GRIEKSCHE EN ROMEINSCHE MYTHOLOGIE. WAT IEDEREEN VAN DE GRIEKSCHE EN ROMEINSCHE MYTHOLOGIE WETEN MOET. DOOR P. VERKRUIZEN. AMSTERDAM, COHEN ZONEN. INLEIDING. Onder de kundigheden, welke zich voornamelijk onderscheiden door de aantrekkelijklieid van het onderwerp, door de diepzinnige gedachten welke er in verborgen liggen, en door de alom verspreide toepassing welke haar gedurende alle eeuwen ten deel is ge'vallen, mag wel op een der eerste plaatsen de fabelleer, en meer in het bijzonder die der Oude Grieken en Romeinen genoernd worden. De meesten onzer, ook al zouden wij slechts een zeer elementair onderwijs genoten hebben, weten weliswaar jets van deze fabelleer ; wij hebben wel eens gehoord van een Jupiter, van een Apollo of een Minerva; in boeken, in decoratie-werk, op de openbare pleinen onzer steden, aan gevels van gebouwen hebben wij wel eens nimfen of venussen of satyrkoppen aanschouwd wij gebruiken zelfs talrijke woorden en uitdrukkingen in het gewone dagelijksche leven, die rechtstreeks aan de fabelleer ontleend zijn of er ons op een of andere wijze aan herinneren ; wij spreken van herculische krachten, van junonische schoonheid, wij kennen alle de sterreteekens van den Grooten en den Kleinen Beer, de . planeten Uranus, Mars, Neptunus, en planten die haar namen aan de fabelleer ontleend heb- 6 ben, zooals de narcis, de heliotroop, de iris, de cypres, ja dikwijls spreken wij zelfs woorden of benaming -en uit, zooals maart, mei, juni, oceaan, atlas, vulkaan, parnassus en tallooze anderen, zonder de herkomst van deze uitdrukkingen te kennen, of de oorzaak van haar gebruik te bevroeden, of het verband, waarin zij staan tot de oude godenleer in te zien ; en vaak bewonderen wij in musea of in rnuurschilderingen van particuliere gebouwen de heerlijkste tafereelen, zonder hun beteekenis te doorgronden, zoodat er niet zelden veel van het belangwekkende, wat daarin gelegen is, voor ons verloren gaat. Het moet inderdaad een zeer scheeve verhouding genoemd worden, dat wij meer belangstelling weetgierigheid aan den dag zouden leggen voor onderwerpen of zaken, die ver buiten den kring van onze gewone kundigheden of bezigheden of beschouwing-en liggen, dan voor die, welke wij dagelijks en in allerlei omstar.digheden voor oogen hebben, die onophoudelijk op onze lippen zijn, en waaraan wij door tallooze voorwerpen, kunst- of nijverheidsproducten, op de meest verschillende wijze herinnerd worden. Hieruit blijkt, welk groot nut er gelegen is in de kennis, zij moge dan aanvankelijk eenigszins oppervlakkig zijn, van de fabelleer. Deze leert ons woorden, uitdrukkingen of voorwerpen begrijpen, waarvan wij dikwijls de ware beteekenis nooit zouden hebben vermoed ; zij is daarenboven van zeer groot nut voor al degenen welke besloten hebben hun leven aan de studie te wijden ; zij leert de latijnsche en grieksche talen, zoo noodzakelijk voor hem die ook maar de geringste stappen wil doen in de wetenschap, dieper en juister begrijpen, 7 daar het geheele maatschappelijke en publieke lever der Grieken en Romeinen met de ideeen van hun label en godenleer doorweven was eindelijk heeft geen schilder, geen beeldhouwer of wie zich ooit op de beoefening der schoone kunsten heeft toegelegd, eenige begaafdheid, bedrevenheid of vermaardheid in zijn vak verkregen, zonder een omvangrijke en diep doorgedrongen kennis van de fabelleer der oude Grieken en Romeinen te hebben. Wij moeten hier echter meer in het bijzonder wijzen op de aantrekkelijkheid, de bekoorlijkheid, de diepzin nige ideeen welke wij in de fabelleer kunnen vinden. Het schoone is ontegenzeggelijk aantrekkelijk en de beoefening der schoone kunsten, het gevoel, de waardeering van al wat schoon en verheven is, achten wij alle zeer hoog. Nu is de mythologie steeds het allereerste en voornaamste onderwerp geweest der schoone kunsten. Zij is het, die aan de beroemdste beeldhouwers en schilders, Praxiteles, Phidias, Apelles, Rafael, litiaan, de onderwerpen, tafereelen of personen uit de fabelleer hebben verschaft, waarin zij op de volmaaktste wijze, — zoo volmaakt dat zij nooit overtroffen zullen worden ! — de grondregels en de wetten van het schoone hebben uitgedrukt, evenals de muzen der fabelleer de zangers en dichters inspireerden en hun de wetten der toonkunst en dichtkunst deden opstellen. Zooals later het Christendom zijn idealen zocht in den Christelijken godsdienst, zoo zocht het heidendom de zijnen in zijn mythologie. Daarom molten wij veilig zeggen, dat zooals geen christenkunstenaar er ooit in zal slagen een ideaal voor te stellen zonder de kennis van zijn godsdienst, men ook geen ideaal uit het heiden- . . 8 dom zal kunnen voorstellen zonder grondig bedreven te zijn in de godenleer der Ouden. Maar met de kunst van voor te stellen, staat ook de kunst van te bewonderen, van te genieten, van zich in zulk een ideaal te verlustigen, in een zeer innig verband Onbekend maakt onbemind, en wat wij niet beminnen, kunnen wij ook niet bewonderen, en daarom zullen wij zonder eenige kennis van de mythologie maar weinig g-enot smaken van tallooze bewonderenswaardige schoonheden die ons omringen. In de mythologische tafereelen van een museum zullen wij dan meestal niets anders zien dan schoone copien van een reeks schildersmodellen, die haar koude naaktheid en haar bekoorlijke vormen ten toon spreiden ; tivi zullen den diepen zin en de veel omvattende beteekenis, die er in opgesloten ligt, niet achterhalen, en onkundig blijven met hetgeen juist de waarde geeft aan dergelijke kunstproducten. Daarom hebben wij getracht, in deze weinige bladzijden een voldoend overzicht te geven van het voornaamste, wat wij, als gewoon ontwikkelde menschen, die 66k de liefde voor het schoone bezitten en gevoelen, behooren te weten. Wij willen derhalve niet beweren, een in alle opzichten volledige uiteenzetting te geven van het zoo omvangrijke gebied der Grieksch-Romeinsche fabelleer, waartoe, goed beschouwd, verscheidene folianten vereischt zouden worden. Eenige gravures, kunstproducten van beroemde schilders of beeldhouwers, die zich voornamelijk op het weergeven van mythologische tafereelen hebben toegelegd, en zich daarin op schitterende wijze hebben onderscheiden, dienen ter opheldering van den tekst. Om eindelijk een goede volg- 9 orde to geven aan dit heirleger van goden en godinnetjes hebben wij de algemeene verdeeling der twaalf groote godheden gevolgd, rondom welke alle overige goden gegroepeerd zijn, of met wie zij in eenig verband stonden. Ter vergemakkelijking is aan het einde van dit werkje een naamlijst der goden gevoegd, met verwijzing naar de bladzijden, waar over hen gehandeld wordt. OVER DE GRIEKSCH-ROMEINSCHE GODHEDEN IN HET ALGEMEEN. Onder de godheden, welke door de Grieken en de Romeinen vereerd en aangeroepen werden, bestond een bepaalde rangschikking, hetzij volgens haar oorsprong -, of de macht die zij bezaten, hetzij volgens haar hoedanigheden, de werken die zij volbrachten of de ambten waarin zij, in den hemel of op de aarde of in den tartarus, aangesteld waren. De eenvoudigste rangschikking is die welke de Ro meinen volgden zij verdient ook de voorkeur omdat zij een menigte goden en godinnen omvat, die aanvankelijk aan de Grieken onbekend, maar later door de Romeinen uitgedacht of aangesteld waren. Omgekeerd Dmvat zij tevens alle Grieksche goden en godinnen, daar ten slotte nagenoeg de geheele Grieksche mythologie door de Romeinen werd overgenomen. De Romeinen onderscheidden hun goden volgens hun eigen maatschappelijke toestanden [de Romeinsche staat bestond uit Patriciers, Ridders (ordo equester) en het yolk (plebs)]. Volgens deze orde verdeelden zij ook hun goden n.l. in goden, halfgoden en volksgoden. JUPITER. II De eersten, de goden, onderscheidden zij in twee af-deelingen : de groote goden of Dii selecti, die als heware den Hoogen Hemelraad uitmaakten ; en de mindere goden of Dii conscripti. Den half-goden was het, wegens hunne groote vert diensten, gegund eveneens onder de goden te leven, of onder hun getal opgenomen te worden, daarom werden zij D22 adscriptitii genoemd. Eindelijk ontstond er een ontelbare menigte yolks godheden, volgens de streken, waar en de wijze waarop zij aanbeden werden ; zij heetten Dii plebeji. De Groote Goden of Dii Selecti waren twaalf in getal Jupiter, Apollo, IWercurius, Vulcanus, Neptunus, Mars,. Juno, Minerva, Venus, Vesta, Diana en Ceres. De Mindere Goden of Dii Conscripti waren acht in getal : Sol, Luna, Saturnus, Tellzts, Pluto, Bacchus, Ionia en Genius, De Halfgoden of Heroes (holden) of Dii adscrz:ptitii waren menschen, die onder de godheden werden opge-nomen, daar zij wegens hun bijzondere verdienste in den hemel werden verheven ; het waren ook wel zonen van goden of godinnen, die dezen bij stervelingen verwekt hadden en daarom in zekeren zin van goddelijke afstamming waren. Hun aantal was zeer groot en omvatte somtijds geheele groepen of geslachten. Onder hen kunnen o.a. genoemd worden : Hercules, Castor en Pollux, Aeneas, Romulus, enz. Eindelijk werd ook een zeker aantal - Romeinsche Keizers na hun dood onder de halfgoden opgenomen. De Volksgoden of Dii Plebeji, waren die, welke niet bij de Raadsvergaderingen der goden in den hemel werden toegelaten. Zij stonden in dezelfde verhouding- I2 tot de godenwereld als het plebs tot den Romeinschen Staat. Het waren voor het meerendeel herdersgoden, zooals Pan, Faunus, Sylvanus, bosch- en woudgo•clen, tuingoden, nimfen, dryaden, hamadryaden, satyrs, .enz. enz. Overigens waren de Grieken en Romeinen gewoon, alles door een godheid te laten besturen, bij alles zich de inmenging van een of andere godheid te denken, alles aan haar invloed toe te schrijven, of van haar afhankelijk te doen zijn. Zoo kenden zij godheden voor •*cle geboorte, voor de kraamvrouw, voor de veeteelt, voor den landbouw, voor den dag en den nacht, voor Bergen en steden en geheele gewesten, voor de geneeskunde, het bruiloftsfeest, voor deugden en ook ondeugden, voor grootsche en verheven daden, maar ook voor misdaden en schandelijkheden. Zooals het Forum in Rome de verzamelplaats werd van alle volkeren der aarde, zoo werd het ook het punt van bijeenkomst voor alle goden en godinnen der getheele wereld. Zoowel de Egyptische godheden en de goden uit het verre oosten als de Grieksche en Romeinsche werden daar aanbeden. Voor een groot aantal werden te Rome zelfs tempels opgericht en haar priesters vormden somtijds voorname en machtige partijen, zooals bijv. de priesters van de Egyptische goden Isis en Osiris. Aan al deze goden werden bloedige of onbloedige offeranden gebracht. Onder de oudste, de onbloedige ,offeranden, werden gerekend het offeren van de eerstelingen des velds, en van boom- en tuinvruchten ; het uitstorten of plengen van water en wijn over een altaar ; het branden van reukwerken, voornamelijk van wierook, het offeren Tan melk, honing, olie of in honing gebakken koeken. - : I3 De bloedige offeranden bestonden bij de Grieken ent Romeinen in het slachten, dooden of verbranden van dieren, welke offeranden somtijds een grooten omvangaannamen ; zoo bestond de hecatombe in het dooden van honderd dieren. Aanvankelijk werd het dier in zijn geheel geofferd of verbrand ; later bepaalde men zich slechts bij gedeelten ; sommige deelen, voornamelijk de achterbouten en het vet, werden geofferd en het overige als voedingsmiddel gebruikt. Dit was veelal gewoonte bij dieren die eetbaarwaren ; gold het namelijk dieren, die niet door men schen gegeten konden worden, dan werden zij geheel geofferd. Zoo werd b.v. aan Neptunus of aan een riviergod een paard geofferd, door het geheel in de zee of in een rivier onder te dompelen en te verdrinken ; aan Apollo werden ezels geofferd, door hun den hals of tesnijden. In de eerste tijden was de vereering der goden de Grieken en de Romeinen zeer levendig. Maar naarmate er in Griekenland en Italie onder de philosopheni meer en meer wereldopvattingen en theogonien ontstonden, de weelde en de verdorvenheid toenamen en ook de wetenschap vorderingen maakte, geraakte het godendom in verval en minachting en gebruikte men de namen der goden en hun eigenschappen meer rhetorische figurer.. Men richtte ter hunner eere tempels op, meer ter wille van de feesten waartoe zij jaarlijks of op vastgestelde tijden aanleiding gaven dan one hen te vereeren of te smeeken. Men gebruikte hen ook om zich onder hun voorwending of bescherming aan allerlei losbandigheden over te leveren of misdaden te bedrijven ; Mercurius was evenzeer de god der dieven, 14 als der kooplieden, en de schandelijkheden welke onder de hooge bescherming van Vrouwe Venus of Isis to Rome en elders gepleegd werden, kunnen hier zelfs niet genoemd worden. Eindelijk werden er onder de belachelijkste voorwendsels goden aangesteld en men richtte zelfs tempels op aan den onbekenden God. Toen het Christendom langzamerhand verspreid werd, verdreef het deze godenwereld geheel uit de. maatschappij. Dat de vereering der Grieksche en Romeinsche goden echter zeer diep ingeworteld was, en altijd een verbazenden invloed heeft uitgeoefend op alle maatschappelijk en intellectueel leven, blijkt wel uit het feit, dat men tot zelfs in de tiende eeuw op sommige Zwitsersche bergtoppen heiligdommen aantrof waar Jupiter en Hercules vereerd werden. Was het godendom der Grieken en Romeinen uit de maatschappij verbannen, in de schoone Letteren bleef het steeds, en is het nu nog een geliefkoosd onderwerp voor dichters, en in de schoone Kunsten voor schilders en beeldhouwers. Meer" dan in andere takken van wetenschap, beschaving en ontwikkeling is ons van de Goden-antiquiteiten, het schoone, het verhevene over gebleven. Van alles wat schoon en verheven is, en wat wij tegenwoordig ook als zoodanig nog beschouwen, heeft het godendom der Grieken en Romeinen ons de prototypen gegeven, voorgesteld hetzij in de dichtkunst, hetzij in de schilderkunst, hetzij in de beeldhouwkunst. De macht en de majesteit in den Olympischen Jupiter van Phidias; de vrouwelijke schoonheid in de _ Venus van Praxite/cs; de smart en vertwij- 15 feling- in de Laocoon-groep ; de schranderheid in den van Praxiteles ; de mannelijke moed en kracht in den Apollo van Belvedere enz. ; voorts de poezie : de epische in de heldendichten van Hornerus en Virg,ilius ; de lyrische in de Oden van Pindarus en Horatius, enz. enz. De heerlijke schilderingen uit den Renaissance-tijd toonen ons eindelijk aan, wrAken invloed de heidensche godenwereld ook op den tak der schoone kunsten heeft uitgeoefend. Het zou ons inderdaad te ver voeren, wanneer wij alle goden en godjes der Grieksche en Romeinsche hemelen wilden beschrijven, en ook maar in het kort hun beteekenis, hun herkomst en geschiedenis vermelden. Een groot aantal lijvige boekdeelen zouden hiertoe vereischt worden. Wij moeten ons dus in dit werkje bepalen tot de voornaamste, en zullen ons beperken tot de twaalf groote goden, waarbij dan ook de goden of halfgoden behandeld zullen worden welke met dezen in nauw verband staan, zoodat wij op deze wijze toch een tamelijk . volledig en algemeen overzicht over de geheele godenwereld kunnen verkrijgen. Rondom deze twaalf groote godheden, die wij met de vaste sterren aan den hemel kunnen vergelijken, draait en groepeert en wentelt zich het geheele overige sterrenheir van planeten en andere beweeglijke hemellichamen. Alvorens tot de beschouwing dezer goden oden encrgodinnen over te gaan, moeten wij opmerken dat zij niet alleen veelal een griekschen en een latijnschen naam dragen, maar dat dezelfde godheid, hetzij een griekschc, hetzij een romeinsche, zeer dikwijls een groot aantal verschillende andere namen draagt, volgens de eigen Hermes-kop 16 schappen die hun toegeschreven, of de plaatsen waar zij vereerd werden. jupiters, Hermessen, zijn o nder alle denkbarevormen voorhanden, en de Venussen, als de godin van den hevigsten hartstocht in den mensch, n.l. der liefde,. en van de meest verspreide der menschelijke zwakheden, den liefdeloozen hartstocht, zijn nagenoeg ontelbaar.. JUPITER OF ZEUS. Jupiter was de hoogste god, zoowel bij de Grieken, die hem Zeus noemden, als bij de Romeinen. De grieksche naam Zeus of Zeen is ontleend aan het feit dat hij algemeen beschouwd werd als de oorzaak en de onderhouder van het leven door middel van de lucht. De latijnsche naam Jupiter moet afgeleid worden van de woorden : juvans pater, d.w.z. : helpende vader, n.l. de Vader, door wien alles bestaat, alles bestuurd en geregeld wordt. Naar zijn afkomst van Kronos (den Tijd) en Rhea, wordt hij ook Kronion genoemd. De lucht was het eigenlijke verblijf en de sfeer van Jupiter. Daarom werd alles wat daarin gebeurde en de veranderingen, die erin plaats grepen, aan hem toegeschreven, en droeg hij daarmede overeenkomende benamingen. Hij werd zelfs dikwijls vereenzelvigd met de lucht zoo lezen wig b.v. bij Horatius (1 Od. I. 25) „Manet sub jove frigido venator." De jager brengt den nacht door onder den kouden hemel. Van uit den aether deed hij zijn stem hooren, waarbij het geheele aardrijk daverde. Dit geluid was de donder, waarom hij dan ook genoemd werd : Jupiter Mythologic. 2 i8 tonans of hypsibremetes : de donderende Jupiter. Zijn lange zwarte haren, die als dichte regenstralen naar omlaag hingen, doelden op den regen : Jupiter p/uvius. Vooral echter kenmerkte hij zich door de ontwikkeling en de openbaring van zijn hoogste macht, n.l. door het uitzenden van den bliksem, en droeg daarom den naam van : Jupiter fulg-urans, of fulminans, of keraunios, de bliksemende Jupiter. Evenzoo was hij de god van de sneeuw en den hagel ; maar als opperste god, als de Vader der goden en der menschen, en als de voornaamste, de beste en grootste werd hij genoemd : Optimus en Maximus. Wanneer het hem behaagde, raad te houden met de andere goden, begaf hij zich naar den berg Olympus, die in Thessalia gelegen was, en zijn top boven de wolken verhief. Deze berg werd door de Grieken over het algemeen als de eigenlijke zetel van Jupiter beschouwd, waarom zij hem Olympischen Jupiter noemden, zooals hij bij de Romeinen op het Kapitool zetelde en door hen Kapitolijnsche Jupiter genoemd werd. In den voornaamsten tempel van Jupiter bij beide volkeren werd hij door een wereldberoemd standbeeld voorgesteld. In den tempel te Olympia was dit vervaardigd door Phidias, en wel uit goud en ivoor, en bezat kolossale afmetingen, het was namelijk vijftig voet hoog. Op de rechterhand droeg hij het beeld van de godin der Overwinning, die zelf een lauwerkrans in de hand had om hem te kronen ; in de linkerhand voerde hij den scepter der opperste godheid. Het voetstuk, en de troon waarop hij zetelde was opgeluisterd met verschillende tafereelen uit de godenwereld. Het beeld, dat een meesterstuk van beeldhouwkunst was, werd aan het einde der vijfde eeuw door een brand verwoest. 19 De Jupiter van het Kapitool was niet minder beroemd onder zijn oogen als het ware, werd over het lot der wereld, waarover de Romeinsche heerschappij den scepter zwaaide, beslist van den tempel van Jupiter begaf de veldheer zich met zijn legioenen naar de verst verwijderde hemelstreken en keerde er in triomftocht terug Jupiter openbaarde zijn macht ook door verschillende Orakels, ten opzichte waarvan voornamelijk drie heiligdommen bekend zijn, waar hij zijn orakelspreuken gaf, n.l. te Dodona, te Olympia en op den berg Ida op Creta. Te Dodona in Griekenland bestond dit heiligdom in een gewijd woud van eikeboomen de eik was dan ook op geheel bijzondere wijze aan Jupiter toegewijd, wellicht omdat de eikel een der voornaamste voedingsmiddelen was van het vroegste menschdom. Daar de Pelasgiers, de oudste bewoners van Griekenland, op die plaats gevestigd waren geweest, werd de Dodonaische Jupiter ook de Pelasgische geheeten. Ook de Egyptische Jupiter Ammon gaf orakelspreuken. Deze Jupiter, wiens naam in de Lybische taal dezelfde beteekenis heeft als het grieksche Zeus, werd daar voorgesteld door een beeld met rams-horens aan het hoofd de fabelleer verhaalt, dat de beroemde Ammontempel gebouwd werd door Hercules of Bacchus. Jupiter droeg vervolgens nog tallooze andere namen : als god der vreemdelingen en gasten, werd hij genoemd: Zeus xenios of Jupiter hospitalis als beschermer van het goede recht, en bestraffer van onrecht en misdaden : Jupiter vindex als de beschermer van het verbond tusschen de bewoners van Latium en de Romeinen, heette hij Jupiter Latiaris. 