Architectuurtheorie 2 Hilde Heynen Overzicht Hoofdstuk 1: Architectuur en bouwen Hoofdstuk 2: De meervoudige eigenheid van moderne architectuur 2.1. Authenticiteit 2.2. Functionalisme 2.3. Rationaliteit Hoofdstuk 3: Reacties op het modernisme 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. Architectuur van het volk Postmodernisme De rol van het kapitalisme Gender in de architectuur Hoofdstuk 4: Belangrijke concepten 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. Ruimte Lichaam Geheugen Mimesis Hoofdstuk 3. Reacties op het modernisme 3.1. Architectuur van het volk De vraag tot wie architectuur zich richt, of architectuur een ‘elitaire’ dan wel een ‘volkskunst’ is, is een essentiële kwestie in de twintigste eeuwse architectuurtheorie architectuur: - ‘hoge kunst’? - ‘zaak van het volk’? welke architectuur? Modernisme, vernacular, nationalistische architectuur, architectuur voor de gemeenschap, ‘pop architectuur’, postmodernisme, neovernacular, 'architectuur van het alledaagse', beroepen zich elk op hun eigen manier op 'het volk'. ‘het volk’?: – – – – – – – de massa, het proletariaat, de gewone mensen, ‘etnische groep’: dragers van zelfde cultuur of traditie ‘etnische groep’: behorend tot zelfde afkomst, ras inwoners van zelfde streek, natie gemeenschap, buurt de consumenten, de klanten, de markt de kiezers 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Modernisme of het volk als collectief De synthese tussen modernisme en vernaculaire bouwkunst Nationale architectuur versus internationaal modernisme Van “de gemeenschap” naar populaire massacultuur (vanaf 2e helft 20e eeuw) Het genie van het vernaculaire versus het steriele modernisme Radicaal populisme: van inspraak tot zelfbouw Het populisme en de teloorgang van de welvaartstaat Postmodernisme en ”de dubbele code” Naar een hernieuwd populisme? 1. MODERNISME OF HET VOLK ALS COLLECTIEF Arbeitsrat für Kunst, 1919: ”Kunst en volk moeten een eenheid vormen. De kunst moet niet langer het genot van enkelingen zijn, maar het geluk en het leven van de massa’s. Het einddoel is het verenigen van alle kunsten onder de vleugels van een grote bouwkunst” (Arbeitsrat für Kunst 1919, p.97) – kunst en volk moeten een eenheid vormen. Architectuur is de synthese van alle kunsten, het ‘Gesamtkunstwerk’. – van ‘Architectuur’ naar 'bouwen als een maatschappelijke praktijk' ”Bouwen is niet langer het exclusieve domein van de eerzucht van individuele architecten. Bouwen is werk dat door arbeiders en ontwerpers gezamenlijk wordt verricht. Bouwen ontwikkelt zich van een individuele aangelegenheid van individuen (onder druk van werkloosheid en woningnood) tot een collectieve aangelegenheid van de volksgemeenschap” (Hannes Meyer 1928 p.182) -’coproductie’ van ontwerpers en arbeiders -collectieve aangelegenheid -te maken met collectieve welvaart Doelstelling van ‘het nieuwe bouwen’: het verbeteren van de leefomstandigheden van de arbeidersbevolking door: – betere woningen, moderne woningen, Existenzminimum – collectieve voorzieningen: wasserijen, sportfaciliteiten, kinderspeelplaatsen, scholen, … De nieuwe woonwijk is ”een bewust georganiseerd gemeenschapswerk waarin op geïntegreerd-collectieve grondslag een vruchtbaar evenwicht tot stand s gebracht tussen collectieve en individuele krachten” (Hannes Meyer 1928, p.182) Deze ‘collectieve aangelegenheid’ is eerder gericht op het vormgeven van de dagelijkse woonomgeving en van de gemeenschapsvoorzieningen (scholen, sportcentra, sanatoria…) dan op het ontwerpen van individuele, representatieve gebouwen. Het is onder druk van de woningnood dat ”de individuele opdrachtgever heeft (…) plaatsgemaakt voor