voor de handleiding Werkplekleren

advertisement
Handleiding Werkplekleren
Opleiding Verpleegkunde
Voor student en instelling
Studiejaar 2016 – 2017
Versie: Januari 2017
Auteur/samensteller:
Siv Goluke, Ragna Raaijmakers, Peet van Winkel, Jenny Korsten
Voorwoord
Studenten verpleegkunde volgen verschillende stages gedurende de opleiding. Tijdens de stage
vindt er werkplekleren (WPL) plaats. Deze handleiding is een hulpmiddel en sturend document om
werkplekleren periode 1, 2 en 3 te doorlopen, zoals gepland in het curriculum van Fontys Hogeschool
Mens en Gezondheid (FHMG), opleiding Verpleegkunde.
Deze handleiding is bestemd voor studenten uit het voltijd, deeltijd en duaal programma.
Uitgangspunt voor deze handleiding is het beroepsprofiel van de Hbo-Verpleegkundige, zoals
beschreven in het beroepsprofiel Verpleegkunde: “Met het oog op de toekomst” van Aart Pool e.a.
(2001). En de visie op werkplekleren omschreven door Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid,
bachelor opleiding Verpleegkunde (2013)
Werkplekleren is leren door samen met anderen in een reële arbeidssituatie met werkelijke problemen te
werken en te participeren in continue verbetering en innovatie (Billett, 2004; Blokhuis, 2006; Onstenk,
1997).
Werkplekleren is daarmee zowel een individueel als sociaal ontwikkelingsproces dat plaats vindt door
participatie, doen en ervaren en leren van en met elkaar binnen een bepaalde context: de
verpleegkundige beroepspraktijk. Dit met als doel inzicht en vaardigheden te vergroten als ook
werksituaties te beïnvloeden (Blokhuis, 2006).
De opleiding draagt de eindverantwoordelijkheid voor het totale beroepsonderwijs.
Voor het onderdeel werkplekleren delegeert de school de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het
werkplekleren naar de stage verlenende instelling. In het werkplekleren heeft de buitenschoolse
leerplaats een eigen verantwoordelijkheid, afgeleid van die van de school, voor het aanleren van de
verpleegkundige beroepsuitoefening, door middel van begeleiding en toetsing van het professioneel
handelen. Daardoor wordt het werkveld mede verantwoordelijk voor het opleiden van verpleegkundige
beroepsbeoefenaren.
De indeling van deze handleiding is als volgt:
Hoofdstuk 1 geeft een globale omschrijving over de achtergronden van en visie op werkplekleren.
Hoofdstuk 2 geeft informatie over het stagelopen en leren op de werkplek.
Hoofdstuk 3 gaat in op praktische zaken met betrekking tot het leren op de werkplek.
In het document wordt de mannelijke vorm gebruikt wanneer het over betrokkenen gaat bij
werkplekleren, zoals de student, docent werkplekleren of werkvelddeskundige. Vanzelfsprekend kan hier
ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden.
Inhoudsopgave
1.
Visie en uitgangspunten van werkplekleren ........ 4
1.1
1.2
1.3
1.4
2.
4
4
4
5
Stagelopen en leren op de werkplek ............... 6
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
3.
Inleiding .......................................
Missie en visie .................................
Rollen en competenties Hbo-verpleegkundige ......
Uitgangspunten leren van werken .................
Inleiding ....................................... 6
Perioden van werkplekleren ...................... 6
Omvang werkplekleren perioden ................... 7
Leeromgevingen .................................. 8
Voorbereiding op werkplekleren .................. 9
Begeleiding van het werkplekleren ............... 9
Gesprekken en hulpmiddelen tijdens het
werkplekleren .................................. 12
Reflectie bijeenkomsten ........................ 13
Beoordelen van het werkplekleren ............... 13
Praktische zaken ................................ 16
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
Stagecontract ..................................
Aanwezigheid tijdens stage .....................
Deeltijd stages ................................
Belofte tot geheimhouding en giften ............
Verklaringen ...................................
Problemen op de stageplaats ....................
16
16
17
18
18
19
4.
Referenties ..................................... 20
5.
Bijlagen ........................................ 21
5.1
5.2
5.3
5.4
Rollen van de HBO-Verpleegkundige ..............
Leerplanschema’s opleidingsvarianten ...........
Beroeps kritische situaties. ...................
Criteria voor het self-assessment WPL ..........
22
24
25
28
1.
Visie en uitgangspunten van werkplekleren
1.1
Inleiding
Het opleiden van verpleegkundigen op Hbo-niveau in de beroepspraktijk is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van zowel de school, de zorgorganisatie als de student.
In dit hoofdstuk worden de achtergronden, visie en uitgangspunten voor werkplekleren verwoord zoals
beschreven door Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid, opleiding Verpleegkunde in samenspraak
met de stage verlenende instellingen.
1.2
Missie en visie
De missie van Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid, opleiding Verpleegkunde en de
samenwerkende zorgorganisaties met betrekking tot werkplekleren luidt als volgt:
Het in de beroepspraktijk opleiden van hbo-studenten verpleegkunde tot beginnende
beroepsbeoefenaren die in staat zijn een bijdrage te leveren aan excellente zorg en hen te boeien en
binden voor het beroep verpleegkundige.
De visie die FHMG en de zorgorganisaties met werkplekleren voor ogen hebben, luidt:
Het in samenwerking tussen de school en de zorgpraktijk ondersteunen en begeleiden van studenten en
zorgverleners in hun professionele ontwikkeling en het ontwikkelen, delen en toepassen van
(theoretische, professionele en contextuele) kennis, waardoor er een bijdrage geleverd wordt aan de
verdere professionalisering van het verpleegkundige beroep en evidence based en persoonsgerichte
zorg gewaarborgd wordt.
Verplegen vindt plaats binnen het kader van de gemeenschappelijke doelstellingen van de
gezondheidszorg. De verpleegkundige levert op een herkenbare wijze een bijdrage hieraan. In essentie
is deze bijdrage omschreven als:
Het beroepsmatig en op methodische wijze ondersteunen en beïnvloeden van het vermogen van
zorgvragers bij feitelijke of potentiële reacties op gezondheidsproblemen en/of daaraan gerelateerde
bestaansproblemen en op behandeling of therapie, om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te
handhaven en te herstellen. De verpleegkundige heeft daarbij afstemming met andere disciplines met
expliciet aandacht voor de (levens)continuïteit van de zorgvrager die onlosmakelijk verbonden is met zijn
sociale omgeving. De zorg komt zoveel mogelijk tot stand in dialoog met de zorgvrager en zijn sociale
omgeving waarbij de autonomie van de zorgvrager het uitgangspunt is. Een verpleegkundige op hboniveau (als reflectieve practitioner) dient in staat te zijn om verantwoording af te leggen over zijn
handelen, waarbij dit handelen zoveel mogelijk evidence based is.
