2013 04 Een toekomst voor onze kerkgebouwen

advertisement
Eentoekomstvooronzekerkgebouwen
Nota Politiek Bestuur van 18 maart 2013
1)
Onderwerp
De vragen rond de toekomst van onze (rooms-katholieke) kerkgebouwen zijn de laatste
jaren steeds luider gaan klinken. De context is gekend: het aantal kerkgangers en bedienaars
van de eredienst daalt en de kosten voor onderhoud, verwarming, verzekering en
restauratie van de talrijke kerkgebouwen in Vlaanderen nemen eerder toe dan af. De
conceptnota Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk (24 juni 2011) van Minister
Bourgeois fungeert thans als het Vlaamse kader waarbinnen gemeentebesturen en
kerkbesturen voor hun lokale situatie een visie dienen te ontwikkelen
2)
Standpunt
Er zijn tot nu weinig parochiekerken die echt ‘leegstaan’. Wel is er sprake van een
onderbenutting, gebruik dat niet in verhouding staat tot de kosten voor onderhoud en,
exploitatie. Minister Bourgeois legt sterk de nadruk op het aspect ‘cultureel erfgoedarchitecturale waarde’.
CD&V wil ook steeds rekening houden met de noden van de geloofsgemeenschap, en de
banden die er zijn met de verenigingen (in het bijzonder de K-verenigingen).
Nevenbestemming is positief, maar biedt op lange termijn geen oplossing voor de kosten die
gepaard gaan met het openhouden van meerdere kerken. Mogelijks vergroot dit wel het
maatschappelijke draagvlak om te investeren in de kerkgebouwen.
Bij herbestemming verkiezen we een herbestemming die de symbolische functie van het gebouw
respecteert: religieuze, sociale of culturele herbestemming, boven een commerciële herbestemming.
Dit zal evenwel niet steeds financieel haalbaar zijn.
Het draagvlak op lokaal niveau moet steeds mee in beschouwing worden genomen. Het
ontwikkelen van een visie voor de parochiekerken mag dus niet centraal worden aangestuurd maar
dient lokaal te gebeuren.
Voor CD&V is het belangrijk rekening te houden met de verschillen tussen een stedelijke en
landelijke omgeving. In een dorp staat de kerk vaak in midden, en is een baken dat de ganse
omgeving ordent. De parochiekerk heeft hier vaker een landschappelijke waarde.
VOLLEDIGE NOTA HIER BIJ GEVOEGD
1
Eentoekomstvooronzekerkgebouwen
Probleemschets
De vragen rond de toekomst van onze (rooms-katholieke) kerkgebouwen zijn de laatste jaren
steeds luider gaan klinken. De context is gekend: het aantal kerkgangers en bedienaars van
de eredienst daalt en de kosten voor onderhoud, verwarming, verzekering en restauratie van
de talrijke kerkgebouwen in Vlaanderen nemen eerder toe dan af.
Hoewel diverse bestanddelen van het kerkelijk patrimonium zoals
•
•
•
de onroerende goederen van kloosters, abdijen en congregaties
parochiekerken
pastorieën
allemaal om aandacht en een visie vragen, spitst het debat zich vooral toe op de
parochiekerken. Leegstaande pastorieën vinden doorgaans vlug een herbestemming als
private woongelegenheid, gemeenschapscentrum of horecazaak. Kloosters die verbonden
waren met onderwijs- of welzijnsinstellingen worden hier veelal in geïncorporeerd wanneer
ze door de religieuzen worden verlaten.
In een bevraging op initiatief van de Ceder Werkgroep Zingeving in 2010 gaven 50 CD&V
mandatarissen aan dat in hun gemeente religieuze gebouwen reeds een herbestemming
kregen. Pastorijen worden vaak (al of niet gedeeltelijk) gebruikt als parochiesecretariaat, als
vergaderlocatie voor verenigingen, sociale huisvesting en kinderopvang. Er zijn ook
verscheidene voorbeelden van pastorijen die op de private markt werden verkocht en een
nieuwe bestemming kregen als gezinswoning, artsenpraktijk, kantoorruimte, restaurant of
B&B. Enkele kloosters vonden een (gedeeltelijke) nieuwe invulling als opvang voor
vluchtelingen (in Hooglede), als opvangcentrum voor Aids-patiënten (in Ronse), als
kinderopvang (In Rumst en Kasterlee), als rusthuis (in Ronse, Diepenbeek, Hooglede), als
school (in Ledegem, Lichtervelde, Roosdaal, en Kasterlee) of sociale huisvesting (Arendonk,
Bilzen). Andere kloosters begonnen aan een nieuwe leven als hotel. Er zijn ook voorbeelden
van kerken die een herbestemming kregen als sociale werkplaats (Ham-zaalkerk), of als
winkel- en woonruimte (Ronse). Voor een aantal kloostergebouwen blijkt er ook
daadwerkelijke
interesse
te
bestaan
vanuit
het
onderwijs,
sociale
huisvestingsmaatschappijen, de sociale en culturele sector en gemeente of OCMW. De
private sector (horeca en immo) heeft vaker interesse in pastorijen.