zogenaamde ‘maatschappelijke opdrachten’. Het zwaartepunt is van het intieme en het enkelvoudige naar het algemene en veelvuldige verschoven” (El Lissitzky 1930 p.191) woontoestanden eind 19e begin 20ste eeuw woontoestanden eind 19e begin 20ste eeuw Frankfurt, 1925-1930 CIAM 2 Frankfurt 1929 Oud, Weissenhofsiedlung 1927 Jan Duiker, sanatorium Zonnestraal, Hilversum 1926 Jan Duiker, openluchtschool Amsterdam 1930 Hannes Meyer & Hans Wittwer, Petersschule Basel 1926 opkomst van de massaproductie verwelkomd als kans op een democratisering van de industriële productie: niet langer luxegoederen voor een kleine groep rijken vervaardigen, maar gestandaardiseerde massagoederen voor iedereen ‘standaardisering’: gemiddelde standaards in de plaats van individuele behoeften en wensen Standaardisering eist van “de consument, opdrachtgever en bewoner van het huis, een verduidelijking van zijn eisen in de zin van een verstrekkende vereenvoudiging en veralgemening van de woonzeden. Dit betekent het geleidelijk opheffen van de momenteel overschatte en door bepaalde industrieën hoog opgevoerde individuele verlangens, ten gunste van een zo algemeen en breed mogelijke vervulling van de tegenwoordig achtergestelde eisen van de grote massa”. (CIAM 1928, p.174) Dit is geen verenging binnen het modernisme Een ongedifferentieerde massa weerspiegelt”de universele geest van de tijd” (Mondriaan 1927) Homogenisering en standaardisering gelden als kenmerk bij uitstek van de moderniteit en als basis van een nieuwe universele cultuur Walter Gropius, CIAM 3, Brussel 1930 Walter Gropius, Dessau-Törten 1928 Mart Stam, 1934 ‘volk’ = ‘volk’ = ‘volk’ = ‘volk’ = ‘volk’ = ‘het collectieve’, ‘ de grote massa’ bewoners van de volkswoningbouw gebruikers van de collectieve voorzieningen ongedifferentieerde massa van sociaal achtergestelden die allen dezelfde behoeften en wensen worden toegeschreven de massa die moet worden opgevoed in de geest van het moderne Modernisten stelden zich niet gewoon ten dienste van het volk maar wilden dat actief 'hervormen' door in te grijpen in de dagelijkse leefomgeving Stemt overeen met 19e eeuwse sociale hervormingsbewegingen maar zonder de nadruk op 'kleinburgerlijke waarden' van individualiteit, huiselijkheid en gezelligheid De moderne woonomgeving staat ver af van de dagelijkse ervarings- en leefwereld van de bevolking vervreemding deze zienswijze zal later sterk worden bekritiseerd o.m. door Venturi & Scott Brown, 1971 – modernisme is een elitaire architectuurstroming die zich hult in een ogenschijnlijk populisme maar in feite de zienswijze van een kleine groep wil opdringen – modernisten negeren de dominante sociale patronen in de maatschappij “Als experts met idealen, die lippendienst bewijzen aan de sociale wetenschappen, bouwen zij voor 'de Mens' in plaats van voor de mensen. Zij bouwen dus ten gerieve van zichzelf, of ten gerieve van hun eigen bovenmiddenklasse waarden, die zij iedereen willen voorschrijven” (Venturi & Scott Brown 1971, p.456) 2. DE SYNTHESE TUSSEN MODERNISME EN VERNACULAIRE BOUWKUNST Sommige architecten trachten een synthese tot stand te brengen tussen lokale of inheemse architectuurtradities en ‘universele’ moderne principes op het vlak van hygiëne, economie en constructie Vernaculair = inheems, volks, autochtoon, bescheiden (verna = dienstmaagd) Henri Maclaine Pont (NL) (1884-1971) -architect Nederlands Indië -onderzoek naar Javaanse bouwtraditie -pleit voor “nieuwe Javaanse architectuur”: lokale bouwtraditie +Europees modernisme -’Indo-Europese stijl’ -ITB Bandung 1918 -Station Semarang 1913 -Kongregatie Surabaya 1936 ”een architectuurtraditie komt voort uit het volk