20 Ofschoon Jupiter de hoogste God was, was hij toch niet de eerste. De fabelleer weet hem nog wel een vader en zelfs een grootvader te geven. Ook verheugde hij zich in het bezit van twee broeders, n.l. Neptunus en Pluto, en verscheidene zusters, waarvan Juno, zijn latere vrouw, de voornaamste was, en zelfs de hoogste godin werd. Wij zagen reeds dat de vader van Jupiter, Kronos genoemd werd. Deze was de god van den tijd, zooals zijn naam aanduidt, maar ook van de eeuwigheid, als den onafgebroken voortdurenden tijd. Hij werd voorgesteld als een grijsaard met een zeis in de hand; later gaf men hem ook een slang, die zijn staart in den bek houdt, in de hand, als zinnebeeld van de eeuwigheid, daar de slang in deze houding een cirkel zonder einde vormt ; somtijds gaf men den slang ook vleugels om daardoor de snelheid en het rusteloos voortvliegen van den tijd of te beelden. Kronos werd door de Romeinen Saturnus genoemd. Zijn vader was, bij de Grieken, Uranus, en bij de Latijnen Coelus. De fabelleer verhaalt ons omtrent deze drie geslachten, van goden, het volgende. De drie zoons van Kronos of Saturnus, die op Creta regeerde, hadden hun vader van dit eiland verdreven, waarna hij naar Italie vluchtte en zich daar geruimen tijd schuil hield in het land van. Latium (hiernaar genoemd, van het latijnsche latere : verbergen, schuil houden.) Hier volgde hij op aan Janus, die toen dit land regeerde en hem gastvrijheid verleend had. Zijn regeering werd zelfs zoo beroemd dat onder zijn bestuur de Gouden Eeuw op de aarde heerschte. De Saturnus-feesten of Saturnalien, die jaarlijks in De- jUNO. 2I cember te Rome gevierd werden, herinnerden aan deze gelukkige tijden. De verdrijving van Kronos uit zijn land was de rechtmatige straf voor dezelfde behandeling, die hij zijn vader Uranus of Caelus had aangedaan. Deze Uranus was de echtgenoot van Gaea (de aarde) en was, indien wij nog hooger op willen gaan in de afstamming der goden, voortgebracht door den aether, die voortsproot uit Erebos of de duisteris, welke ten laatste voortgebracht werd door den Chaos. Uranus, die het heelal beheerschte, werd van zijn macht beroofd door Kronos, den Tijd, die aan alles een einde maakt, maar tot straf werd hem voorspeld, dat hijzelf eveneens verdreven zou worden door zijn kinderen. Om de voltrekking van deze straf onmogelijk te maken, verslond hij al de kinderen welke Rhaea zijn trouwe Bade, hem schonk. Rhaea, ziende dat zij op deze wijze zonder nakomelingschap zou blijven, besloot haar gemaal om den tuin te luiden. Vijf barer kinderen, Pluto, N ephtnus, Vesta, Ceres en Juno hadden reeds dit verschrikkelijke lot ondergaan. Om het zesde, Jupiter, van dezen ondergang te redden, bakerde zij een steen, wond hem in een dierenhuid en bood hem Kronos aan, als de vrucht van haar schoot. De gemaal verslond onmiddellijk den gewaanden goden-zuigeling, maar de moeder vluchtte intusschen naar den berg Ida, waar zij in het geheim haar zoon Jupiter ter wereld bracht. Opdat de aandacht van den vader Kronos niet zou getrokken worden door het geschrei van den kleinen god, veroorzaakte een aantal jongelingen, Corybanten genoemd, een geweldig geraas, door luidruchtige, maar klagende gezangen aan te heffen, met hun speeren op bun schil- 22 den te slaan en in kletterende wapenrusting dansen uit te voeren. De kleine Jupiter werd vervolgens verzorgd en opgevoed door nimfen, die hem voedden met room en honig en met de melk van de geit Amalthaea. Zijn verslonden broeders en zusters schenen echter niet reddeloos verloren ; nauwelijks had Jupiter den leeftijd van een jaar bereikt, of hij noodzaakte zijn vader Kronos, door middel van een braakmiddel, hem zijn broeders en zusters terug te schenken. Bovendien besloot hij zich op zijn vader te wreken, door diens broeders, de Titans, die hij uit vrees van door hen uit de regeering verdreyen te worden, in den Tartarus had nedergeploft, te bevrijden. Jupiter verjoeg nu ook zijn vader en zetelde zelf op den Olymp. Maar hierdoor werd opnieuw de naijver opgewekt van de oudere broeders van Kronos, der Tftans. Dezen riepen de hulp in van de honderdarmige Reuzen of Giganten en omgordden zich ten strijde tegen Jupiter, nu den oppersten god. Zij stapelden bergen op elkander, om de hoogte des hemels te bereiken : op den Olympus den Ossa, en op den Ossa den Pelion. Door hun eigenschap van vuur te kunnen spuwen, joegen zij den goden aanvankelijk schrik aan, daar zij vreesden dat dientengevolge het geheele hemelrijk gevaar liep in vlammen op te gaan. Maar Jupiter behaalde eindelijk de overwinning, dank aan de vervaarlijke bliksems, welke de Cyclopen voor hem gesmeed hadden. De Titans werden opnieuw in den Tartarus nedergeploft, en de Giganten aldaar als hun bewakers aangesteld. De Titan Atlas was de eenige die zich aan de zijde van Jupiter geschaard had ; hij kwam den oppersten god te hulp, door den hemel met 23 zijn schouders te ondersteunen, opdat hij niet zou wankelen, in welken zwaren arbeid Hercules hem eenige oogenblikken afloste. Ofschoon Jupiter nog geruimen tijd te strijden had, om zijn heerschappij over het heelal te bevestigen, begon hij toch, met zijn rijk te deelen met zijn twee broeders Pluto en Neptunits. Neptunus viel het rijk der zeeen en oceanen ten deel ; Pluto verkreeg het rijk der onderwereld of den Hades en poiter behield het hemelrijk, d.w.z. de opperheerschappij over alle goden, voor zichzelf. Hij huwde achtereenvolgens met drie godinnen : met Metis, die hij verslond, om er, meer dan Kronos, verzekerd van te zijn, dat Been kinderen hem van zijn troon konden stooten ; met Themis, die hem de Florae en de Parcae schonk en eindelijk met zijn zuster, de schoone Juno of Hera. Hij was echter zijn wettige gade weinig getrouw ; de listen, welke hij gebruikte tegenover Europa, Sonde, Danae, Leda, Alcmene en vele andere godinnen, zijn hiervan een bewijs. Europa, de schoone dochter van Agenor, werd door Jupiter ontvoerd. Deze had zich namelijk onder de gedaante van een witten stier bij de kudde van Agenor gevoegd. Door zijn makheid trok hij de aandacht van de godin, die hem uit haar hand voederde, met hem speelde, en zich zelfs, al schertsende, boven op hem plaatste. Om van haar bezit zeker te zijn, snelde de stier nu naar den oever der zee, begaf zich te water, en bracht zijn prooi over naar Creta, waar hij haar onder bewaking stelde van een opzichter, dien Vulcanus voor them uit koper gesmeed had. 24 Nu vertoonde Jupiter zich in zijn ware gedaante, als een schoon jongeling, en bezocht haar meermalen op dit eiland. Zij schonk hem drie zonen : Rhadamantus, Minos en Sarpedon. Senzele, de moeder van Bacchus, werd eveneens door Jupiter bemind. Maar toen zij, op aanstoken van de jaloersche Juno, den oppersten god verzocht had, zich in zijn ware gedaante aan haar te vertoonen, zooals hij gewoon was voor Juno te verschijnen, werd zij door den glans zijner majesteit en de vervaarlijke bliksemstralen, die aan alle zijden van hem uitgingen, gedood. Bacchus werd uit den schoot zijner moeder gered door /Viler zelf, die hem voorloopig een veilig plaatsje inruimde in zijn eigen heup. Dance was de dochter van Acrisius, een vorst in den. Peloponnesus. Jupiter beminde haar wegens haar buitengewone schoonheid, Maar Acrisius, wien voorspeld was, dat hij door zijn kleinzoon om het leven zou gebracht worden, had zijn dochter in een burgt opgesloten en liet haar streng bewaken. Om haar te bereiken, veranderde Jupiter zich in een regen van gouden mu nten en daalde door de bovenste opening in het vertrek, waardoor de rook van den haard ontsnapte, over Dance neder. Dance bracht een zoon, Perseus, ter wereld. Dit bleef haar vader Acrisins eenigen tijd verborgen, maar na het gebeurde ontdekt te hebben, beval hij, dat zij met haar zoon in een kist zou geplaatst worden, en deze in zee geworpen. Deze kist dreef echter of naar het eiland Seriphus in den Griekschen Archipel, waar zij door Dictys uit hun onaangenamen toestand verlost en gastvrij opgenomen werden. 25 Leda, was de echtgenoote van Tyndareus, vorst van Laconie, en de dochter van Thestios. Een dochter van haar was de beruchte Clytemnestra, die een belangrijke rol speelde in den Trojaanschen oorlog. De schoonheid van Leda bracht den machtigen god in verzoeking, ook tegenover haar een list te verzinnen. Hij nam dus de gedaante aan van een zwaan en wist Leda zoozeer te misleiden en te bekoren, dat deze haar gemaal onttrouw werd. Zij bracht twee eieren ter wereld, die Castor en Pollux en Helena bevatten. Leda met den goddelijken zwaan is steeds een geliefkoosd onderwerp geweest voor schilders en beeldhouwers. Een der merkwaardigste en schoonste meesterstukken, dit onderwerp voorstellende, bevindt zich in de Vaticaansche beeldengalerij. Bij Alcmene, evenzeer beroemd door haar schoonheid, verwekte Zeus, gedurende de afwezigheid van haar gemaal Anzphytrio, een tweeling, Hercules en Iphicles. Juno koesterde een grooten haat jegens Alcmene, bemoeilijkte op buitengewone wijze haar bevalling en zond op de tweelingen twee groote draken af, om ze te verslinden ; maar reeds toen onderscheidde Hercules zich door zijn buitengewone spierkracht, door met iedere hand een der draken te wurgen. Later verloor Alcmene haar gemaal en huwde den hierboven genoemden _Rhadamantus; met de Heracliden, de afstammelingen van Heracles, begaf zij zich naar Athene. Deze geheime minnarijen leidden tot herhaalde twisten en oneenigheden met zijn wettige gemalin Juno, die haar mededingsters steeds met haar wraak vervolgde. Het zou ons echter te ver voeren, hier in verdere bij 26 zonderheden to treden ; vooral nu wij ook het karakter van Juno afzonderlijk zullen leeren kennen. Ofschoon Pluto niet tot de twaalf groote goden behoort, zullen wij hem hier toch eenigszins uitvoeriger behandelen, daar hem bij de verdeeling van het heelal het onderaardsche Rijk ten deel viel. De Grieken noemden dit Rijk het rijk der Idola, der beelden ; de Latijnen het rijk der Umbrae, der schimmen. Dit rijk werd ook genoemd : Hades of Aides, of Avernus of Orcus, onder welke namen somtijds ook Pluto zelf bedoeld wordt, daar men hem zich ook voorstelde als een toestand, n.l. 'als den staat des doods. Pluto, als god van dit schimmenrijk, werd bijna op gelijken rang met Jupiter gesteld en daarom wel eens de Zeus van het rijk der schimmen genoemd, of Jupiter Inferus. Zoo heette hij ook : Jupiter Summanus of Summus manium, de beheerscher der schimmen. Zijn onderaardsch Rijk bestond uit een gedeelte waar de gelukzaligen verbleven, het Elyseum, en een ander voor hen die zich aan misdaden hadden schuldig gemaakt, of niet de eer der begrafenis hadden genoten. Het Elyseum, of de Elyseesche velden, de Eilanden der zaligen (Insulae beatorum) kunnen wij de plaats noemen, waaronder de Grieken en de Romeinen zich hun paradijs voorstelden. Eenigen plaatsten dit rijk in het binnenste der aarde, evenver verwijderd van haar oppervlakte, als de hemel boven de aarde verheven is anderen dachten het zich als een eiland, gelegen aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan ; noch anderen plaatsten het zelfs dichterbij, n.l. aan de westkusten van Afrika, op de eilanden der Hesperiden, met hun boomen, waaraan de bekende gouden appelen groeiden. 2 7 Rondom het Elyseum vloeide de stroom der Verge-telheid, de Lethe, door welker wateren bij de schimmen alle herinnering-en aan de smarten en rampen, die zij gedurende het bovenaardsche leven ondergaan hadden, weggewischt werden. Het behoeft niet gezegd te worden, dat de Grieken en Romeinen zich het Elyseum voorstelden als het ge lukkigste oord, wat hun verbeelding zich kon uitdenken ; daar heerschten geen lijden en smarten meer, maar eeuwige vreugde en het verzekerde bewustzijn van een ongestoord geluk. De bewoners verheugden zich in een eeuwige lente en een eeuwige jeugd, genoten den aan genamen omgang met de goden en zagen al hun ver langens vervuld. Daar was ook Been afwisseling van dag of nacht, of verandering van weersgesteldheden, want de zon bescheen dit oord onafgebroken met haar verkwikkende stralen. De Tartarus, het verblijf der schimmen die veroordeeld waren, geen vaste woonplaats te hebben, maar eeuwig rond te zwerven in de duisternissen, was het tegenovergestelde van het Elyseum. Rondom de geheele onderwereld stroomde de Styx,. ook Acheron genoemd, een sombere, donkere, rivier, wier woest voortbruischende golven een ontzettend geraas veroorzaakten. Om in de onderwereld binnen te gaan, moesten de schimmen door den bootsma.n Charon over deze onstuimigen stroom overgezet worden. Om dezen god gunstig te stemmen, legde men den overledene een muntstukje in den mond ; deze obolum was de prijs welke Charon eischte voor zijn arbeid. Nadat de schimmen aan gene zijde der Styx waren 28 -aangekomen, doemden ter linkerzijde voor hen de Tartarus, ter rechterzijde het Elyseum op. Nabij ‘de plaats, waar Charon de schimmen weder aan land bracht, lag de Cerberus, de groote helhond, de bewaker van het onderaarsche Rijk. Hij lag aan honderd ketenen vastgeklonken, en zijn kop was met slangen bedekt. Men kan zich 'moeilijk een afgrijselijker monster uitdenken, dan dat waaronder de Grieken en Romeinen zich dezen Cerberus voorstelden hij scheen namelijk alle verschrikkingen in zich te vereenigen en op het -enkele (geluid van zijn vervaarlijk gebrul sidderde de geheele Tartarus. Zijn voornaamste doel was, doze te bewaken, opdat niemand daaruit zou kunnen ontsnappen. Achter Cerberus zetelde de Rechter der onderwereld, Minos genaamd, die het beslissende oordeel over de aangekomen schimmen uitsprak. Volgens dit vonnis, dat onherroepelijk was, werden de goeden naar de Elyseesche Velden geleid, of de kwaden in den Tartarus nedergestort. Hier stroomden twee rivieren, de Periphlegeton, in wier bedding slechts vlammen voortrolden, en de Eridanus, die tot het toepassen van ver.schillende straffen aangewend werd. Behalve door de schimmen werd de Tartarus ook bewoond door de Furien, welke de Grieken Erynnien noemden. Zij werden afgebeeld onder de gedaante van afschuwwekkende vrouwspersonen, met slangen om het .hoofd in plaats van Karen, met brandende fakkels in de -eene hand en een geesel van slangen in de andere. De voornaamste onder haar was Tisiphone, met haar twee jongere zusters Alecto en Megaera. De macht dezer wraakgodinnen bepaalde zich niet uit- 29 sluitend tot den Tartarus, waar zij de veroordeelde schimmen verontrustten en pijnigden,. maar strekte zich ook uit tot op de aarde, waar zij de nog in leven zijnde misdadigers achtervolgden, voornamelijk echter hen die zich aan doodslag hadden schuldig gemaakt,, en. hen, die meer bepaald misdrijven hadden gepleegd tegen hun ouders of andere gewijde personen. Zij d.eden ook haar invloed gevoelen op de gewetens, door wroegingen en gewetensknagingen op to wekken. Voorts werd de Tartarus bewoond door de drie rechters : Aeacus, Minos en Rhadamanizts, die- ook de meest verschillende straffen toepasten. Eindelijk behoorden tot zijn bewoners ook de Droomen, die in dit rijk der duisternissen en van den nacht uitstekend op hun plaats waren. Zij werden voorgesteld onder de gedaante van gevleugelde jongelingen met een somber, donker uiterlijk ; zij waren uiterst talrijk en.. konden de grootste verscheidenheid van vormen en gedaante aannemen. Zij verlieten den Tartarus door twee verschalende deuren, waarvan de eene uit hoorn bestond, de andere uit ivoor. Zij die door de eerste deur naar het aardrijk opstegen, waren ware droomen ; die door de ivoren deur, waren niets beteekenende, bedriegelijke droomen. Rondom het voorhof van Pluto lagen de verschillende dienaren van de Tartarus verspreid, die voor het meerendeel een schrikwekkeiid karakter droegen, en wier functie bestond in het pijnig-en der veroordeelde schimmen, of in het ten uitvoer brengen van de 1Develen van Pluto. Zoo de Centauren, de Chimaera, de veelhoofdigedraken en andere dergelijke monstergoden. De meest bekenden, die in den Tartaru€. gestraft 30 werden, en wier bijzondere goddeloosheid een meer verfij nde wraak van Pluto over zich hadden afgeroepen, moeten hier genoemd worden. De Danaiden, alien dochters van Danaus, die op een enkele uitzondering na, n.l. Hypermnestra, in denzelfden nacht haar echtgenooten om het leven hadden gebracht. Zij werden veroordeeld om in een vat, waaruit de bodem verwijderd was, gedurende de geheele eeuwigheid water te scheppen. Ixion en zijn vader Plilegyas. De eerste had zijn schoonmoeder om het lzven gebracht, door haar in een vuur te storten. Daarna beleedigde hij de godin Juno en werd door Jupiter zelf in den Tartarus nedergeploft. Hier werd hij met slangen aan een rad vastgeboeid, dat onder de onafgebroken geeseling door de furien, in eeuwigdurende beweging rondwentelde. Zijn vader, die koning was in Thessalie, had zich aan een buitengewone misdaad schuldig gemaakt door den tempel van Appollo in vlammen te doen opgaan. Hij werd onder een ontzettend rotsblok vastgeklonken, waar vreeselijke angsten hem in alle eeuwigheid verteren, daar deze geweldige steenmassa hem onophoudelijk dreigt te verpletteren. Tantalus, was een afstammeling der goden, en maakte zich schuldig aan een lange reeks van misdaden, waardoor hij zich ten siotte de wraak der goden op den hals haalde, waarin geheel zijn geslacht, de Tantaliden, moest deelen. Tantalus klapte uit de school der goden, ontsluierde hun geheimen aan de aardsche stervelingen, schonk hun nectar en ambrozijn, die hij aan de tafel der goden .ontstolen had, en zette dezen zijn eigen noon Pelops voor, dien hij zelf geslacht en gebraden had. . 31 Tot straf voor zijn misdaden werd Tantalus in de reeds genoemde rivier Eridanus geplaatst, waarvan het water hem tot aan de kin reikte. Door een onverdragelijken Horst gekweld, Wilde hij deze steeds lesschen door van dit water te drinken ; maar bij de minste beweging zakte dit naar omlaag, zoodat hij door eeuwigen dorst gefolterd werd. Boven hem daalden ook de rijk beladen takken van vruchtboomen, die op den oever stonden, over hem neder, wier vruchten door haar aanlokkelijkheid zijn begeerte om zijn honger te stillen, nog verhoogden. Maar wanneer hij er de hand naar uitstrekte, om er zich meester van te maken, weken zij plotseling terug, zoodat hij, te midden van dien overvloed, steeds door een eeuwigdurenden honger gekweld werd. Sisyphus werd in den Tartarus nedergeploft, omdat hij Anticlea, de dochter van den rooverhoofdman Antolicus, onteerd had. Hij stond bekend als een groote wijze en schrandere, maar tevens slimme en geslepen man ; maar al zijn wijsheid en slimheid redden hem niet van den Erebus, waar hij veroordeeld werd, een zwaren steen tegen een berg op te rollen. Zoodra hij bijna den top van den berg bereikt had, zonk de steen weder naar omlaag, zoodat zijn straf de geheele eeuwigneid onafgebroken voortduurde. Het bijna bereiken van den top van den berg, door Sisyphus, het bijna verpletterd worden door de steen van Phlegyas, het bijna grijpen van de verlokkelijke' appels door Tantalus, geven ons een duidelijk idee van van het nagenoeg gelijkvormige karakter van de straffen, welke in den Tartarus werden toegepast. Over deze geheele wereld van gelukzaligen, veroordeelden, straffende goden en wraakgodinnen heerschte 32 Pluto, de zoon van Kronos en de broeder van Jupiter en Neptunus. Het behoeft niet gezegd te worden, dat Been enkele onder de schoonen van den Olymp zich bijzonder getrokken gevoelde, het huwelijksgeluk met Pluto te deelen in die onderaardsche verblijven. Ofschoon hij ook den scepter zwaaide over de Elyseesche velden, was zijn karakter toch overwegend ernstig en somber, en zijn rijk niet zoo onbegrensd als dat van Jupiter. Pluto besloot dus, tot geweld zijn toevlucht te nemen, en roofde de schoone Proserpina, de dochter van Jupiter en Ceres. Deze jeugdige maagd beyond zich op zekeren dag op een wandeling op niet verren afstand van den berg Etna, nabij de stad Enna, waar zij zich vermaakte met bloemen te verzamelen. Onverwachts kwam Pluto op zijn wagen te voorschijn, tilde haar bij zich in zijn voertuig en voerde haar, niet ver van Syracuse, naar zijn onderaardsch verblijf. Haar ongelukkige moeder, Ceres, werd door smart en wanhoop verteerd, en daar de ontvoering zoo plotseling had plaats gehad, en Jupiter zoo snel met Proserpina onder de aarde verdwenen was, dat zij zelfs niet vermoeden kon, waar haar dochter zich ophield, wendde zij zich tot den zonnegod Helios, die haar door een zijner stralen ontdekte in de onderwereld. Uit wrack deed Ceres, die de godin der vruchtbaar heid was, de geheele aarde verdorren en wendde zij zich tot Jupiter zelf, om zijn hulp in te roepen, en haar hear dochter terug te schenken. Jupiter beraadslaagde nu met de overige goden en dezen sloten zich bij hem aan, om hun invloed bij Izipiter's broeder te doen Belden, en Pluto over te halen, 33 Proserpina aan de ongelukkige moeder weder te geven. Zij konden echter van den machtigen god slechts verkrijgen, dat hij zijn gemalin gedurende een vierde gedeelte van ieder jaar aan haar moeder afstond, terwijl zij den overigen tijd van het jaar bij hem in de onderwereld moest doorbrengen. Proserpina schikte zich langzamerhand in het droevige lot, dat haar beschoren was zij werd Pluto zelfs een getrouwe gade, maar schonk hem geen kinderen. Proserpina, wat een Latijnsche naam is, en ook door dezen Libera genoemd werd, heette bij de Grieken : Persephone, een woord dat den toestand van verderf en verwoesting van het lichaam door den dood te kennen geeft. Wij kunnen hierin een afbeelding of een zinnebeeldige voorstelling zien van het zaad, waarvan haar moeder Ceres de godin was, en dat vooraf in de aarde nederdaalt, om na daar ontbonden en als het ware verwoest te zijn, weder boven de aarde opschiet, zooals Proserpina gedurende de zomermaanden naar haar moeder terugkeerde. Proserpina werd voornamelijk in Sicilie, waar haar ontvoering had plaats gehad, vereerd bij de Dorische Grieken droeg zij den naam van Cora. Ook werd haar op bijzondere wijze eer gebracht in de Mysterien van Eleusis. Pluto was ook de beer en meester van alle kostbare metalen en edelgesteenten, die in de aarde verborgen zijn, en daarom de god van den rijkdom. In dit opzicht wordt hij ook Plutus of Ploutos genoemd en als een blinde voorgesteld. Ook de schimmen werden beschouwd als deelgenooten in den rijkdom van Pluto, daar zij niet de geringste Mythologic. 