Nood aan maatwerk
Maar het meest problematisch voor de overheid, in het bijzonder voor de lokale besturen,
zijn de parochiekerken. Deze problematiek doet zich niet overal in Vlaanderen in gelijke
mate voor. Zo zijn er in Zuid-Limburg of Zuid- Oost-Vlaanderen vele kleine dorpjes met
2
allemaal een eigen parochiekerkje terwijl er in de Kempen vaak maar één parochiekerk is
voor een middelgrote gemeente.
In het stadscentrum kan een kerkgevel opgaan in de rij van huisgevels en vanop afstand
amper herkenbaar zijn. Maar in een dorp staat de kerk vaak letterlijk in het midden. Ook voor
wie er zelden of nooit een voet binnenzet, is het een landschappelijk baken dat de ganse
omgeving ordent. Een specifiek probleem stelt zich in de steden waar de ontkerkelijking
grotere proporties aanneemt en er ook meer gelovigen zijn van andere erediensten dan de
katholieke.
Anderzijds is er in de groot- en de centrumsteden vaker interesse vanwege andere
religieuze gemeenschappen (protestantse en orthodoxe erediensten) om de leegstaande
kerkgebouwen te gebruiken. Zo kreeg in Aalst de begijnhofkerk een religieuze
herbestemming als orthodoxe kerk. Ook medegebruik door de evangelische beweging komt
voor
Er is dus maatwerk nodig want de uitdagingen zijn heel anders op het platteland dan in de
steden. En ook tussen steden, stadswijken of tussen plattelandsgemeenten zijn er grote
verschillen
Stijgende kosten en groeiende onderbenutting
Vlaanderen telt circa 1800 parochiekerken. Er zijn 1792 erkende besturen van de katholieke
eredienst (kerkfabrieken), die elk minstens één kerk beheren. Sedert Napoleon met de kerk
een concordaat sloot, worden de tekorten van de kerkfabrieken bijgepast door de lokale
overheden. Zo betaalden de Vlaamse gemeenten in 2009
41 miljoen euro aan
exploitatietoelagen aan hun kerkfabrieken, op een totaal van 69 miljoen euro aan exploitatieuitgaven. Deze financiële last drukt steeds meer op de budgetten van steden en gemeenten
en het draagvlak om deze kosten te dragen erodeert zienderogen door het dalende
kerkbezoek. In tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, is het niet zo dat veel kerken leeg
staan of niet meer worden gebruikt. Wel is het zo dat het aantal erediensten sterk is
verminderd en dat ook het aantal gelovigen dat eraan deelneemt sterk is afgenomen. Het is
dus juister te spreken over de ‘onderbenutting’ van de gebouwen dan over de leegstand.
Momenteel zouden slechts 3% van de kerkgebouwen niet meer gebruikt worden voor de
eredienst terwijl er in 97% nog wel liturgische diensten plaatsvinden.
Om de uitgaven te verantwoorden dringen de lokale besturen aan op een meer polyvalent
gebruik van de kerkgebouwen en op een rationalisering. Tegelijk stellen de vrijwilligers in de
kerkbesturen vast dat hun taak steeds meer juridisch en complexer wordt, dat de eigen
financiële reserves opdrogen en dat het niet duidelijk is hoe ze moeten omgaan met vragen
over een nevenbestemming of herbestemming van hun kerk.