zelf, is samengegroeid met de grote lichtpunten van zijn geschiedenis, die al het waardevolle dat in zijn samenleving aanwezig is hebben opgeleverd, een architectuurtraditie die niet alleen de heersende kasten, maar het gehele volk ontroerd heeft en zulks nog vermag te doen” (Maclaine Pont 1923,p.134) Javaanse vernacular niet: het opleggen van een vreemde (moderne) architectuurstijl wel: het ontwikkelen van moderne architectuur vanuit de lokale (Javaanse) traditie Geen pleidooi voor stijlzuiverheid, wel voor heterogene architectuur die elementen uit verschillende culturen in zich verenigt ‘nieuwe Javaanse architectuur’ volgens Maclaine Pont: – heeft traditionele bouwprincipes als grondvorm (beantwoorden aan klimaat, beschikbare materialen, lokale kennis en kunde) – voldoet aan de eisen van de “neutrale moderne wetenschap die voor het Javaanse volk evengoed geldt als voor ons” zowel op hygiënisch als op economisch en constructief gebied doelstelling: een moderne ‘Indo-europese stijl’, het beste uit twee werelden Henri Maclaine Pont, ITB Bandung, 1918 3. NATIONALE ARCHITECTUUR VERSUS INTERNATIONAAL MODERNISME Naast het modernisme blijft er steeds een 'conservatief regionalisme' bestaan – met een pleidooi voor traditionele waarden, – verbonden met het rustieke, het pittoreske, het lokale, – dat beter zou aansluiten bij het volk. zie bij voorbeeld Mauclair 1933 Dit pleidooi wordt overgenomen door diverse autoritaire nationalistische ideologieën waarbij 'architectuur van het volk' een onderdeel wordt van een architectuurprogramma dat gestalte moet geven aan de eigenheid en de macht van de staat en de natie. Dit nationalisme (Italië, Duitsland, USSR) combineert een doorgedreven economische modernisering met een steeds radicaler afwijzing van het modernisme. het huis en de architectuur als inzet van een ideologische discussie – Le Corbusier bekritiseert het traditionele huis als“dat massieve voorwerp dat de pretentie heeft de eeuwen te trotseren” of als die”archaïsche eenheid waaraan al zolang de cultus is gewijd van de familie, het ras” ( Le Corbusier 1923) – Gropius pleit voor eigentijdse, industrieel geproduceerde woningen:“een van de belangrijkste producten van de industrie van de toekomst zal zijn: het uit voorraad leverbare kant-en-klaar ingerichte woonhuis uit één stuk. Zijn eenmaal de veelomvattende doelen van de moderne bouwkunst bereikt, dan zal onze tijd daarin haar eigen stijl gevonden hebben!” (Gropius & Schultze-Naumburg 1926) Camille Mauclair (1872-1945) Frans schrijver, dichter, columnist (Le Figaro) nationalist, conservatief tegen de ‘germaanse-bolsjevistische-kubistische stijl’ tegen het onpersoonlijke en het gebrek aan geborgenheid van de moderne architectuur “L’Architecture va-t-elle mourir? La crise du ‘Panbétonnisme intégral’ “(1933) Camille Mauclair, 1933: “Zijn wij termieten? Nee toch zeker, en we zullen ook geen termieten worden of men moet ons daartoe dwingen. En als we het groeiende aantal voorbeelden aanschouwen van termietenheuvels die men in verschillende wijken in Parijs bouwt, worden we ongerust en opstandig bij het idee dat men ons in een meer of minder nabije toekomst daarin wil stoppen. Mede daardoor voelen we dat men ons van onze Franse aard wil beroven en we reageren met een beroep op de smaak en het gevoel. (…) Antisepsis, desinfectie van de bewoner. Hygiëne is lofwaardig, maar houdt dat duiveltje in het oog! In deze uitgestrekte termietenheuvels heersen egalitarisme en nudisme. Eenieder zijn blokje lucht en licht, zijn vierkante venster, zijn balkon van massief beton, zijn rantsoen ultraviolette stralen, zijn calorieën en zijn watercloset. Alle appartementen