3 34 ibehoefte meer gevoelden aan de schatten welke zij weleer op de aarde bezeten hadden. De herinnering er aan verloren zij zelfs bij bun overtocht over de Styx. En daar de Romeinen het Bemis aan behoeften als den grootsten rijkdom beschouwden, werden de schimmen de rijksten genoemd. Pluto werd in tallooze tempels zoowel bij de Romeinen als bij de Grieken vereerd ; men bracht hem blocdige offeranden, en stelde hem voor, beklced met nagenoeg dezelfde majesteit als zijn broeder ofschoon zij bij den onderaarschen god een meer ernstig- en somber karakter draagt. Anderen maken onderscheid tusschen Phan en P/11111S, welken laatste zij voorstellen, als gedragen op den arm van de godin Fortuna, terwijl Pluto, de god der onderwereld gewoonlijk afgebeeld wordt, begeleid door zijn hellehond, den schrikwekkenden Cerl,cras. , DE NIJLGOD. NEPTUNUS OF POSEIDON. 117eptunus, de zoon van Kronos en Rhea, de broeder van Jupiter en Phito, ontving bij de verdeeling van het heelal, de onbeperkte macht over het water-element. De Grieken noemden hem Poseidon, of Fosidan of Fosidaijn, alien namen waardoor degene aangeduid wordt die het aardrijk besproeit en drenkt. Hij droeg ook de naam van Melanthos, van de zwarte baren, die als het ware een witte bloemkroon van schuim dragen. Men noemde hem ook Oceanus, onder welken naam hij voornamelijk als de oudste der goden en hun aller vader voorgesteld werd. Want uit den Oceaan duiken de zon, de maan en de sterren op, die zij als goden beschouwden. _ATeptunus oefende een onbeperkte heerschappij uit over alle wateren, over oceanen en zeeen, over stroomen, rivieren, meren, beken, vijvers en moerassen, over de stormen en winden waarmede hij de baren opzweepte, over de aardbevingen, waardoor hij te midden van de golven eilanden deed verrijzen, of andere, reeds bestaande, in de diepte verzinken. • In deze laatste hoedanigheid werd hij door de Grieken ook Sisithion, Enosichaeus of Enosidas genoemd, Welke woorden de macht aanduiden om de aarde te bewegen. 36 Ncptunus wordt afgebeeld onder de g -edaante van een krachtigen man, met langen baard, en een drictand, tridens of triaena genaamd, in de hand. Gewoonlijk stelt men hem voor in een zeewagen, bespannen met halfvischvormige paarden, waarmede hij over de baren snelt. Door dezen Drietand oefende hij voornamelijk zijn macht uit, hij zweepte er de golven mede op, of bracht ze tot bedaren ; wanneer hij er mede op de aarde sloeg, werd deze tot in haar grondvesten geschokt. Hij joeg en de waterstroomen mede over het land, om zich op andere goden of stervelingen to wreken, of brokkelde de kuststreken er mede af, zoodat steden en dorpen, die daarop gelegen waren, door de onstuimige wateren verzwolg -en werden. Op tallooze plaatsen was aan dezen god het paard toegewijd. Aanvankelijk werd hij zelfs alleen als een veldgod beschouwd, die uitsluitend een beschermgod van paardenrassen was. Hierom werd van hem gezegd dat hij de paarden leerde toomen en breidelen, en wend hij Hippios of Equester genoemd. Meer in het bijzonder werd Neptunus vereerd als de god van bepaalde stroomen, hij werd dan een riviergod en nam als zoodanig vaak andere namen aan. Sommige dichters noemden deze riviergoden afzonderlijke goden, en zonen van Neptunus of zonen van den Oceaan. Veelal werd de riviergod afgebeeld onder de gedaante van een g-rijsaard, met een langen, van water doorweekten baard, en een krans van zeewier om de verwarde haren ; hij was in liggende houding geplaatst en leunende op een groote kruik, waaruit water vloeide. Een der meest bekende beelden, Welke zulk een riviergod voorstelt, is dat van de Nijl, wat zich in Va- 37 ticaansch Museum bevindt. De god rust hier op een sphinx, het zinnebeeld van Egypte, en naast hem zien wij een Hoorn van Overvloed, welke de vruchtbaarheid voorstelt, die door de wassende wateren van de Nij1 over de dorre zandvlakten van Egypte verspreid wordt. Ook de Tiber werd door een riviergod afgebeeld, dragende in zijn opgehcven rechterhand een palmtak, terwijl aan zijn zij de een wolvin geplaatst is, die twee kleine knapen Romulus en Rem/12/s zoogt. Het paleis van Neptunus was op den bodem der zee gelegen ; het bestond geheel uit kristal, parelmoer en kostbare edelgesteenten. Daar troonde hij met zijn gemalin Amphitrite, een dochter van Nereus en de zuster van Thetis. Volgens de onstuimige beroeringen der zee, welke zij kon veroorzaken, werd zij ook Htzlosydne genoemd, en wanneer zij, zonder vergezeld te zijn van }mar goddelijken gemaal, alleen in haar wagen over de zeeen zwierf, was ook zij gewapend met haar drietand. Nooit trokken zij over de schuimende baren der zee, zonder vergezeld te zijn van een talrijk gevolg zeegoden en godinnen, zeemonsters en visschen, vooral van dolfijnen, die hun bijzonder toegewijd, en zelfs hun boden waren ; aan alle zij den werden zij omstuwd door Tritons, Nereideu, en Waternimfen, die door middel van schelpen een luid weerklinkend geschal deden hooren ; voorts Ivaren zij gewoonlijk overdekt met schuim, zeewier en andere zeeplanten, terwijl hun wagers gesierd waren met schelpen en parelen. In alles herkende men dus bet karakter van den zeegod, die over de wateren gehood, daarin woonde, en zijn waar element vond. Triton, die zijn naam gaf aan de tritons, die Nep- 38 tunits vergezeiden, was de zoon van Neptunus. De tritons hadden een halfmenschelijke, halfvischvormige gedaante, met kieuwen en vinnen, ofschoon zij ook een breeder mond hadden ; hun ambt bestond voornamelijk hierin ; om niet alleen Neptunus te vergezellen, maar ook de schoone Nereiden over de wateren te drag -en, zoodat zij in het gevolg van Poseidon den laagsten rang bekleedden. Op het hoofd droegen zij een krans van zeewier, en in de handen groote schelpen, of zeehoorns, waarmede zij den aantocht van den god AV/units aankondigden. De vijftig- 'Nereiden, die tot het gevolg van Wept/in/Lsbehoorden, waren • de dochters van Nereus en Doris; zij droegen elk een afzonderlijken naam en waren buiteng-ewoon schoone nimfen die eveneens een onderzeesch paleis bewoonden ; naar haar moeder Doris werden zij ook dikwijls Doriden genoemd. Een deter Nereiden was de beroemde Thetys die ook Argyropeza, de wit-gezoomde of de zilver-voetige werd genoemd. Zij was de moeder van Achilles. Zooals Jupiter werd ook A/rept/in/is zijne gemalin menigmaal onttrouw en zijn er van hem een aantal andere zonen dan Triton bekend. Een der voornaamsten was de cycloop Polyphemus, van Siciliaanschen afkomst. Hij had zich een verblijf opgericht aan de kusten der zee, waar hij zich verrijkte met de goederen der schipbreukelingen, die aan zijn strand kwamen aanspoelen. Over het algemeen werd hij afgebeeld als een onbeschaafde, woeste natuur, die zich zelfs niet ontzag, zich met menschenvleesch te voeden, en de aangedreven schipbreukelingen te verslinden ; iets waardoor hij zich onderscheidde van de overige cyclopen, die rondom 39 hem woonden en een meer zachtaardiger karakter bezaten. Utyssus, die op zijn zwerftochten door een storm op, de Siciliaansche kusten werd geslagen, haalde zich de wraak van Xcptunus op den hals, door diens Z0011 PO/JP/LC/M/S, met een in het vuur puntig en gloeiend gemaakte balk het eenige oog uit te branden, wat demonsterachtige cycloop in het midden van het voorhoofd bezat. Ook Agiizor van wien hierboven reeds melding gemaakt is als den vader van Europa, was een noon van Neptunus en Lybia, de dochter van Epaphus. Zijn broeder Bc/us, die Neptunus eveneens door dezelfde Lybia geschonken werd, was de vader van Danaiis en Aegyp/us, naar wien de landstreken langs de mondingen der Nijl, waar hij regeerde, Egypte genoemd werden. Nip/inns beminde vervolgens een zekere Cacnis, die zich bijzonder onderscheidde in een gevecht tegen de Centauren. Om haar voor haar liefde te beloonen, had Nepiunus haar op haar verzoek in een man veranderd,. die niet alleen begaafd was met buitengewone lichaamskrachten, maar ook onkwetsbaar was. In dezen staat versloeg hij een groot aantal Centauren, maar daar hij, door Been enkel wapen kon gewetst worden, stapelden zij zulk een hoeveelheid hout op zijn lichaam, dat hij er onder verstikte. Zijn ontzield lichaam werd in een grooten roofvogel veranderd. oo6 Men verhaalt van Neptunus, dat hij met Apollo de muren van Troje opgebouwd heeft. Om hun den prijs, welke zij daarvoor bedongen hadden te betalen, had Laomedon, koning van Troje, de tempels van deze twee godheden van al hun kostbaarheden beroofd en voldeed hiermede zijn schuld. . 40 Hij had intusschen gezworen, deze schatten weder aan de tempels terug te schenken, maar was niet getrouw aan zijn eed. De vertoornde ATeptunus zond daarom een schrikwekkend zeemonster naar de Trojaansche kusten, waar het tallooze onheilen verspreidde. Laomedon kon van deze ramjen niet verlost Ivorden, tenzij door zijn schoone dochter Hesione op te offeren. Op bevel van het orakel moest deze vastgebonden en op het strand geplaatst worden, waar zij ten prooi-zou dienen aan het zeemonster. Intusschen werd dit \\Teedaardig bevel wel ten uitvoer gebracht, Maar Hesione werd door Hercules uit haar hachelijken toestand verlost, nadat hij het monster verslag-en had. Meer in het bijzonder moeten hier onder de godheden van het natte element, waarover Neptulius zijn drietand zwaaide, genoemd worden de Sirenen, Galatea en Proteus. Volgens eenigen waren de Sirenen waternimfen die tot het gevolg van Proserpina behoorden anderen vermelden dat zij dochters Ivaren van Ackethus, den riviergod, die met Hercules om het bezit van de schoone Dejanira streed, en de gave bezat, zich in velerlei gedaanten te kunnen veranderen. Zij bewoonden eenige klippen in den omtrek van het eiland van Circe. Door haar heerlijke gezangen lokten zij de voorbijvarenden naar haar woonplaats, waar zij, na genaderd te zijn, op de klippen gesleurd en door de Sirenen gedood werden. De tallooze beenderen en geraamten, die de omliggende rotsen overdekten, getuig -den van de slachtoffers die zij door haar bekoorlijke zangen verleid hadden. Gewoonlijk worden de Sirenen afgebeeld als nimfen, met een menschelijk bovenlichaam en het onderlijf in den vorm van een visch, op rotsen zittende zing-en, 4' of op zeeschelpen blazend somtijds worden haar ook vleugels gegeven. Sommigen onderscheiden twee Sirenen, n.l. Aglaopheme en Thelxiepia, anderen drie : Parthenope, waarnaar weleer de stad Napels genoemd werd, Lib is en Leucosia ; anderen eindelijk nemen er een groot onbepaald aantal aan. Galatea was een vermaarde zeenimf, voor vie de wanstaltige Polyphemus liefde koesterde. Daar zij echter doof bleef voor zijn liefdesaanzoeken, en den schoonen Acis, den zoon van de nimf Simethis, beminde, besloot Polyphemus zich op haar te wreken. Hij betrapte hen aan den voet van den Etna, waar hij een vervaarlijk rotsblok op hen nederslingerde. Galatea vluchtte in zee, maar Acis werd verpletterd en veranderd in een kleine beek. Proteus was de wijste der zeegoden hij bezat alle kennis, de gave van voorspelling en kon zich onophoudelijk van gedaante veranderen. Hij bezat een overschoone dochter, Idothea genaamd, die, evenals hij, zich op waarzeggerij toelegde. De latere fabelleer stelt hem voor als den opzichter over de kudden zeerobben van Neptunus, phocae genaamd. Alleen aan hen die in staat waren, hem onder dezelfde gedaante vast te houden, voorspelde hij de toekomst. Proteus werd vooral vereerd te Athene en in Egypte, waar sommigen ook zijn verblijf plaatsen. JUNO OF HERA. Juno, in het Grieksch Hera genaamd, en uit den Tijd, Kronos of Sit/trims geboren, was de zuster van Jupiter, wiens gemalin zij later werd. Wij moeten ons deze zonderlinge verhouding van het huwelijk tusschen deze twee godheden voorstellen als een verpersoonlijking van natuurkundige toestanden, zooals de oude Grieken zich deze dachten. Zij zagen namelijk in de lucht twee elementen, of twee afdeelingen de bovenlucht, de ijlere, fijnere lucht„ waarin de bliksem heerscht, en waarin zij Jupiter plaatsten, en de benedenlucht, de grovere, zwaardere lucht, of aer (vanwaar ook de Grieksche naam Hera),. waarin zij de opperste godin Juno plaatsten, terwijl zij haar als bode Iris of den Regenboog gaven de wolken namelijk, waaruit de regen nederdaalt, en de regenboog die opnieuw den glans der zon aankondigt, bevinden zich dichter bij de aarde, in de lagere luchtstreken. Geen wonder dus, dat zij zich deze twee luchtsoorten, die van nature zooveel overeenkomst vertoonden, als broeder en zuster voorstelden, en daar de twee soorten, de bovenlucht en de benedenlucht, onmerkbaar en geheel en al in elkander overgaan en met elkander sa- 43 mensmelten, versterkten zij in bun voorstelling client innigen band tusschen de twee godheden nog, doorzich broeder en zuster als gehuwd te denken. In deze hoedanigheid deelde Juno dan ook in dezelfde koninklijke waardigheid als Jupiter, en was zij de verpersoonlijking van alles wat statig, voornaam, edel en verheven genoemd kan worden. Daarom was haar gewone bijnaam : regina, d. w. z. koningin. De liefdesgeschiedenis van god Jupiter- en de wonder-lijke gebeurtenissen, welke het huwelijk van den oppersteder goden met de schoone Juno ten gevolge had,. herinneren aan de andere reeds vermelde listen van den slimmen beheerscher van het heelal. In die dagen, waarin Jupiter liefde begon te g-evoelen, voor zijn maagdelijke zuster, leefde deze op het eiland_ Samos (waarnaar haar benaming : Sarnia) en bood her-haaldelijk weerstand aan de dringende aanzoeken van, den hoogen god. Daar zijn bidden en smeeken vruchteloos bleven, besloot hij zijn toevlucht te nemen tot een list, om, door haar medelijden op te wekken, haar hart te verteederen. Hij bespicdde haar gedurende een, wandelingen in den omtrek van den berg Thornax, deed plotseling een hevigen storm ontstaan, en veranderdezichzelf in een koekoek, onder welke gedaante hij zich, op weg begaf, blootgesteld aan de hevigste plasregens,. de stormwinden en de bliksems die het luchtruim , dorkliefn. Daar zijn vleugels doorweekt werden door den overvloedigen regen, en hij in het vliegen belemmerd werd,, liet hij zich nedervallen aan de voeten van Juno, die,, overvallen door het onweder, haar woning schijnbaar nog niet bereikt had. 44 , Deze, door medelijden bewogen op het gezicht van den doorweekten vogel, nam hem op, droogde hem, en verwarmde hem aan haar boezem. Toen Jupiter zich echter zoo dicht nabij haar hart gevoelde, slaagde hij er g-emakkelijker in, haar van zijn liefde te overtuigen en haar tot het huwelijk te bewegen. Nadat hij zijn aangenomen gedaante weder had afgelegd, de storm bedaard en van beide zij den tot het huwelijk besloten was, werden de eerste maatregelen tot de plechtige viering getroffen en het huwelijk later voltrokken op het eland Creta. De koekoek was haar, naar aanleiding van dit merkwaardige voorval, geheel bijzonder toegewijd. Juno were, over het algemeen bescli -iouwd en vereerd als de godin, die bij de geboorte van den mensch hulp verleende. Door de geboorte begint de mensch het daglicht fe aanschouwen ; daaroni werd Juno, die den mensch deze gave schonk, lucina genoemd naar het latijnsche : lux, wat licht beteekent. Om dezelfde reden werd zij ook aanbeden en aangeroepen als de godin van het huwelijksverbond en van- den huwelijks-trouw, en droeg zij in deze hoedanigheid velerlei namen, welke alle op het huwelijk betrekking hebben, zooals : de grieksche : GameTelia, Zygi a, en de latijnsche : Pronuba, Adulta, Fuga, enz. ; zij was tevens de beschermgodin van het geheele vrouwelijke geslacht ; daarentegen wreekte zij zich op geheel bijzondere wijze aan hen, die zich schuldig maakten aan overtredingen van de huwelijkswetten. Zooals van het huwelijk, zoo was zij ook de beschermgodin van het huisgezin, dat het gevolg er van is ; zij was het toonbeeld der ware trouwe echtgenoote en de prototype der naarstige en zorgzame huismoeder. - 45 Haar onveranderlijke huwelijkstrouw, die zoo vaak inY strijd was met de listige liefdesavonturen van haar hoogen maar lichtzinnigen gemaal, was oorzaak dat het huwelijksleven van de twee opperste godheden niet tot de gelukkigsten kon gerekend worden. De gebreken van haar eig-en karakter, dat niet vrij te pleiten was van trotschheid, ijdelheid en jaloerschheid, voegden er het hunne bij, om de huiselijke twisten van dit godenpaar tot de ergerlijkste tooneelen te doen stijgen. De lichtzinnigheden en vrijheden welke Jupiter zich veroorloofde tegenover een groot aantal andere godinnen in zijn uitgestrekt rijk, die vaak om de gunst van den verhevenste der goden wedijverden, wekten herhaaldelijk de achterdocht van de trouwe en jaloersche /w/o, die zich niet tevreden stelde met zich weinig zachtzinnig te betoonen tegenover haar gemaal, maar ook de godinnen, die haar plaats tijdelijk ingenomen en de kinderen welke zij den god der bliksems geschonken hadden, met haar onverzoenlijken haat en wraak te vervolgen. Zoo zien wij dat zij, toen Hercules nog slechts een zuigeling was, twee monsterachtige slang -en op hem afzond, om hem reeds in den wieg te dooden. /o, die in een koe veranderd was. order welke ge-daante Jupiter haar trachtte te onttrekken aan de oogen van zijn gemalin, werd door haar achtervolgd met een zwerm bijen, die haar onophoudelijk verwondden. Ook /no, een dochter van Cadmus moest de wrekendemacht van Juno ondervinden. Zij was de min geweest van Bacchus, dien Semele, een zuster van Juno, aan Jupiter geschonken had. Zij veroorzaakte den dood van_ /no's oudsten zoon, Learchus, doordat deze tegen een, rots verpletterd werd. 46 Callisto, (de schoonste), een dochter van Lycaon, belloorde tot het gevolg van Diana. Jupiter geraakte verliefd op deze schoonste aller nimfen en bezocht haar onder de gedaante van Diana zelve. De vrucht van deze liefde was een zoon, Arcas genaamd, die later ziju naam schonk aan het land van Arcadie en aan zijn bewoners de Arcadiers. Uit jaloerschheid veranderde Juno Callisto in eene berin ; onder deze gedaante zwierf zij geruimen tijd rond, maar behield toch het gebruik van haar verstandelijke vermogens. Toen Arcas inmiddels opgegroeid was, ontmoette hij op zekeren dag zijn moeder in die dierlijke gedaante op de jacht, en maakte zich gereed, de berin neder te vellen. Callisto herkende haar zoon, maar trachtte niet door de vlucht aan zijn doodelijke pijlen te ontkomen. Jupiter werd echter bij dezen aanblik door medelijden bewogen, belette den zoon zijn moeder te dooden, veranderde ook Arcas in de gedaante van een beer, en plaatste beiden aan den hemel, waar zij, als de sterrenbeelden van den Grooten en den Kleinen Beer, schitteren. iresias, de zoon van Eucres en de nimf Chariclo werd door Juno met blindheid ,g-eslag,en, omdat hij ten haren nadeele beslist had in den strijd tusschen heL verheven huwelijkspaar, wie van beiden, de man of de vrouw, het grootste genot smaakte in het huwelijk. Tiresias was narnelijk weleer gedurende eenigen tijd in een vrouw veranderd geweest door de aanraking van twee slangen, zoodat hij ter wergild de eenige was, die slit eigen ondervinding in deze moeilijke vraag kon beslissen. Middelerwijl mishaagden deze minnonijd en Nvraakz u c h van Juno aan Jupiter, waarom hij haar op zekeren .. , , 47 keer op den Olymp in boeien liet slaan en haar verschillende straffen deed ondergaan. Werd Juno als godin van het huwelijk, en zelf als gehuwde godin vereerd, ook als toonbeeld van maag-,delijke schoonheid werd zij overal aanbeden. De Junonische type werd zelfs als het ideaal van vrouwelijke schoonheid beschouwd, ofschoon Paris in den bekenden strijd op den berg Ida ten gunste van Venus besliste. Haar schoonheid werd echter geheel verschillend voor; de bekooro-e s z, teld van die van de laatstgenoemde godin 6lijke bevalligheid van Venus maakte bij haar plaats voor de indrukwekkende majesteit ; Venus' schoonheid was verleidelijk ; die van Juno, eerbiedwekkend ; Venus' verlokkelijke blikken boeiden den beschouwer aan haar -onvergelijkelijke schoonheid en deden hem er zich in verlustigen ; Juno's gebiedende blikken dwongen hem, -de hare te bewonderen. fimo wordt veelal door Homerus kzeco/cnos genoemd, d. w. z. de blankarmig-e — weg-ens de buitengewone schoonheid van, haar voile blanke armen. Dit afzonderlijk kenmerk der schoone godin treedt op bijzondere wijze op den voorgrond het beroemde standbeeld van Juno, dat in het Vaticaaa te Rome bewaard wordt, waarvan het geheele lichaam .g-edrapeerd is, maar alleen de armen en een klein .deelte van den maagdelijken boezem ontbloot zijn. Over het algemeen was in de schoonheid van Juno het edele, het verhevene en majestueuze, het statige en ideale overheerschend en bezat dus, voor de gewone .sterveling-en, niet die aantrekkelijkheid, welke de schoonheid van Venus wekte. Uit het huwelijk van Jupiter en Juno sproten vier godenkinderen voort : Hele en Iliikyfa, Mars en Uzi/callus of Hephaest3s. -- - - . 