Dunne darm operatie Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op www.asz.nl/brmo. Inleiding U heeft een afwijking in uw dunne darm. U wordt daarom binnenkort in het Albert Schweitzer Ziekenhuis geopereerd. In deze folder leest u hier meer over. De dunne darm Afb.1: Het spijsverteringskanaal *) Ons voedsel komt via de slokdarm, maag en 12-vingerige darm in de dunne darm. Dit is het midden van ons spijsverteringskanaal. In de dunne darm vindt de spijsvertering plaats. Hierbij worden voedingsstoffen in de bloedbaan opgenomen. De dunne darm is in totaal vijf meter lang. We onderscheiden een bovenste en een onderste deel. Rechtsonder in de buik gaat de dunne darm over in de dikke darm. Ook zit aan dit deel van de dikke darm de blindedarm vast. 1 Afwijkingen in de dunne darm Er zijn verschillende soorten afwijkingen van de dunne darm waardoor een operatie nodig kan zijn. De meest bekende afwijkingen zijn ontstekingen en gezwellen. De soort operatie is vooral afhankelijk van de plaats van de afwijking. Daarnaast zijn er ook nog zeldzame afwijkingen waarvoor een dunne darm operatie nodig kan zijn. Klachten De klachten zijn sterk afhankelijk van de aard en de plaats van de afwijking. Mede daardoor is het klachtenpatroon zo wisselend. Klachten die kunnen optreden zijn onder andere: buikpijn, bloedarmoede, veranderingen in de regelmaat van de stoelgang, verstoppingen of diarree met bloed of slijm bij de ontlasting. Welke soort operatie? De chirurg bespreekt met u welke operatie nodig is. Tijdens de operatie is het soms nodig om toch een ander soort operatie uit te voeren. Het is goed dat u zich dat vooraf realiseert. Het aanleggen van een stoma is vrijwel nooit nodig. Pré-operatieve screening Gesprek anesthesioloog Om er zeker van te zijn dat u de operatie lichamelijk aankunt, heeft u enige tijd voor de operatie een afspraak bij de anesthesioloog voor een pré-operatieve screening. De anesthesioloog bespreekt de mogelijkheden van anesthesie en pijnbestrijding met u. Het onderzoek kan uitgebreid worden met aanvullend onderzoek zoals bloedonderzoek, ecg (hartfilmpje) en een longfoto of onderzoek door een andere specialist, zoals de internist of de cardioloog. Als alles akkoord is kunt u een oproep voor de operatie verwachten. 2 Overgevoeligheid/allergie Als u overgevoelig bent voor medicijnen, bijvoorbeeld antibiotica meldt u dit aan de chirurg, anesthesioloog en verpleegkundige. Als u niet precies weet voor welke medicijnen u overgevoelig bent, kunt u dit via uw huisarts of apotheek proberen te achterhalen. Medicijngebruik Als u medicijnen gebruikt, moet u dit altijd doorgeven aan de chirurg en anesthesioloog. Soms moet u een aantal dagen voor de operatie tijdelijk stoppen met bepaalde medicijnen. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt en er is niet met u besproken of u moet stoppen, bel dan zelf met de pré-operatieve polikliniek om dit door te geven. Het intakegesprek U heeft ook een gesprek met een verpleegkundige van de verpleegafdeling. De verpleegkundige stelt u vragen over uw ziektevoorgeschiedenis, medicijngebruik etc. Verder vertelt de verpleegkundige hoe de opname in het ziekenhuis verloopt. Als de afwijking in uw darm kwaadaardig is, krijgt u een intakegesprek bij de oncologieverpleegkundige. Zij is gespecialiseerd in kanker aan het maagdarmstelsel en zal u begeleiden tijdens uw behandeling. Huishoudelijke hulp Na de operatie mag u een aantal weken geen zwaar huishoudelijk werk doen. Als u geen partner of huisgenoten heeft die dit kunnen doen, dan kunt u huishoudelijke hulp