(Blauwdruk leerplan Fontys Hogeschool Verpleegkunde, 2009)
1.3
Rollen en competenties Hbo-verpleegkundige
Kenmerkend voor de hbo-verpleegkundige is dat hij erin slaagt tijdens de uitoefening van het
beroep twee belangrijke elementen te combineren en te integreren: het werken op hbo-niveau
en het verlenen van verpleegkundige zorg.
Hbo-verpleegkundigen onderscheiden zich ten opzichte van lager gekwalificeerde zorgverleners in de
mate van verantwoordelijkheid, complexiteit en toepassingsvermogen (Commissie Kwalificatiestructuur,
1996). Van de hbo-verpleegkundige wordt verwacht dat hij in staat is complexe interventies uit te voeren
in uiteenlopende situaties. Het zwaartepunt ligt bij het bedenken van nieuwe procedures, tactisch en
strategisch handelen en vaardigheden met betrekking tot het ontwikkelen en het (laten) uitvoeren van
beleid. Door de analytische, probleemoplossende en communicatieve vaardigheden die hij bezit, is hij in
staat te reflecteren op het eigen handelen en het handelen van anderen in multidisciplinair verband.
Daarnaast levert de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan de verdere professionalisering van het
beroep. Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid geeft vorm aan de opleiding tot hbo-verpleegkundige
via vier beroepscompetenties: Zorg op Maat (ZOM), Regie op Maat (ROM), Kwaliteitszorg (KWAL) en
Deskundigheidsbevordering (DESK). Binnen deze competenties is aandacht voor de specifieke aspecten
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
4
van verplegen op hbo-niveau via het vervullen van de vijf verschillende rollen: zorgverlener, regisseur,
ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar. Voor een beschrijving van deze rollen zie bijlage 1. (Pool, PoolTromp, Veltman-van Vugt & Vogel, 2001).
Voor de uitwerking van de competenties ZOM, ROM , KWAL en DESK zie de competentiekaarten.
1.4
Uitgangspunten leren van werken
Leren in de beroepspraktijk (werkplekleren) kent een groeimodel. Er wordt van de student verwacht dat
hij steeds complexere zorg op een hoger niveau kan uitvoeren. Daarnaast is er aandacht voor het ‘leren
leren’, waarbij van de student verwacht wordt dat hij zijn leerproces in een toenemende mate zelfstandig
kan sturen.
Het bewust leren vindt plaats door op de ervaring die men heeft opgedaan terug te kijken en deze
ervaringen te bevragen, te analyseren, te verklaren, te beredeneren, hieruit conclusies te trekken en aan
die conclusies een specifieke betekenis te geven als het om professioneel handelen gaat.
Deze betekenis die we aan de ervaring geven, heeft een effect op ons handelen in volgende situaties en
leidt daarmee tot leren, tot gedragsverandering.
Het proces om een ervaring om te kunnen zetten in een bewust leerresultaat noemen we kritisch
reflecteren. Kritisch wordt hier in meerdere opzichten gebruikt. Enerzijds kritisch kijken naar de
ervaringen die men heeft opgedaan en die uit het onbewuste naar het bewuste halen om ervan te leren,
anderzijds het niet zo maar vereenzelvigen met gediplomeerd verpleegkundigen ter plaatse.
Wat dat laatste betreft: als de student maar gewoon het gedrag van de professional kritiekloos zou
kopiëren zou er in het professioneel handelen nooit enige evolutie plaatsvinden. De omgeving (o.a. de
samenleving met haar waarden en normen) waarin het vak professioneel wordt uitgeoefend verandert
voortdurend, hetgeen inhoudt dat ook de professionele vak uitoefening mee moet veranderen om
afgestemd te blijven op zijn omgeving.
Het concept leren van werken steunt daarom dan ook op de principes van kritisch reflecteren door middel
van bevragen om te komen tot verandering van (professioneel) gedrag.
Zonder reflecteren kun je niet bewust leren van werken, niet bewust leren van je ervaringen.
En zonder mee te werken met de professionals doe je geen ervaringen op, kun je niet op die ervaringen
reflecteren en dus ook niet bewust leren van je ervaringen.
Werkplekleren sluit aan bij het theoretisch onderwijs. Via werkplekleren kan de student eerder opgedane
kennis, inzichten en vaardigheden toepassen en verder ontwikkelen in een specifieke zorgcontext.
Belang wordt dan ook gehecht aan de integratie van theorie en praktijk, door theoretische
verantwoording van het handelen en de toepassing en integratie van theorieën en parate kennis binnen
de betreffende context. Waar mogelijk en wenselijk vinden er in overleg en in samenwerking tussen de
school en zorgorganisatie onderwijsactiviteiten plaats binnen de zorgorganisatie.
Er wordt (nieuwe) context specifieke kennis uitgewisseld en ontwikkeld via onderzoek, innovatie en
verbeterprojecten. Hierdoor ontstaat er een wisselwerking: niet alleen ontwikkelt de student zich tot een
beginnend beroepsbeoefenaar, ook is er sprake van de ontwikkeling van de zorgpraktijk en beïnvloeden
inzichten en ontwikkelingen in de zorgpraktijk de inhoud van het theoretisch onderwijs.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
5
2.
Stagelopen en leren op de werkplek
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inhoud van het werkplekleren. Aan bod komen de perioden en de
duur van de stage. Er wordt beschreven hoe de student zich kan voorbereiden op de stage en hoe de
begeleiding en beoordeling vorm gegeven wordt. In de laatste paragraaf wordt uiteengezet hoe en aan
welke eisen voldaan moet worden om de stageperiode af te ronden.
Alle informatie over en documenten behorend bij het stagelopen vindt men op: www.stagepleinzorg.nl
2.2
Perioden van werkplekleren
In het onderwijsprogramma zijn meerdere praktijkperioden gepland.
In leerjaar 1 een beroeps oriënterende periode van 4 weken*.
In leerjaar 2 werkplekleren 1, in leerjaar 3 werkplekleren 2 en in leerjaar 4 werkplekleren 3.
*Voor studenten van de VWO-stroom vervalt de beroepsoriëntatie in leerjaar 1. Zij starten in leerjaar 1 al
met werkplekleren 1.