Vraag naar een Vlaams kader om de problemen lokaal aan te pakken
3
In de loop der jaren zijn op het lokale vlak her en der al beslissingen genomen, maar zowel
bij de gemeentebesturen als bij de kerkbesturen/parochies klinkt de vraag naar een globaal
kader of naar richtlijnen. Dat bleek ook uit de bevraging op initiatief van de Ceder werkgroep
Zingeving in 2010 waaraan 104 lokale CD&V mandatarissen deelnamen. Een algemene
conclusie was dat de thematiek op het terrein sterk leeft en dat er nood is aan een kader en
begeleiding om de uitdagingen aan te pakken. Maar het was wel duidelijk dat de oplossing
steeds lokaal moet gevonden worden. Dit neemt niet weg dat de problematiek de lokale
gemeenschap overstijgt en zich overal in Vlaanderen aandient.
Dat is ook de Vlaamse overheid niet ontgaan. Op 1 juli 2010 startte minister Bourgeois met
een besloten studiedag een breed opgevat proces om een toekomstvisie uit te stippelen voor
de Vlaamse parochiekerken. Dit gebeurde met de volgende actoren: de VVSG, het
Agentschap Binnenlands bestuur, het Agentschap Ruimte en Erfgoed, het Vlaams Instituut
voor het Onroerend erfgoed, het Team Vlaams Bouwmeester, de departementen RWO en
Bestuurszaken, vertegenwoordigers van de Bisschoppenconferentie en vertegenwoordigers
van enkele kerkfabrieken. Nadien werd er rond drie thema’s in werkgroepen verder gewerkt:
-een werkgroep ‘bestuurskracht en financiering’
-een werkgroep ‘beheer’
-een werkgroep ‘herbestemmingen en ruimtelijke inpassing’.
Deze werkgroepen dienden een eindverslag in ‘Parochiekerken in Vlaanderen’ (8 april
2011), waarin verschillende knelpunten, uitdagingen en beleidsaanbevelingen worden
geformuleerd. Dit vormde de basis voor de conceptnota Een toekomst voor de Vlaamse
parochiekerk (24 juni 2011) van minister Bourgeois. Deze conceptnota fungeert thans als
het Vlaamse kader waarbinnen gemeentebesturen en kerkbesturen voor hun lokale situatie
een visie dienen te ontwikkelen.
Een belangrijke element in deze conceptnota is dat de subsidieregelgeving voor zowel de
beschermde als de niet-beschermde kerken wordt aangepast door extra voorwaarden in te
bouwen voor het verkrijgen van een onderhouds- of restauratiepremie. Dossiers worden
enkel nog ontvankelijk verklaard als er voor de rooms-katholieke kerken op het grondgebied
een visie is geëxpliciteerd en als de initiatiefnemer voldoende kan motiveren welke de
(toekomstige) bestemming van de parochiekerk zal zijn na het beëindigen van de
onderhouds- of herstellingswerkzaamheden.
De conceptnota gaf ook de aanzet voor een decreetwijziging die het lokale overleg versterkt
en de lokale besturen meer bevoegdheden geeft. Voor de rooms-katholieke eredienst wordt
er overal een centraal kerkbestuur opgericht zodat het gemeentebestuur een eenduidige
aanspreekpartner heeft. Daarnaast zijn er maatregelen genomen om de rechtszekerheid te
verhogen, onder meer wat betreft de procedures voor het opheffen van bestaande
parochies. Wat de rooms-katholieke eredienst betreft, krijgt het lokale overleg daarmee ook
4
de instrumenten om de langetermijnvisie op de gebouwen van de eredienst op een gedragen
manier in de praktijk te brengen.
De kerkelijke overheid werd vanaf het begin betrokken bij de initiatieven van de Vlaamse
regering. Elke bisschop bepaalt in zijn bisdom de aanpak en de timing, maar algemeen kan
worden gesteld dat de Vlaamse kerk het debat over de toekomst van de parochiekerken met
open vizier en een positieve ingesteldheid wil aanpakken.
Met welke factoren dient een christen-democratische visie op de parochiekerken
rekening te houden?
1. De lokale geloofsgemeenschap
•
•
•
•
Is er een levende geloofsgemeenschap aanwezig? Christen-democraten
willen ruimte – ook fysieke ruimte – geven aan zingeving in onze samenleving.
Wat zijn de infrastructurele noden van de gemeenschap om waardig liturgie te
vieren, het geloof te verkondigen en dienstbaar in het leven te staan?
Kan er binnen een parochiefederatie worden samengewerkt om de
erediensten op één locatie te centraliseren?
Met welk kerkgebouw zijn de verenigingen (in het bijzonder de Kverenigingen) het nauwst verbonden?