aanvragen. Deze aanvraag moet u zelf doen bij het WMO-loket van uw woonplaats. WMO betekent Wet Maatschappelijke ondersteuning. Als u in de regio Drechtsteden woont kunt u daarvoor tijdens kantooruren bellen met tel. (078) 770 89 10. Woont u buiten deze regio, dan belt u met het gemeentehuis in uw woonplaats. De aanvraag van huishoudelijke hulp kan een paar weken duren. We raden u daarom aan om dit al voor uw opname in het ziekenhuis aan te vragen. Voor huishoudelijke hulp moet u een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. 3 Tijdens de opname zal er gekeken worden of er verpleegkundige zorg nodig is in de thuissituatie. De verpleegkundige kan u helpen bij de aanvraag van thuiszorg zoals; stomazorg, wondzorg, enz. Opname in het ziekenhuis Bij deze operatie is geen darmvoorbereiding nodig. U mag tot aan de dag van de operatie gewoon eten en drinken wat u gewend bent. U wordt op de dag van de operatie opgenomen. U belt de dag voor uw operatie tussen 15.00-16.00 naar afdeling A2. U krijgt dan te horen hoe laat u wordt verwacht en het tijdstip waarop u wordt geopereerd. U neemt alle medicijnen die u gebruikt, in originele verpakking, mee naar het ziekenhuis. De dag van de operatie Voor deze operatie moet u nuchter zijn. De regels over nuchter zijn leest u in de folder ‘Anesthesie en pré-operatieve screening’. ‘s Morgens kunt u nog douchen, na het douchen mag u geen bodylotion of crème gebruiken. In principe hoeft u het operatiegebied niet te scheren. Bij uitzondering kan de verpleegkundige anders beslissen. Tijdens de operatie mag u geen sieraden, piercings, make-up of nagellak dragen. Als u kunstnagels heeft die doorzichtig zijn gelakt, kunt u deze laten zitten. Zijn de kunstnagels met een gekleurde lak gelakt, dan moet u van iedere hand één kunstnagel verwijderen. Ook een gebitsprothese en contactlenzen moeten voor de operatie worden uitgedaan. Gehoorapparaten mogen alleen in blijven als u zonder hoorapparaten zeer slecht of niks hoort. 4 Naar de operatiekamer Kort voordat u naar de operatieafdeling wordt gebracht vraagt de verpleegkundige u om te gaan plassen. Ongeveer een uur voor de operatie krijgt u een operatiejasje aan en krijgt u een medicijn waar u rustig of slaperig van wordt. De verpleegkundige brengt u naar de operatieafdeling. Pijnbestrijding Meestal wordt voor de operatie een slangetje (epidurale katheter) tussen uw wervels ingebracht. Via deze katheter wordt de plaats van de operatie plaatselijke verdoofd. Hierdoor heeft u na de operatie minder of geen pijnstilling nodig. Dit voorkomt bijwerkingen zoals sufheid of maag- en darmklachten. Uw darmen liggen hierdoor na de operatie niet stil. U kunt snel weer eten en drinken. Geef tijdig aan als u pijn heeft. De pijn kan dan adequaat worden bestreden. Verder krijgt u vier keer per dag twee tabletten paracetamol. Ook als u geen pijn heeft, moet u deze tabletten innemen. Dit zorgt voor een sneller herstel. Anesthesie De epidurale katheter zorgt voor een plaatselijke verdoving. Daarnaast krijgt u algehele anesthesie (narcose). De algehele anesthesie is zo afgestemd, dat u niets merkt van de operatie. Binnen een half uur na de operatie bent u weer bij bewustzijn. De operatie De chirurg bespreekt met u op de polikliniek of de operatie laparoscopisch (via kijkoperatie) of via een open snede wordt gedaan. Bij de laparoscopische operatie wordt er een aantal sneetjes in uw buikwand gemaakt. Bij de open operatie maakt de chirurg meestal een snede in het midden van uw buik tussen uw borstbeen en uw schaambeen. De lengte van deze snede hangt af van het soort operatie die wordt uitgevoerd. De chirurg bespreekt vooraf met u op welke wijze u wordt geopereerd. 