Casestudie 1: Aristoteles in de republiek der letteren 1. Inleiding Het doel van deze eerste casestudie is verkennend. Het gaat voornamelijk om de eerste stadia van het onderzoek en de problemen die je helemaal aan het begint al kunt tegenkomen. Enige achtergrondkennis van de zeventiende eeuw is noodzakelijk om het ePistolarium effectief als instrument te kunnen gebruiken. Ook in de digitale geesteswetenschappen begint onderzoek begint met een vraag. Alvorens te beginnen is een korte inleiding in de zeventiende-eeuwse context wenselijk. In de wetenschapsgeschiedenis staat de zeventiende eeuw wel bekend als de periode van de wetenschappelijke revolutie.1 De verwerping van het Aristotelische gedachtegoed is een van de centrale kenmerken van deze ontwikkeling. Dit proces omvatte onder meer de volgende veranderingen: Op de eerste plaats de omverwerping van een wereld vol met kwaliteiten – geluid, kleur, zwaarte, lichtheid, enzovoort – en de vervanging daarvan door twee ‘Catholick principles’ (Robert Boyle) van materie en beweging. René Descartes is meer dan enig ander filosoof verantwoordelijk voor de introductie van deze mechanische filosofie. Kleuren bestonden niet echt. Het waren sensaties in de geest, veroorzaakt door roterende deeltjes (figuur 1). Op dezelfde wijze was er niet zoiets als aantrekkende krachten op afstand. Voorwerpen bevinden zich in een draaikolk van subtiele materie en door de resulterende druk naar het centrum geduwd. De mechanistische filosofie impliceerde een verwerping van teleologische verklaringen, wat suggereerde dat het universum geen ‘doel’ had. Ook maakte de mechanistische filosofie de materie volledig passief, onderworpen aan een klein aantal bewegingswetten, wat de vraag opriep of er nog wel plaats was voor een geest in de natuur. Ten tweede was er een groeiende waardering van de taal van de wiskunde als een middel om de natuur te beschrijven, zo niet te verklaren. De meest prominente vertegenwoordigers van deze trend waren Nicolas Copernicus, Galileo Galilei en Isaac Newton. Dit hangt samen met de hernieuwde belangstelling voor Plato in de Renaissance. Plato zag wiskunde als een ideaal van kennis. Aristoteles ontkende dat je de natuur met wiskunde kon begrijpen: getallen waren volgens hem slechts abstracties; wiskunde hielt zich slechts bezig met accidentele eigenschappen zoals grootte; omdat wiskundige objecten eeuwig waren, konden zij geen rekenschap geven van verandering; wiskunde geeft geen kennis over oorzaken, etc. Met het oog op dit laatste punt is het niet zo verbazingwekkend dat de groeiende waardering voor wiskunde samenhing met een toenemend instrumentalisme onder sommige natuurfilosofen. In plaats van te verklaren waarom voorwerpen vallen, kan je een wiskundige beschrijving geven van hoe ze vallen.2 1 De literatuur over dit onderwerp is bijzonder omvangrijk. Voor een introductie, zie bijvoorbeeld: P. Dear, Revolutionizing the Sciences. European Knowledge and its Ambitions 1500-1700 (Basingstoke 2001). Voor een toegankelijke verzameling artikelen, zie: M. Hellyer (ed.), The Scientific Revolution. The Essential Readings (Malden 2003). Voor een uitgebreid historiografish overzicht van de wetenschappelijke revolutie tot 1990, zie: F. Cohen, The Scientific Revolution. A Historiographical Inquiry (Chicago 1994). Hoewel historici het nut van de term ter discussie hebben gesteld, lijkt deze onmisbaar. S. Shapin, The Scientific Revolution (Chicago 1996): ‘There was no such thing as a scientific revolution and this is a book about it.’ 2 P. Dear, Discipline and experience. The Mathematical Way in the Scientific Revolution (Chicago 1995). Figuur 1: computervisualisatie van Descartes’ theorie van breking. Merk op dat de video een basisprincipe van Descartes schendt door de deeltjes op een microniveau te kleuren. Voor meer interactieve demo’s, zie het project Dynamic Drawings: http://demo-brill.dans.knaw.nl/project.html. Andere voorwerpen illustreren het gebruik van de astrolabe en triangulatie. Natuurfilosofen, ten derde, vonden nieuwe, meer actieve vormen van natuuronderzoek. In plaats van de natuur passief te observeren, begonnen zeventiende-eeuwse natuurfilosofen op de natuur te experimenteren. Aristoteles’ opvatting dat ‘natuur’ het interne bewegingsprincipe van dingen is, sluit externe interventie uit als een manier om de natuur te kennen. Maar in een mechanistisch wereldbeeld komt Aristoteles’ onderscheid tussen natuurlijke en geforceerde beweging te vervallen. Daarom is er ook niets principieels in te brengen tegen experimenten. Daarbij bekritiseerde Francis Bacon Aristoteles’ gebruik van het syllogisme. Kennis van de natuur moet op basis van individuele feiten worden opgebouwd, niet door middel van zogenaamd universele principes en logisch redeneren. De Royal Society en de Académie des Sciences waren gefundeerd op een Baconiaanse grondslag.3 Een vierde kenmerk, of wellicht een van de oorzaken, van de wetenschappelijke revolutie was de copernicaanse revolutie. In 1543 verscheen Copernicus’ De Revolutionibus, een boek dat de zon in plaats van de aarde in het midden van het universum plaatste. De uiteindelijke consequenties hiervan, waar Copernicus zich maar ten delen van bewust was, waren radicaal. Het luidde het einde in van de kosmologie en de fysica van Aristoteles. Aristoteles maakte een onderscheid tussen de ondermaanse (of aardes) en de bovenmaanse (of hemelse) fysica. Dit onderscheid kwam te vervallen toen de aarde zelf een hemellichaam bleek. Zolang er nog geen alternatieve fysica voor Aristoteles was, was Copernicus’ theorie nauwelijks levensvatbaar. Maar die fysica werd door Galileo’s nieuwe bewegingsleer geleverd.4 Nu we een algemeen beeld hebben van wat de verwerping van Aristoteliaans gedachtegoed met zich meebracht kunnen we ons afvragen: welk licht schijnt het ePistolarium op deze ontwikkeling? In hoeverre kunnen we het volgen in het digitale archief? Hoe verliep deze 3 S. Shapin and S. Schaffer, Leviathan and the Air-Pump. Hobbes, Boyle and the Experimental Life (Princeton 1985). 4 T. Kuhn, The Copernican Revolution. Planetary Astronomy in the Development of Western Thought (London 1957). ontwikkeling? Wat is hiervan terug te vinden in het ePistolarium? Een voor de hand liggende manier om deze vraag onderzoeken is door te vragen op welke manier er in geleerdenbrieven over Aristoteles werd gesproken. Dit heeft als voordeel dat je kunt werken met eenvoudige en eenduidige zoekacties. 2. Full text search: ‘Aristoteles’ Als je zoekt op ‘Aristoteles’ krijg je 98 resultaten. Q1: kan je een meer omvattende manier bedenken om naar Aristoteles te zoeken? Door wie zijn deze brieven vooral geschreven? De snelste manier om hier inzicht in te krijgen is door via Visualization → Correspondent network. Dit geeft het volgende overzicht: Figuur 2: correspondentennetwerk bij zoekactie Aristoteles De grootte van de naam is een indicatie van het aantal brieven. Lijnen geven correspondentie tussen auteurs aan. Q2: welke van deze namen had je verwacht? welke vind je verrassend? probeer de verrassende resultaten te verklaren. Aristoteles wordt kennelijk veel genoemd in de briefwisseling tussen Hugo de Groot en Nicolaas van Reigersberch. Anders dan je misschien zou verwachten zijn hun namen zijn veel prominenter dan die van wetenschappers/natuurfilosofen als René Descartes en Christiaan Huygens. Laatstgenoemde