2. Wat is de bouwfysische toestand van de kerkgebouwen?
•
•
•
•
•
•
Uit de eerste gegevens (midden januari 2013) van de enquête die het CRKC
hield bij de kerkfabrieken blijkt dat 61% van de kerken in goede staat verkeert,
35 in redelijke staat en slechts 3% in slechte staat.
Hoe worden de kosten voor de gewone exploitatie, groot onderhoud en
restauratie in beeld gebracht?
Zijn er betrouwbare cijfers over de kosten op korte, middellange en lange
termijn?
De overheid kan haar geld maar één keer uitgeven en de maatschappelijke
noden zijn groot. De middelen die in kerkgebouwen worden geïnvesteerd
moeten telkens worden afgewogen tegen andere mogelijke bestemmingen.
Wat zijn de mogelijkheden van een gemeentebestuur om investeringen in
kerkgebouwen te financieren?
Is er een lokaal meerjarenplan voor investeringen in parochiekerken?
3. Erfgoedkundige en beeldbepalende waarde
•
•
Ongeveer één derde van de Vlaamse parochiekerken is beschermd. Voor
welke kerken in de gemeente is dit het geval? Wat is de architecturale waarde
van elke parochiekerk?
In heel wat dorpen staat de “kerk in het midden” en is het kerkgebouw met zijn
kerktoren een baken dat de ganse omgeving ordent. Wat is de
landschappelijke waarde van elke parochiekerk?
5
•
Minister Bourgeois heeft een initiatief genomen om de planmatige aanpak van
historische, beschermde kerken te stimuleren via convenanten met de
gemeenten. Bedoeling van de convenanten is dat de gemeenten zich
engageren om hun kerken te restaureren, te onderhouden en open te stellen
voor het publiek. Daartegenover staat dat de Vlaamse overheid zorgt dat er
volgens een duidelijk plan middelen zijn voor de restauratie en onderhoud.
4. Lokaal overleg en keuzes
•
Het ontwikkelen van een visie voor de parochiekerken mag niet centraal
worden aangestuurd maar dient lokaal te gebeuren.
• Subsidiariteit betekent dat Vlaanderen een kader uitwerkt maar dat de keuzes
via overleg en rekening houdend met de specifieke context lokaal worden
gemaakt.
• Via convenanten, onderhouds- en restauratiepremies draagt Vlaanderen een
deel van de financiële lasten, maar het zwaartepunt ligt bij de lokale besturen
en bij de kerkbesturen die nog over financiële reserves beschikken.
Toekomstmogelijkheden
Er zijn vier grote opties voor een parochiekerk.
1. Herbevestiging van de rol van parochiekerk voor de lokale gemeenschap.
•
•
Een eerste optie kan zijn om geen grote wijzigingen door te voeren en de
bestaande functie te herbevestigen. De lokale parochies hebben immers nood
aan kerkgebouwen om bijeen te komen. Niet alleen voor de zondagsdienst
maar ook voor huwelijken en begrafenissen.
Soms zijn andere christelijke gemeenschappen op zoek naar een liturgische
plek om bijeen te komen. Dat kan gaan om nationale katholieke
gemeenschappen (bv. Polen of Spaanstaligen) die in hun eigen taal de mis
willen vieren naast de lokale parochiegemeenschap.
2. Nevenbestemming
•
•
•
•
Nevenbestemming doet in de eerste plaats een beroep op de creativiteit en
de openheid van de kerkfabriek/parochieteam.
Bij nevenbestemming wordt de kerkelijke functie aangevuld met activiteiten
zoals concerten, lezingen of tentoonstellingen. Dit gebruik is inmiddels in
Vlaanderen goed ingeburgerd want 75% van de kerkgebouwen stelt de
deuren open voor niet-liturgische activiteiten.
Soms zijn andere christelijke gemeenschappen op zoek naar een liturgische
plek om bijeen te komen. Dat kan gaan om andere denominaties zoals
orthodoxe christenen. In een oecumenische geest kan de katholieke parochie
haar gebouw hiervoor openstellen en afspraken maken over een gedeeld
gebruik.
Soms kan een deel van het kerkgebouw worden afgesplitst om er een andere
bestemming aan te geven zoals parochiesecretariaat, catecheselokaal of
vergaderzaal. Deze oplossing zit ergens tussen nevenbestemming en
6
•
•
•
herbestemming. Met gecompartimenteerd nevengebruik zijn er minder kansen
op conflicten over het gebruik van dezelfde ruimte.