5 Als er tijdens de operatie complicaties optreden, kan het zijn dat een ander soort operatie wordt uitgevoerd. De chirurg vertelt u na afloop van de operatie hoe deze is verlopen. De operatie duurt ongeveer tussen de anderhalf tot vier uur. Na de operatie U ligt nog een paar uur op de verkoeverkamer (uitslaapkamer). Hier worden uw bloeddruk, hartslag en wond regelmatig gecontroleerd. Na de operatie heeft u: Een katheter in uw blaas. Dit is een dun slangetje dat de urine afvoert naar een opvangzak. Een infuus in uw arm. Via dit infuus krijgt u vocht toegediend. Een epidurale katheter in uw rug voor pijnstilling. Soms heeft u: Een maagsonde. Dit is een slangetje die via uw neus in uw maag ligt. De maagsonde houdt uw maag leeg. Pas als uw darmen weer goed werken wordt de maagsonde verwijderd. Eén of meer drains in uw buik. Een drain is een dun slangetje dat wondvocht afvoert. De drains worden een aantal dagen na de operatie verwijderd. Bij een laparoscopische operatie wordt gas in de buik gespoten, dit kan een pijnlijk gevoel bij de schouders geven. Dit trekt vanzelf weg. Zodra de controles stabiel zijn en de pijn houdbaar is, wordt u naar de verpleegafdeling teruggebracht. U krijgt tijdens de ziekenhuisopname iedere avond een injectie met een medicijn dat de kans op trombose vermindert. Als er een kwaadaardig gezwel is verwijderd, dan moet u deze injectie gedurende drie weken gebruiken. Soms kan de chirurg om andere redenen besluiten ook de injectie drie weken door te laten gebruiken. Dit wordt met u besproken. De verpleegkundige leert u hoe u zichzelf kunt injecteren. 6 Eten en drinken Na de operatie mag u al weer snel wat gaan drinken. Aan het einde van de operatie heeft u via het infuus medicijnen gekregen die misselijkheid zoveel mogelijk moeten voorkomen. Als u niet misselijk bent, probeer dan minstens een halve liter te drinken. Als avondeten krijgt u een vloeibare maaltijd. U voelt zelf of u in staat bent om te eten. Meestal bent u de eerste dagen niet in staat om een normale hoeveelheid te eten. De diëtiste zal u adviseren en eventueel drinkvoeding voorschrijven. Soms mag u na de operatie alleen slokjes water drinken. Gedurende de dagen na de operatie wordt uw dieet uitgebreid in overleg met de chirurg. Beweging Bewegen is belangrijk om de kans op trombose (bloedstolsels) te voorkomen maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Als u rechtop zit, is uw ademhaling beter. U heeft minder kans op luchtweginfecties. Na de operatie is het heel erg belangrijk dat u zo snel mogelijk weer gaat bewegen. Op de dag van de operatie moet u proberen eventjes rechtop in bed of in een stoel te zitten. De eerste keer komt u onder begeleiding van een verpleegkundige uit bed. U kunt wat duizelig zijn, bijvoorbeeld door een lage bloeddruk. De verpleegkundige blijft daarom bij u in de buurt. De fysiotherapeut komt tijdens de opname bij u langs om u te helpen bij het bewegen. U krijgt ook ademhalingsoefeningen. De eerste dag na de operatie De verpleegkundige helpt u bij het wassen. Daarna gaat u in een stoel zitten. U probeert een paar keer per dag een poosje in een stoel te zitten. 