Studiekwartaal 1
Studiekwartaal 2
Studiekwartaal 3
Studiekwartaal 4
T1
TW
T2
BO en PZ
of
PZ en BO
T1
BO en PZ
of
PZ en BO
T2
TW
T3
T4
Propedeuse/Leerjaar 1
Leerjaar 2
WPL 1 (Groep A)
Leerjaar 2
WPL 1 (Groep B)
Leerjaar 3
Minor: T5/T6
WPL 2 (Groep A)
Leerjaar 3
WPL 2 (Groep B)
Minor: T5/T6
Onderzoekproject: T7/T8
WPL3 (Groep A)
WPL 3 (Groep B)
Onderzoekproject: T7/T8
Leerjaar 4
Leerjaar 4
T3
T4
Voor de leerplanschema’s van de opleidingsvarianten zie bijlage 2.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
6
2.3
Omvang werkplekleren perioden
De duur van de stageperiodes voor werkplekleren (WPL1, WPL 2 en WPL 3) is conform de jaarplanning
van FHMG. de jaarplanning omvat over het algemeen periode 1 en 2, 23 weken en periode 3 en 4, 22
weken.
Voltijdse programma
De stagetijd is voor het voltijdse programma 720 uur inclusief de voorbereidingsbijeenkomsten
(paragraaf 2.4) en Action Learning Sets (paragraaf 2.7). Dit komt neer op 36 uur stage per week
gedurende 20 weken. Wanneer de instelling gebruik maakt van de verdeling van de stage uren over 22
of 23 weken, dient rekening gehouden te worden in de planning met de toetsen en herkansingen in de
toets weken, die voor de student relevant zijn.
Vakantiedagen, vallen niet in de stagetijd, en regelt de student in overleg met de instelling/afdeling. De
student heeft tijdens de stage niet automatisch recht op vrij zijn tijdens schoolvakanties.
Feestdagen die tijdens de stageperiode plaatsvinden gaan niet van de stagetijd af en zijn dus geen extra
vrije dagen.
Naast de 36 uur stage per week wordt uitgegaan van 4 uur eigen studietijd. Deze 4 uren zijn o.a.
bestemd voor op- en bijstellen stagewerkplan, reflecties, zelfstudie, toetsen (o.a. VGT) en andere
onderwijsactiviteiten.
Deeltijd programma
Ook voor het deeltijd programma duurt een praktijkperiode 20 weken. De minimale zuivere stagetijd is
360 uren. Dit is, anders dan bij het voltijdse programma, exclusief de voorbereidingsbijeenkomsten en
Action Learning Sets.
Voor vakantie- en feestdagen en studieactiviteiten geldt dezelfde regeling als bij het voltijdse programma.
Dat er een minimum aantal uren is gesteld betekent ook dat de student deze uren in overleg met de
stageplaats mag uitbreiden. Het advies van de opleiding is 400 uren stagetijd. Zie ook hoofdstuk 3.3.
Duale programma
Bij een duale opleiding combineert de student leren en werken door het aangaan van een
leerarbeidsovereenkomst met een werkgever in de gezondheidszorg. De verdeling tussen werken en
leren verschilt ten opzichte van het reguliere programma, terwijl de studiebelasting overeenkomt met een
voltijdsopleiding. In dit traject van opleiden is met de participerende zorginstellingen een convenant
afgesloten. Hierin zijn met de werkgever afspraken gemaakt over de duur van de stagetijd, het leren en
het werken op de werkplek. Vakantiedagen worden verworven via de CAO bepalingen. Een week van de
praktijkperiode is opgebouwd uit minimaal 24 uur leren en werken in de beroepspraktijk naast een lesdag
van 8 uur.
De feestdagen die tijdens een praktijkperiode plaatsvinden worden volgens de richtlijnen van de CAO en
de hantering van de betreffende zorginstelling in het rooster verwerkt.
Technische stroom
Een specifieke duale opleiding is de technische stroom, waarin studenten naast het reguliere programma
het honoursprogramma peri-operatieve zorg volgen. Er zijn binnen dit honoursprogramma twee varianten
te onderscheiden: de opleiding tot anesthesiemedewerker of operatie assistent. Deze groep studenten
volgt in leerjaar 2 één stageperiode die de studenten minimaal af moeten sluiten op het niveau
toepassen. Leerjaar 3 en 4 worden door deze studenten duaal gevolgd, op een operatieafdeling van een
instelling. Vanaf dit moment gelden dezelfde afspraken als hierboven bij het duale programma
beschreven zijn. Verschillend is dat voor hen een week van de praktijkperiode is opgebouwd uit 36 uur
leren en werken in de beroepspraktijk naast een lesdag van 8 uur.
Inzetbaarheid studenten
Het principe van "training on the job" is dat de student in de zorgverlening meewerkt, hetzelfde doet als
de gediplomeerde beroepsbeoefenaren, maar dan onder begeleiding.
Tijdens het inwerken op de afdeling is de student boventallig, daarna kan, in overleg, de boventalligheid
geleidelijk worden opgeheven, naarmate de zelfstandigheid in het verpleegkundig functioneren
verantwoord vordert. De student kan ingepland worden voor alle voorkomende diensten.
Ook al heeft de stageplaats de boventalligheid deels opgeheven, de ruimte om te leren dient
gehandhaafd te blijven.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
7
2.4
Leeromgevingen
Het opleidingsbesluit van de Wet BIG stelt o.a. eisen aan de zorgcategorieën waarbij het praktijkleren
plaatsvindt. Het betreft zorgcategorieën als somatisch en psychosociaal.
Indien de student bij een zorgcategorie 10 of meer weken (minimaal 350 uur) het beroep heeft
uitgeoefend, wordt deze zorgcategorie officieel geregistreerd voor het diploma.
Tijdens de perioden werkplekleren 1, 2 en 3 doorloopt de student één stageperiode in de AGZ (algemene
gezondheidszorg) en één stageperiode in de GGZ (geestelijke gezondheidszorg).
De stage kan plaatsvinden binnen verschillende soorten leeromgevingen of stageplaatsen, welke in de
eerste plaats een krachtige leeromgeving vormen: een opbouwende en veilige omgeving/werkplekcultuur
die leren en innoveren bevorderen.
Reguliere stageplaats
Een zorgafdeling of zorgteam waar sprake is van voldoende leersituaties die de student uitdagen in het
ontwikkelen van de beroepscompetenties, het vervullen van de vijf verschillende rollen van een
verpleegkundige en het denken en werken op hbo-niveau. Op een reguliere stageplaats volgt doorgaans
één student zijn stage in een bepaalde periode. Accenten liggen op het verlenen van zorg, het toepassen
van theoretische en wetenschappelijke kennis en het ontwikkelen van (individuele) kennis.