ontbreekt zelfs op dit overzicht. Er is geen brief van of naar Christiaan Huygens waarin Aristoteles genoemd wordt. Voordat enige conclusies getrokken kunnen worden is evenwel wat nader onderzoek nodig. Daarvoor moeten de brieven zelf bestudeerd worden. Exercise 1: onderzoek de correspondentie tussen Hugo de Groot en Nicolaas van Reigersberch. Het grootste deel van de brieven waarin Aristoteles wordt genoemd, 43 van de 98, betreft de correspondentie tussen Hugo de Groot en Nicolaas van Reigersberch. Dit is zeker een verrassend resultaat. Op het eerste gezicht zou je kunnen verwachten dat een nadere bestudering van de brieven kan leiden tot nieuwe inzichten over de plaats van Aristoteles in de Republiek der Letteren. In deze opdracht ga je die brieven verkennen. Je kunt de brieven vinden door eenvoudigweg te scrollen binnen de lijst met resultaten. Maar als je ze apart wilt besturen moet je ze isoleren. 1. Isoleer de correspondentie tussen Hugo de Groot en Nicolaas van Reigersberch door gebruik te maken van senders en of recipients. 2.Verzamel voordat je de individuele brieven gaat bekijken informatie over de correspondentie door tools in het ePistolarium te gebruiken zoals Geographical Map onder Visualization. Bekijk nu de brieven, om te beginnen met de brief van 1635-02-12. 3. Wat betekenen de verwijzingen naar Aristoteles in de correspondentie? 4. Wat zegt deze casestudie van De Groot en Van Reigersberch over de plaats van Aristoteles in de Republiek der Letteren? 5. Leg uit hoe dit voorbeeld enkele beperkingen en valkuilen van onderzoek met het ePistolarium illustreert. Denk je dat deze beperkingen meer in zijn algemeenheid gelden voor onderzoek in de digital humanities? 3. Aristoteles en de natuurfilosofen De zoekactie ‘Aristoteles’ leverde enkele opvallende resultaten. Terwijl De Groot en Van Reigersberch heel prominent waren, was Christiaan Huygens juist opvallend afwezig. Andere bekende natuurfilosofen van de wetenschappelijke revolutie ontbraken ook. Om het beeld van Aristoteles onder natuurfilosofen te analyseren moeten twee dingen gedaan worden. Ten eerste moeten irrelevante brieven worden uitgesloten. Eerder hebben we de briefwisseling tussen De Groot en Van Reigersberch geïsoleerd. Nu moeten we een lijst hebben van alle brieven behalve die van De Groot en Van Reigersberch. Sluit je hun correspondentie uit dan blijven er 44 resultaten over. Caspar Barlaeus is nu de meest aanwezige geleerde in het correspondentennetwerk. Figuur 3: correspondentennetwerk bij zoekactie Aristoteles, waarbij de correspondentie van Hugo de Groot is uitgesloten. Zijn naam staat nog in het web vanwege zijn correspondentie met Barlaeus. Maar Barlaeus was een humanist dan een natuurfilosoof. Hij verwees meer naar Aristoteles’ werken over ethiek en dichtkunst dan zijn fysica en logica. De humanistische beweging was niet primair op natuurwetenschap gericht.5 Voor onze huidige doeleinden lijkt het daarom gelegitimeerd om Barlaeus’ correspondentie ook uit te sluiten. Maar dan blijven slechts 22 brieven over! Ten tweede moet de zoekactie meer omvattend worden. De brieven van het ePistolarium zijn in verschillende talen geschreven: Nederlands, Latijn, geheimtaal. Voor meer representatieve resultaten moet je dan in meerdere talen zoeken. Namen zijn over het algemeen stabieler onder vertaling dan woorden. Een mogelijke combinatie van zoektermen is: Aristoteles, Aristote, Aristotle. Dat is hetzelfde als zoeken voor Aristoteles OR Aristote OR Aristotle. Het is minder omslachtig om direct op named persons te zoeken voor Aristoteles. In beide situaties valt een woord als Aristoteliciens niet onder de zoekactie. Een full text search voor Aristot*, wat neerkomt op een zoekactie op alle woorden die beginnen met Aristot, zal dergelijke woorden wel pakken. Dit resulteert in 85 hits en het volgende correspondentennetwerk. 