gelijk. Hun bewoners zullen net zo gelijk moeten zijn. Het ideaal voor morgen is toch dat we allen gelijk worden, in serie gemaakt, en genummerd, want nummers zijn immers praktischer dan namen?” Het nationaal-socialisme in Duitsland: twee doelstellingen: – werpt zich op als de vertegenwoordiger van 'het volk', behouder van 'de traditie', beschermer van 'het volkseigene' (dat meerderwaardig is maar bedreigt wordt) tegen 'het vreemde' (dat minderwaardig is maar niettemin een bedreiging vormt), [‘het volk’ is niet meer ‘de arbeidersklasse’, ‘de stedelijke massa’, ‘de gewone man’, maar wel een solidaire organische eenheid die afstamming, zeden en territorium deelt] – stelt de grootsheid van de natie en de ambities van het Rijk centraal. Alfred Rosenberg (1893-1946) -ingenieur en architect van vorming -filosoof en ideoloog ven het nazisme -hoofdredacteur ‘Völkischer Beobachter’ -oprichter ‘Kampfbund für deutscher Kultur’ -verdedigt ongelijkwaardigheid van de rassen -beklemtoont de Germaanse aard van de klassieke architectuur -veroordeeld in Neurenberg 1946 -Der Mythus des 20. Jahrhunderts (1930) Paul Schultze-Naumburg (1869-1949) -kunstschilder, architect -medeoprichter van de ‘Kampfbund für deutsche Kultur’ en lid van de ‘Kampfbund Deutscher Architekten und Ingenieure’ KDAI -Kunst und Rasse (1928) -Das Gesicht des deutschen Hauses (1929) -pleidooi voor traditionele bouwkunst geworteld in natie, ras, landschap -”het verval van de architectuur culmineert in het modernisme” -Cecilienhof Potsdam (1917) Paul Schultze-Naumburg 1926: “Daarnaast is er de steeds sneller aangroeiende groep bouwwerken die duidelijk tot de 'nieuwe tijd' behoren. In schrille tegenstelling tot het oude bestand, dat heldere, sprekende vormen laat zien en zo de indruk wekt een verzameling te zijn van schitterende karakterkoppen van het zuiverste ras, van sterke boeren, mannelijke handwerkers, fijnzinnige geleerden en ridderlijke edellieden, staan we nu plotseling voor een zodanige chaos aan vormen, of liever gezegd een zodanige vormeloosheid, dat we ons op een marktplein zouden kunnen wanen waar al het uitschot van een volk zich heeft verzameld. [...]” Paul Schmitthenner (1884-1972) -architect -”die Stuttgarter Schule” -”architectuur is geworteld in de volksstam, heeft verplichtingen jegens de traditie, het landschap, ,de hemel, de aarde” -volgt de ontslagen Hans Poelzig op als directeur van de Vereinigte Staatsschule für Architectur, Malerei und Kunstgewerbe -Baugestaltung. Das Deutsche Wohnhaus (1932) -Kochenhofsiedlung Stuttgart 1934 Paul Schmitthenner, 1933: ”Door de eeuwen heen kunnen we in onze bouwwerken iets bespeuren wat we simpelweg 'Duits' kunnen noemen. Zo verschillend als het Noorden en het Zuiden van het Rijk zijn in landschap en volksstammen, zo verschillend zijn ook de huizen, dorpen en steden, maar slechts zo verschillend als broers en zusters van hetzelfde bloed. Dit is echter alleen voelbaar voor wie in de volksstam is geworteld en daarom bestaat het gevaar dat invloeden van buitenaf de traditie kunnen vernietigen, indien zij daadwerkelijk invloed krijgen. [...]” Nationaal-socialistische architectuur volgt twee sporen: – publieke gebouwen (Rosenberg) monumentaliteit, grootschaligheid representatie van grootsheid en heroïek: Albert Speer Spartaans classicisme, de Griekse bouwkunst als ‘Germaans erfgoed’: Paul Ludwig Troost – Woningbouw (Schultze-Naumburg, Schmitthenner) folkloristische 'Heimatstil', bloed- en bodemcultus, de waarden van een agrarische samenleving superioriteit van de eigen vernaculaire bouwkunst geworteld in 'de volksstam' niet afkerig van rationalisering van het traditionele bouwen en