Leerafdeling
Een zorgafdeling of combinatie van afdelingen (units, woningen) waar meerdere studenten tegelijkertijd
hun stage volgen. Naast zorgverlening wordt het opleiden en (gezamenlijk) leren van studenten als een
kerntaak of -doel van de afdeling gezien. Het accent ligt op het samen leren en het (gezamenlijk)
toepassen van kennis en waar mogelijk uitbreiden of verwerven van nieuwe kennis. Er is nadrukkelijk
aandacht voor de professionalisering van zorgverleners op het gebied van het begeleiden van
leerprocessen van studenten.
Zorginnovatiecentrum (ZIC) of Zorginnovatienetwerk (ZIN)
Zorgafdelingen of zorgteams waar meerdere studenten (als een team) samenwerken met zorgverleners
en de regie voeren aangaande de totale zorg (Niessen & Cox, 2011). Naast zorg zijn leren, opleiden en
innoveren speerpunten op de afdeling en vindt er praktijkgericht onderzoek plaats met als doel de
kwaliteit van zorg te verbeteren. Naast het toepassen van kennis wordt er dus ook nieuwe kennis
vergaard.
Er wordt gewerkt volgens de principes van Practice Development (Munten e.a.,2012), wat bijdraagt aan
de professionalisering van zowel studenten als medewerkers. Er zijn duidelijke samenwerkingsafspraken
gemaakt tussen de zorgorganisatie en Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid. Er is een lecturer
practitioner (zie hoofdstuk 2.6) verbonden aan het ZIC of ZIN.
Stageplaats in het buitenland
Een zorgafdeling of -organisatie waar studenten kennis en ervaring opdoen op het gebied van
cultuurspecifieke zorg, de factoren die de zorg beïnvloeden en de gezondheidszorg van het betrokken
land. Doordat de student in contact komt met andere culturen, leert de student hoe in samenlevingen
buiten Nederland zorg wordt verleend. Daarnaast ligt het accent op het toepassen van theoretische en
wetenschappelijke kennis en het ontwikkelen van (individuele) kennis.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
8
2.5
Voorbereiding op werkplekleren
Stagelopen begint met een goede voorbereiding. Om de student daarbij te ondersteunen worden
bijeenkomsten georganiseerd onder de naam ‘Voorbereiden op stage’ (VOS)
In leerjaar 1 wordt een algemeen informatief college VOS 0 gegeven over werkplekleren.
Workshop VOS 1 wordt gegeven voorafgaand aan de stageperiode. Het doel van deze bijeenkomst is
dat de student:
 Kennismaakt met medestudenten, de (rol van) docent werkplekleren of lecturer practitioner en
eventueel medewerkers van de stage instelling.
 Inzicht krijgt in de meest voorkomende zorgvragen van de stageplek, waardoor de student zich
daarop gericht kan voorbereiden.
 Weet waar het stagewerkplan aan moet voldoen.
Workshop VOS 2 vindt plaats in de eerste of tweede week van de stage. Deze bijeenkomst is bedoeld
voor het uitwisselen van de eerste stage-ervaringen, het formuleren van de leerdoelen voor het
stagewerkplan en er wordt besproken wat het belang van reflectie en intervisie (ALS) is. Ook geeft de
docent uitleg over de afspraken en begeleiding tijdens de stage.
In Workshop VOS 3 na 6 tot 8 weken stage wordt de beoordelingsprocedure besproken en leert de
student de 360 graden feedbackformulieren te gebruiken.
De workshops VOS 1 en 2 zijn verplichte onderdelen voor alle studenten. VOS 3 is verplicht voor WPL 1
en 2 studenten en optioneel voor WPL 3 studenten.
De student bereidt zich voor op de periode van werkplekleren door:
 Het bestuderen van deze handleiding, de handleiding Voorbereiding op stage en de handleiding
Action Learning Sets.
 Zich te verdiepen in de competentiekaart
 Theorie (eventueel vaardigheden) te herhalen of bestuderen die relevant is voor de
zorgcategorie, waar men mee te maken krijgt.
 Het maken van een stagewerkplan.
Voor technische stroom studenten is er een specifieke voorbereiding op WPL 2 en 3, die plaatsvindt aan
het einde van leerjaar 2 en 3.
Zowel school als praktijk gaat er van uit dat de student zich goed voorbereidt op de stage. Als blijkt dat
de student zich niet goed heeft voorbereidt dan kan hierover contact opgenomen worden met de docent
werkplekleren van de instelling.
Voor meer informatie zie de Handleiding Voorbereiding op stage (VOS).
2.6
Begeleiding van het werkplekleren
Bij het werkplekleren zijn meerdere personen betrokken. Alle betrokkenen laten een lerende houding
zien, stimuleren een krachtige leeromgeving en hebben een actieve bijdrage in de onderlinge
samenwerking. Dit door elkaar tijdig te informeren, te zoeken naar afstemming en het overbruggen van
uiteenlopende verwachtingen. Daarnaast delen betrokkenen kennis en inzichten met elkaar, met als doel
nieuwe kennis toe te passen en te integreren in zowel de zorg- als de onderwijspraktijk. Er is sprake van
ondersteuning naar elkaar en leren van elkaar.
Men kent elkaar en er is sprake van ‘korte lijnen’ tussen betrokkenen.
Daarnaast hebben betrokkenen specifieke taken en verantwoordelijkheden.
Student
Van de student wordt verwacht dat hij een proactieve leerhouding aanneemt en zelf de regie in handen
neemt ten aanzien van zijn leerproces. Hij is in toenemende mate zelfsturend en geeft leerdoelen aan,
vraagt gericht feedback en reflecteert op zijn handelen. Hierin laat hij een groei zien gaande zijn
opleiding. Bij het stagneren van het leerproces neemt de student initiatief in het leggen van contact
hierover met de werkbegeleider, praktijkbegeleider en docent werkplekleren.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
9
De student bereidt zich gedegen voor op de stage, verdiept zich voorafgaand en tijdens de stage in het
profiel van de werkplek, de categorie zorgvragers en veel voorkomende aandoeningen en ziektebeelden.
De student is op de hoogte van de eisen die vanuit de school gesteld worden, zoals ten aanzien van het
maken van een stagewerkplan, de te behalen beroepscompetenties en het evalueren en beoordelen van
het eigen handelen.
