Opinie (reactie op reacties op artikel in The New Yorker over euthanasie in België): niet gepubliceerd De dood is geen probleem, laat staan een mysterie Herman De Dijn In het vermaarde internationale magazine The New Yorker van 22 juni ll. verscheen een ‘Letter from Belgium’ van Rachel Aviv met als titel ‘The Death Treatment. When should people with a non-terminal illness be helped to die?’. Het artikel van wel negen bladzijden heeft het over de euthanasiewet en haar praktijk in België. De beschouwingen daarover worden journalistiek ingebed in een verhaal, een soort van case study. Het verhaal betreft de wederwaardigheden van Tom Mortier, zoon van een door Wim Distelmans geëuthanaseerde moeder (zie het opiniestuk van Mortier zelf in Tertio 2 januari 2013). Het stuk in The New Yorker is in het verkeerde keelgat geschoten bij de euthanasielobbyisten en -practici geïnterviewd in de tekst. In een repliek in De Morgen van 26 juni, met als titel “Overhaaste euthanasie? Geloof niet alles wat ‘The New Yorker’ schrijft”, trokken Etienne Vermeersch en Jan Bernheim scherp van leer tegen Mortier; tevens verweten zij de journaliste nagenoeg van kwade trouw. Het stuk wordt afgedaan als ‘totaal misleidend’ en voorgesteld alsof het hoofdzakelijk zou gaan om het verhaal van Mortier. Vermeersch, voor zover ik weet geen psychiater (zeker niet van Mortier), durfde toch stellig te beweren dat Mortier gevangen zit ‘in een pathologisch rouwproces’. Hij voegt er (cynisch?; of is het veeleer extreem naïef én volslagen ongepast) aan toe: ‘We mogen hopen dat het bereiken van miljoenen lezers, onder wie die van De Morgen, zijn [Mortiers] lijden zal verzachten’. Dank zij het stuk in The New Yorker leren we een en ander over ideologie en mentaliteit van de voorstanders van euthanasie. Euthanasie is voor Distelmans bijvoorbeeld een elementair mensen- en patiëntenrecht. Euthanasie is echter volgens de wet helemaal geen recht; alleen wordt vervolging van de euthanaserende arts uitgesloten indien zijn optreden aan bepaalde wettelijke voorwaarden voldoet. Bernheim heeft het over een wet met grote symbolische betekenis: deze wet stelt, zo zegt hij, eindelijk de zelfbeschikking, het reduceren van lijden en het maximiseren van aangename ervaringen centraal (en betekent het einde van de ouderwetse, religieuze moraal). Tegen haast de hele wereld in vindt Vermeersch dat “België ethisch gesproken top van de wereld is”. Het gaat hier dan wel om een ‘ethiek’ die het goede herleidt tot een minimax van pijn en plezier: eigenlijk een anti-ethiek. Alle voorstanders die aan bod komen getuigen van een onwrikbaar geloof in het eigen gelijk en tonen hun dédain voor afwijkende meningen die blijkbaar alleen kunnen voortkomen uit domheid, achterlijkheid of geestesziekte. In tegenstelling tot wat de repliek in De Morgen suggereert, komen we in het artikel van Rachel Aviv heel wat te weten over de praktijk en de gevolgen van de nu meer dan tien jaar oude euthanasiewet. Hoewel de wet bedoeld was om euthanasie uit de grijze zone te halen, blijkt uit onderzoek dat slechts de helft van de gevallen gerapporteerd wordt. Was het dus een maat voor niets, of ging het eigenlijk om iets anders, een wet met ‘een symbolische betekenis’? De politiek creëerde een Federale Controle- en Evaluatiecommissie waarvan Distelmans zelf van bij de aanvang voorzitter was en waarvan zeker de helft van de leden behoren tot de euthanasielobby of zelf notoire euthanasiepractici zijn. De controleurs controleren dus zichzelf. Is het verwonderlijk dat tot nu toe, in een periode van meer dan tien jaar, geen enkel (!) geval door de Commissie ter verdere juridische toetsing is doorgegeven? Hoe politici, vooral van bepaalde partijen, dit kunnen (blijven) aanvaarden, zegt