48 Daar deze twee laatsten tot de groote goden behooren, zullen wij later op hen terugkomen. Hebe, de eerste dochter, werd door de latijnen //wentas, de huwbare jeugd, en door de grieken Dia, de goddelijke, en Ganymeda, de opgeruimde, genoemd ;. deze laatste naam was zelfs de oudste, dien zij droeg, en onder hem werd zij in Griekenland vereerd in een woud van heilige cypressen nabij de stad Phliaesia. Wegens haar frissche, schoone jeugd, waardoor zij aan alle goden welgevallig was, werd zij op den Olympus aangesteld in het ambt van Schenkster der goden. Toen later Hercules na zijn vuurdood in het gewaad van Dejanira op den berg Oeta, naar den hemel was opgestegen, trad hij met Hebe in het huwelijk. llytkia, de tweede dochter, wordt niet zelden ver ward met Diana, die eveneens dezen naam droeg. Zij wordt ook Eilithyia of Eleutho genaamd ; somtijds wordt er ook gesproken van meer dan eene Ilythyia, die alle dcchters van Juno zouden geweest zijn. Ilythia, de dochter van Jupiter en funo, was de godin der geboorte, en werd door haar hemelsche moeder naar het aardrijk tot de stervelingen uitgezonden, om de in barensnood verkeerende vrouwen bij te staan, of haar smarten te verhoogen en de bevalling te bemoeilijken. In deze hoedanigheid werd zij afgebeeld onder de gedaante van een vrouw met een scherpe speer in de hand, om daardoor de vlijmende smarten van het baren zinnebeeldig voor te stellen. Juno wordt veelal afgebeeld met een pauw aan haar zijde. De oorsprong van dit gebruik moet gezocht worden in hetgeen de fabelleer ons mededeelt omtrent de in een koe veranderde Io, de dochter van Thachus,. , MINEl{V\ . 49 welke schoone door Jupiter bemind en onder deze gedaante verborgen werd, om haar voor Juno schail te houden. De achterdocht van de opperste godin was echter te spoedig opgewekt, dan dat zij niet aanstonds bemerkt had, dat Jupiter weder in een avontuur gewikkeld was. Zij verzocht derhalve haar gemaal, haar de koe te schenken ; deze durfde haar, uit vrees van ontdekt te zullen worden, dit verzoek niet weigeren, en Juno vertrouwde de koe aan de hoede en de bewaking van Argus, een zoon van Arista-, die haar geruimen tijd verzorgde. Deze Argus bezat honderd oogen, waarvan er beurtelings slechts twee sliepen, terwijl hij de anderen geopend hield om over de koe te waken. Jupiter kon echter die strenge bewaking van de koe niet langer dulden, en zon op middelen om zich weder van haar meester te maken. Hij zond dus den god Mercurius, die door zijn liefelijke gezangen een groot aantal van de oogen van Argus, en de weinige overigen door de betooverende macht van zijn wonderstaf, in slaap wist te wiegen. Nu sloeg hij Argus het hoofd of en bevrijdde op deze wijze de koe, die hij medevoerde. Juno nam de oogen van den gedooden Argus, en plaatste ze in den staart van de pauw ; de uitctrukking van : Argusoogen, is aan deze fabel ontleend, en de pauw werd een der onderscheidende kenmerken van Juno. Somtijds wordt zij zelfs afgebeeld als gezeten in een zegekar, welke door pauwen getrokken wordt. Juno droeg verscheidene namen of benamingen, volgens de plaatsen, waar zij meer in het bijzonder vereerd werd. De Romeinen noemden haar AlMythologie. 4 50 bana, naar het heiligdom, dat ter harer eere opgericht was in het gebergte van Albanum, op niet verren afstand van Rome. Naar de stad Argos in Griekenland, waar zij hooge vereering genoot, xverd zij de Arginische Juno genoemd. Te Rome, waar zij op gelijke wijze als Jupiter vereerd werd, bezat zij zeven tempels, en heette Juno Sospita. Naar haar noemden de Romeinen ook de maand Juni. Als gemalin van den hoogsten god, werd zij overigens overal vereerd, waar Jupiter aanbeden ward, niet alleen in het Romeinsche Rijk en in Griekenland, maar ook in andere gewesten van de in die tijden bekende wereld, b.v. te Carthago. Onder de standbeelden van Juno, welke het meest beroemd zijn geworden, moet vooral het Hera-beeld genoemd worden, dat Paydetus vervaardigde voor het Heraion te Argos. Een namaak hiervan bevindt zich in het Museum te Napels, terwijl een andere Junokop, die van de villa Ludovisi in Rome, de schoonste aller Junokoppen, waarschijnlijk beschouwd moet worden als gebeiteld naar een oorspronkelijk werk van Alcamcncs, terwijl zij tot dusverre gewoonlijk aan Polycletus Nverd toegeschreven. Een bijzonder kenmerk, dat ook aan Venus eigen is, bestaat hierin dat zich onder het"gevolg van Juno steeds de Gratien bevinden. Op deze godinnen, zullen wig bid onze beschouw ingen over 170111S terugkomen. , PSYCHE DOOR ZEPHYRUS GEDRAGEN. VENUS OF APHRODITE. Geen persoonlijkheid uit de Grieksche en Romeinsche oudheid is in alle takken der schoone kunsten, in de schoone letteren, in de dichtkunst, in de schilderkunst, in de beeldhouwkunst, zoo diep doorgedrongen, als die van Venus. De liederen en zangen waartoe zij aanleiding heeft gegeven zijn ontelbaar, en raken ook nu nog niet uitgeput, en de Venussen die onze Musea, onze openbare gebouwen en pleinen en parken en tuinen bevolken, en min of meer versieren of ontsieren, zijn waarlijk legio. Als de godin der liefde, der reine hemelsche liefde, heeft zij tot de heerlijkste scheppingen aanleiding gegeven, en als de godin van den zinnelijken hartstocht en wellust heeft zij groote genien zich doen verlagen tot het voortbrengen van de walgelijkste ontaardingen. Zoo verheven en ideaal haar oorspronkelijke vereering bij de oudste Grieken was, die in haar het toonbeeld van hemelsche, reine bekoorlijkheid zagen, zoo ontuchtig en losbandig werd deze vereering bij de Romeinen onder de regeering der keizers, die in haar slechts het voorbeeld en de beschermgodin van alle lage wulpschheid ontdekten. Terecht mogen wij zeggen, dat toen 52 het geheele g-odendom aan een, groote Venus-ziekte begon te lijden, waardoor het ten slotte volkomen ten order ging. Hoe hooger Venus op den troop verheven werd, des te lager zonken de andere godheden, zij geraakten in volslagen minachting, het geloof aan de goden verzwakte, verdween geheel en werd een der krachtigste oorzaken van het verval van het onmetelijke Romeinsche Rijk, en toen eindelijk het heidendom moest wijken voor het Christendom, had dit niet zoozeer te strijden tegen den bliksemenden Jupiter- en den ijzeren krijgsgad Mars, als wel tegen de verstrikkende Venus en haar trouwe gezel, den wijngod Bacchus. Venus, door de grieken Aphrodite genoemd werd, genoot de eer, haar afkomst aan verschillende goden toegeschreven zien te worden. Zoo noemt men haar de dochter van Jupiter en Dione, of van Uranus en Hemera; anderen beweren zelfs dat zij een zuster van Jupiter zou geweest zijn. De meest bekende oorsprong echter, welke haar toegeschreven wordt, is die uit het schuim van de baren der zee, waaruit zij was opgedoken. Saturnus had zijn vader met een diamanten sikkel ontmand, en het afgesneden lid in de zee geworpen, waardoor het schuim der baren bevrucht werd. Hierdoor ontstond Aphrodite (de uit schuim geborene). In dezen staat wordt zij zees dikwijls en in de meest verscheidene vormen afgebeeld, als de schoonste aller vrouwen, met eene ideale evenredigheid en bekoorlijkheid van vormen, welke door niets overtroffen worden. Zij, die haar op het eiland Cyprus geboren geloofden noemden haar Cypria; zij die haar uit het schuim der zee ontstaan waanden, gaven haar den naam van Aphrodite, of Anadyomene , de opduikende, en naar de 53 plaats waar zij zich het eerst aan land begat, n.i. het eiland Cythera, Venus Cytherea. Naar het eerste eiland noemt men haar ook dikwijls de Paphische, of Lesbische Venus. De voortplanting van het menschelijk geslacht en de natuurlijke geslachtsdrift, die door de liefde beheerscht wordt, wordt in het latijn aangeduid door versus; liefde verwekken, en INTel een zoodanige liefde, welke vereischt wordt voor de instandhouding en de voortplanting van het menschelijk geslacht, was dus het allereerste en voornaamste ambt van de godin der liefde ; het groote middel daartoe bestond in haar schoonheid ; haar doel was echter niet, zinnelijken hartstocht te wekken, dierlijken wellust en wulpschheid te patroneeren, maar uitsluitend, de harten der minnenden te vereenigen, en dezen band van liefde door een nieuwe vrucht te versterken en te bevestigen. In deze hoedanigheid werd zij Venus Urania, de hemelsche Venus, of Venus Genitrix, de levendmakende Venus, genoemd. Uit dit allereerste attribuut van Venus, n.l. het kweeken van liefde, worden vervolgens alle andere eigenschappen afgeleid Nv elke de geregelde of ongeregelde hartstochten van den mensch aan deze godin hebben toegeschreven. De voornaamste onder deze eigenschappen was, dat zij leven schonk aan alles ; daartoe bezat zij den Venusgordel, waarin zij alle machten bewaard hield, welke haar ten dienste stonden, en waarvan zij zich ook bediende om liefde en leven te wekken. Wilde zij haar dankbaarheid betuigen, dan stortte zij liefde in ; wilde zij zich wreken, dan onttrok • zij haar liefde, waardoor ook tegelijkertijd alle leven verwoest werd, want beiden waren onafscheidelijk aan elkander vereenigd. 54 Behalve in den mensch, wekte zij ook leven in de geheele natuur : in boomen en planten, in bloemen en. velden ; zij verzachtte de woeste natuur der verscheurende dieren in het woud en hernieuwde en verlevendigde jaarlijks het aardrijk door een nieuwe, verrukkelijke lento ; in een woord, zij schonk de levendmakende kracht aan de geheele natuur, waardoor alles groeide en bloeide, de schoonste vormen aannam en de rijkste vruchten voortbracht. Zooals zij leven wekte door de liefde, zoo wekte zij liefde door haar schoonheid. Daarom legden de oude Grieken er zich op toe, haar eigen beeltenis te sieren met alle wondervolle eigenschappen, welke zij in haar gordel bewaarde, om ze aan anderen mede te deelen, zooals : de bevalligheid, de bekoorlijkheid, maagdelijke bedeesdheid, bewonderenswaardige evenredigheid van gestalte, smachtende liefde ; -daar zij, meer dan Juno, voornamelijk als de godin der schoonheid werd vereerd, werd zij, bij uitzondering van alle andere twaalf groote goden, volkomen naakt afgebeeld, daar de schoonheid, en in het geheele lichaam, en in het geringste deel ervan in den hoogsten graad in het vrouwelijk lichaam vertegenwoordigd is. Wilde men de schoonheid in een dezer deelen afzonderlijk voorstellen, dan bedekte men ook wel de andere deelen van het lichaam, zooals dit geschiedde in het beroemde beeld, waarin zij als Venus Calliftygos voorgesteld is, en zij, met den rug naar den toeschouwer gekeerd, alleen van de heupen tot aan de hielen geheel naakt is, terwijl de voorzijde en de rug door een sierlijke drapeering bedekt zijn. Wij behoeven hier niet verder te treden in eene gedetailleerde beschrijving van de lichamelijke schoonheden 55 welke de vereering der oude geloovige Grieken en Romeinen, en de beeldhouwkunst, de schilderkunst en de poezie aan Venus hebben toegekend het thema is te algemeen, te goed bekend, en de middelen, om er zich een oordeel over te kunnen vormen, zooals de Venusbevolking der Museums, de tallooze reproducties door de drukkunst, de photografie, de lichtdruk, enz. enz., die onder ieder's bereik zijn, te overvloedig, dan dat wij er hier breedvoeriger over uit zullen weiden. Wij meenen dus te kunnen volstaan, met de beroemdste standbeelden te noemen waardoor de oudheid ons met de godin der schoonheid bekend heeft gemaakt. De meeste oorspronkelijke werken van de beroemdste beeldhouwers of schilders, die zich in dit onderwerp onderscheiden hebben, zooals Scopas, Praxiteles, Phidias, Apelles, Polycletus, zijn voor de latere eeuwen verloren gegaan, zoodat zij slechts uit copien of namaken gekend kunnen worden. Zoo, de Venus Urania te Florence, de Venis de Medicis, eveneens te Florence, de Venus Genitrix te Parijs, de reeds genoemde Venus Callipygos, de Venus Victrix, enz. Vows werd ook dikwijls voorgesteld als een schoone jonge vrouw, in een licht gewaad, met een paar duiven in haar nabijheid of rijdende op een wagen, welke getrokken werd door eenige duiven of zwanen. In de hand droeg zij gewoonlijk een hart, een brandenden fakkel of een gouden appel meer bijzonder waren aan haar de appelboom en de myrthenstruik toegewijd. Niet zelden treft men in haar omgeving ook een kapel aan, die beschouwd werd als het zinnebeeld der ziel. Ook treft men haar aan met een schildpad onder den voet, of een ronden bal, waardoor de veranderlijkheid, het onbestendige van de liefde moest te kennen gegeven worden. 56 Tot het gevolg van Venus behoordan : de Gratien, de Horae en de god Amor, en daar zij niet alleen de beschermgodin der lichamelijke schoonheid, maar ook van de voortreffelijke eigenschappen der ziel en van de hoogste vermogens des verstands was, kunnen wij ook Psyche en de Muzen met haar in verband brengen. Zij was voorts de wettige g,emalin van den god Unit-anus, maar versmaadde toch niet, zich, zooals de meeste godinnen en goden, tot merkwaardige liefdesavonturen te laten verleiden. Zoo schonk de krijgsgod 11Tars haar den kleinen Amor en de lieftallige godin Harmonia ; — Anchises, Aeneas den stamvader der Romeinen, terwijl zij zelve ook liefdesbetrekkingen aanknoopte met den schoonen jongeling Adonis. Over al deze persoonlijkheden deelt de fabelleer ons de uitvoerigste bijzonderheden mede ; de geringe omyang van dit werkje noodzaakt ons echter, deze slechts in het kort en in hoofdlijnen weder te geven. De Gratien, of Charites, de godinnen der bevalligheid, waren de dochters van Jupiter en Euunonc. Aanvankelijk werden zij in sierlijke bevallige kleederen voorgesteld, en was haar aantal onbepaald. Later begon men haar getal te beperken tot drie, namelijk A lain, Thalia en Eupkrospze en werden zij als maagden van wondervolle schoonheid, geheel naakt afgebeeld, elkander met de armen omstrengelend en in dansende ding. In dezen zin werden zij ook dochters van Fonts en Bacchus genoemd. De gaven, welke zij over de jonge maagden uitstrooiden, waren de bevalligheid, de schoonheid van gestalte, de teederheid en de dankbaarheid ; vooral veredelden zij de liefde, door haar van alle onreine lusters, grofheden en losbandigheden to vrijwaren ; 57 zij waren steeds de getrouwe gezellinnen van Venus. De Horae, of Horen, die wij reeds in het E2,-evolg van Juno ontmoet hebben, waren dochters van Jupiter en Themis, en worden ook wel eens de zusters der Gratien genoemd, welke verhouding dan meer berust op de wondervolle schoonheid, welke aan beiden gemeen was, dan op eenigen graad van bloedverwantschap of afkomst. De horen waren de godinnen der jaargetijden en werden als zoodanig voorgesteld onder de gedaante van schoone, dansende maagden, getooid met de bloemen of vruchten, welke de jaargetijden, waarover zij waren aangesteld, voortbrachten. Daar zij de bloemen deden bloeien en haar heur schoone kleuren schonken, alsmede de vruchten deden rijpen, werden zij ook dochters der zon genoemd. De ouden verdeelden het jaar slechts in drie jaargetijden, daarom kenden zij slechts drie horae later wend haar aantal vermeerderd, maai de drie voornaamste onder haar meer in het bijzonder aangesteld als beschermgodinnen van de orde in den staat in dezen zin zijn zij bekend onder de namen Eiwomia, (de wetsregeling) Dike, (de rechtvaardigheid) en Irene, (de Vrede.) Zij waren ook dienaressen van Jupiter en Juno, bij de uitoefening van hun heerschappij in de hoogere en lagere luchtstreken. Haar ambt bestond dan voornamelijk in het openen of sluiten van de deuren des hemels, die door de wolken gevormd werden. Waren deze deuren gesloten dan was de hemel met wolken bedekt waren zij geopend, dan lieten zij den bliksem van Jupiter, den zonnewagen van Helios die met zijn verwarmende stralen het aardrijk koesterde, of den bode van Juno, Iris, den regenboog, door. De voornaamste onder haar, en wier 58 bekoorlijke schoonheid het meest bezongen werd, was Hora, die aan de aarde de liefelijke lente schonk. Amor, de zoon van Venus, was de vrucht van haar liefde voor den krijgsgod Mars, de Latijnen noemden hem ook Cupido, den god der begeerte, en de Grieken, Eros of Himeros, ofschoon anderen onder deze verschillende namen ook afzonderlijke godheden veronderstellen. Ofschoon Amor in de alleroudste tijden eigenlijk als den oorsprong van alle goden beschouwd werd, zooa!s de liefde de eenige bron van alle andere hartstochten genoemd kan worden, werd hij toch reeds vroegtijdig voorgesteld als de zoon van Venus, de allereerste uitdrukking en openbaring van haar liefde, en in deze hoedanigheid afgebeeld onder de gedaante van een kleinen naakten knaap, met twee vleugels, in de hand of naast zich een boog en op den rug, tusschen de vleugelen, een koker vol pijlen. Somtijds hield hij een brandenden fakkel in de hand of een scherpe, aan de punt vergulden pijl, waarmede hij de harten der stervelingen, en zelfs der goden trachtte te verwonden, om ze door het liefdevuur van Venus te doen ontvlammen. Gewapend met deze pijlen, waaraan Venus een onoverwinnelijke macht had toegekend, begaf Amor zich op weg om het heelal, door de liefde en voor de liefde, te veroveren, waarin wij een zinnebeeldige voorstelling van de kracht der liefde moeten zien, die alles overwint, hetzij ten goede, hetzij ten kwade. De ouden stelden hem zelfs bij voorkeur voor als begaafd met dit attribuut der onwederstaanbare macht, door hem of te beelden als overwinnaar van den leeuw, van Hercules en van Mars, waardoor zij te kennen wil- 59 den geven dat zelfs de hoogste machten en krachten , vordelifmtnb2wjk.Delifdsoyndingrijk en slim, en daarom droeg Amor het karakter van een schalkschen knaap, die noch listen noch macht spaarde om zijn doel te bereiken zoo ontroofde hij aan Jupiter zijn bliksems, aan Neptunus zijn drietand en aan. Hercules zijn knods. Volgens de omstandigheden riep hij ook andere goden te hulp, om den zegepraal te be halen, en ging hij vaak vergezeld van Bacchus, den god van den wijn, van Cupido, den god der begeerte (waaruit wij zien, dat deze ook als een afzonderlijke godheid beschouwd werd) van Hymen, den god des huwelijks, enz_ Hij bezat ook een eigen gevolg van kleine godjes, minnegoden, of amoretten, die hem in alles behulpzaam, en even onoverwinnelijk waren als hijzelf. Eindelijk vergezelde hem ook zijn broeder, Anteros, de god der wederliefde, welken Mars eveneens aan Venus schonk. Deze werd zoowel als een vriendschappelijk als een vijandig gezinde god voorgesteld. Hij deed vooral_ zijn tegenwoordighid gevoelen, wanneer Amor zich verwijderde, door smachtend verlangen te wekken naar den afwezige, of vereenigde zich ook met zijn broeder om zich te wre-ken - op hen, die Amor's liefde versmaaddenZeer merkwaardig en overvloeiend van diepzinnigen wijsgeerigen inhoud is de episode, welke de fabelleer ons mededeelt over de liefde van Amor voor Psyche, onder wier gedaante, een kapel, de ziel verpersoonlijkt. werd. Psyche was onder de drie dochters van een onbekencl gebleven koning van Creta, de jongste en de schoonste. Zij wekte de jaloerschheid van Venus op, die haar op verschillende