De student houdt zich aan de gedragsregels die geldend zijn binnen de zorgorganisatie en komt
gemaakte afspraken met andere betrokkenen bij werkplekleren na.
Werkvelddeskundigen1
Binnen de zorgorganisatie werken deskundigen binnen het werkveld, zoals zorgverleners en
behandelaren. Hoewel er vanuit gegaan wordt dat alle betrokken professionals in meer of mindere mate
betrokken zijn bij de begeleiding van studenten, hebben de werkbegeleider, de praktijkbegeleider en
leidinggevende een specifieke rol in de begeleiding van de student.
Werkbegeleider
De werkbegeleider is een zorgverlener met een Hbo- werk- en denkniveau en is bij voorkeur Hboopgeleid als verpleegkundige. Hij is werkzaam in de directe zorg en competent in en verantwoordelijk
voor het methodisch begeleiden en het beoordelen van studenten. Hij coacht, faciliteert en ondersteunt
de student in zijn leerproces, aansluitend bij diens leerstijl en ontwikkelings- en kennisniveau. Hij is een
rolmodel, geeft en ontvangt feedback op een positief kritische manier, stimuleert de student tot
(zelf)reflectie en is adviserend in de uiteindelijke beoordeling.
De werkbegeleider introduceert studenten op de stageplaats en realiseert voorwaarden om te leren.
De werkbegeleider is op de hoogte van het stagewerkplan en de eisen, leermiddelen en -methoden
vanuit de school. Hij informeert andere betrokkenen hierover, als ook over het leerproces van de student.
De werkbegeleider signaleert problemen in het leerproces, maakt deze bespreekbaar met de student en
andere betrokkenen en durft, waar nodig voor een optimale ontwikkeling van de student, af te wijken van
standaarden en de begeleiding verder af te stemmen op het individu.
De werkbegeleider houdt zijn kennis op peil, draagt verantwoording voor zijn eigen ontwikkeling en
deskundigheidsbevordering en vraagt waar nodig ondersteuning aan anderen, zoals de
praktijkbegeleider, leidinggevende of docent werkplekleren.
Praktijkbegeleider
De praktijkbegeleider heeft een coördinerende en organiserende rol met betrekking tot werkplekleren. Hij
is vaak meer op afstand betrokken bij de begeleiding en beoordeling van studenten en creëert
randvoorwaarden voor het werkplekleren. De praktijkbegeleider adviseert, ondersteunt en coacht de
werkbegeleider (en waar nodig andere betrokkenen), bijvoorbeeld in diens deskundigheidsbevordering of
bij problemen in het leerproces van de student. Hij is een rolmodel, geeft en ontvangt feedback op een
positief kritische manier en stimuleert betrokkenen tot (zelf)reflectie. Waar nodig vervult de
praktijkbegeleider een intermediaire rol tussen de werkbegeleider, student en andere betrokkenen bij het
leerproces.
De praktijkbegeleider analyseert het leerklimaat op de afdeling en doet voorstellen ter verbetering. Hij is
veelal de contactpersoon naar school met betrekking tot de voortgang van de student zijn leerproces en
de planning en plaatsing van studenten. Daarnaast kan de praktijkbegeleider een adviserende rol binnen
de organisatie hebben met betrekking tot het opleiden van studenten.
Leidinggevende
De leidinggevende of manager van de afdeling is eindverantwoordelijk voor het leren en opleiden op de
stageplaats en de realisatie van een optimale leeromgeving. Hij is voorwaardenscheppend en heeft een
adviserende, coachende en ondersteunende rol naar de werkbegeleider en eventueel praktijkbegeleider.
Hij is een rolmodel, geeft en ontvangt feedback op een positief kritische manier en stimuleert
betrokkenen tot (zelf)reflectie. Waar nodig vervult de leidinggevende een intermediaire rol tussen
werkbegeleider, student en andere betrokkenen bij het leerproces.
1
Binnen zorgorganisaties kunnen functionarissen verschillend genoemd worden. Voorkomende functiebenamingen voor de rol van
de praktijkbegeleider, zijn bijvoorbeeld opleidingsfunctionaris, -adviseur en praktijkdocent. Ook hebben functionarissen soms een
bredere taak dan in dit document omschreven wordt of worden rollen gecombineerd. Zo komt het voor dat de rol van de
werkbegeleider en praktijkbegeleider door één persoon wordt ingevuld.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
10
Betrokkenen vanuit de school
Vanuit de school is er een docent werkplekleren óf een lecturer practitioner betrokken bij het
werkplekleren. Verder heeft iedere student een eigen studieloopbaanbegeleider en studentenconsulent.
Docent werkplekleren
Een docent verbonden aan Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid die verantwoordelijk is voor de
begeleiding en beoordeling van studenten bij werkplekleren. De docent werkplekleren richt zich op de
student en het contact en de samenwerking tussen de school en de zorgorganisatie. Vandaar dat de rol
van deze docent vaak afgekort wordt tot DCP = docent contactpersoon.
Gedurende de stage heeft de docent op meerdere momenten en ook op eigen initiatief contact met de
student en andere betrokkenen op de stageplaats. Hij is intensief betrokken bij de stageplaats en brengt
minimaal 1 keer per stageperiode een bezoek aan de stageplaats. De docent werkplekleren verzorgt,
eventueel in samenwerking met betrokkenen uit het werkveld, de voorbereiding op de stage.
De docent werkplekleren is een rolmodel, geeft en ontvangt feedback op een positief kritische manier en
stimuleert de student tot (zelf)reflectie. Tevens is hij eindverantwoordelijk voor de beoordeling van de
stage, die in overleg met begeleiders uit de praktijk tot stand komt.
Waar nodig vervult de docent werkplekleren een intermediaire rol tussen de werkbegeleider, student en
andere betrokkenen binnen de zorgorganisatie en de school. Hij betrekt bij stagnatie in het leerproces de
studieloopbaanbegeleider van de student en verwijst de student, waar nodig, naar de studentconsulent.
De docent werkplekleren evalueert het werkplekleren met betrokkenen binnen de zorgorganisatie en de
school en zoekt afstemming met collega docenten werkplekleren over de inhoud en organisatie van
werkplekleren. De docent werkplekleren signaleert ontwikkelingen en nieuwe inzichten in de zorgpraktijk
en brengt deze onder de aandacht binnen de school, met als doel de afstemming tussen theorie en
praktijk te bevorderen en het onderwijs hier waar nodig op aan te passen. Waar nodig ondersteunt de
docent werkplekleren de student(en) en betrokkenen uit de organisatie bij het formuleren van
afstudeeropdrachten.