5 T. Kuhn, The Copernican Revolution. Planetary Astronomy in the Development of Western Thought (London 1985) 127. P. Dear, Revolutionizing the Sciences. European Knowledge and its Ambitions, 1500-1700 (London 2001) 30-33. Figuur 4: correspondentennetwerk bij zoekactie Aristot*, met uitsluiting van de correspondentie van De Groot en Barlaeus. Q3: verklaar de aanwezigheid van Caspar Barlaeus in de resultaten en ga in op de eerdere beslissing om hem uit te sluiten. In hoeverre is het gelegitimeerd om zoekacties aan te passen tot je het gewenste resultaat krijgt? Naar aanleiding van figuur 1 hebben we ons verbaasd over de kleine plaats van René Descartes en de afwezigheid van Christiaan Huygens. Met enkele kleine wijzigingen in de zoekopdracht is het beeld totaal veranderd. René Descartes is nu de spreekwoordelijke spin in het web. Iets van het centrum staat Christiaan Huygens. Deze verandering komt doordat Descartes en Huygens voornamelijk in het Frans correspondeerden en dus van Aristote spraken. De afbeelding laat zich deels lezen als een who’s who van de zeventiende-eeuwse wetenschapsgeschiedenis. Dat al deze wetenschappers/filosofen zich in hun brieven op een of andere manier over Aristoteles6 hebben uitgelaten, bevestigt de aanname dat hij in deze periode inderdaad belangrijke rol speelde. Natuurlijk is daarmee nog niets nieuws gezegd. 6 Aangenomen wordt dat Aristote of Aristoteles door deze figuren niet als codenaam wordt gehanteerd. Zonder achtergrondkennis is deze aanname, zoals we gezien hebben, problematisch. Exercise 2: het correspondentennetwerk verkennen Het correspondentienetwerk is vooral goed te gebruiken als een ondersteunend instrument bij historisch onderzoek. Een methode die je kunt hanteren is de volgende. 1. Maak een lijst waarin je inventariseert wat je al van deze personen weet. Wat kan hun connectie met Aristoteles zijn? Het ePistolarium is vooral nuttig voor het vinden onbekende figuren, waar nog weinig onderzoek naar is gedaan. 2. Maak een lijst van ten minste vijf figuren uit het netwerk die je niet kent. Zoek extra informatie over hen. Wat kan hun connectie zijn met Aristoteles? Bestudeer vervolgens de brieven. 3. Komt het beeld in de brieven overeen met je verwachtingen? Richt je daarna op enkele obscure of vreemde verwijzingen. 4. In verband met welke kwesties wordt verwezen naar Aristoteles? Probeer meer informatie over deze onderwerpen te vinden totdat je begrijpt wat in deze context de verwijzing naar Aristoteles betekent. Niet alleen je begrip van Aristoteles in de Republiek der Letteren maar ook je kennis van contemporaine debatten en preoccupatie zal op deze manier toenemen. Met een word cloud kan je Aristoteles’ reputatie in de Republiek der Letteren visualiseren. 5. Maak een document aan waarin je alle zinnen of zinsdelen plakt waarin naar Aristoteles wordt verwezen. Maak vervolgens een word cloud met een site als http://www.wordle.net/ Welk word of welke woorden worden vaak in verband met Aristoteles gebruikt? Het kan handig zijn om je op één taal tegelijkertijd te richten. Uit het correspondentienetwerk blijkt ook dat niet alle netwerken verbonden zijn. Van Leeuwenhoeks correspondentie met de Royal Society en Dirck Rembrantsz van Nierops briefwisseling met Joannes Droomers staan los van het centrale netwerk rond Descartes. Het is goed mogelijk dat in verschillende delen van het netwerk op verschillende wijze over Aristoteles werd gesproken. Een vergelijking hiertussen zou interessant kunnen