wijzen begon te vervolgen. Daar zij nog 6o 'ongehuwd was, en haar vader begon te vreezen, dat zij zonder nakomelingschap zou blijven, raadpleegde hij het 'Orakel te Delphi over haar lot, en schrok niet \veinig, toen hem bevolen Nv erd zijn dochter uit zijn huis te verwijderen, en haar aan haar lot over te laten op een der toppen van de omliggende bergen. Daar aangekomen zijnde zond Venus den god Amor -op haar af, om haar hart te doorboren, en haar, in strijd met haar edele en verheven gevoelens, slechts met een lager verachtelijken hartstocht te vervullen. De gebeurtenissen namen echter een anderen loop, want in plaats van zich aan deze wreedheid tegen de onschuldige Psyche schuldig te maken, Nverd de god A/110r zoozeer van liefde voor haar vervuld, dat hij haar de vurigste wederliefde voor hem inboezemde. Nu werd Psyche door een zachten wind, welke de Ouden zich onder de gedaante van den god Zcphyrus voorstelden, opgenomen, en naar gene zijde van den berg overgebracht, in een alleraangenaamste landstreek, waar hij haar in een gouden paleis, een heerlijk lusthof door tuinen omringd, plaatste. Vol nieuwsgierigheid wandelde zij door deze verrukkelijke dreven, en bewonderde de bekoorlijkheden en. .de kostbaarheden van dit wondervolle verblijf. Zij vernam ook gezangen en liederen en een stem die haar zeide : «Al wat gij bier aanschouwt, Psyche, is het uwe, behoort aan u, maak er gebruik van naar hartelust wij, die gij hoort, maar niet ziet, zijn uwe dienaressen, die al uwe verlangens zullen vervullen, en ten uitvoer brengen, wat gij slechts begeeren kunt. Nu zag zij een rijk voorziene tafel, hoorde opnieuw verrukkelijke gezangen, en iederen avond, wan - . - neer de duisternis begon te dalen, kwam een onbekende, een onzichtbare, haar gezelschap houden. Het. was de god Amor, die haar zijn liefde bewees, den nacht bij haar doorbracht, en bij het aanbreken van den dageraad weder verdween, na haar iederen keerten strengste verboden te hebben, te onderzoeken wiehij was en hoe hij heette. Op deze wijze werd zij gedurende geruimen tijd dooronzichtbare dienaressen gediend en genoot zij het: zaligste genot in de armen van den onzichtbaren minnaar. Het toeval wilde echter, dat haar beide andere zusters kennis kregen van den overgelukkigen staat, waarin haar jongste zuster, aan gene zijde der bergen, haar jeugdig leven doorbracht. Haar minnaar, dien zij wel hoorde en gevoelde, maar niet zag, vermaande haar,, niet naar den omgang met haar zusters te verlangen voorspelde haar, dat zij zouden komen om haar tebezoeken maar wetende, dat zij„ gedreven door jaloerschheld slechts kwade bedoelingen koesterden, spoorde hij haar aan, haar geheim zorgvuldig te bewaren, en zelfs, niet met haar te spreken, in het tegenovergestelde geval zouden er ongetwijfeld verschrikkeliike rampen overhaar nederdalen. Hoe gelukkig Psyche zich ook gevoelde, toch begon meer en meer en steeds krachtiger de vurige begeertein haar te ontwaken om ook met zichtbare personen te verkeeren, en vooral om nog eenmaal haar zusters, in haar tegenwoordigheid te zien, en haar haar zalig- heid en onvergelijkelijk geluk te laten aanschouwen. Zij smeekte dus haar onzichtbaren minnaar, haar te veroorloven, haar zusters bij, zich toe: te laten. Hoe 62 -ongaarne ook, stemde de god eindelijk in haar aanhoudend verzoek in, maar vermaande haar tevens nog,maals en op de nadrukkelijkste wijze, zich niet door de xvoorden en de raadgevingen harer zusters te laten misleiden. Gedreven door haar natuurlijke neiging tot nieuws•gierigheid kwamen de twee zusters dikwijls naar den voet van den berg, om aldaar rondwandelende, te bespieden, of zij niets van haar gelukkige zuster konden ontdekken. Op bevel van Psyche naderde haar nu dezelfde god Zephyr/is die haar naar den top van den berg over had gebracht, nam haar beiden op zijn wieken, en droeg haar over naar den lusthof, waar Psyche haar wachtte. zij zagen en hoorden nu alles wat haar jongere zuster 111 dit zalige verblijf genoot, en werden niet alleen met verbazing en bewondering, maar ook met jaloerschheid vervuld bij de gedachte dat zij, schoon gehuwd zijnde, bij haar echtgenooten ongelukkiger waren, dan haar zuster met den onzichtbaren minnaar. Om haar in het verderf te storten, raadden zij Psyche aan, pogingen in het werk te stellen, om dien minnaar te zien ; zij vermoedden namelijk, zoo zeiden zij, dat hij zich slechts onzichtbaar voor haar maakte, om haar zijn Nva n st altig en gedrochtelijk uiterlijk te verbergen, en op deze wijze het genot van haar liefde niet te verliezen. Overig-ens voorspelden zij haar ook, dat hij ongetwijfeld plan moest hebben, haar na korten tijd te dooden. Daarom schonken zij haar een vlijmend wapen, opdat zij zich, wanneer zij van de zijde van dit monster bedreigd werd, zou kunnen verdedigen, zich van hem sontdoen, en aldus de eenige, onbetwiste bezitster worsden van deze onmetelijke goederen en kostbare schatten. - 63 De zusters werden nu weder door den gedienstigen Zephyrus over den berg gedragen, en de eenvoudige, niets kwaads vermoedende Psyche gaf in haar hart gehoor aan de boosaardige raadgevingen van haar jaloersch zusterpaar. Den eerstvolgenden nacht voorzag zij zich van het wapen, dat haar zusters haar geschonken hadden ; nam, tegen het bevel van haar minnaar, een brandend olielampje, en naderde daarmede het bed, waar god Amor sluimerde. Nu ontdekte zij, in plaats van een afschuwelijk monster, den allerbeminnelijksten persoon, welken zij zich onder de gedaante van god Amor zelf kon voorstellen. Bij den aanblik van dezen wonderschoonen jongeling die al haar zinnen als door een betooverende macht geboeid hield, doorzag zij de sluwe planner van haar boosaardige zusters, en verloor zich in zalige verrukking bij het aanschouwen van zulk een volmaakte schoonheid. Maar het was reeds to laat, en zwaar moest zij boeten voor haar onvoorzichtigheid en lichtgeloovigheid. Door de opgewondenheid waarin zij verkeerde, vergat zij zichzelf geheel en al, en liet ongelukkigerwijze eenige druppels van de heete olie uit haar lampje op den ontblooten schouder van god Anzor druppelen. Deze ontwaakte plotseling, zag het wapen in Psyche's hand flikkeren, en begreep aanstonds wat er moest voorgevaIlen zijn. Hij overstelpte haar met de bitterste verwijten over haar ongetrouwheid en de overtreding van zijn bevelen ; deed vervolgens den geheelen lusthof met al zijn pracht en luister, alsmede de geheele omgeving van tuinen en parken verdwijnen, zoodat slechts naakte rotsen die vroegere heerlijkheid vervingen, en 64 verdween daarna zelf, Psyche aan vertwijfeling ten prooi achterlatend. Door wanhoop en spijt gedreven besloot de rampzalige zich in een nabijgelegen rivier het leven te benemen maar deze droeg haar behouden naar de overzijde, waar zij een ouden geitenhoeder ontmoette,, die de god Pan zelf was. Dank aan de ingeving van zijn goddelijke natuur moist Pan reeds, vat er had plaats gehad, en raadde haar aan, zich niet door haar wanhoop te laten overmeesteren, maar door smeekbeden de harten der goden voor zich te winnen. Psyche doolde geruimen tijd rond, om haar beminden Amor te zoeken, maar daar al haar pogingen vruchteloos bleven, besloot zij een voetval voor Venus, de moeder van haar verloofde, te doen. De latere dichters, weiden zeer uitvoerig uit over de beproevingen welke de wraakzuchtige VellltS de teedere Psyche oplegde,. alvorens zij opnieuw door haar in genade aangenomen werd. Het zou ons echter te ver voeren, wanneer wij' ons tot al deze bijzonderheden wilden uitstrekken. Voldoende zij het dat god Amor haar in vele opzichten behulpzaam was en haar eindelijk zelf naar den godenhemel, overbracht, waar Jupiter haar met de onsterfelijkheid bedeelde, en Amor met haar op de luisterrijkste wijze in het huwelijk trad. Zij, die zich de moeite willen getroosten, deze fabelen breedvoerig te lezen in het Boek der «Herscheppingen» van Apulejus, of zooals Praschius ze in zijn «Psyche Cretica» mededeelt, zullen hierover geen spijt gevoelen. Het zinnebeeld van Psyche was de vlinder, die alvorens dezen vorm aan te nemen, in een lichaam van. 65 geheel andere gedaante gewoond heeft. De ziel — want daarvan is Psyche de verpersoonlijking werd door de ouden afgebeeld als een jengdige slanke, naakte vrouw, van groote teederheid en bevalligheid, met dubbele, uiterst fijne en doorschijnende vlindervleugels op den rug. Gewoonlijk staat zij in deze voorstelling over bloemen gebukt. Zooals Venus voornamelijk de godin der lichamelijke schoonheid was, zoo waren de Muzen de godinnen van de schoonheid des geestes en van alle voortreffelijke eigenschappen, die het verstand van den mensch kunnen opluisteren. Zij zijn daarom dochters van Jupiter, d. w. z. voortgesproten uit den hoogsten geest in het heelal. Haar getal werd reeds in de vroegste oudheid tot negen beperkt ; dit getal is onder de enkelvoudige getallen van I tot 9, het grootste en het volmaaktste ; tevens overtreffen de verstandelijke vermogens even ver de lichamelijke schoonheid, waarvan Venus alleen de godin was, als het getal negen het getal een overtreft. De IVIoeder der Muzen was Mizeine, het geheugen, zonder hetwelk alle vermogens des geestes onvruchtbaar blijven en in waanzin ontaarden. Zij droegen de vdlgende namen en waren over de daarachtervolgende wetenschappen of schoone kunsten aangesteld : Clio, de Geschiedenis ; Melpomene, de Tragedie ; Thalia, de Comedie ; Calliope, het Heldendicht ; Polyhymnia, de Zangkunst Euterpe, de Lyrische Poezie ; Erato, de Erotische Poezie of het Minnedicht ; Terpsichore, de Danskunst en Urania de Sterrenkunde. Uit deze opsomming harer namen blijkt reeds aanstonds dat zij hoofdzakelijk de dichtkunst begunstigden en beschermden. Haar gewone verblijfplaats Mythologic. 5 66 was daarom Thessalie, het vaderland der dichters, en meer bijzonder in overeenstemming met haar voortdurend streven naar hoogere sferen, op de bergtoppen van den Helicon, den Olympus, den Parnassus, van het Pierische en Aonische gebergte, die alle op korten afstand van elkander gelegen zijn. Op een dezer bergen, den Helicon, beyond zich een bron, de Hippocrene of Paardebron, die door een hoefslag van het paard Pegasus te voorschijn was g -ebracht ; zij bezat het vermogen om dengene, die er van dronk, eene dichterlijke begaafdheid mede te deelen. Drie andere dergelijke bronnen, die zich daar bevonden, de Pimpla, de Castalia en de Aganippe, gaven aan de Muzen de benamingen van : Pimpleae, Castalides en Aganippides. De Muzen worden afgebeeld als schoone statige vrouwen, steeds gekleed en met kransen op het hoofd ; terwijl zij in de hand de symbolen van haar kunst, — muziek-instrumenten, of geometrische figuren, — dragen. Zij stonden meestal onder de leiding van den god Apollo, die daarom Musagetes, de aanvoerder der Muzen, genoemd werd. Over het algemeen werden de Muzen beschouwd als zeer zachtaardige, edele godinnen, die zich voornamelijk toelegden op de beoefening der wetenschappen en der schoone kunsten, en zich tevens beijverden om de schoonste gaven des geestes, ware wijsheid, talenten en verstand aan de stervelingen mede te deelen. Wanneer Apollo en de Muzen tegelijkertijd en in vereeniging met elkander worden genoemd, wordt Apollo gewoonlijk als de beschermgod der Dichtkunst beschouwd, de Muzen echter als de godinnen van de Zang-, de Muziek- en de Danskunst. - 67 Hierboven zagen wij, dat Venus gehuwd was met Vulcanus of Hephaestus, een der twaalf groote goden, die, als de god des vuurs, de bliksems voor Jupiter smeedde. Deze god was kreupel, en bovendien weinig aantrekkelijk van uiterlijk, waartoe • zijn bedrijf, dat hem met allerhande onreine stoffen deed omgaan, — hij was namelijk smid en leefde onafgebroken in rook en roet — in niet geringe mate bijdroeg. Dit is waarschijnlijk de reden, waarom hij Venus als gemaal toegedacht werd, opdat door het contrast van zijn leelijkheid, de bewonderenswaardige schoonheid van Venus in des to hoogeren graad zou uitschitteren. Of dit tevens een reden geweest is, dat Venus hem minder genegen is geweest, wordt niet door de dichters verhaald wel echter dat zij zich heeft laten verleiden tot een omwettigen omgang met den krijgsgod Mars. De fabelleer geeft slechts weinig pphelderingen omtrent de aanleiding van deze liefde van Venus voor den weinig beminnelijken god, die overeenkomstig het krijgsbedrijf wat hij uitoefende, zeer ruw en onstuimig van card was en daarenboven om zijn persoonlijk karakter, waarin list en boosaardigheid den boventoon voerden, door de meeste goden gehaat werd, en geen enkele onder de schooner van den Olymp met hem in het huwelijk wilde treden. Wat hiervan zij, zeker is het, dat de fabelleer hem bemind laat worden door Venus, en zij verscheidene namen van kinderen aangeeft, welke uit deze onwettige liefde voortsproten. Deze liefdesbetrekkingen van Venus verschaften het geheele heirleger der bewoners en bewoonsters van den Olymp eenige vermakelijke oogenblikken. De zonnegod 68 Helios, die met zijn stralen overal doordrong en voor wien niets verborgen kon blijven, had de geheime plaats voor de bijeenkomst van het goddelijk liefdespaar ontdekt en verwittigde den wettigen echtgenoot van den ontrouw zijner gade. In toorn ontstoken, besloot Vulcanus zich te wreken, 'en smeedde in allerijl eed kunstig satneng-esteld net van uiterst dunne en onzichtbare, maar zeer sterke en lenige stalen draden. Hiermede zond hij Mercurius naar het bewuste verblijf hij trof daar de beide goden, in heete liefde elkander omstrengelend, spreidde zijn onzichtbaar net over hen uit en hield beiden gevangen. Onmiddellijk ontbood hij nu Vulcanus, die zich, vergezeld van den geheelen Olymp, naar de trouwelooze echtgenoote begaf, en haar, in den staat waarin hij haar onder het onzichtbare net aantrof, blootstelde aan de bespotting en de beschimping aller goden. Behalve de reeds genoemde god Amor, sproten uit deze liefde voort de godin Harmonia en haar twee broeders Demios en Phobos, de goden van den Angst en de Schrik, die hun moordzuchtigen vader steeds vergezelden. De bekende martneren groep van Venus en Mars, een der grootste meesterstukken van beeldhouwkunst, bevindt zich op het Kapitool te Rome. Harmonia, de godin der Eendracht, en zeer vereerd om haar beminnenswaardig karakter, werd later de vrouw van Cadmus, toen deze uit Phenicie naar Griekenland was overgestoken. Hij bereikte met haar een hoogen ouderdom, zoodat hij bij het einde zijns levens een menigte kinderen en kleinkinderen rand zich geschaard 69 zag. Toch werd zijn grijze ouderdom vergald door tallooze rampen, die voornamelijk over zijne dochters nederdaalden, hij begaf zich zelfs met Harmonia naar Illyrie, waar de fabelleer zegt, dat zij in twee slangen veranderd Nv erd en . Een dezer bovenbedoelde dochters was Senzele, waarvan de liefdesavonturen met Jupiter ons reeds bekend zijn. Ook Anchises genoot de eer, door Venus bemind te worden, een omstandigheid welke de Romeinen, en onder hen vooral Virgi/ius in zijn «Enekle», zich ten nutte gemaakt hebben, om aan hun stad een goddelijke stichting toe te schrijven en eenige hunner voornaamste geslachten tot de goden te doen opklimmen. Anchises zelf was afkomstig van het godengeslacht. De Trojaansche koning Tros, naar wien de stad, die hij gesticht had, Troje genoemd werd, was de kleinzoon van Dardanus, dien Jupiter bij een der Plejaden, Electra, verwekt had, en zelf de vader van drie zoons : Ilus , Assaracus, en Ganymedes; de tak van //us zette zich voort in Laoznedon en Priamus die de laatste der Trojaansche koningen was Assaracus had een zoon, Kapys genaamd, die de vader werd van Anchises. Jupiter wist Venus een hevigen hartstocht in te boezemen voor den schoonen jongeling, dien zij een bezoek bracht op den berg Ida, onder de gedaante van eene gewone sterfelijke vrouw van bewonderenswaardige schoonheid. Verlegen over haar eigen zwakheid, zich aan een eenvoudigen aardschen sterveling overgeleverd te hebben, maakte zij zich bekend aan Anchises en beval hem, deze gebeurtenis zorgvuldig geheim te houden. Deze kortstondige liefde bracht Aeneas voort, den held van den Trojaanschen oorlog. Deze begaf zich, na 70 de verwoesting van zijn vaderstad door de verbonden Grieksche Machten, met een talrijke volksplanting naar Italie ; de zoon van ..-ieneas was Ascanius, die later den naam van Jilts aannam, en een koninkrijk stichtte te Alba Longa, niet verre van de plaats, waar later Rome opgebouwd werd. Tot hem deed het geslacht der fullers te Rome zijn oorsprong opstijgen, en door een der nakomelingen van Ju/us, namelijk Romulus, werd Rome gesticht. Anchises werd later door zijn zoon Aeneas uit den algemeenen brand van Troje gered. Hij was door ouderdom verlamd, en werd door zijn zoon op de schouders uit de brandende stad gedragen. Eenige beweren echter dat hij te Troje als een tachtigjarige grijsaard overleed, v66r de verwoesting der stad ; anderen, dat hij zijn zoon vergezelde op zijn tocht naar Italie, maar op het eiland Sicilie om het leven kwam. Adonis heeft een groote rol gespeeld in. hetgeen de fabelleer ons mededeelt omtrent de lotgevallen van Venus. Zijn naam beteekent : de verblijdende, en hij was in zijn tijd de schoonste jong-eling ter aarde. Hij werd ter wereld gebracht door Myrrha, de dochter van Ciizyras, een zoon van Apollo, en vorst op het eiland Cyprus. Deze Myrrha was reeds verscheidene malen aangezocht geworden tot een huwelijk, maar zij weigerde haar hand aan alien die er naar dongen en bekende eindelijk aan haar min, dat zij op haar vade verliefd was geraakt ; de min kende het licht tot wanhoop en vertwijfeling geneigde karakter van de jonge schoone ; zij had haar reeds eenmaal het leven gered, toen zij zich uit wanhoop verhangen had, en om een herhaling van een dergelijke ramp te voorkomen, beloofde zij haar, 71 hoezeer deze onnatuurlijke liefde haar ook tegen de borst stuitte, behulpzaam. te zijn. Zij slaagde er werkelijk in, op listige wijze de twee min nenden met elkander te vereenigen, zonder dat de vader argwaan koesterde, dat de schoone, die hij in zijne armen drukte, zijn dochter was. Maar toen Cinyras eindelijk dit noodlottige geheim ontdekte, wilde hij in zijn eerste opwelling van drift zijn dochter aanstonds dooden. illyrrha slaagde er echter in te vluchten, en begaf zich naar Gelukkig Arabie. Hier werd zij ten slotte haar leven moede, en o fschoon in staat van zwangerschap verkeerende, smeekte zij de goden, haar in eene andere gedaante te herscheppen, om noch het rijk der levenden,, noch dat der dooden door haar bestaan te ontreinigen. De goden verhoorden hare bede en veranderden haar in een struik, die onophoudelijk tranen schreit, n.l. de myrrestruik, waarvan de gom de bekende myrrhe verstrekt. Inmiddels ontfermde Lucina zich over het kind dat .1/yrr/uz in haar schoot, den bast van den boom, droeg, en hielp het zijn gevangenis verlaten. Dit kind was de overschoone Adonis die door de boschnimfen zorgvuldig opgevoed werd. Toen Adonis tot een jongeling was opgegroeid, werd hij de lieveling van Venus. Zij verkeerde op zeer vertrouwelijke wijze met hem, vergezelde hem op de jacht en terwijl zij zonder zijne tegenwoordigheid zelfs niet scheen te kunnen leven, wekte dit de jaloerschheid op van den krijgsgod Mars, die den beminden jongeling naar het leven begon te staan. Venus, de plannen van Mars doorziende, vermaande Adonis zich nooit aan de gevaren van wilde of verscheurende dieren bloot te stellen, daar zij vermoecide, . 