7 Tenzij de chirurg anders met u heeft afgesproken mag u de dag na de operatie weer normaal eten. U voelt dat uw darmen weer op gang komen. In uw darmen zit veel lucht. Daarom moet u ook windjes laten. Probeer deze windjes niet op te houden. Uw ontlasting is dunner en anders van kleur. Dit is normaal na deze operatie. U krijgt vier keer per dag paracetamol. Ook als u geen pijn heeft, moet u deze pijnstillers toch gebruiken. De tweede dag na de operatie In overleg met het Pijnteam wordt de epiduraalkatheter verwijderd. U krijgt nog vier keer per dag paracetamol. Zodra u 1½ liter kunt drinken, wordt het infuus verwijderd. U kunt uzelf met wat hulp van de verpleegkundige wassen en aankleden. Het is belangrijk om meer in beweging te komen. U gaat een paar keer per dag een stukje op de gang lopen. Daarnaast zit u zoveel mogelijk in de stoel. Derde dag tot aan ontslag De blaaskatheter wordt verwijderd, zodra de epiduraalkatheter uit uw rug is. Het is belangrijk dat u probeert om binnen zes uur te plassen. De verpleegkundige wil dit graag van u weten. Als dat niet lukt, kan het nodig zijn om uw blaas nogmaals met een katheter leeg te maken. Zodra u voldoende hersteld bent van de operatie mag u het ziekenhuis verlaten. Dit kan vanaf de derde dag na de operatie als: U voelt zich in staat om naar huis te gaan. U windjes laat of u ontlasting heeft gehad. U weer normaal eet. U goede pijnstilling heeft. 8 De chirurg bespreekt met u wanneer u het ziekenhuis mag verlaten. Als u naar huis gaat met niet oplosbare hechtingen, dan worden de hechtingen verwijderd tijdens de controle afspraak op de polikliniek. Het verwijderde deel van de darm wordt na de operatie opgestuurd naar de patholoog-anatoom. Dit wordt microscopisch onderzocht en beoordeeld. De uitslag van dit onderzoek is ongeveer tien dagen na de operatie bekend. Als het een kwaadaardig gezwel is, wordt de uitslag ook besproken in de oncologiebespreking. Dit is een bespreking waarbij alle specialisten die te maken hebben met de behandeling van kanker een behandelplan opstellen. De chirurg en/of de Verpleegkundig Specialist bespreekt dit behandelplan met u tijdens het bezoek op de polikliniek. Leefregels Om de kans op complicaties te verminderen adviseren wij u: De eerste twee weken na de operatie niet zwaar te tillen. Dit betekent dat u maximaal één kilo mag tillen. Geen zwaar huishoudelijk werk doen zoals ramen zemen, stofzuigen etc. gedurende de eerste vier tot zes weken na de operatie. Daarna mag u geleidelijk weer wat zwaarder huishoudelijk werk gaan doen. U mag douchen. U mag pas weer in bad als de hechtingen verwijderd zijn. Alles te eten en drinken wat u voor de operatie gewend was. U merkt vanzelf als iets te zwaar valt. Als de diëtiste u advies heeft gegeven, volgt u dat advies. Fietsen en autorijden mag op geleide van de pijn. U mag weer gaan werken na overleg met de chirurg. 9 Complicaties Na elke operatie kunnen complicaties optreden zoals een longontsteking, nabloeding of blaasontsteking. De belangrijkste complicaties na deze operatie zijn: Wondinfectie. Dit is een ontsteking van de huid op de plaats van de hechtingen. De symptomen zijn roodheid van de huid of lekken van wondvocht. Bij een wondinfectie worden de hechtingen verwijderd, zodat pus uit de wond gespoeld kan worden. U hoeft voor een wondinfectie niet in het ziekenhuis te blijven. Naadlekkage. Dit is een lek op de plaats waar de darm weer aan elkaar is gemaakt. De inhoud van de darm lekt in de buik en kan voor ontsteking van het buikvlies zorgen. De symptomen zijn: bolle, gespannen buik, misselijkheid en braken, koorts, buikpijn. Als er een naadlekkage ontstaat is de kans groot dat u opnieuw geopereerd moet worden. Een nabloeding. Bij een katheter in de blaas is de kans op een infectie van de urinewegen of blaas iets groter. Dit kan behandeld worden met medicijnen. Vertraagde