Lecturer Practitioner (LP’er)
De lecturer practitioner (LP’er) is zowel werkzaam in een zorgorganisatie binnen een
zorginnovatiecentrum (ZIC) of zorginnovatienetwerk (ZIN) als binnen de school. Hierdoor vervult hij een
brugfunctie tussen praktijk en theorie. Naast de beschreven rolbeschrijving bij de docent werkplekleren,
faciliteert hij studenten en medewerkers binnen een ZIC of ZIN in (groeps)leerprocessen,
verbeterprojecten en praktijkgericht onderzoek. Hij stimuleert kritisch denken en handelen, ondersteunt
de kennisontwikkeling en draagt bij aan de ontwikkeling van persoonsgerichte en op evidence
gebaseerde zorg (EBP) volgens de principes van Practice Development (PD) (Munten e.a., in press).
De LP’er ontwikkelt en geeft beroepsgericht onderwijs en verzorgt in samenwerking met betrokkenen uit
het werkveld de voorbereiding op het werkplekleren binnen de stage.
Studieloopbaanbegeleider (SLB’er)
De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student gedurende de hele opleiding op het gebied van:
zelfstandig leren, het samenstellen van de leerroute, het vaststellen van de studievoortgang en bewaakt
het totale leerproces gedurende de opleiding. De student en docent werkplekleren houden de SLB’er op
de hoogte van de voortgang binnen het werkplekleren.
Studentconsulent
Studenten kunnen bij de studentconsulent terecht met problemen op het gebied van persoonlijke
ontwikkeling (sociale vaardigheden en attitude aspecten) en op het gebied van specifieke leerproblemen
zoals leervaardigheden en de blokkades in het leren in de beroepswerkelijkheid.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
11
2.7
Gesprekken en hulpmiddelen tijdens het werkplekleren
De volgende gesprekken en hulpmiddelen zijn van belang bij het werkplekleren:
Kennismakingsgesprek
Zodra de definitieve planning bekend is nemen de student en stageplaats contact met elkaar op om
afspraken te maken over de kennismaking.
Richtlijnen voor het kennismakingsgesprek:
 persoonlijke kennismaking met de werkvelddeskundigen
 uitwisselen formele gegevens en informatie
 bespreken van de verwachtingen die de student en stageplaats hebben
 afspraken maken m.b.t. de voorbereiding op de
 formaliteiten en regelingen afwerken, zoals stagecontract en kleding.
Introductieperiode
De introductieperiode werkt naar twee kanten. Enerzijds neemt de student kennis van bepaalde zaken en
maakt hij zich bepaalde vaardigheden eigen, om in een zo gunstig mogelijke uitgangspositie voor het
praktijkleren te komen; anderzijds peilt de werkvelddeskundige wat voor persoon de student is, welke
leermethode bij hem past en welke begeleidingsstijl van toepassing zal zijn.
De onderstaande activiteiten vinden plaats tijdens de eerste twee weken van de praktijkperiode:
 kennis maken met zorgvragers en collegae
 eigen maken van werkwijzen, gedragsregels, werkschema's
 kennis nemen van doelstellingen, taken en verantwoordelijkheden van de werkers op de
werkplek
 bijwerken van vereist kennis /vaardigheidsniveau
 helder krijgen van de manier van leren tijdens de praktijkperiode en de daarbij passende
manier van begeleiding.
 onderzoeken en formuleren van de leerdoelen en activiteiten voor het werkplekleren
Stagewerkplan
Met behulp van het stagewerkplan geeft de student richting aan diens leerproces. In het stagewerkplan
zijn de competenties Zorg op maat (ZOM, Regie op maat (ROM), Kwaliteitsbevordering (KWAL) en
Deskundigheidsbevordering (DESK) verwerkt en wordt aangegeven op welk beheersingsniveau
(toepassen, integreren of verbeteren) de student deze wil afronden. Het niveau van beheersing wordt
concreet omschreven, getoetst aan opgestelde criteria en komt tot uiting in voor de praktijk
waarneembaar gedrag. De werkbegeleider en docentwerkplekleren tekenen het stage werkplan voor
akkoord.
Voor meer informatie over het stagewerkplan zie de Handleiding Voorbereiding op stage.
Contractgesprek
De introductieperiode wordt afgerond met het contractgesprek. Dit gesprek, dat tevens de start is van de
leerfase, maakt duidelijk op welke wijze de student en werkvelddeskundige zullen gaan samenwerken.
Besproken worden de inhoud en de werkwijze tijdens deze praktijkperiode. Voorafgaande aan dit
gesprek levert de student zijn stagewerkplan in.
Hierin wordt zichtbaar aan welke beroepscompetenties en op welk beheersingsniveau de student in deze
stage wil gaan werken. Er worden afspraken gemaakt over leren en werken, begeleiden en toetsen.
Hulpmiddelen bij het leren en de begeleiding
In onderling overleg kiezen student en werkvelddeskundige de hulpmiddelen voor de stagebegeleiding.
 Het maken van een stagewerkplan is een noodzakelijk hulpmiddel om zelfsturing in het
leerproces in de praktijk toe te passen.
 Het bijhouden van een dagboek /logboek om ervaringen met het leren en werken op de afdeling
inzichtelijk te maken. Begeleidende teamleden kunnen reageren op hetgeen de student beschrijft
en suggesties / adviezen geven.
 Het maken van notulen van begeleidings- en beoordelingsgesprekken die plaats vinden.
 Het maken van inhoudelijke (reflectie)verslagen als hulpmiddel en bewijslast voor het leerproces.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
12
Tussenevaluatie gesprek
Halverwege de periode van werkplekleren (week 9-11) wordt een tussenevaluatie gesprek gevoerd. Ter
voorbereiding op dit gesprek maakt de student gebruik van de competentiekaart met de vier
competenties ZOM, ROM, KWAL en DESK en de feedbackformulieren
De student legt de gekregen feedback schriftelijk vast in een verslag en voegt daar de eigen bevindingen
aan toe. Dit verslag wordt naar de docent werkplekleren gestuurd.
Eindbeoordelingsgesprek
De periode van werkplekleren wordt afgesloten met een beoordelingsgesprek, waarin vastgesteld wordt
op welk niveau de student de vier competenties beheerst. Ook voor dit gesprek vult de student ter
voorbereiding de vier feedback formulieren in.