72 dat deze hoogstwaarschijnlijk door den oorlogsgod op hem afgezonden werden. De moedige Adonis, medegesleept door zijn hartstochtelijke voorliefde voor de jacht, sloeg, de vermaningen van de bekoorlijke godin in den wind en wierp zich, terwijl deze afwezig was, op een wild zwijn, dat hem ongelukkigerwijze een doodelijke wonde toebracht in de onderbuik. Toen Venus op zijn angstkreten toesnelde, trof zij den schoonen jongeling reeds stervende aan ; zij smolt in tranen weg op het lijk van den geliefde en veranderde zijn bloed in een bloem, welke in het Grieksch anemone genoemd werd, en bij ons veld- of windroosje beteekent. Na verloop van twaalf maanden werd Adonis echter weder ten leven opgewekt. Na zijn dood werd deze Adonis op de bekende Adonien vereerd, niet alleen in Griekenland, maar in het geheele oosten, in Egypte en tot in Perzie. Op zijn feestdagen, de zooeven genoemde Adonien, die jaarlijks twee dagen duurden, werd zijn herinnering vooral door de vrouwen met luide jammerklachten gevierd, terwijl de tweede dag gewijd was aan meer opgewekter feesten. Bij deze gelegenheid droegen zij korven met aarde, waarin bloemen geplaatst waren, naar fonteinen en bronnen, en stortten ze er in uit, ter herinnering aan het bloed, dat de schoone jongeling vergoten had. Aan Adonis en Venus was dikwijls een zelfde tempel gewijd. Eenigen zien in Adonis een geschiedkundig persoon en noemen hem een regeerend vorst van Arabie of Egypte ; anderen stellen hem gelijk met den Egyptischen Osiris, waarbij Venus als Astarte of Isis gedacht wordt ; Thammus, die door den Profeet Ezechiel (cap. 73 VIII 14) genoemd wordt, is waarschijnlijk deze zelfde Adonis, die jaarlijks in de maand Juni in Phenicie en andere omliggende landstreken door treurfeesten vereerd werd. Wij kunnen moeilijk over Venus spreken, zonder daarbij tevens de merkwaardige lotgevallen van Paris in herinnering te brengen. Aan het huwelijksfeest van Pekus en Thetis waren alle goden en godinnen van den Olymp uitgenoodigd, uitgezonderd Eris, de godin der Twist en Tweedracht, opdat de vreugde van het feestmaal door niets zou gestoord worden. Alle goden brachten geschenken aan het bruidspaar, maar Eris, die ontroostbaar was over het verbod dat haar gedaan was om aan het feest deel te nemen, en naar wraak dorstte over deze minachtende behandeling, wierp een gouden appel in de bruiloftszaal, met het opschrift : «Aan de schoonste der godinnen.» Op deze wijze bereikte zij toch haar doel, en zwaaide zij zelfs na eenige oogenblikken geheel alleen den scepter in die zaal, daar alle aanwezige godinnen, jaloersch op eigen schoonheid, weldra in de hevigste twisten geraakten aan wie van haar de gouden appel toekwam, wie onder haar met het volste recht de schoonste moest genoemd worden. De strijd bepaalde zich ten slotte voornamelijk tusschen Juno, Minerva en Venus, • die onder alle godinnen de hoogste, maar tevens gelijke aanspraken op onovertroffen schoonheid deden Belden. Daar de oneenigheid tusschen deze drie bleef voortbestaan besloten zij, na Jupiter geraadpleegd te hebben, zich te onderwerpen aan het oordeel van een sterveling, en kozen eenstemmig Paris, als scheidsrechter in dit merk- 74 waardige geschil. Paris, een Trojaansch prins, die ook Alexander genoemd werd, was een zoon van koningPriamus en Hecuba, en volgde in ouderdom op den prins Hector, den beroemden held van den Trojaanschen oorlog, waarin hij door Achilles gedood werd. Reeds bij zijn geboorte hadden er wondere dingen plaats gegrepen. In een droom werd aan zijn moeder voorspeld dat zij een brandenden fakkel ter wereld zou brengen, die aan haar vaderstad uiterst noodlottig zou worden. Om dit te voorkomen, en de orakelspreuk te logenstraffen liet Priamus het kind blootstellen aan de wilde dieren op den berg Ida. Maar eene berin beschermde den zuigeling en zoogde hem, waarna hij, opgegroeid zijnde, onder de herders van den berg Ida bleef leven. Hij werd zelfs zeer hoog door hen geacht en bemind, en oefende in zekeren zin het opzicht over hen alle uit Paris was inmiddels in het huwelijk getreden met Oenone, een dochter van Cebren, uit welke echtverbindtenis reeds een zoon was voortgesproten, Corythus genaamd. Tot dezen Paris nu wendden zich de drie jaloersche godinnen om zijn oordeel omtrent haar schoonheid te vernemen. Nadat Mercurius haar naar den berg Ida begeleid had, deelde hij aan Paris het veilangen der godinnen mede, waarop deze den gouden appel aannam, en er gaarne mede instemde dat de schoonste aller godinnen hem om strijd haar behoorlijkheden zouden toonen. Eenige fabeldichters stellen het «oordeel van Paris>> op deze wijze voor, dat de .drie godinnen zich tegelijkertijd en in elkanders tegenwoordigheid voor Paris ontkleedden, en elk harer door de betooverende verrukking van haar schoonheden, het hart en het oordeel van den 75 herdersknaap voor zich trachtten te winnen ; anderen daarentegen, — en dit komt ons, naar den aard der gebeurtenissen, wel waarschijnlijker voor laten de drie godinnen beurtelings naakt voor Paris verschijnen. Want elk harer begon, zoodra zij in zijn tegenwoordigheid kwam, en hem in verrukking gebracht had door den glans harer schoonheid, ieder volgens haar eigen karakter, geschenken, en macht en roem en eer te beloven,. om hem als het ware om te koopen, — een omstandigheid, welke moeilijker zou verklaard worden wanneer zij zich tegelijkertijd aan hem getoond hadden. Toch worden zij meestal, in de tegenwoordigheid van Paris vereenigd, op schilderingen voorgesteld, ook wel om deze reden, dat op een enkel schilderij het tafereel niet gesplitst kan worden. Nu begon Juno hem de hoogste heerschappij over geheel Azie te beloven ; Minerva evenzoo de hoogste wijsheid ; maar Venus begon hem om zijn eigen schoonheid te prijzen, beloofde hem liefde in te zullen storten en hem tevens een gelukkig leven te doen leiden in vereeniging met de schoonste vrouw, welke in Griekenland te vinden zou zijn. Ook bier overwon Venus, de godin der liefde, en ontving van Paris den gouden appel, waardoor hij haar als de schoonste aller godinnen prees, maar tot welken stap hij zich waarschijnlijk niet zou hebben laten verleiden, indien hij er de onberekenbare gevolgen van had kunnen voorzien. Intusschen kon het huwelijk van Paris met Oenonehem niet weerhouden, zich op zijn onderzoekingstocht te begeven naar de schoonste der Grieksche vrouwen, welke Venus hem beloofd had. 76 Reeds had Venus hem den naam van Helena, de getnalin van koning Menelaus genoemd, en daar er ook vele geruchten omtrent de buitengewone schoonheid van deze vorstin tot hem waren doorgedrongen, brandde hij van begeerte om haar te zien, en kwam met een schitterend gevolg te Sparta, waar Menelaus regeerde, aan. De Oostersche weelde en rijkdom waren, vooral bij de Spartanen, nog niet bekend, en daarom werd deze jonge, schoone Prins met zijn luisterrijk g -evolg- met de grootste bewondering ontvangen, en in overeenstemming met zijn hoogen rang behandeld. Menelaus was te dien tijde afwezig en beyond zich op een reis naar Creta wat de plannen van den stoutmoedigen Paris niet weinig vergemakkelij kte. Toch was de invloed, dien hij op Helena kon uitoefenen, niet zoo machtig, dat hij haar aanstonds kon bewegen, hem te volgen, maar moest hij de hulp inroepen van dezelfde godin die hem haar beloofd had. Venus geholpen door haar bondgenooten en gezellinnen deed echter weldra zulk een hevige liefde in het hart van Helena voor Paris ontbranden, dat zij niet draalde zich door den schoonen Prins te laten schaken en hem naar Troje te vergezellen, vooral nu zij van meening was, dat Menelaus noch den lust, noch de macht had, om terwille van een vrouw, iets ernstigs tegen het machtige Troje te ondernemen, en dit om zoo meer, daar Menelaus van nature goedaardig en vredelievend gestemd was. De latere gebeurtenissen, waarbij het geheele Grieksche Rijk in het harnas gejaagd werd, en het oorlogs2waard omgordde tegen het Trojaansche Rijk, moesten deze meening weldra logenstraffen. Helena ontvluchtte dus met Paris uit Sparta, en nam , , 77 niets met zich mede dan haar schoonheid en eenige sieraden, alsmede een harer vriendinnen en een dienares, Clymene genaamd. Op den terug-weg naar Troje vermeed het Trojaansche schip van Paris de Peleponnesische kusten, omi van daaruit niet achtervolgd te worden, maar zeildelangs Egypte, Phenicie en de stad Sidon naar Troje,. waar Helena met den grootsten luister ontvangen werd. Zij kwamen daar aan als gemaal en gemalin„ want reeds had Paris op het eiland Cranae zijn huwe-lij k met Helena gesloten. Helena, die buitengewoon schoon en daarom buitengewoon gevierd werd, en daarbij jong, overvaren en, lichtzinnig van karakter was, vergat al zeer spoedig haar vroegeren gemaal, en bracht haar dagen te Troje door in een aaneenschakeling van genot, van feesten en van liefde, welke zij met Paris deelde. In Sparta bleek men echter al aanstonds veel minder ingenomen met deze brutale schaking dan in Troje, waar Ariamus zich niet tegen deze misdaad van een, zijner zoons en onderdanen verzet had. Men began met een gezantsc-hap naar Troje te zenden om op vriendschappelijke en vredelievende wijze de schoone Helena terug te eischen. Maar toen deze afgezanten onverrichter zake naar Sparta waren teruggekeerd, riep Menelaus, alle Grieksche vorsten, die zich, door een eed verbonden hadden om elkander in een mogelijken oorlog bij te staan, op, om aan dezen eed gevolg te geven. Gedurende tien joren werden er ontzaglijke toebereidselen gernaakt voor den oorlog Troje was een machtig rijk, Prianzus heerschte over verscheidene vasal- 78 'stater, en alvorens de Grieken eenige hoop konden koesteren om zich van Troje zelf meester te maken, moesten zij Brie en twintig versterkte steden bemachtigen. Nadat de Grieksche vloot eindelijk de kusten van Troje bereikt had, en de schepen aldaar op den oever verbrand waren, om slechts te kunnen overwinnen of sterven, verliepen er nog tien jaren, alvorens de ver- -enigdGrkstaoenvrm .Zij zouden hierin zelfs niet geslaagd zijn, als verraad, of peter gezegd de slimme list van het bekende Houten Paard, hun de stad niet in handen had gespeeld. Paris was inmiddels in het tiende jaar van den oorlog in den strijd gesneuveld, en Helena trad opnieuw in het huwelijk met den broer van Paris, n.l. Dei- Phobos. Maar toen de stad eindelijk bezweken, en in vlammen opgegaan was, werd Helena door Menelaus weder naar Griekenland teruggevoerd. De reis, die hij daartoe aflegde, verlengde zich echter tot een tijdsverloop van acht jaren, waarin hij in vele g-ewesten verdwaalde, en zich ook met opzet naar de Egyptische en Lybische kusten begaf om bezit en schatten te verzamelen. Volgens de berekening van den tijd, welke nu verToopen was, sedert de heillooze oorlog een aanvang had genomen, moest Helena den leeftijd van ongeveer vijftig jaren bereikt hebben. Maar toen zij te Sparta aankwam, was zij nog zoo schoon, dat men haar algemeen als een wonder van haar tijd beschouwde. . Na haar dood, die later plaats greep dan die van haar g-emaal Menelans, werd zij onder den rang der halfgodinnen opgenomen. 79 Deze zijn, in korte trekken, de voornaamste lotgevallen en personen, die rechtstreeks of indirect met de godin der liefde en der schoonheid in verband kunnen o-ebracht worden. Alhoewel onder verschillende namen, is Venus de meest verspreide en de meest geeerde geweest, onder ails godheden. De geheele oudheid, alle volkeren en staten, ja men mag wel zeggen nagenoeg alle steden kenden een Venus, hetzij onder den algemeenen naam, hetzij onder een afzonderlijk aangenomen of toegedichten naam. Verschilden de namen echter, dan was toch het lcarakter van al deze Venussen in de voornaamste punten nagenoeg hetzelfde, en de Aphrodisien, of Venusfeesten werden door alien met een eenparigen geestdrift gevierd. De Arabische Venus, Alitta, de Assyrische Mylitta, de Egyptische Isis. de Phoenicische Astarte en zoovele andere Oostersche oppergo• innen dragen alle dezelfde kenmerken van de Grieksche Venus of Aphrodite, om welke de in die verschillende -linden in zwang zijnde fabelgeschiedenissen de afzon•derlijke lotgevallen, die onderling vaak maar zeer weinig verschillen, gegroepeerd hebben. De beroemdste tempels van Venus in de oudheid waren die van Paphos en Cnidus, op Cyprus, naar welke zij Paphia en Cnidia genoemd werd. Vervolgens de tempel op den berg Eryx in Sicilie, vanwaar zij de benaming : Erycina droeg en vooral de tempel van Corinthe, waar aan den dienst van het heiligdom duizend schoone dienaressen verbonden waren, die hierodulen of gewijde slavinnen genoemd werden, en door middel van haar schoonheid verdiensten trachtten to verzamelen voor zichzelf en voor den tempel. Ook op den berg - 8o Libanus leefden vele priesters en priesteressen van hen us waarom zij Libanitis genaamd werd. Eindelijk werden sommige personen van hoogen rang door de oudere dichters Zonen van Venus genoemd. Dit diende vaak als een voorwendsel om de eigenlijkemoeder, die somtijds van veel geringeren stand was, in het duister to laten. In dezen zin moeten wij het verstaan, wanneer de dichters zeggen dat Anchises Aeneas verwekt heeft bij Venus op den berg Ida, waardoor de eigenlijke moeder van Aeneas ons onbekend is gebleven.. ,. . DIANA OF ARTEMIS. Diana, in het Grieksch Artemis, was de dochter van Jupiter en Latona, en behoorde tot de twaalf groote godheden. Zij was de godin der Maan, en in deze hoedanigheid verwant aan Apollo, of den god van de zon Zooals venu droeg ook Diana ontelbare namen, volgens de plaatsen waar zij vereerd werd, of de karaktertrekken, de ambten, de macht of de eigenschappen die de Oudheid haar toekende. Horatius noemt haar Noctiluca, d. w. z. die des nachts haar licht verspreidt. De Grieken vereerden haar ook onder de renaming van Phosphoros, of de lich'tdraagster, en voornamelijk onder den hierboven vermelden naam van Artemis, die : de voleindigende, de volkomen makende, beteekent. Naast den zon is namelijk de voile maan voor ons het volmaaktste licht zij • vuit aan gedurende den nacht, wat de zon, door achter den horizon to verdwijnen, aan lichtverspreiding laat ontbreken. Zooals de zon Phoebus en Oulios genoemd werd, zoo noemden de Grieken Diana of de Maan, ook Phoebe of Ou/ia en in dezen zin beschouwden zij haar voornamelijk als de tweelingzuster van Apollo. Andere benamingen, zooals Cynthia, Delia werden eveneens van de Mythologic. 6 mannelijke namen van den zonnegod afgeleid. Aanvan- kelijk onderscheidde men een bijzondere maangodin, Luiuz of Seme/e genaamd, die echter langzamerhand vereenzelvigd werd met Diana. Artemis was voornamelijk de godin van alles wat betrekking had op de jacht, op den nacht, op de geboorte, en op den maagdelijken staat en de kuischheid. Daar de roofdieren gewoonlijk gedurende den nacht hun holen verlaten en op buit uitgaan, werden er veelal groote jachtpartijen georganiseerd gedurende den nacht. De jagers stelden zich onder de bescherming van Diana om haar te bewegen, het terrein van hun jachtpartijen overvloedig te verlichten door de heldere stralen der maan. Dit had ten gevolge dat zij algemeen beschouwd werd als de godin der jacht, en bestempeld met den naam : Agrotera. In deze hoedanigheid wordt zij afgebeeld als een schoone maagd, die op het hoofd een halve maan draagt en in de hand een boog-, met pijlen of met een pijlkoker op den rug en een bong in de hand, terwijl zij vergezeld . gaat van een hert. Meestal is zij gekleed, daar zij tevens de godin der kuischheid was, maar somtijds wordt zij ook geheel naakt afgebeeld, om daardoor te kennen te geven, dat niets haar belemmerde, wanneer zij het wild achtervolgde. De maagden, die den gehuwden staat niet wilden omhelzen, stelden zich onder de bescherming van Diana en wijdden zich aan haar toe. Zij vereenigden zich dikwijls bij nacht in bosschen, vooral bij helderen maneschijn, om haar onder den naam van Selene te aanbidden en liederen ter hare eere te zingen. Behalve dat Diana steeds zelf haar kuischheid bewaarde, eischte zij 83 ook van de nimfen die haar vergezelden, dat zij maag -den waren en bleven. Het was geen sterveling geoorloofd, de oogen op haar of op een harer nimfen te slaan, wanneer zij naakt waren, en deze overtreding svist zij op de verschrikkelijkste wijze te straffen. Dit lot onderging onder anderen een zekere Actaeon, een der kleinzonen van Cadmus, die door Aristaeus verwekt was bij Antinoe, de dochter van Cadmus. Evenals zijn vader was Actaeon een groot lief hebber van de jacht. Zich op zekeren dag in een woud bevindende, geraakte hij verdwaald, en verwijderde zich meer. en meer van zijn jachtgezellen. Plotseling ontdekte hij in ten vijver de schoone Diana met haar nimfen, die zich daar in het heldere water baadden en verlustigden. Actaeon kon den lust niet bedwingen, om haar heerlijke vormen van meer naderbij te bewonderen. Hij sloop dus heimelijk dichter naar de schoone groep, en begluurde haar van achter eenige rotsen. Zijn nieuwsgierigheid werd echter zwaar gestraft. Diana ontdekte hem en wierp hem een handvol water in het gelaat, waarna hij plotseling in een hert veranderd werd. Door het woud wegvluchtend, werd hij echter door zijn eigen honden opgespeurd en verslonden, daar deze in hem een rijken prooi meenden te vinden. Wat de fabelleer ons echter mededeelt omtrent dymion, getuigt, dat Diana ook niet altijd tegen Venus bestand was. Volgens sommigen verwekte Endynzion bij haar vijftig zonen. Deze was een schoone jongeling in Carie, die een bijzondere voorliefde koesterde om op den berg Latmos te jagen, en daar ook den nacht door te brengen, wanneer hij zich, uitgeput van vermoeienis, ter ruste legde. Diana gevoelde liefde voor hem en be- 84 zocht hem dikwijls op den genoemden berg. Zij kuste hem dan vol vuur, maar Endymion ontwaakte niet onder haar liefkozing-en. De slaap van Endpnion is intusschen een spreekwoord geworden voor iemand die het grootste en beste gedeelte van den dag slapende doorbrengt. De Latynen noemden Diana ook Triformis, en de Grieken Trioditis, naar de drie gedaanten welke de maan kon aannemen : de sikkel, de halve maan en de voile maan daarom werd zij tevens afgebeeld met een hoofd en drie aangezichten. Ook treft men haar aan met een sluier boven het hoofd, waarin talrijke sterren geplaatst zijn, en een brandenden fakkel in de hand. Orpheus noemde haar zelfs in zijn gezangen, de godin der sterren of Astrarche. En ten tijde van keizer Heliogabalus werd zij te Rome vooral onder den naam van Urania vereerd. De tooveressen, die voornamelijk gedurende den nacht en bij maneschijn haar zonderling-e bezigheden verrichtten, haar kruiden verzamelden en haar toovermiddelen bereidden, vereerden op geheel bijzondere wijze de godin Diana, die met betrekking tot haar Hecate genoemd werd. Deze Hecate voerde het bevel over de nachtspoken, die door de Romeinen Mostella of Larvae genoemd werden. Dezen waren drie in getal : Empitsa, Lamia Monizo, en werden afgebeeld door afschuwwekkende vrouwengestalten met ezels- of bokspooten. Een der beroemdste onder de tallooze tempels van Diana was die te Ephesus, waar haar beeld onder een zonderlincr credaante vereerd was. be 6 Haar boezem was met talrijke g-ezwollen borsten bedekt, ais een zinnebeeld van he leven wat zij schonk 85 bij de geboorte, terwijl het onderste gedeelte van het lichaam uitliep in een massief blok, waarop verschillende symbolische figuren en gedaanten prijkten. De Romeinen kenden ook een god Lunus, van het mannelijk geslacht, en eveneens de maan voorstellende. MINERVA OF ATHENE. Minerva, door de Grieken Pallas Athene genoemd, was de dochter van Jupiter. Zij verpersoonlijkt de hoogste gave van den hoogsten god Jupiter, namelijk : de wijsheid. Daarom is zij uit zijn hoofd voortgesproten, en om aan deze voorstelling een meer bevattelijken vorm te geven, heeft de fabelleer dit aldus ingekleed, dat Vulcanus door Jupiter zelf bevolen werd, hem het hoofd open te splijten, waarna ./V/inerva, onder de gedaante van een wonderschoone vrouw, maar gewapend met de wapenrusting van een strijder, uit zijn opengelegde hersens opsteeg. Paeon, de geneesheer der goden, heelde de wonde van Jupiter. Hierom wordt Minerva ook Tritogenia, uit een hoofd geboren, genoemd. Minerva werd voornamelijk vereerd als de godin die beleid schenkt in de regeering, zoowel in vredestijd als in oorlog daarom werd zij gewapend afgebeeld. Van haar helm zegt Homerus zelfs, dat deze groot genoeg was, om het hoofd van vele duizenden krijgslieden tegelijkertijd te bedekken. In Minerva heerschten de verstandelijke vermogens over de zinnelijke evenals Diana verkoos zij den maagdelijken staat boven het huwelijk. 