maaglediging, ook wel maagparese genoemd. De maagspieren werken dan slecht of helemaal niet. Het voedsel wordt dan niet door de maag naar de darmen gevoerd. Daardoor bent u misselijk en kunt u gaan braken. Er wordt een maagsonde ingebracht om de maag leeg te houden. U mag tijdelijk geen voeding of vocht meer nemen. U gaat op een andere manier voeding krijgen. De chirurg bespreekt de mogelijkheden met u. Zodra de maag weer goed werkt, mag u weer wat gaan eten en drinken. Belangrijk is dat u blijft bewegen, dit bevordert uw herstel. Vertraagde darmlediging, ook wel ileus genoemd. De beweging van de darmen is vertraagd of niet aanwezig. Het voedsel hoopt dan op en kan uw lichaam niet verlaten. Daardoor heeft u een aantal dagen geen ontlasting, een bolle gespannen buik, vol gevoel, misselijkheid en braken. 10 Er zal een maagsonde worden ingebracht om de maag leeg te houden en de darmen te laten rusten. U mag tijdelijk geen voeding of vocht meer nemen. U gaat op een andere manier voeding krijgen. De chirurg bespreekt de mogelijkheden met u. Klysma’s via de anus (of stoma) kunnen soms helpen om de ontlasting het lichaam te laten verlaten. Zodra uw darmen weer actief zijn kunt u weer wat gaan eten en drinken. Belangrijk is dat u blijft bewegen. Dit bevordert uw herstel. Bij operaties via de buik is er een kleine kans dat de wond niet goed geneest. De hechtingen kunnen de wondranden dan niet meer bij elkaar houden en wond gaat uit zichzelf open. Dit wordt een Platzbauch genoemd. De chirurg bekijkt of het nodig is om de wond opnieuw te hechten. Dit gebeurt op de operatiekamer. Met een speciaal ‘matje’ kan de wond worden gehecht. Deze wordt later weer verwijderd of blijft zitten. Soms is dat niet mogelijk en wordt de wond opengelaten. De wond geneest dan uit zichzelf. Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Platzbauch’. Bij een Platzbauch wordt een breukband aangemeten ter bescherming van de wond. Deze draagt u als u uit bed bent en vaak ook in bed. Een arts waarschuwen U moet contact opnemen: Als de wond erg gaat bloeden. Als de wond of de huid rond de wond rood, dikker en warmer wordt. Als er pus uit de wond komt. Als u koorts heeft boven de 38.5°C. Als u meer pijn krijgt. Als u twijfelt of zich ongerust maakt. Bij geen ontlasting (2-3 dagen na uw ontslag uit het ziekenhuis) of bij aanhoudende diarree. Bij aanhoudend braken. 11 Tot twee weken na het ontslag belt u naar het onderstaande telefoonnummer. Bent u langer dan twee weken geleden ontslagen uit het ziekenhuis? Dan belt u uw huisarts. Van maandag t/m vrijdag tijdens kantooruren belt u naar de polikliniek Chirurgie, tel. (078) 652 32 50. Buiten kantooruren belt u naar verpleegafdeling A2, tel. (078) 652 34 43. Tot slot In deze folder leest u hoe het verloop van de opname en de operatie meestal is. Het kan zijn dat uw opname anders verloopt dan hier beschreven. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Stel ze dan gerust aan de intakeverpleegkundige tijdens het intakegesprek of aan de afdelingsverpleegkundige als u opgenomen wordt. We beantwoorden uw vragen graag. Wilt u uw mening geven over deze folder? Dat kan hier: www.asz.nl/foldertest/ De afbeeldingen in deze folder die gemerkt zijn met een (*) zijn afkomstig van Shutterstock en via een licentieovereenkomst door ons verkregen. Het is derhalve aan derden niet toegestaan om deze afbeeldingen op welke wijze dan ook, te gebruiken of te kopiëren. Voor het eigen gebruik van deze afbeeldingen verwijzen wij naar www.shutterstock.com 12 Albert Schweitzer ziekenhuis maart 2017 pavo 1235