zijn. Hiervoor moet je naar de brieven zelf kijken, maar de visuele representatie maakt je er attent op. Het correspondentienetwerk zegt uiteraard niets over het beeld van Aristoteles onder zeventiende-eeuwse wetenschappers/natuurfilosofen. Uiteindelijk moet je hiervoor naar de brieven zelf kijken. Maar er zijn ook andere opties. Je kunt teksten exporteren om er word clouds van te maken. Binnen het ePistolarium is er nog een handige visuele tool, de cocitation graph. Dit geeft je een beeld van namen die vaak worden genoemd in de brieven. Namen die dicht bij elkaar staan, worden vaak samen genoemd. Figuur 5: cocitation graph search ‘Aristot*’, zonder de correspondentie van De Groot en Barlaeus. Zo’n cocitation graph geeft een beeld van wie het meest wordt genoemd in deze brieven. Aristoteles uiteraard. Maar met welke andere mensen werd hij in verband gebracht? Daar geeft de cocitation graph een beeld van. Het plaatje wordt al snel onoverzichtelijk, maar je kunt de drempel aanpassen zodat alleen figuren die 5 keer of vaker worden genoemd worden weergegeven. Dan blijven er nog weinig namen over: Figuur 6: cocitation graph Aristot* waarbij de correspondentie van De Groot (niet over Aristoteles) en Barlaeus (niet over wetenschap) is uitgesloten. Drempel is ingesteld op een maximum van 10 personen. Het is goed om stil te staan bij de voor- en nadelen van de verschillende weergaven. Als je met een hoge drempel werkt, krijg je een overzichtelijk plaatje. Je zou kunnen zeggen dat de belangrijkste figuren overblijven, als je aanneemt dat herhaaldelijk genoemd worden hier een indicatie voor is. Maar je verliest ook veel informatie. Niet alleen onbekende geleerden zijn verdwenen, ook allerlei grote namen zoals Nicolas Copernicus en Francis Bacon zien we niet terug. Welke versie is nu beter? Dat hangt af van wat je wilt weten. Om de visualisaties te duiden is enige achtergrondkennis noodzakelijk. Op basis van de secundaire literatuur verwacht je twee dingen te zien. Op de eerste plaats verwacht je dat in de volle breedte van de wetenschap over Aristoteles gesproken wordt. Dat zijn natuurfilosofie de gehele middeleeuwse wetenschap heeft vormgegeven, had als keerzijde dat deze uiteindelijk ook in de gehele breedte wordt verworpen. Op de tweede plaats verwacht je dat er bijzonder veel gesproken wordt over Descartes. Hij formuleerde een totaal nieuwe, omvattende filosofie, die Aristoteles’ wereldbeeld moest vervangen. Die nieuwe filosofie stond vervolgens volop ter discussie. Deze kenmerken zie je terug in de twee visualisaties. De eerste wijst op het algemene beeld, de tweede op de centrale controverse. Conclusie Hoe kan het ePistolarium je op weg helpen met je onderzoek? Enige achtergrondinformatie is noodzakelijk om een onderzoeksvraag te kunnen formuleren, om valkuilen te ontwijken en resultaten te interpreteren. Vooral aan het begin zijn er diverse valkuilen. Zelfs de resultaten van een eenvoudige zoekactie als ‘Aristoteles’ – een unieke naam, die slechts naar één individu verwijst – kunnen niet zonder meer worden aangenomen voordat de brieven zijn bestudeerd (exercise 1). Bovendien kunnen resultaten teleurstellen als je niet effectief weet te zoeken. Het is belangrijk om zoektermen te vinden die tegelijkertijd omvattend en discriminerend zijn. Zijn die overwonnen dan kan het ePistolarium je op weg helpen in je onderzoek (exercise 2). Deze casestudie heeft zich beperkt tot de eerst stadia van het onderzoek en heeft niet gekeken naar ontwikkelingen in de tijd. Dit gebeurt in de tweede casestudie waar gekeken wordt naar de spin in het web van natuurfilosofen: René Descartes. Hoe heeft hij deze plek in de Republiek der Letteren veroverd?