In de Brugse Magdalenakerk experimenteert het YOT-project hoe het
kerkgebouw kan worden geherwaardeerd tot een plaats voor
spiritualiteitsbeleving voor een brede groep van mensen. Daartoe
onderging de binneninrichting van het kerkgebouw in 2002 een originele
en radicale, architecturale ingreep. Op deze plaats waagt YOT zich aan
een experiment rond ruimte, mens en religie. De Magdalenakerk
functioneert verder als parochiekerk. YOT stelt zich onder meer als doel
om initiatieven te nemen om de herwaardering van kerkgebouwen te
stimuleren.
Een doelbewust streven naar nevenbestemming vergt ook aandacht voor
aspecten zoals sanitair, parkeergelegenheid, geluids-, belichtings- en
projectiemogelijkheden.
Een nevenbestemming biedt geen oplossing voor de kosten die gepaard gaan
met het openhouden van meerdere kerken. Mogelijks vergroot dit het
draagvlak om te investeren in de kerkgebouwen maar het drukt op zich de
uitgaven voor een kerkgebouw niet, eerder is het tegendeel waar.
3. Herbestemming
•
•
•
•
•
•
•
Bij herbestemming maakt het kerkelijk gebruik plaats voor een andere functie
en verliest ze de oorspronkelijke bestemming die gekoppeld was aan de
katholieke eredienst.
Bij de parlementaire gedachtewisseling over de conceptnota van Bourgeois
heeft CD&V het standpunt ingenomen dat een herbestemming de
geschiedenis en de traditie van het gebouw dient te respecteren
Een lichte vorm van herbestemming zijn katholieke kerken die worden
overgenomen door de groeiende groep van evangelische christenen. Onder
meer onder de immigranten uit Afrika zijn deze goed vertegenwoordigd.
Een andere religieuze invulling kan zijn om een kerk om te vormen tot een
moskee. Het aantal moslimgelovigen in ons land is sterk toegenomen en zij
zijn op zoek naar gebedshuizen. Maar deze vorm van herbestemming ligt
vaak zeer gevoelig. Wie de geschiedenis van Spanje, Noord-Afrika en het
Midden-Oosten bekijkt, weet dat in de loop der eeuwen eredienstplaatsen van
christenen en moslims geregeld van ‘gebruiker’ zijn gewisseld.
Kerkgebouwen een zachte herbestemming geven door ze een culturele,
openbare of zorgsector invulling te geven is niet zo eenvoudig en vaak heel
erg duur. Ze zijn hoog, slecht geïsoleerd, en op een bijzondere wijze
ingedeeld die maakt dat nieuwe onderverdelingen niet eenvoudig zijn. Daarbij
zijn soms dure ingrepen nodig om te voldoen aan de eisen van
brandveiligheid en toegankelijkheid.
In geval van beschermde gebouwen moet rekening worden gehouden met de
omkeerbaarheid van de ingrepen. Dit kan door voor de nieuwe functies
gebruik te maken van losstaande modules die zo nodig weer verwijderd
kunnen worden.
Belangrijke knelpunten om een nieuwe bestemming te vinden zijn de
bescherming als dorpszicht, de registratie als beschermd monument, en in
sommige gevallen de noodzaak om een ruimtelijk uitvoeringsplan te maken.
7
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
In geval van herbestemming blijkt dat voor bepaalde groepen het kerkgebouw
met zijn nieuwe invulling toch een blijvende drempel vormt omwille van zijn
specifieke verleden.
Het CRKC heeft een webstek waar voorbeelden van herbestemming in
binnen- en buitenland worden voorgesteld.
Er zijn min of meer geslaagde voorbeelden van een herbestemming als hotel,
restaurant, feestzaal, kunstacademie, boekhandel of winkel.
De twee voorbeelden uit Maastricht worden vaak geciteerd ook in
internationale literatuur. Zo werd de dominicanenkerk omgevormd tot een tot
de verbeelding sprekende boekhandel en de Kruiskerenkerk tot een luxueus
hotel.
In Avelgem is werd het bijkerkje in deelgemeente Rugge omgevormd tot een
kleuterschooltje.
Het Godshuis van Sint-Laureins werd door een private initiatiefnemer
omgebouwd tot een hotel met feestzalen, vergaderzalen, een welnesscentrum
en ene brasserie.
De karmel van Brugge is omgevormd tot een jeugdverblijfcentrum dat wordt
beheerd door Chiro.
