3A Pluto ziet Proserpina - SG Zuid

advertisement
Werkvertalingen
2a. Jupiter en zijn broers
1. Jupiter is een god.
2. Hij woont op de Olympus.
3. Hij is de koning van de goden.
4. Neptunus en Pluto zijn goden.
5. Zij zijn de broers van Jupiter.
6. Zij zijn niet altijd op de Olympus.
7. Neptunus is vaak in de zee.
8. Daar is hij koning.
9. Pluto leeft in de Tartarus.
10. De Tartarus is (ligt) onderin de aarde.
11. De Tartarus is een donkere plaats.
12. Daar is het altijd nacht.
13. De schimmen gaan hierheen.
14. Hier is Pluto koning.
2B De zusters van Jupiter
1. Juno is een godin
2. Zij is (de) zuster en (de) echtgenote van Jupiter.
3. Ook Juno woont op de Olympus.
4. Ceres is een godin.
5. Zij is de zuster van Jupiter en Juno.
6. Ceres is de moeder van Proserpina,
7. Jupiter is de vader.
8. Ceres en haar dochter zijn vaak op het eiland Sicilië.
9. Daar is een bos, waar veel bloemen bloeien:
10. Rozen en viooltjes en lelies.
11. Het meisje Proserpina speelt vaak in het bos.
3A Pluto ziet Proserpina
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Pluto is op het eiland Sicilië.
Daar zwerft hij in zijn wagen over het eiland en onderzoekt de aarde.
Vier paarden trekken zijn/de wagen
Kijk, Porserpina en haar vriendinnen naderen/ komen er aan.
De meisjes gaan het bos in.
Daar zoeken ze bloemen: rozen en viooltjes en lelies.
De god hoort de meisjes in het bos lachen.
Hij nadert in zijn wagen.
Hij ziet Proserpina. Meteen is de god op het meisje verliefd.
10. Proserpina ziet de god en probeert te vluchten.
11. Maar ach, de god trekt haar in de wagen.
12. Het meisje roept uit: ‘Vriendinnen, redt me! Een/de god rooft me!’
13. De vriendinnen horen haar, maar ze durven Proserpina niet te redden.
14. Ze zijn immers bang voor de god/ ze vrezen immers de god en vluchten.
15. Vervolgens opent Pluto met zijn lans de aarde
16. en de god en het meisje gaan in de wagen weg onder de aarde.
3B de oplossing van Jupiter
1. ‘Oh Jupiter, Pluto heeft Proserpina, onze dochter geroofd.
2. Nu is zij koningin in de Tartarus.
3. Zij zit op een troon temidden van schimmen naast Pluto.
4. Ze is niet blij, maar (ze is) altijd verdrietig, want ze houdt niet van Pluto.
5. Help me! Geef me mijn dochter terug!’
6. Jupiter denkt na. Ceres is zijn zuster en Pluto zijn broer.
7. Hij wil noch zijn zuster noch zijn broer kwetsen.
8. Hij neemt een besluit: hij verdeelt het jaar in gelijke delen.
9. Zes maanden is Proserpina op aarde.
10. Dan is Ceres blij: ze zorgt voor het koren en de bloemen.
11. Het is (dan) lente en zomer op aarde.
12. Zes maanden is Proserpina in de Tartarus.
13. Nu is haar moeder verdrietig: ze zorgt niet voor het koren en de bloemen.
14. Welk jaargetijde is het nu op aarde?
4a Op zoek naar onderdak
1. Jupiter en Mercurius gaan naar duizend huizen en zoeken onderdak.
2. Duizend grendels sluiten echter de huizen.
3. Geen enkel huis ontvangt de goden.
4. Eindelijk zien ze een klein hutje. Ze kloppen op de deur.
5. Een oude man opent de deur en ziet de goden. Dan zegt hij:
6. “Gegroet, vreemdelingen. Wie zijn jullie? Waarvandaan komen jullie?”
7. “Wij zijn reizigers,” antwoordt Mercurius.
8. “Wij zoeken onderdak, want wij zijn moe,
9. En wij kunnen nergens slapen. Maar antwoord [eens]: wie ben jij?”
10. De oude man zegt: “Ik ben Philemon.
11. In dit kleine hutje leef ik. Kom binnen!”
4b Hun wens vervuld
“O philemon en Baucis, ik verlang ernaar jullie een beloning te geven.
Zeg (aan) mij! Wat wensen jullie?”
Philemon en Baucis denken niet lang na.
Dan antwoordt Philemon: “o Jupiter, wij wensen geen rijkdom.
Wij verlangen in de nieuwe tempel priesters te zijn en daar tegelijk ons leven te
beëindigen.”
6. Hun wensen komen uit: Philemon en Baucis zijn nu priesters
7. in de tempel en vereren de goden.
8. Op zekere dag, terwijl ze voor de tempel staan,
9. kijk [daar] krijgen hun lichamen plotseling tegelijk bladeren.
10. Jupiter verandert hun lichamen in bomen!
1.
2.
3.
4.
5.
11. De bomen staan bij elkaar en hun takken raken elkaar aan.
12. Wanneer de wind de bladeren beweegt, fluisteren de balderen ook nu nog: “Vaarwel”.
Download