Indien mogelijk is de docent werkplekleren aanwezig bij het eindgesprek, maar in ieder geval in de rol
als examinator als het gaat om het behalen van het beheersingsniveau verbeteren. Het doel van diens
aanwezigheid is het komen tot een allround beeld van het functioneren van de student en het uitspreken
van een beoordeling aan het einde van het gesprek. Dit bereikt men door:
 Het stellen van kritische vragen n.a.v. de stage en de 360 graden feedbackformulieren
 Hoor en wederhoor van de student en diens werkvelddeskundigen
Zie verder hoofdstuk 2.9; Beoordelen van het werkplekleren.
2.8
Reflectie bijeenkomsten
Action Learning Sets
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid gebruikt action learning heel bewust als een manier van
reflecteren op de ervaringen die de student tijdens de verschillende perioden van werkplekleren opdoet.
Met deze methode leert de student het professioneel verpleegkundig handelen te beredeneren en te
onderbouwen. Ook kan de student de theorie, die hij heeft eigen gemaakt, verbinden met de opgedane
praktijkervaringen.
De verbinding tussen theorie en praktijk door middel van action learning is voor Fontys Hogeschool Mens
en Gezondheid dé manier om gestalte te geven aan de principes van “practice development”.
De principes van “practice development” vormen het uitgangspunt van al het onderwijs, van de vak
ontwikkeling en van de onderwijsontwikkeling die onze Hogeschool uitvoert.
Vanuit school is de student tijdens de stage verplicht om aan de bijeenkomsten deel te nemen. Deze
bijeenkomsten kunnen plaatsvinden op school, maar ook in de instelling zelf.
Voor verdere informatie, zie de handleiding ALS.
2.9
Beoordelen van het werkplekleren
Beoordelen van de periodes van werkplekleren
De competenties ZOM, ROM, KWAL en DESK worden op 3 beheersingsniveaus beoordeeld; toepassen,
integreren en verbeteren.
De beoordelingswijze is als volgt:
Beoordeling:
WPL toepassen
WPL integreren
WPL verbeteren
Behaald indien:
3 van de 4 competenties op niveau toepassen aangetoond (voldaan/niet voldaan)
3 van de 4 competenties op niveau integreren aangetoond +
De overige competentie op niveau toepassen aangetoond (voldaan/niet voldaan)
3 van de 4 competenties op niveau verbeteren aangetoond +
de overige competentie op integreren (10 punt schaal)
Tijdens de periode van werkplekleren worden alle vier de competenties beoordeeld in de desbetreffende
setting. Indien in de voorgaande stage al 1 of 2 competenties op een bepaald niveau beoordeeld zijn,
moeten deze competenties opnieuw aangetoond worden. De student kan één beheersingsniveau dus
niet over meerdere stages verspreid aantonen.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
13
Studenten doorlopen de beheersingsniveaus in het werkplekleren op basis van een groeimodel.
Wanneer de student een stage niet behaalt en een volgende stage afrondt op een hoger
beheersingsniveau, wordt de eerder niet behaalde stage alsnog toegekend volgens bovenstaande
model.
Feedbackformulieren en beroepskritische situaties
Zowel bij de tussen- als bij de eindbeoordeling van de beheersingsniveaus van de competenties, wordt
gebruik gemaakt van de ‘360 graden feedback formulieren’ per competentie.
De student schrijft het self-assessment op de vier feedbackformulieren aan de hand van beroepskritische
situaties. Een beroepskritische situatie is een “ voorbeeldsituatie waarin de student concreet
waarneembaar gedrag beschrijft, waaruit blijkt dat de student competent is”. Zie bijlage 3
Aan het self-assessment zijn een aantal inhoud- en vormcriteria gesteld die beschreven staan in bijlage
4.
De student geeft op elk feedbackformulier aan op welke niveau hij de beroepscompetentie wil afsluiten.
De student stemt vooraf met de werkvelddeskundige, docent werkplekleren en evt. andere betrokkenen
uit de praktijk af wanneer de student de 360 feedbackformulieren van de 4 competenties opstuurt ter
voorbereiding voor het beoordelingsgesprek.
De werkvelddeskundige geeft schriftelijk feedback op de beroepskritische situaties aan de hand van de
aangeleverde materialen en aan de hand van het functioneren van de student in de beroepspraktijk.
De werkvelddeskundige geeft per competentie een advies oordeel in de zin van voldaan/niet voldaan.
De feedback en beoordeling wordt mondeling besproken in het beoordelingsgesprek.
De student rond de stage af en levert vier 360 graden feedbackformulieren aan bij de docent
werkplekleren, 1 per competentie voor het hoogst aangetoonde niveau.
Indien twee niveaus in één stage behaald worden hoeven alleen de formulieren van het hoogste niveau
aangeleverd te worden. Bij de beoordeling van twee beheersing niveaus wordt een onafhankelijk docent
werkplekleren betrokken.
Beoordelingsformulier werkplekleren
Voor de eindbeoordeling wordt naast de feedbackformulieren ook gebruik gemaakt van het
beoordelingsformulier werkplekleren, wat de student moet downloaden van stagepleinzorg.
Er is een procedure beschreven met betrekking tot het ‘digitaal’ aanleveren van het
beoordelingsformulier en het afronden van de beoordeling.
Op het beoordelingsformulier wordt door de werkvelddeskundige een advies over de stage vastgelegd.
De docent werkplekleren beoordeelt het werkplekleren. Beheersingsniveau toepassen en integreren met
een voldaan of niet voldaan, niveau verbeteren op een 10 puntschaal.
Deze beoordeling door de docent werkplekleren komt tot stand op basis van:
 De feedback en het advies over de beoordeling van de werkvelddeskundige.
 De schriftelijke verantwoording van het functioneren van de student in (reflectie) verslagen en
het self-assessment.
 Het allround beeld van het functioneren van de student dat de docent werkplekleren heeft
vanuit de intervisie bijeenkomsten, verslagen en gesprekken met student en
werkvelddeskundige.
Voortijdig afbreken van de periode werkplekleren
Wanneer de werkpleklerenperiode voortijdig afgebroken wordt, vullen de student en werkvelddeskundige
de 4 feedbackformulieren en het beoordelingsformulier in op basis van de doorlopen weken op stage.
De stage kan beoordeeld worden als de student een bepaald aantal uren stage heeft gelopen, namelijk:
 Voltijdstudenten: minimaal 350 uur in een periode van minimaal 10 aaneengesloten weken
 Deeltijd studenten: minimaal 180 uur
 Duale studenten: minimaal 500 uur in een periode van 16 aaneengesloten weken werken en
leren in de praktijk.