De stad en het OCMW van Lo-Reninge hebben hun intrek genomen het
voormalige Grauwzusterklooster aan de Markt.
In de ontwijdde kerk van het Heilig Kruis van Guvelingen (sint-Truiden)
worden occasioneel culturele activiteiten georganiseerd en af en toe houdt de
Pinkstergemeente er diensten zodat er toch nog af en toe een religieuze
invulling aan dit gebouw wordt gegeven.
De kerk van Genebos (Ham) biedt nu onderdak aan een sociaal fietsatelier.
Het clarissenklooster van Hasselt werd herbestemd tot een woonzorgcentrum
en een uitbreiding van het trefcentrum Den Boelvaar.
In Ronse komt er een winkelgalerij in de Sint-Martinuskerk
4. Afbraak
•
•
•
•
•
Zeker in de steden is de bouwgrond schaars en duur. Door de afbraak komt vaak
op strategische plaatsen zeer kostbare ruimte vrij voor nieuwe projecten.
Soms wordt die ingevuld met parkeerplaatsen. Maar sociale woningen, een
zorginstelling of een onderwijsinrichting kunnen zeer goed aansluiten bij christendemocratische beleidsdoelstellingen.
Wanneer het parochieleven is uitgedoofd of er een alternatief kerkgebouw
aanwezig is, en het cultuur-historisch belang van het gebouw gering is, kan
afbraak een juiste keuze zijn.
Een tussenoplossing bestaat erin het kerkgebouw gedeeltelijk af te breken en
enkel een aantal muren, al dan niet met dak, te laten staan.
Een voorbeeld in Avelgem waar 2 van de 6 kerken een nieuwe bestemming
krijgen, is de kerk van Bossuit, na een traject dat werd begeleid door de Vlaamse
Bouwmeester, ontmanteld zodat er een grote ommuurde binnenruimte met een
toren als baken overblijft die in het dorpscentrum een kunstig memoriaal vormen
voor de doden en de plaatselijke geschiedenis. Er kunnen marktjes en recepties
plaatsvinden.
8
•
Van de Sint-Rochuskerk in Ulbeek (Wellen) zijn enkel de buitenmuren behouden
en werden de ramen verlaagd tot op maaiveldniveau zodat het omliggende
kerkhof gewoon doorloopt in het schip waar een dubbele rij grafkuilen komt, naast
een columbarium en een urnenveld. Enkel de gevel die aan een beschermd
dorpsplein grenst is gerestaureerd. (Vlaamse Monumentenprijs 2012)
Concrete stappen om tot een lokale toekomstvisie te komen
Op 2 januari 2013 is de nieuwe legislatuur voor gemeente- en provinciebesturen van start
gegaan. Dit betekent dat in het voorjaar van 2013 het lokale beleidsniveau werkt aan het
formuleren van een langetermijnvisie en daarin moet ook het kerkelijk patrimonium van elke
gemeente een plaats krijgen. De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden
heeft hierover in september 2011 een brief verstuurd naar alle gemeentebesturen, centrale
kerkbesturen en kerkraden met het verzoek een strategische reflectie te wijden aan de
toekomst van de parochiekerken op het grondgebied van hun gemeente. Die denkoefening
kan enkel op lokaal niveau op een efficiënte en gedragen wijze gebeuren, in overleg met alle
betrokken partijen. Ook de kerkfabrieken zelf moeten in het voorjaar van 2013 nieuwe
meerjarenplannen1 opmaken in samenspraak met de nieuw verkozen gemeentebesturen
Om die lokale inspanning te ondersteunen heeft de minister van binnenlands bestuur
enerzijds wijzigingen2 voorgesteld aan het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële
organisatie en werking van de erkende erediensten, die erop gericht zijn het lokale overleg te
versterken en meer instrumenten te ontwikkelen om de ontwikkelde langetermijnvisie in de
praktijk te brengen. Anderzijds worden aan het ontwikkelen van die langetermijnvisie ook
gevolgen gekoppeld. Dit gaat heel concreet over de gewestelijke subsidiëring onderhoudsen investeringsweren voor gebouwen van de eredienst. Om te vermijden dat de
denkoefeningen vrijblijvend zijn, wordt de ontwikkeling van een langetermijnvisie een
voorwaarde om nog te kunnen genieten van de gewestelijke subsidies.