87 Toch was zij niet blind voor lichamelijke schoonheid, en was zelfs zeer naijverig over haar eigen wondervolle schoonheid, wat wij reeds bij het «oordeel van Paris» op den berg Ida gezien hebben. Haar achterstelling bij Venus verwekte zooveel haat in haar hart, dat zij zich in den oorlog van Troje in alles tegen de plannen van deze godin verzette en steeds de zijde der Grieken koos. Naar haar naam heette ieder beeld van Minerva : Palladium meer in het bijzonder was dit de naam van een Minerva-beeld, dat uit den hemel in het land van Troje zou nederge daald zijn, Avaarbij de orakelen voorspeld hadden, dat de plaats of de stad, waar dit beeld bewaard werd, onoverwinnelijk zou zijn. Gedurende den Trojaanschen oorlog werd dit Palladium bewaard in den Minervatempel op den burgt van • Troje, en waren de Grieken, wilden zij de stad zelve veroveren, genoodzaakt om vooraf dit beeld te verwijderen of te bemachtigen. Werkelijk werd het Palladium, door de listigheid van Ulysses en Diomedes uit de stad verwijderd, maar later door Aeneas naar Italie overgebracht, alwaar het te Rome, in den tempel van Vesta, vereerd werd. Minerva werd gewoonlijk afgebeeld als een statige, schoongevormde vrouw, met een helm op het hoofd, en een schild aan den arm of op de borst, terwijl zij in de rechterhand een lans draagt. Zij gaat gewoonlijk vergezeld van een uil. Op het hoofd draagt zij een toren of muurkroon, waardoor aangeduid werd, dat zij de beschermgodin der steden, vooral van Athene was, en dat de wijsheid en het goede gebruik der verstandelijke vermogens de ware grondslag was van alle staten en steden en staatsbestuur. De vederbos op den helm wordt SS somtijds vervangen door drakenfiguren ; niet zelden versierde men haar helm ook met de afbeeldingen van de gelaatstrekken van Socrates en Plato. Alle uitvindingen en kunsten werden aan Minerva toegeschreven ; zoo, het spinnen en weven. de bouwkunde, de boomkweekerij, voornamelijk die van den olijfboom en de kunst van de bereiding der olijfolie, de krijgskunde en de vervaardiging van oorlogstuig. De Olijfboom was zelfs een van haar meest kenmerkende symbolen. Deze boom werd haar toegewijd, omdat zij hem geschonken had aan de Atheners, wier stad zij gesticht had, als de nuttigste gave, welke den inwoners van dit land door de goden aangeboden kon worden. Anderen verhalen hieromtrent de volgende fabel : Toen Cecrops uit Egypte naar de landstreek van Athene was overgestoken, verzamelde hij de verspreid wonende menschen in dorpen en steden en stelde onder hen het huwelijk in, dat hun tot dusverre onbekend was. Daarom werd deze Cecrops later : Dipkycs, genaamd en afgebeeld met twee gezichten, een mannelijk en een vrouwelijk. Tusschen Minerva en Neptunus ontstond nu een oneenigheid, wie hunner aan de stad haar naam zou schenken. Cecrops werd aangesteld als scheidsrechter in dezen twist, en besloot, dat degene, die aan dit land de nuttigste gave schonk, ook het recht zou verkrijgen, de stad haar naam te geven. Door met zijn drietand op de aarde te stooten, bracht Neptunus een paard te voorschijn, maar Minerva deed den olijfboom opschieten. Cecrops beslistte ten gunste van Minerva. De olijftak werd sedert deze gebeurtenis beschouwd als het zinnebeeld van den vrede, die alle Nverkzaamheden van den geest bevordert en stater en steden MEDUSA-HOOFD. 89 in welvaart en bloei doet toenemen ; eveneens werden zij, die op de Panathenaeen de overwinning behaalden, met een krans van olijfbladeren beloond. Onder de talrijke feesten welke ter eere van Minerva gevierd werden, waren deze Panathenaeen de grootste en luisterrijkste. Daar stroomde alles wat zich in Griekenland onderscheidde door lichamelijke of geestelijke begaafdheden bijeen, om onderling te wedijveren. Minerva onderscheidde zich vooral door de bescherming en den steun, die zij aan Perseus verleende in zijn strijd tegen de Gorgonen. Dezen waren de dochters van Phorcus, een zoon van Neptunus. Zij heetten Stheno, Euryale en Medusa, en verbleven op een der eilanden van de Middellandsche Zee, het itegenwoordige Sardinie of een der Balearische Eilanden. De twee eerste zusters waren onsterfelijk, Medusa echter was sterfelijk. Met haar drieen bezaten zij slechts een oog, wat zij aan elkander leenden ; zij kwamen ook in al haar handelingen steeds op de nauwkeurigste wijze met elkander overeen, zoodat zij met haar drieen slechts een daad schenen te verrichten. Om haar buitengewone schoonheid werd Medusa bemind door Neptunus, die haar overviel in een heiligdom van Minerva, en haar in deze gewijde plaats onteerde. Daar Minerva zich niet op Neptunus kon wreken, richtte zij al haar toorn en wraak op Medusa, wier schoone lokken zij in slangen veranderde, terwijl zij. aan haar gelaat een zoo afschuwwekkende uitdrukking gaf, dat bij haar aanblik alleen reeds alles in steen veranderde. Voorts zond zij Perseus op haar af, en geleidde hem naar Medusa gedurende haar slaap, zoodat zij haar oogen niet op hem kon richten en hij .dus Been gevaar liep, 90 versteend te worden. Hij sloeg haar het hoofd of en nam dit met zich mede ; het hoofd bleef de eigenschap behouden van alles in steen te kunnen veranderen, en uit het bloed, dat bij den dood van Medusa vloeide, ontstond een vliegend paard, de Pegasus, waarvan Perseus zich voortaan steeds bediende. Terwijl hij op zijn terugreis naar de kusten van Phenicie door Afrika trok, vielen er talrijke bloeddruppelen uit het pas afg-ehou wen hoofd op den Afrikaanschen bodem, waaruit ontelbare slangen voortkwamen. Minerva had Perseus, voor zijn strijd tegen de Gorgonen, ook voorzien van een helm, die den drager onzichtbaar maakte. Perseus toonde zich dankbaar jegens de groote godin die hem op zoo wonderlijke wijze toegerust en beschermd had, en schonk haar het hoofd van Medusa, hierom treft men, bij de beelden van Minerva dikwijls een Medusa-kop aan, hetzij op den helm, hetzij op haar gordel, of naar schild. De schoonste standbeelden van .'llinerva, ook het meesterstuk van Phidias, dat uit goud en ivoor was vervaardigd, zijn voor ons verloren gegaan. Dit laatste beeld bezat kolossale afmetingen, bereikte een hoogte van omstreeks veertig,- voet, en was bestemd voor Minerva's tempel op den Acropolis. Eenige beroemde Minerva-koppen, maar geen oorspronkelijke werken, zijn tot ons gekomen. De Ro- meinen bouwden deze godin een luisterrijken tempel op het Forum Romanum. De beteekenis en de afleiding van den latijnschen naam is in het duister gebleven, reeds ten tijde van Keizer Augustus waren zij ook den Romeinen niet meer bekend. APOLLO. APOLLO. Apollo, meestal Phoebus of Phoebus Apollo genaamd,. de Zonnegod en de aanvoerder der Muzen, was de god van het licht, van het gezang, van de geneeskunst en der mannelijke schoonheid. Hij was de zoon van Jupiter en Latona, die door Juno, de wettige gemalin, op schrikwekkende wijze vervolgd werd, en tevens de zuster van Diana. Hij was in vele opzichten het mannelijk evenbeeld van Minerva. Zooals de wijsheid of Minerva de grootste geestesgave van Jupiter was, zoo verpersoonlijkte Apollo, of het licht, de grootste stoffelijke gave van den machtigen god. Nadat Juno de trouweloosheid van haar hoog-en gemaal met Latona ontdekt had, verdreef de jaloersche godin haar niet alleen uit den hemel, maar gunde haar zelfs niet de geringste plaats op de aarde, om er het uur barer verlossing of te wachten. Daarom zwierf zij steeds rond totdat zij op het eiland Delos, dat Neptunus voor haar uit de zee had doen opstijgen, tusschen een palm- en een laurierboom haar verheven tweeling baarde. Zij moest echter het eiland aanstonds weder verlaten, en begaf zich naar Lycie. Daar eenige bewoners haar onderweg wilden beletten van het water van een moeras te . 92 drinken, veranderde zij ze in kikvorschen. Apollo werd vervolgens in Lycie opgevoed. Ofschoon men voor den zonnegod aanvankelijk een afzonderlijke godheid aannam, namelijk Helios, werd Apollo langzamerhand vereenzelvigd met deze persoonlijkheid, en werden zij als een zelfde god beschouwd. Apollo of Phoebus werd afgebeeld als een jonge schoone man van edele houding, zonder baard maar met lange golvende lokken, waarin een krans van laurierbladeren gevlochten was ; geheel zijn uiterlijk droeg het stempel van volmaakte mannelijke sclioonheid. In de eene hand droeg hij gewoonlijk een harp, in de andere een zilveren boog en op den rug een gouden pijlkoker. Het wereldberoemde beeld van den «Apollo van Belvedere,» dat in het Vaticaan to Rome bewaard wordt, stelt hem voor als den Pythischen Apollo. Deze naam werd hem gegeven, vvegens het dooden van den draak Pytho, en wordt hij ook afgebeeld met een harnas, dat zijn lichaam en zijn beenen bedekt. Deze draak verbleef in een donkere spelonk onder den tempel van Delphi, waar de Pytkia haar beroemde orakelspreuken gaf, gewoonlijk gevat in den vorm van Grieksche verzen. Bij haar voorspellingen plaatste deze Pythi a zich op een gouden drievoet, boven een vuur, dat zware bedwelmende walmen verspreidde, en haar in een soort van geestvervoering overbracht ; in dezen staat gaf zij haar wonderspreuken. Apollo doodde den draak, en bouwde zelf een tempel, waar hij de plaats van Zeus verving en sprak door den mond van de Pythia. Deze tempel is gedurende de geheele oudheid beroemd gebleven onder den naam van Tempel van Delphi. , , 93 Apollo was ook de beschermgod der geneeskunde met welke gave hij ook zijn zoon Aesczilapins op overvloedige wijze verrijkte. In deze hoedanigheid werd hij Pawn of Ozdios genoemd, en afgebeeld met een slang naast zich,, daar ook dit dier een aloud zinnebeeld der geneeskunde was ; ook andere dieren, zooals de zwaan, de wolf, de raaf, enz., waren hem toegfewijd. Maar bewees Apollo den stervelingen weldaden door zijn orakelen en zijn bescherming en genezing in ziekten en verwondingen, dan wist hij zich ook te wreken op hen die hem versmaadden of beleedigden. De droevige lotgevallen van Niobe geven hiervan een bewijs. Deze was een dochter van Tantalus, en gehuwd aan Amphion, zij verheugde zich ook in het bezit van zeven zonen en zeven dochters. Gedurende haar leven had men de vereering van Lalona, de moeder van Apollo en Diana in willen voeren, vat de jaloerschheid van Niobe opwekte. Zij beweerde namelijk meer recht te hebben op vereering, daar zij aan zoovele kinderen het leven geschonken had, dan Latona die er slechts twee gebaard had. Dit deed detwee godheden van het licht in woede ontsteken. Apollo doodde met zijn pijlen de zeven zoons van Niobe, terwijl Diana de zeven dochters met de hare doorschoot. Niobe was vol vertwijfeling-, en ontroostbaar over het verlies harer kinderen ; zij weigerde alle voedsel en Nverd door de goden, die zich over haar ontfermden, in een. steen veranderd. Een derg-elijk lot overkwam den vermetelen satyr Marsias, die het waagde, Apollo, den god der zang- en dichtkunst, tot een wedstrijd op de fluit uit te dagen. Apollo wreekte zich op hem, door hem de geheele huid_ 94 van het lichaam te stroopen. Alle boschbewoners, faunen en satyrs, beweenden den ongelukkigen Marsias, en de herders en herderinnen stortten overvloedige tranen, waaruit het riviertje Marsias samenvloeide, dat weleer door Phrygie stroomde, en onder dien naam bekend stond. Horatius zinspeelt in een zijner satiren (I sat. VI 120, 121) op dezen gevilden Marsias, waarvan men te Rome een zeer kunstig vervaardigd metalen standbeeld vertoonde. Ook gaf men in de Phrygische stad Celenae, aan denzelfden stroom gelegen, een menschelijke hand te aanschouwen, welke die van den ongelukkigen satyr moet geweest zijn. Talloos zijn de namen, welke aan Apollo door de Grieken en de Romeinen toegekend werden, en die alle een eigenschap, een karaktertrek, een weldaad of een heldendaad van den hoog vereerden god vertolkten. Niet minder talrijk waren ook de tempels die overal te zijner eere opgericht, alsmede de voorwerpen of personen die hem toegewijd werden. Hij werd gediend door een schaar van priesters die evenals hij, met de gave der voorspelling bedeeld waren, en onder zijn zonen werden de beroemdste zangers, dichters en toonkunstenaars gerekend. Alles wat het licht des geestes verspreidde onder de menschen, de -schoone kunsten, de wetenschappen, de muziek, allerlei uitvindingen en bekvc aamheden of talenten, vonden bescherming en begunstiging bij den vredelievenden god de harp, de Tier, de drievoet, de zon, en alle onderscheidingsteekenen der muzen waren zijn bijzondere kenmerken. Onder de beroemdste tempels die aan dezen god gewijd waren moeten genoemd worden, die te Patara, aan 95 de rivier Xanthus, in Lycie, waarnaar hij Patareus genoemd werd ; die te Colophon in Klein-Azie, een te Actium in Griekenland en een andere, op niet verren afstand op het eilandje Leucadia, die hem de benamingen van Actischen en Leucadischen Apollo bezorg -den ; in het land van Troje bezat hij twee tempels, te Thymbra en te Grymium. Op den berg Cynthus op het .eiland Delus, verhief zich een zijner tempels, waarnaar hij Cynthius genoemd werd. Op sommige plaatsen werd de zonnegod ook vereerd under den naam van Apollo smintheus, naar het woord sminthos, dat muffs beteekent. De fabelleer zegt ons, dat hij in een zekere landstreek de bewoners weleer verloste van een vreeselijke plaag van muizen, door aanhoudende, overvloedige regens over hen uit te storten. Op zijn standbeelden treft men hem om deze reden somtijds aan met den voet op een Timis geplaatst. Zoo bevrijdde hij ook het Attische gebied van een plaag van sprinkhanen, en werd daarom Apollo Pornopes :genoemd. Keizer Augustus richtte hem te Rome op den Palatijnschen Heuvel een heerlijken tempel op. Behalve dat Apollo zich schuldig maakte aan ong-eoorloofde liefdesbetrekkingen, waardoor hij in het bezit geraakte van een groot aantal kinderen, wekte hij ook den toorn van Jupiter op, door de Cyclopen te dooden. De opperste god strafte hem, door hem voor den tijd van een jaar uit den Olymp te verbannen, en hem te veroordeelen om de paarden en het vee van een zekeren Admetus te weiden. Horatius verhaalt hieromtrent (1 Ode X 9-----I2) dat Mercurius in het geheim eenige runderen van de kud- 96 den, die door Apollo gehoed werden, ontvoerde. Bathushad van verre dezen diefstal gadegeslagen, waarop Mercurius hem een schoone koe aanbood, om hem daardoor te bewegen, zijn misdaad niet aan het licht te brengen. Maar als de god der dieven, en hoogst ervaren in het zonderling bedrijf dezer lieden, Wilde hij zich voorzichtigheidshalve vergewissen, of hij op de belofte van Bathos kon vertrouwen. Hij nam dus een andere gedaante aan, en begaf zich naar denzelfden Bathos, die hem in deze nieuwe gestalte niet herkende, en ondervroeg hem, of hij niemand voorbij had zien gaan met een kudde van een zeker aantal stuks hoornvee. Bathos antwoordde bevestigend en wees hem de richting, waarin Apollo zich met zijn vee verwijderd had. Tot straf voor zijn trouweloosheid veranderde Mercurius hem in een steen. Dit verhinderde echter niet dat de slimme godenbode door Apollo ontdekt werd deze bedreigde den dief op zoo schrikwekkende wijze, dat hij de gestolen runderen terugschonk. De dageraad, die steeds de opkomende zon voorafgaat, werd eveneens door de ouden onder de gedaante eener godheid vereerd. Het was de rozenvingerige Aurora, die op een gouden wag-en, met twee jonge hengsten bespannen, langzaam den zonnewagen van Apollo voorafg-ing. Haar gelaat was rosig en op haar voorhoofd flonkerde een schitterende ster. Haar gewaad was echter safraankleurig, daar de dageraad somtijds bij somber weder en zware wolken, een vaal onbestemd licht verspreidt. Aurora trad in het huwelijk met Tithonus ; deze smeekte zijn goddelijke echtgenoote, om hem de gave 97 der onsterfelijkheid te verleenen ; daarbij verzuimde hij echter haar tevens het genot van een eeuwigdurende jeugd te verzoeken, zoodat hij op hoogen ouderdom gekomen zijnde, het leven moede werd. Hij smeekte nu de goden, hem te laten sterven, maar zijn bede werd niet verhoord ; hij werd veranderd in een krekel, die door zijn gezang steeds den opkomenden dageraad begroet. Mythologie. 7 MAR S OF ARES. Mars, de schrikwekkende god van den oorlog, genoot grootere vereering bij de Romeinen, die het zwaard over de wereld zwaaiden, dan bij de Grieken, die haar meer door de wijsheid van Minerva regeerden. Hij verkreeg ook bij de Romeinen, ondanks zijn liefdesbetrekkingen met Venus, nooit dat meer zachtaardige karakter, wat de Grieken hem in de tijden die kort op Homerus volgden, trachtten toe te kennen. Voor de eersten was hij de god van den oorlog, van het zwaard, van roof en buit, van bloedvergieten, moorden en menschelijke offeranden ; en zijn twee zoons Demos en Phobos, de schrik en de angst, gingen hem steeds vooraf. Het wekt dus Been verwondering dat deze god bij de Romeinen, bij wie de tempel van Janus slechts driemaal gesloten werd tot aan de regeering van keizer Augustus, d.w.z. dat Rome slechts drie korte tijdperken van vrede kende, hoog vereerd werd en de Romeinen er prijs op stelden zijn bescherming over hun wapenen of te smeeken. De Grieken verbanden hem daarentegen meestal naar de woeste, onbeschaafde bewoners van Scythie en Thracie en stelden zich hun eigen Mars onder een meer ideale godsgestalte voor. 99 Mars was de zoon van Jupiter en Juno, ofschoon ook een andere fabel zegt, dat hij de zoon van Juno alleen was, die door het aanraken van een zeker kruid bezwangerd werd en den krijgsgod baarde. In overeenstemming met het. hierboven beschreven karakter van den griekschen Mars, namen de Grieken een afzonderlijken Thracischen Afars aan, Bien zij zoon van Kronos en Rhea noemden. Behalve van zijn twee zoons, was Mars ook steeds vergezeld van de oorlogzuchtige godin Bellona, die door de Grieken Enyo genoemd werd, en van de godin Eris, die twist zaaide, en daardoor vijandschappen en oorlogen verwekte. Bellona, die vooral in Cappadocie en in Rome vereerd werd, verscheen steeds onder de gedaante van een razende vrouw, in voile wapenrusting, met schild en speer, en in de hand een geeselroede of een brandenden fakkel. Naar deze Enyo werd Mars Enyalios genoemd. Over het algemeen werd alles, wat betrekking had op het verdelgen van menschen, toegeschreven en toegewijd aan Mars. Zijn Grieksche naam Ares beteekent een overweldiger, een verwoester. Bij de oude Latijnen heette hij Mamers, of Mayors. Naar de verschrikkelijke, onweerstaanbare wapenen, die hij droeg, werd hij Arimanios genoemd, en naar het krijgsgeschreeuw dat hij bij den aanvang van het gevecht aanhief, en dat hemel en aarde deed daveren, heette hij Briepios. Ook de Areopagus, op den Marsheuvel to Athene, werd naar hem genoemd. Oorlogzuchtige vorsten werden door de oude Grieken en Romeinen tonen van Mars genoemd. Zoo b.v. Ascalaphus en Jalmenus, welke in het geheim door Mars TOO verwekt waren bij Astyoche. Ook Romulus en Remus, de stichters van Rome, noemden de Romeinen tweelingzonen van Mars, door hem verwekt bij Rhea Sylvia, de dochter van den Albaanschen koning Numitor, die tevens eene Vestaalsche Maagd was. Deze twee kinderen werden te vondeling gelegd nabij de Tiber, alwaar zij door een wolvin gezoogd werden. ilfars verlustigde zich niet alleen in het aanschouwen van de gruwelen, welke hij, door oorlogen te verwekken, order de stervelingen veroorzaakte, maar leefde zelf eveneens in voortdurende oneenigheid met andere personen, waarbij hij, ofschoon de hoogste god der wapenen, zelf meer dan eens het onderspit moest delven. Otus en Ephialtes, twee zoons van Aloeus namen den beruchten god zelfs gevangen en hielden hem gedurende dertien maanden opgesloten. De slimme godenbode, Mercurius, wiens hulp steeds ingeroepen werd, wanneer er list en verraad moest aangewend worden, wist hem weder uit zijn gevangenschap te verlossen. In den Trojaanschen oorlog werd hij door Minerva gewond en moest vluchten. Neptunus maakte zich ook eenmaal van hem meester, en sleurde hem voor de goden, van wie hij voldoening eischte omdat Mars zijn zoon Halirrhotios vermoord had, toen deze op het punt stond, Alcippe, de dochter van den krijgsgod, te verkrachten. Mars werd echter door de goden vrijgesproken. Zooals de meeste goden nam ook Mars deel aan den strijd tegen de Reuzen, maar werd gedwongen te vluchten. Mars, als de vader van Romulus, had bij de Romeinen tallooze tempels, bij de Grieken daarentegen slechts zeer weinige. Te Rome was voor de bediening van een IOI zijner voornaamste tempels een hoogepriester aangesteld, die Flamen Martians genoemd werd. Hij stond aan het hoofd van de Salii, een vereeniging van priesters van Mars, die op bepaalde dagen in het jaar door de straten van Rome plechtig rondtrokken, en onder het uitvoeren van dansen in voile wapenrusting, liederen zongen ter eere van den oorlogsgod. Zij werden daarna op kosten van den Staat aan een feestmaal uitgenoodigd. Aanvankelijk waren zij twaalf in getal later stegen zij tot vierentwintig en werd er een afzonderlijke aanvoerder, een praesul, over hen aangesteld, die hen in hun dansen geleidde. In den stoet, welke zij vormden, werden eenige schilden gedragen, Ancilia genaamd, ter herinnering aan het reusachtige schild, dat uit den hemel was nedergedaald, en waarbij tevens voorspeld was, dat het volk, bij wie dit schild bewaard werd, de heerschappij over de wereld zou voeren. Opdat het eigenlijke schild nooit ontdekt en geroofd zou worden, vervaardigde men verscheidene andere schilden van denzelfden vorm, en bewaarde deze in de tempels van Mars. Ondanks zijn bloeddorstige natuur, versmaadde de woeste god de liefde niet. Bij Venus hebben wij reeds gezien welke betrekkingen hij aangeknoopt had met de godin der liefde zelve en welke lieftallige en bekoorlijke kinderen, Amor en Harmonia, hij bij haar verwekte. Hij hield ook omgang met tallooze andere godinnen waardoor hij de vader werd van een groot geslacht van oorlogzuchtige amen. Volgens deze karaktertrekken was er in de