massaproductie Publieke gebouwen: monumentaliteit en gigantisme Albert Speer, Welthauptstadt Germania, 1937 Munchen, Paul Ludwig Troost, 1936 Berlijn, Albert Speer, rijkskanselarij, 1938 woningbouw: traditie en rationalisatie -Paul Schmitthenner, Kochenhofsiedlung, 1934 Stuttgart, -Am Sommerwald (Architettura 1937) propagandaschetsen Weissenhofsiedlung, Stuttgart 1929 'Araberdorf' 1934 USSR (1935-1955): De modernistische architectuur afgewezen – Frankrijk: Camille Mauclair verwerpt de 'Germaansbolsjevistisch-kubistische stijl' die de Franse bevolking van haar eigen aard en burgerlijke waarden wil beroven (Mauclair 1933) – U.S.S.R.: Arkadii Mordvinov wijst het modernisme af als een vreemde architectuurstijl die niet overeenstemt met de waarden en de levensstijl van de arbeidersklasse (Mordvinov 1930) Alabian pleit voor sociaal-realisme: tezelfdertijd socialistisch en verbonden met traditie, gebruiken, levensopvattingen en klimaat van de natie (Alabian 1939) Arkadii Mordvinov (1896-1964) -architect -mede oprichter van VOPRA “Al-Russische Associatie van Proletarische Architecten” -tegen “Leonidoverie” -”alleen het Russische proletariaat kan vorm geven aan de communistische maatschappij” -sociaal- realisme -Schlagen wir die fremde Ideologie (1930) -wedstrijd Volkscommissariaat voor zware industrie Moskou 1934 -Tverskaya straat Moskou 1937 -Oekraïne Hotel Moskou (1947) 1957 Arkadii Mordvinov 1930: “Het is duidelijk dat de theorie van de constructivisten met hun leuze ‘dood aan de kunst’ niet alleen onjuist is, maar ook funest, daar zij de arbeidersklasse op artistiek terrein de wapens uit handen slaat. Voor ons is deze theorie dan ook niet sociaal nuttig, zoals de constructivisten beweren, maar sociaal schadelijk; zij speelt de vijand in de kaart omdat wij in deze tijd van meedogenloze klassenstrijd en totale mobilisatie van de massa's voor de opbouw van het socialisme maximaal gebruik moeten maken van alle kunstvormen, waaronder ook de architectuur, als agitatie- en propagandamiddelen.” Ivan Leonidov, -Lenin instituut, 1927 -Volkscommissariaat voor zware industrie Moskou, 1934 Alexander, Leonid, en Viktor Vesnin, -Pravda, 1923 -Paleis van de Arbeid, 1923 Konstantin Melnikov, paviljoen USSR, Parijs 1925 Yakov Chernikov, 101 Architectural Fantasies, 1933 El Lissitzky, Versla de Witten met de Rode Wig, 1919 Vladimir Tatlin, Monument voor de Derde Internationale, 1920 Moskou, architectuur en stadsaanleg in de stalinistische periode Alabian 1939 Het belangrijkste doel van de sovjetarchitectuur is het creëren van gebouwen voor het hele volk. Ongeacht de aard van het project is onze eerste zorg het voorzien in de behoeften van het volk, het tegemoet komen aan hun artistieke eisen, de vervulling van hun idealen. (…) … principes… – … synthese van kunst en technische kennis… – … vooruitgang … gebaseerd op … het verleden… – … nationaal van vorm en socialistisch van inhoud… Moskou metro, 1936 Abram Damsky, ontwerp lampen 1939, 1948 Socialistisch Realisme (1935-1958) “De massa vraagt van de kunstenaar eerlijkheid, waarachtigheid en een revolutionair socialistisch realisme bij het weergeven van de proletarische revolutie” 1932 Literary Gazette 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Modernisme of het volk als collectief De synthese tussen modernisme en vernaculaire bouwkunst Nationale architectuur versus internationaal modernisme Van “de gemeenschap” naar populaire massacultuur Het genie van het vernaculaire versus het steriele modernisme Radicaal populisme: van inspraak tot zelfhulp Het populisme en de teloorgang van de welvaartstaat Postmodernisme en ”de dubbele code” Naar een hernieuwd populisme?