Deze nieuwe regeling zit vervat in een ontwerp van decreet3 dat door de Vlaamse Regering
definitief werd goedgekeurd op 1 maart 2013 en binnenkort in het Vlaams Parlement wordt
ingediend. Dit decreet voorziet in een organieke rechtsgrond om subsidies toe te kennen aan
de zogenaamde ‘gesubsidieerde infrastructuur’ waartoe de gebouwen van de eredienst (met
inbegrip van de pastorieën en de bisschoppelijke seminaries) behoren. Zowel de besturen
van de eredienst als de lokale besturen kunnen de subsidies aanvragen voor :
1.
2.
3.
4.
5.
Nieuwbouw
Aankoop en verbouwing
Renovatie
Studies voor herbestemming
Studies en aanpassingsinvesteringen voor nevenbestemming
1
Artikel 41-44 van het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking
van de erkende erediensten.
2
Decreet van 6 juli 2012, B.S. 16 augustus 2012. De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2013.
3
Ontwerp van decreet houdende toekenning van subsidies voor gebouwen van de eredienst,
gebouwen voor de openbare uitoefening van de niet-confessionele morele dienstverlening en
crematoria.
9
Het subsidiepercentage blijft zoals in de vroegere regeling behouden op 30% en
beschermde monumenten blijven uitgesloten van de regeling omdat ze onder een aparte
subsidieregeling vallen.
De grote vernieuwing ligt in de mogelijkheid om voortaan ook subsidies te verlenen voor
studies, zowel met het oog op herbestemming als met het oog op nevenbestemming.
Daarnaast worden ook aanpassingswerken die gebeuren met het oog op een
nevenbestemming subsidieerbaar.
Behalve in geval van herbestemming stelt het decreet het bestaan van een
langetermijnvisie als een voorwaarde voor het toekennen van subsidies. Er moet
eveneens een advies van het CBS of de deputatie en van het erkend representatief orgaan
van de eredienst bij de aanvraag worden gevoegd. Hieruit moet blijken dat de investeringen
passen in een langetermijnvisie, en dat het gebouw bestemd blijft voor de eredienst.
Ook de bisdommen zelf hebben niet stilgezeten en hebben studiedagen georganiseerd om
de leden van kerkbesturen en pastorale teams te sensibiliseren en aan het denken te zetten.
Ook de binnenkerkelijke reflectie over de fusies van parochies is hiervan een onderdeel. Zo
hebben de Vlaamse bisschoppen richtlijnen uitgevaardigd voor het gebruik van de
parochiekerken om de kerkbesturen en de parochies voor te bereiden om in gesprek te gaan
met de gemeentelijke overheid over het gebruik van de parochiekerken. Deze richtlijnen
gelden voor alle parochiekerken, kapelanijen en erkende annexe kerken en zijn ingegaan op
8 november 2012.
De vraag wordt wel eens gesteld van wie het initiatief moet komen om tot een toekomstvisie
voor het religieus erfgoed en de parochiekerken in het bijzonder, te komen. Moet de
gemeente een plan ontwikkelen en voorleggen aan de kerkbesturen? Of moeten de
kerkbesturen4 met een ontwerpplan naar de gemeente stappen? In elk geval moet men op
een gegeven ogenblik tot een dialoog komen. Vanuit het geloof in de subsidiariteit kan men
ervoor pleiten dat eerst de kerkbesturen gaan samenzitten met de parochieteams of de
parochiefederatie. Op die manier wordt ook verzekerd dat de pastorale bekommernissen
niet uit het oog worden verloren. Een reflectie over fusies van parochies dient te starten bij
de parochiefederatie en niet bij het gemeentebestuur.
Wanneer het initiatief uitgaat van de gemeentelijke overheid bestaat de kans dat factoren als
kostprijs en erfgoed zeer zwaar gaan doorwegen. Bij de totstandkoming van een visie voor
de parochiekerken is het voor christen-democraten belangrijk dat de link tussen het
kerkgebouw en de leefgemeenschap een plaats krijgt. Een kerkgebouw staat namelijk ook
in dialoog met een sociaal weefsel.
In een globaal overleg tussen kerkbestuur/parochie en gemeentebestuur kunnen ook de
problemen rond parochiezalen en jeugdlokalen die eigendom zijn van de kerkfabriek, de
4
Vanaf 1 januari 2013 krijgt het centraal kerkbestuur volgens art. 32, 8° lid van het eredienstendecre et
een specifieke opdracht om het beleid te coördineren van de kerkfabrieken met betrekking tot het
roerend en onroerende patrimonium, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen.
