt, maar waarmee u geen of minder onderscheid maakt. Kunt u met het wel toestaan van een hoofddoek die minder bedekkend is eveneens het veiligheidsdoel bereiken? Bij het proportionaliteitsvereiste beoordeelt u of het middel in evenredige verhouding staat tot het doel. Verhoudt het belang van identificatie en een goede communicatie zich tot het verbod van een borstbedekkende hoofddoek? Heeft u bovengenoemde vragen beantwoord, dan weet u of het verbod op het dragen van een borstbedekkende hoofddoek objectief gerechtvaardigd is en daarmee waarschijnlijk toegestaan. Uit uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens komt een beeld naar voren dat wanneer het gaat om veiligheid en hygiëne, organisaties belang kunnen hebben bij bepaalde voorschriften. Daarbij moet u echter wel altijd kijken of er mogelijkheden zijn om op een andere – minder ingrijpende – manier maatregelen te treffen, waarmee hetzelfde doel wordt bereikt: het waarborgen van veiligheid en hygiëne. Een voorbeeld hiervan is het dragen van een baardnetje in plaats van een algeheel verbod tot het dragen van een baard in verband met hygiëne. Feestdagen Een ander onderwerp dat vaak vragen oproept, is het verzoek om vrije dagen op te nemen op andere religieuze feestdagen dan de in Nederland erkende feestdagen. Verzoek wisselende gebedstijden afgewezen Een voorbeeld waarin ter sprake kwam of de frequentie van bidden mocht worden beperkt, is in een zaak die voorkwam bij het College voor de Rechten van de Mens. In deze zaak wilde een werknemer vijf keer per dag bidden op gebedstijden die wisselden doordat ze afhankelijk waren van de stand van de zon. De man werkte op een bouwterrein waar strenge veiligheidsregels golden. Werknemers mochten niet alleen achterblijven op de werklocatie en de voorman was als enige bevoegd op het terrein te rijden. Pauzes Er werden vaste pauzes gehanteerd waarbij de locatie van de pauzes op tien minu- In de wet staan geen regels over op welke feestdagen u een werknemer verplicht vrij hoort te geven. Of u werknemers vrij moet geven op deze dagen, hangt af van de afspraken die hierover in de arbeidsovereenkomst, de cao of het personeelshandboek zijn gemaakt. Vaak is er in de cao of arbeidsovereenkomst een onder- Geeft u de werknemer vrij op een andere religieuze feestdag? scheid gemaakt tussen erkende en nieterkende feestdagen. Voor niet-erkende feestdagen, zoals bijvoorbeeld het Suikerfeest, moeten werknemers doorgaans een vrije dag opnemen. Er zijn cao’s waarin is afgesproken dat een werknemer kan kiezen om op een nationale feestdag (bijvoorbeeld Eerste Kerstdag) te werken en in plaats daarvan vrij te nemen op een bij de godsdienst passende feestdag. Bidden Naast de bovengenoemde onderwerpen komt ook vaker de vraag naar voren of u ten rijden van de bouwlocatie lag. Dit was ook de locatie waar de werknemer voor of na het werk en tijdens de pauzes kon bidden. Omdat het voor de werknemer onder meer vanwege veiligheidsredenen niet mogelijk was om alleen achter te blijven op de pauze- of bidlocatie en zelf in de bedrijfsauto te rijden, oordeelde het College dat het was toegestaan om het verzoek van de werknemer af te wijzen. Een ritje buiten de pauze kostte de voorman alleen al zonder het bidden twintig minuten en de overige werknemers waren dan uit het zicht onttrokken van de voorman. College voor de Rechten van de Mens, 3 juni 2014, oordeelnummer: 2014-66 bidden op de werkplek moet toestaan. In principe is het antwoord hierop dat u bidden op de werkplek niet kunt verbieden. Als u dat doet, is er immers sprake van het eerdergenoemde directe onderscheid wegens godsdienst. Dit kan nogal wat praktische problemen met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan de ruimte waar werknemers kunnen bidden. Als een ruimte geschikt is om te bidden, mag uw organisatie in principe niet verbieden dat werknemers deze ruimte daarvoor gebruiken. Het is daarom verstandig om binnen het bedrijfspand een ruimte aan te wijzen waar werknemers kunnen bidden. Hiermee voorkomt u dat een ongewenste ruimte als plek om te bidden wordt gebruikt. Ook het tijdstip en de frequentie van het bidden kan voor problemen zorgen. Hoe vaak werknemers mogen bidden, mag u niet zomaar beperken. Ook hiervoor geldt dat u een objectieve rechtvaardigingsgrond moet hebben voor deze beperking. Hierbij zou bijvoorbeeld de veiligheid binnen uw organisatie een rol kunnen spelen (zie rechtszaak bovenaan). Naomi Giling en Julien Blok, arbeidsrechtadvocaten bij Pallas Advocaten te Amsterdam, e-mail: [email protected] en [email protected], www.pallas.nl HR RENDEMENT 12-2015 9