veel over de politiek van vandaag. Het is uitgerekend de Commissie die over de toepassing van de wet moest waken, die zelf allerlei uitbreidingen van de wet goedgekeurd en gepromoveerd heeft. Wat betekenen wetten en wettelijke controle dan eigenlijk nog? Zoals iedereen weet staan in de wet termen als ‘zelfbeschikking’, ‘terminaal’ en ‘uitzichtloos lijden’ centraal. Al die woorden werden geleidelijk zodanig opgerekt in betekenis, dat ze voorbeelden geworden zijn van de Humpty Dumpty ‘theory of meaning’ te vinden in Alice in Wonderland. Woorden betekenen wat Humpty Dumpty zegt dat ze betekenen. Uit het artikel blijkt dat die zelfbeschikking een lachertje is, gezien al de categorieën die mogen geëuthanaseerd worden; zelfs kinderen, en binnenkort (of nu al?) ook dementen zonder wilsbeschikking? Paradoxaal genoeg hangt het doorvoeren van euthanasie niet af van de patiënt, maar van de arts: hij is het ten slotte die oordeelt of er (voldoende) zelfbeschikking is of was. In feite hangt de beslissing vooral af van de ‘compassie’ van de arts en niet zelden van de aandrang van de familie. Van paternalisme gesproken. Wie een diepgravende, kritische evaluatie wil van tien jaar euthanasiewet kan ik doorverwijzen naar het dossier van oktober 2012 opgesteld door het Europees Instituut voor Bio-ethiek, getiteld: “Euthanasie in België: 10 jaar toepassing van de wet van 28 mei 2001” (te vinden op www.ieb-eib.org). Ook in Nederland gaan almaar meer stemmen op, ook van aanvankelijke voorstanders van de wet aldaar, die niet aarzelen te spreken over wantoestanden en hellend vlak (Theo Boer en Susanne J. Kort, om maar een paar namen te noemen). Er zijn echter ergere problemen waar men bij ons helemaal niet over spreekt, die men zelfs niet lijkt te kennen: waar zijn de o zo kritische media? Recent onderzoek over de Belgische situatie (van Raphael Cohen-Almagor) leidt tot de constatatie dat in het zog van de euthanasiepraktijk dokters bewust via (overdosis van) medicatie het leven inkorten van patiënten zonder hun expliciete toestemming, zogezegd ook weer uit compassie voor de patiënt en eventueel voor zijn familie. Volgens onderzoek van dezelfde auteur blijkt dit niet het geval te zijn in Nederland. Die praktijk zou bij ons zelfs meer patiënten betreffen dan de (gerapporteerde) euthanasiegevallen. De Raad van de Belgische Vereniging voor Intensieve Geneeskunde heeft in 2014 een richtlijn uitgegeven waarin staat dat het verkorten van het leven van terminale patiënten, zowel kinderen als volwassenen, zonder hun toestemming, niet alleen aanvaardbaar, maar zelfs noodzakelijk kan zijn ter wille van ‘de kwaliteit van het stervensproces’. Kwaliteit, niet zelfbeschikking, dat blijkt paradoxaal genoeg het eigenlijk dominerende begrip. Dat begrip vormt de kern van een reductionistische mensvisie, zoals ik al een paar jaar terug in dit weekblad betoogde. In een dergelijke mensvisie wordt de mens gereduceerd tot een ervaringsmachine die, wanneer de ‘geluksbalans’ niet meer positief is of dat niet meer kan worden, beter uitgeplugd wordt. Alle mysterie, alle tragiek zijn hier aan de dood (en het leven) ontnomen. De dood is –zoals Vermeersch in zijn interview met Aviv preekt – niets anders dan het einde van een reeks subjectieve ervaringen (of, in een ander jargon, hersenprocessen). Zoals Epicurus al zegde: als wij er zijn is de dood er niet, en als de dood er is zijn wij er niet meer. De dood is geen probleem, laat staan een mysterie. Wat staat vooral hoogbejaarden in tijden van snel toenemende vergrijzing te wachten in een juridische en politieke omgeving als de onze? – een omgeving zo sterk gedomineerd door de abstracties van zelfbeschikking en levenskwaliteit; abstracties met helaas heel concrete, tragische gevolgen.