10
parochie of een decanale vzw ter sprake komen. Vaak vervult dit patrimonium een
belangrijke functie in het lokale sociale weefsel, maar gaat het beheer de financiële
draagkracht van de eigenaars te boven.
In de bevraging op initiatief van de Ceder Werkgroep Zingeving gaven 50 mandatarissen aan
voorstander te zijn van een draaiboek rond de herbestemming van religieuze gebouwen. Het
voordeel van zo’n draaiboek is dat gemeenten die bijvoorbeeld een subsidiedossier voor een
herbestemmingsstudie indienen bij de Vlaamse overheid dan niet meer zelf moeten
uitzoeken wie de mogelijke partners en subsidiekanalen zijn. Maar 38 mandatarissen waren
uitdrukkelijk geen voorstander van een draaiboek. Ze vreesden voor de aantasting van de
gemeentelijke autonomie. Gezien de grote diversiteit op het terrein is een draaiboek voor
gans Vlaanderen niet realistisch.
Een nieuwe rol voor het CRKC
Omdat het voor CD&V duidelijk was dat onze lokale bestuurders en de vrijwilligers in de
kerkfabrieken en de parochieteams nood hadden aan deskundige ondersteuning, hebben wij
herhaaldelijk gepleit om het Centrum voor religieuze kunst en cultuur ook te erkennen en te
subsidiëren als expertisecentrum voor onroerend religieus erfgoed, en niet alleen voor
roerend religieus erfgoed. Het is dan ook een belangrijke stap voorwaarts dat het CRKC
voortaan ook de begeleiding van concrete vragen en dossiers rond onroerend erfgoed
opneemt. Zeker voor de ongeveer 600 beschermde parochiekerken is de meerwaarde van
deze ondersteuning evident.
Het departement Onroerend Kerkelijk Erfgoed van het CRKC fungeert thans als
aanspreekpunt voor valorisatie, medegebruik, neven- en herbestemming van
cultusgebouwen voor de openbare eredienst. De eerste opdracht van het expertisecentrum
voor onroerend kerkelijk erfgoed is momenteel om het landschap van de parochiekerken van
Vlaanderen in kaart te brengen via een bevraging. Dit moet uitmonden in een
parochiekerkenplan. Het CRKC wil de instanties die betrokken zijn bij het beheer en de
toekomst van de parochiekerken in Vlaanderen concrete gegevens ter beschikking stellen
waarmee het beleid voor de beleidsperiode 2014-2019 kan onderbouwd worden. De
gegevens uit de bevraging zullen na de verwerking ervan, in eerste instantie aan de lokale
en centrale kerkbesturen en de bisdommen worden teruggekoppeld.
Nuttige documenten
Kerken in een ander licht. Neven- en herbestemming van religieus erfgoed.
Werkdocument van de Afdeling Monumenten en Landschappen. 2008
Eindverslag ‘Parochiekerken in Vlaanderen’ . 8 april 2011
Conceptnota ‘Een toekomst voor de Vlaamse Parochiekerk’ van Vlaams minister
Geert Bourgeois. 24 juni 2011.
Draaiboek betreffende de opheffing en samenvoeging van lokale eredienstbesturen –
de wijziging van gebiedsomschrijvingen – de opheffing van annexe-kerken en
kapelanijen. Administratie Binnenlands Bestuur. 14 juni 2011.
‘Een houtskoolvuur met een vis erop en brood’. Visietekst van Mgr. Johan Bonny.
11
Richtlijnen van de Vlaamse bisschoppen voor het gebruik van de parochiekerken.
Mechelen, 8 november 2012. Beschikbaar op www.kerknet.be
Meer info over valorisatie, medegebruik, neven- en herbestemming met voorbeelden
uit binnen- en buitenland is te vinden op de website van het Centrum voor Religieuze
Kunst & Cultuur (CRKC) www.crkc.be
Ontwerp van decreet houdende toekenning van subsidies voor gebouwen van de
eredienst, gebouwen voor de openbare uitoefening van de niet-confessionele morele
dienstverlening en crematoria. Definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op
1 maart 2013.
Ward Kennes
Burgemeester van Kasterlee
Vlaams volksvertegenwoordiger
Fractiepromotor kerk & staat aangelegenheden en levensbeschouwing
12
Download