(Elsevier, week 42, 2011) Weidelijkheid Het jachtseizoen is deze week voor een aantal vogels waaronder de fazant geopend, en zal begin volgende maand in het Hubertuskapelletje in Strijbeek worden ingeluid met een officiële inzegening van jagers, paarden en honden. Tegelijkertijd bereidt de Eerste Kamer zich voor op de behandeling van de initiatiefwet van de Partij voor de Dieren om de rituele slacht te verbieden. Slacht en jacht zitten allebei in het hoekje waar de klappen van de moderne verontwaardiging neerkomen. De rituele slacht zou verboden moeten worden (vond de Tweede Kamer al) omdat die slacht onverdoofd wordt voltrokken en tot stress en pijn bij de dieren leidt. En omdat dieren ook recht op welzijn hebben, inclusief een zachte dood, moet de vrijheid van godsdienst – die het ritueel eeuwenlang heeft beschermd – nu worden ingeperkt. In een proeflokaal buiten de Randstad liep ik onlangs een door de PvdD ingehuurde juridisch adviseur tegen het lijf, en die sprak het vermoeden uit dat de h.h. senatoren toch zo dom niet zouden zijn om deze drogredenering te volgen, zelfs niet na de ongetwijfeld emotionerende tocht langs abattoirs die links de komende weken heeft georganiseerd om een voorstem moreel onontkoombaar te maken. Ik help het hem hopen. Met de jacht is het op een vergelijkbare manier gegaan. Een oud democratisch recht is steeds verder begrensd. Onder invloed van maatschappelijke discussies is het aantal dieren waarop nog altijd mag worden gejaagd in achtereenvolgende versies van de Jachtwet steeds verder ingeperkt. Sinds de Flora- en Faunawet van 2002 mogen alleen nog maar hazen, eenden, konijnen, houtduiven en fazanten vrij bejaagd worden. De afschot van reeën, zwijnen, kraaien, vossen en ganzen is in handen van de overheid gekomen. De maatschappelijke discussie die tot steeds meer verboden heeft geleid, lijkt mij een van de slechtst geïnformeerde ooit. De hedendaagse zorg om de natuur komt voort uit een bijna volledige vervreemding van de natuur. Ons beeld van de natuur is romantisch en sentimenteel, gebambificeerd, en heeft niets te maken met de natuur zoals die werkelijk is. De natuur is onschuldig, denken wij, en wij mensen zijn wreed en bloeddorstig. De natuur moet dus tegen de mens in bescherming worden genomen, zeker tegen moordende jagers die lieve diertjes meedogenloos omleggen. Die weekhartigheid komt omdat wij de traditionele cyclus van geboorte, leven, dood en consumptie niet meer kennen. Het biefstukje bij de slager ligt er zo clean en anoniem bij dat we ons niet meer realiseren dat dat stukje vlees ooit heeft vastgezeten aan een koe, die heeft geleefd en geloeid, vanuit een stal naar een slachthuis is afgevoerd en daar gedood is en in stukken gezaagd en gesneden. Wij zijn dat wreed en smakeloos gaan vinden, en willen niet meer weten wat er allemaal gebeurt tot het moment waarop wij het malse stuk vlees met ons gebit snijden en vermalen. (Heel slim dus van links, zo’n rondje langs een paar slachthuizen.) Sentimentalisme is een slechte raadgever, en de gekkigheid dient zich dan ook bij herhaling aan. Denk aan het rare experiment in de Oostvaardersplassen, waar beesten worden uitgezet die er niet horen en die vervolgens moeten worden afgeschoten. Als de natuur ‘zijn eigen gang mag gaan’, gaat het blijkbaar niet vanzelf goed. Denk aan de damherten en wilde zwijnen die in het gebied langs de Amsterdamse Waterleidingduinen en op de Veluwe al jaren voor schade en overlast zorgen. Ook wilde ganzen mogen niet meer worden geschoten, maar zij zijn inmiddels zo talrijk dat zij grote problemen veroorzaken (ook voor de schatkist, vanwege de vergoedingen aan de boeren), zozeer zelfs dat er duizenden moesten worden gevangen en vergast om een einde aan de overlast te maken. De jagers wilden daar niet aan meewerken. ‘Met jacht en natuurbeheer heeft dat allemaal niets meer te maken. Wel met het opruimen van een failliet gedoogbeleid waar jagers al jaren tegen ageren’, lees ik in het recente, mooie boek over De jacht in Nederland en Vlaanderen van Oswin Schneeweisz. Uit dat boek heb ik ook een nieuw woordje geleerd: weidelijkheid. Dat is het geheel aan ongeschreven regels waaraan jagers zich al eeuwen houden in hun omgang met de natuur en dieren. Jacht is geen moord maar beheer. Jagers weten hoe onverschillig wreed de natuur tegenover dood en leven staat. Het ritueel van de jacht is een gesublimeerde overwinning op die natuur. Ik las dat er in het Europees Parlement een jagerspartij vertegenwoordigd is. Ik bepleit de oprichting van een Partij van de Weidelijkheid, tegen het sentimentalisme en de naïveteit op alle terreinen van het leven.