beelden, welke de Grieken van hem vervaardigden, niets afschuwwekkends, niets dat aan een woeste natuur herinnerde, to bespeuren. Aan zijn helm en speer 102 alleen kon men dikwijls herkennen, dat hij de god van den oorlog was. In latere tijden werd bij de Romeinen zelfs de gewone soldaat, of een sterk gespierd man, zoon van Mars genoemd. VESTA OF HESTIA. Evenals de eeredienst van Mars was ook die van Vesta veel meer verspreid bij de Romeinen dan bij de Grieken. Terwijl er bijna geen afzonderlijke tempels voor haar opgericht werden, was zij bij de eersten toch een der meest populaire en vereerde godinnen. Gelijk de wijsheid in Minerva, en het licht in Apollo van Jupiter uitstraalden, zoo het vuur in Vesta, het vuur dat verwarmde en den huiselijken haard onderhield. De Grieken noemden haar het eerst Hestia, wat vuurhaard beteekent, en de Romeinen vormden van dezen naam Vesta. Zij behoorde tot de twaalf groote godheden en was de beschermgodin van den huiselijken haard, van de maatschappij, van den geheelen Staat, en meer in het bijzonder van de Vestaalsche Maagden, die in den tempel het Heilig vuur verzorgden, bewaakten en onderhielden. Van haar smeekte men zegen en welvaart of voor het huisgezin op een altaar, dat in iedere woning aanwezig was, werden haar dagelijks kleine offeranden gebracht. Zij werd ook als een dochter van Kronos beschouwd, daar zij de menschen geleerd had, zich huizen te bouwen, en daarvan een huiselijk verblijf te maken. Het eigenlijke zinnebeeld dus, waaronder zij werd 104 voorgesteld was het vuur, en dit werd dan ook in ieder huisgezin zorgvuldig onderhouden. Werd dit uitgedoofd, dan kon men voor allerlei rampen en onheilen vreezen. Dit was dan ook de oorzaak dat zij een der meest vereerde groote godinnen bij de Romeinen was. In iedere stad werd, zooals in ieder huisgezin, een openbaar vuur onderhouden, om daardoor Vesta te eeren. Vooral te Rome zelf stond zij in hoog aanzien. Haar tempel werd daar bediend door de Vestalinnen of Vestaalsche 1VIaagden, die gedurende haar bediening niet in het huwelijk mochten treden, en haar kuischheid moesten bewaren. Zij waren zelfs verplicht, hiervan een plechtige belofte of te leggen, en werden door vreeselijke straffen getroffen, wanneer zij zich dienaangaande aan overtredingen schuldig maakten. Zij werden levend begraven, of ook levend in een onderaardsch verblijf ingemetseld, waar men haar niets medegaf dan een slang, een aap en een kruik olie. De Vestaalsche maagden leefden afgezonderd in den tempel, dien zij bedienden ; er waren er aanvankelijk slechts twee, maar haar aantal steeg langzamerhand tot negen. Zij werden gekozen en aangenomen door den hoogepriester, onder de Latijnsche meisjes van zeven tot tien jaren. Zij werden, onder het ten uitvoer brengen van bepaalde voorgeschreven plechtigheden aangenomen en ingewijd en moesten zich verbinden, dertig jaren in den tempel te leven, waarna zij ophielden, Vestalinnen te zijn en in het huwelijk mochten treden. Evenals bij overtredingen tegen haar maagdelijken staat, werden zij ook zeer zwaar gestraft, wanneer door haar schuld het Heilig Vuur in den tempel uitdoofde. 105 Dit werd als een groote ramp beschouwd, daar men hierin het voorteeken zag van allerlei onheilen in den Staat. Vesta is een van de zeer weinige godheden, die niet in liefdesavonturen in of buiten den Olymp verwikkeld werden. Zij werd wel door eenige goden aangezocht, maar had een eed gezworen, dat zij steeds haar maagdelijken staat zou bewaren. MERCURIUS OF HERMES. Mercurius, de zoon van Jupiter en de nimf Maja, vereenigde in zich een aantal ambten, waardigheden en eigenschappen, waardoor het zeer moeilijk is, zijn eigenlijk karakter in een beeld voor to stellen. Hij was een herdersgod, de gids der schimmen in de onderwereld, de bode der goden, voornamelijk van Jupiter zelf, de god der kooplieden, maar ook der dieven en de beschermer van velerlei wetenschappen en kunsten. Hij was echter vooral vermaard, en daarom niet zelden berucht door zijn slimheid en listigheid, waarin hij alle andere goden overtrof en waarvan zij meermalen de noodlottige gevolgen moesten ondervinden. Zoo vereenigde hij in zijn karakter een groot aantal goede en afkeurenswaardige eigenschappen, waardoor hij een zeer populaire god werd en in de meest verschillende omstandigheden, zoowel gunstige als ongunstige, aanbeden en aangeroepen werd. De persoon, waarin zijn karakter het best weerspiegelt, is die van den zaakgelastigde, maar van een weinig angstvalligen, die zich tot alle diensten bereid verklaart. Mercurius werd in Arcadie op den berg Cyllene geboren, vanwaar zijn benaming : Cyllenius. Zijn moeder, 107 de nimf Maja, naar wie de maand Mei genoemd is geworden, was de dochter van Atlas, die door het Medusa-hoofd in steen veranderd werd. Het listige karakter scheen Mercurius aangeboren, want reeds kort na zijn geboorte sloop hij, door honger gekweld, uit zijn wieg, en ontstal aan Apollo een kudde runderen, waarvan hij er eehigen braadde om zijn honger te stellen. Om den zonnegod het spoor bijster te doen worden bond hij bladeren aan de staarten der dieren en trok zijn schoeisels in een verkeerde richting aan zijn voeten. Apollo achterhaalde echter de sluwe listen van den jeugdigen dief en dwong hem zijn geroofde kudde terug te geven. Daar Mercurius echter gedurende deze gebeurtenissen de her had uitgevonden, onderhandelde hij met den zonnegod, die gaarne in het bezit wenschte te geraken van dit wonderschoone muziekinstrument, en bedong als koopprijs voor zijn her de kudde vee, welke hij hem ontstolen had. De beide goden kwamen overeen omtrent den verkoop, en Mercurius bleef de eigenaar van het vee, waarom hij algemeen als herdersgod vereerd werd. De groote schranderheid en scherpzinnigheid van Mercurius, deden Jupiter besluiten, hem als zijn bode of zaakgelastigde aan te stellen, en sedert dit oogenblik werd hij in nagenoeg alle lotgevallen der goden en godinnen op den Olymp of op de aarde en onder de aarde gemengd. Geen god zien wij in de fabelleer op zoo talrijke wijzen werkzaam als Mercurius. Vulcanus zond hem met zijn kunstig stalen net uit, om Venus en Mars er in te verwikkelen en aan de spotternijen der goden bloot te stellen ; aan Ino bracht hij den jongen Bacchus, de zoon van Jupiter en Sonde, om door haar . 1°8 opg- evoed te worden, en ./o bevrijdde hij door den honderdoogigen Argus te dooden ; de schimmen leidde hij naar de onderwereld, om ze in het bootje van Charon te plaatsen, waarom hij als de god der reizigers vereerd werd. Ruwe vormlooze steenen beelden, of beter gezegd, steenen palen, met een Hermeskop gekroond en Hermae genoemd, dienden meestal als wegwijzers bij de oude Grieken en Romeinen. Mercurius was ook de god der welsprekendheid, der bespraaktheid en van alles wat tot de spraak en de behendigheid in het spreken behoorde ; hij vond het letterschrift uit, schonk den kooplieden buitengewone omzichtheid en geslepenheid in hun onderhandelingen, leerde den dieven liegen, en zich aan een eenmaal gezworen eed onttrekken door de gesproken woorden een andere wijze uit te leggen, en oefende de redenaars in de rhetorica. De kunst om woorden uit te leggen, of een tekst woordelijk te verklaren wordt naar zijn naam Herm& veutica genoemd. Daar hij vooral uitblonk door een scherpzinnigen en vindingrijken geest, was er bijna geen wetenschap, waarvan de uitvinding niet aan hem werd toegeschreven ; daar hij door de goden in alle aangelegenheden gewikkeld werd, wist hij achter alle geheimen te komen, en van alle omstandigheden partij te trekken, vat zijn aangeboren sluwheid en schranderheid niet weinig begunstigde. Daarom werd hij niet alleen gezocht, maar ook gevreesd door de goden, en Apollo verzocht hem zelfs op zekeren keer, zich steeds op een eerbiedigen afstand van hem te houden, om te voorkomen dat hij herhaaldelijk het slachtoffer werd van den sluwen dievengod. 109 Door zijn veelzijdig-e werkzaamheid kwam hij ook met tallooze godinnen in aanraking, waardoor hij in velerlei liefdesavonturen gewikkeld werd. Hij wist zelfs het hart van Venus te veroveren, en verwekte bij haar den schoonen Hermaphroditus. Volgens sommigen werd deze godheid als een tweeslachtige god, half man en half vrouw, door Venus of Aphrodite voortgebracht ; volgens anderen geraakte hij in dezen staat door toedoen van de nimf Salmacis. Deze zap-, den schoonen jongeling op zekeren dag baden en werd, bij den aanblik zijner buitengewone bekoorlijkheid, in liefde voor hem ontstoken. Zij begaf zich te water, omstrengelde den jongeling, maar daar hij haar liefde niet wilde beantwoorden, bad zij den goden haar lichaam voor eeuwig met het zijne te vereenigen. De goden gaven haar gehoor, en nu werden Hermaphro ditus en Salmacis zoo innig vereenigd, dat zij slechts een persoon uitmaakten. Hermes wordt meestal afgebeeld als een naakt man,. met zeer schoon, vlug, en schrander uiterlijk, gewapend met den Hermesstaf, dien hij van Apollo ten geschenke ontving ; bovendien draagt hij vleugels aan de voeten en dikwijls ook aan het hoofd, en draagt hij gewoonlijk een beurs in de hand, waaraan hij als de god der kooplieden herkend wordt. De Hermesstaf is omwonden door twee slangen en van vleugeltjes voorzien, waardoor zijn sneiheid het ten uitvoer brengen van de bevelen der goden afgebeeld wordt. De staf was van goud en daarom werd Mercurius ook Chrysornzpis genoemd. Door hem kon hij slaap verwekken of wakker schudden, deuren openen en sluiten ens bezat velerlei wonderlijke krachten, waar- I I0 van hij zich op de meest verschillende wijzen wist to bedienen. Voorts waren hem voornamelijk de maand Mei, en in deze de 1 se dag, alsmede de hond en de slang, als zinnebeelden der waakzaamheid, de schildpad, wiens schaal den allereersten vorm der her leverde, de laurierboom, enz. toegewijd. Hij werd ook in tallooze tempels vereerd. VULCANUS OF HEPHAESTOS. Vulcanus, door de Grieken _Hephaestos genoemd, was de zoon van Jupiter en Juno. De fabelleer zegt van hem dat hij buitengewoon leelijk van gedaante en gestalte en kreupel was. Hij was de verpersoonlijking van het vuur, dat door de stervelingen bij velerlei bedrijven en bezigheden van het dagelijksche leven aangewend wordt, en meer bijzonder door de smeden. Vulcanus oefende zelf dit bedrijf uit, en de rook, het roet en de warm, te midden waarvan hij onophoudelijk leefde en die hem met onreinheden besmeurden, verhoogden nog zijne natuurlijke leelijkheid en terugstootend uiterlijk. Om zijn smidsvak noemden de Latijnen hem ook Mulciber en als smid vverd hij gewoonlijk afgebeeld met een puntige muts op het hoofd, het bovenlijf naakt, in de eene hand een hamer en in de andere een nijptang, en in zittende houding. Ook de uitdrukking van zijn gelaat was somber en droefgeestig, en over het algemeen was er in zijn gestalte niets verhevens, niets edels, niets goddelijks te bespeuren. Zijn leelijkheid was oorzaak, dat Juno niet diezelfde 112 teedere moederlijke liefde voor hem gevoelde, als voor haar andere goddelijke kinderen. Zij verstootte hem zelfs en slingerde hem uit den Olymp naar omlaag. Eenige zeenimfen ontfermden zich over den kleinen zuigeling, die in zee gevallen was en in zijn val een zijner been en gebroken had. Hij werd door haar opgevoed en keerd e laterwdn Oympusterg. Maar opnieuw werd hij, nu door Jupiter, uit den hoogen hemel verjaagd en op het eiland Lemnos ge slingerd, waar hij door de bewoners gastvrij ontvangen werd. Dit eiland werd beroemd om zijn vuurspuwende bergen, zijn warme bronnen, en de vaardigheid en schranderheid der talrijke smeden, die daar hun bedrijf uitoefenden. Vulcanus smeedde de bliksems voor Jupiter, en de wapenen waarvan zij zich bedienden in hun verschillende oorlogen eenige cyclopen waren zijn dienaren en waren hem behulpzaam bij het vervaardigen van zijn wapenen en kunstvoorwerpen. Zijn kunst strckte zich namelijk niet alleen uit tot grove, zware voorwerpen, zooals de bliksems van Jupiter en zijn vervaarlijk schild Aegis, maar ook tot kunstige voorwerpen, die buitengewone behendigheid vereischten, zooals het fijne stalen net waarin hij de schoon e Venus, zijn trouwelooze gemalin, liet gevangen nemen. Evenzoo bouwde hij de heerlijke paleizen der goden op den Olymp ; hij vervaardigde de pijlen van Amor, de wapenrustingen van Achilles en den god Mars en den gouden wagen van Apollo. Het verblijf van Vulcanus werd veelal geplaatst in een spelonk van een' der vuurspuwende bergen waar het onafgebroken gedonder, veroorzaakt door het hameren van hem en zijn cyclopen, hun tegenwoordigheid verried. 1'3 Ondanks zijne bestraffing van de trouwelooze Venus, maakte hij zichzelf schuldig aan vele ongetrouwheden met andere godinnen, wat hem een talrijk kroost verschafte, zooals de drie Cabiren, een soort geheimzinnige goden, wier eeredienst vooral in het oosten verspreid was ; voorts de reus Cacus, en Caeculus, die in Italie van roof en moord leefden. De Romeinen vierden ter eere van Hephaestos feesten, welke Vulcanalien genoemd werden. CERES OF DEMETER. De godin Ceres was een zuster van Jupiter, dus een dochter van Kronos en Rhea. Zij verpersoonlijkte het vermogen der aarde om vruchten voort te brengen de naam Ceres is afgeleid van het dragen der vrucht de Romeinen noemden haar ook Annona, daar het voortbrengen van vruchten door de aarde jaarlijks terugkeert. De Grieken gaven haar den naam van Demeter, of in het Dorische dialict, Damater, waardoor de aarde als de moeder der menschen aangeduid werd. Later werd zij ook Sito genoemd, naar het Grieksche woord Silos, dat koren beteekent. Haar beelden stelden haar gewoonlijk voor als een statige vrouw, met een krans van korenaren om het hoofd in de hand droeg zij eveneens korenaren, of een brandenden fakkel of ook de bloem van den slaapbol. :Zij had eveneens zware, gezwollen borsten, als zinnebeeld van vruchtbaarheid en overvloed. Niet zelden stelde men Saar ook voor gezeten op een wag -en, die door gevleugelde draken getrokken werd. Daar de landbouw een der krachtigste en voornaamste middelen is, om de beschaving en de ontwikkeling bij den mensch te bevarderen, werd zij ook beschouwd als , - 1 15 de beschermgodin van de wetten der samenleving -, en daarnaar door de Grieken Thesmophoros, en door de Latijnen Leg ifera genoemd, en sommige feesten, die ter harer eere gevierd werden, heetten Thesmophoria. Wij hebben reeds gezien dat Ceres een dochter had, met name Proserpina; de fabelleer zegt van haar dat zij op Sicilie geboren werd, en waarschijnlijk moeten wij hierin een zinnebeeldige voorstelling zoeken van het feit, dat op Sicilie de akkerbouw veeleer in bloei geweest is, dan in verschillende andere landen. Toen de schoone Proserpina geroofd was geworden, zwierf Ceres geruilmen tijd rond, om haar dochter, `vier schuilplaats haar onbekend was, te zoeken, en kv.Tam ook te Eleusis aan, waar zij in onderhandeling trad met de goden om tot de ontdekking en de terugvoering van Proserpina uit de onderwereld te geraken. Daar nam zij ook een zekeren jongeling Tripto/enzus genaamd, tot haar zoon aan, leerde hem den akkerbouw, het gebruik van den ploeg, het zaaien enz. en zond hem, in haar met draken bespannen wagen, over de geheele aarde uit, om deze nuttige kunst overal te verspreiden. De Eleusinische Mysterien dragen naar de bovengenoemde plaats hun naam. . Het waren aanvankelijk geheime feesten en plechtigheden, waarbij alleen de ing -ewijden werden toegelaten. Later gingen zij gepaard met akkerfeesten, zooals de Rotneinen haar ook de Cerealien of feesten van Ceres toewijdden. De groote Eleusinische feesten, die gedurende negen dagen voortgezet werden, waren vooral bij de Atheners in hooge eere. De craven of straffen welke deze godin kon uitdeelen, waren geheel in overeenstemming met haar karakter van I16 voedende en onderhoudende beschermgodin. Zij kon iemand beloonen door hem de gave te schenken van onophoudelijk te kunnen eten, zonder door den overvloed van spijzen gehinderd te worden maar zij kon ook. de gehecle aarde, of afzonderlijk akkers en landerijen met onvruchtbaarheid treffen, iemand door een nooit te stillen of te verzadigen honger kwellen, of zijn oog -sten laten verwoesten, door wilde zwijnen op zijn land, te jag-en. Het laat zich zeer goed begrijpen, dat de vereering dezer godin van den landbouw zoowel bij de Romeinen als bij de Grieken algemeen verspreid was NAA1VI-REGISTER. A. .Achelous Acheron Achilles Acis Acrisius Actaeon Admetus Adonis Aeacus Aegyptus Aeneas Aesculapius Agenor Aglaia Aglaopheme Alcamenes . Alcmene Pag. 40 27 38 41 24 83 95 56-76 29 39 11-56-69 93 23-39 56 41 5o 25 18 Pag. 56-5S Amor Amphion Amphytrite Amphytrio Anchises Anteros Anticlea Antinoe Antolicus Apelles Aphrodite Apollo Arcas . Ares . Argus Aristaeus Aristor Artemis Ascanius Assaracus Atlas . Aurora . 93 37 25 56-69 59 31 83 3L 7 51 I I--91—I07 46 9& 49 83 4 ► 8r 69 69 22-107 96 B. Bacchus Bathus . Bellona Belus . I I-19-24-45 • 96 99 39 11 9 Pag.. C. . Cacus . 113; 45-68. Cadmus . Caeculus 113. Caelus . 21 Caenus. 39' 65, Calliope Callisto 46' I I--25, Castor . 88 Cecrops 29-39, Centauren 28 Cerberus Ceres. . 11-21-32-114 Chaos '. 21_ Chariclo Charon 46 ' 27; Chimaera 29 Circe Clio 65, Clytemnestra 25, Cora . 33; Corybanten 21 Corythus . 74. Cupido D. Danae 24. Dan aiden 30 120 Pag. 69 78 Dardanus Deiphobos Dejanira Demeter Demos Diana . Dictys Dii adscriptitii • conscripti • plebeji • selecti Dike . Dione Dodona Doris Droom en 40-48 114 98 I 1-46-48-81 24 II II II II 57 52 19 38 29 E. Electra Elyseum En dymion Enyo Epaphus Erato Erebos Eridanus Eris Eros Erynnien 69 26 83 99 39 65 21 28 73 58 28 121 Pag. !Eucres Eunomia . Euphrosyne Europa Euryale. Eurynone Euterpe 46 57 56 23 89 56 65 F. Faunus Fortuna Furien 12 34 29 G. Gaea . Galatea. Ganymeda . Ganymedes . Genius . Giganten Goden . Gorgonen Gratien. Groote goden 21 40-41 48 69 II 22 II 89 56 II H. Halfgoden . Iarmonia Hebe . II 56-68 47-48 122 Pag_ Hecate Hector Hecuba Helena Helios Hemera Hephaestus Hera . Heracles Hercules Hermaphroditus Hermes Heroes Hesione Hesperiden Hestia Hierodulen Himeros Hippocrene Homerus Hora . Horae Horatius Hymen Hypermnestra 84 74 74 25-76 32-57 52 47-67-111 42 25, II-14-19-22-25-45-48 109 I 06 II 40 26, 103 • 79 5g 66 15. 57 57 15-17 59 3ch I. Ida . Idola . 19* 26, 12 3 Pag.. • Idothea, Ilithyca . Ilus Inachus Ino Jo Iphicles Irene Iris Isis Ixion 4' 47 —' 48 69 48 45, 45, 25, 57 42- 57 12-72 3 0' J. —9 I8' Janus Julus Juno Jupiter Juventas 7 0' I K. 69. 17-20' Kapys Kronos . L. Laocoon Laomedon Larvae . Latium Learchus 15 39-69 84 19-20 . . 45 4 11 Pug. Leda . . ‘. liethe . . . , . . Leucosia - Libera . . Ligia . . Luna. . . Lunus . , . 27 . . . . , . . . . •• 33 . 41 II-8 2 . , . „ „ ^ Maja . , . . Marsias . . . . Medusa . . , . 85 39 . , , . . • Mars . 106 11-47-98 Megaera . Melpomene . . . . Mercurius • . , . . . , , . Metis . , 93 89 28 . „ 65 . 76 II-13-49-96-106 , , „ „ , . , Minerva . . „ • . , Minos . . . . . „ , . , . • • , Muzen . . •, „ , •. , Myrrha. . . , - - „ . . . Mindere Goden . Mulciber 25 41 1,ybia . Menelaus . 23 . . II I 1-73-86 24-28 „ •. 111 . 65 . 7o N. Nereiden 37-38 12 5, Pag;.. Nereus. Neptunus Niobe 37 ----2O-21.-35---88! •.. 0. a. Oceanus Oenone Olympia Olympus Osiris . Oulia Oulios Paeon . Pallas Athene Pan Paris . Parthenope Pegasus . Pelops Periphlegeton Persephone Perseus Phidias Phlegias Phobos Phoebe Phoebus . . . , .. , .. .. , .. .. . • „ .. • . .. . •. . •. .. .. .. .. • .. .. .. •. .. . •_ •. .. . .. .. .. . - . „ . . , 35, 7419, 18, I2-722 . 81 81 .. 86, 86,, 1 2-64 . . . •. „ .. . . . . . . . . .. . . 47- 73, 41. 90, 30, 28, . 33, 24-89 7-18. 304 o8 81 81, . . 126 Pag. 89 . . Phorcus 15 Pindarus 33 11-20-21-26 Ploutos . Pluto . . Plutus . 33 11-25 . Pollux 50 . Polycletus Polyhymnia . Polyphemeuss . 65 . 38 Poseidon . Praxiteles . 35 Priamus . Proserpina . . Proteus . . Psyche . Pythia . 7 69 32 . . . . . . . . 40-4 1 . 59 92 R. Rafael . . Rhadamantus . 7 24-25 . 17-21 Rhea . . Romulus . . . . II S. Salmacis . . Saturnalien . Saturnus . Selene . 109 24 . Sarpedon , 21 11-20-52 - . 82 I 27 . 'Semele Sirenen Sysyphus . Sito Stheno Styx Sylvanus . . - . Sol . . . . . . 40 31 . . . . Pag. 24-45----82 . 11 4 11 89 27 12 T. *Tantalus Tartarus Tellus 'Terpsichore Thalia Thelxiepia Themis Thestios Thetis . Thetys . Tiresias Tisiphone Titans . Titiaan . Triptolemus Triton . Tritons Tros . Tyndareus 30-93 27 II 65 56-65 41 23 25 37 38 46 28 41 • • 22 7 115 38 37 69 25 128 rag. U. Ulysses Umbrae Urania . Uranus . 39 26 6s 2 I-5 Z V. Venus . Vesta . Virgilius . Volksgodheden Vulcanus . . . . . . . .. . . .. 11-47—I 1 1 11-21-103 Is II 11-47— I I I Z. Zephyrus Zeus . 6o 7