Bij het voortijdig afbreken van de werkpleklerenperiode informeert de docentwerkplekleren de
betreffende studieloopbaanbegeleider en studentenconsulent. De student dient voor het vervolg van de
opleidingsroute in overleg te treden met zijn studieloopbaan begeleider.
Verlengen van de periode werkplekleren
Alleen de periode Werkplekleren 3 kan worden verlengd. Werkplekleren 1 en Werkplekleren 2 kunnen
niet worden verlengd. Het praktijkleren vindt immers plaats in een groeimodel.
Om WPL 3 te verlengen gelden een aantal voorwaarden:
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
14

De eindverantwoordelijke van de stageplaats, de werkvelddeskundige, docent werkplekleren en
student moeten akkoord zijn met de verlenging.
 Er moet bij alle partijen vertrouwen zijn in de mogelijkheid om de stage alsnog op niveau
verbeteren af te sluiten.
 De duur van de verlenging wordt in onderling overleg besproken tussen de student,
werkvelddeskundige en docent werkplekleren. De laatste praktijkperiode mag met een periode
van maximaal de helft van de stageperiode verlengd worden. Indien in die periode het behalen
van niveau verbeteren niet mogelijk lijkt moet overwogen worden of een hele nieuwe stage (WPL
4) georganiseerd moet worden.
 De stageplaats voor de verlenging mag niet ten koste gaan van het aantal reeds aangeboden
stageplaatsen.
De docentwerkplekleren informeert het stagebureau, de studieloopbaanbegeleider en
studentenconsulent van de student.
Herkansen werkplekleren
Omdat FHMG met een groeimodel werkt voor het onderdeel werkplekleren is er eigenlijk geen sprake
van een herkansing. Als de student aan het einde van WPL 3 niet op niveau verbeteren functioneert en
een eventuele verlenging ook niet tot het behalen van niveau verbeteren heeft geleid kan de student in
aanmerking komen voor een extra periode werkplekleren. Zie hiervoor het Onderwijs Examenreglement
(OER). Tijdens deze extra werkplekperiode is de student verplicht om deel te nemen aan ALS Extra
bijeenkomsten.
Een uitzondering vormen de studenten van de technische stroom. Voor hen geldt dat bij het niet behalen
van de verpleegkunde stage WPL 1, niet kan gesolliciteerd kan worden naar een duale opleidingsplaats
op de operatieafdeling van een instelling. De student kan dan alleen verder met de verpleegkunde
opleiding.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
15
3.
Praktische zaken
3.1
Stagecontract
Zaken die te maken hebben met de financiering, stageduur en verzekering worden meestal vastgelegd
door de stage verlenende instelling in een stagecontract met de student. De school heeft daar verder
geen aandeel in. Wel kan de docent werkplekleren gevraagd worden een dergelijk contract mede te
ondertekenen.
Identificatieplicht
De stage verlenende instelling is verplicht een kopie van een geldig identificatiebewijs van de student in
de administratie op te nemen. Bij controles zullen ook stagiaires zich moeten kunnen identificeren
(Min. van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Financiën).
Hiertoe kan een kopie van de volgende bescheiden dienst doen:
 paspoort / toeristenkaart
 brommerrijbewijs / rijbewijs auto
 gemeentelijke identiteitskaart
 verblijfsdocument.
Stagevergoedingen
Of een zorginstelling stage vergoedingen geeft, wordt gebaseerd op de voor die instelling betreffende
CAO.
Verzekeringen
De student is in de regel en bij voorkeur zelf voor WA verzekerd, mogelijk via diens ouders.
In andere gevallen en bijzondere omstandigheden is voor alle studenten die op werkplekleren periode
zijn door Fontys Hogescholen een collectieve WA verzekering afgesloten en een ongevallenverzekering.
Deze verzekering is dekkend voor reizen naar en van school /stageplaats, tijdens verblijf op school /
stageplaats, pauzes en tussenuren.
De premies worden door de student betaald, middels de instituutsbijdrage aan het begin van elk
schooljaar. Deze verzekering loopt van 1 augustus tot 1 augustus. De verzekering geldt uitsluitend voor
praktijkperioden in Nederland. Voor verzekeringen voor praktijkperioden in het buitenland en overige
informatie kan men terecht bij de Dienst Juridische zaken van Fontys: [email protected]
Aansprakelijkheid stageverlener
Tijdens het werkplekleren is er een voortdurende spanning tussen leren en werken. De stage verlenende
instelling is aansprakelijk voor het werk dat geleverd wordt door de student die zij hebben toegelaten in
hun organisatie. Daarom is het raadzaam de student nooit zonder een gediplomeerde verpleegkundige
op de achtergrond alleen tijdens een dienst te laten functioneren. Problemen in deze dient de student in
eerste instantie te bespreken met de werkvelddeskundige.
3.2
Aanwezigheid tijdens stage
Afwezigheid t.g.v. ziekte
Bij ziekte dient de student zich zowel bij de docent werkplekleren als op de stageplaats, volgens de daar
geldende procedure, ziek te melden en daarna ook weer beter te melden. Veelvuldige afwezigheid kan
invloed hebben op de mogelijkheid het gewenste beheersingsniveau te behalen.
Reistijd
Tijdens de werkplekleren periode wordt de reistijd om de stageplaats te bereiken en nadien weer terug te
keren naar de woonplaats, niet in mindering gebracht op de stagetijd.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
16
Schoolvakanties en feestdagen
In elke werkplekleren periode zijn enkele vakantiedagen opgenomen. Deze vallen niet in de stagetijd, en
regelt de student in overleg met de instelling/afdeling. De student heeft tijdens stages niet automatisch
recht op vrij tijdens schoolvakanties.
Feestdagen die tijdens de stageperiode plaatsvinden gaan niet van de stagetijd af en zijn dus geen extra
vrije dagen. (Zie ook hoofdstuk 2.3)
Deelnemen aan onderwijs tijdens de werkplekleren periode
De mogelijkheid bestaat dat een student, voltijd of deeltijd, tijdens een praktijkperiode één of meerdere
onderwijsonderdelen opnieuw moet doorlopen of toetsen moet afleggen. Ook kan als gevolg van een
individueel vastgestelde opleidingsroute “stapeling” van onderwijsonderdelen voorkomen.
De tijd die nodig is om het onderwijs te volgen valt buiten de normale stagetijd. De student neemt dus
aan onderwijsonderdelen deel tijdens de eigen vrije tijd en dit wordt niet in mindering gebracht op de
stagetijd.
Bijzonder verlof
Indien noodzakelijk kan de student tijdens de werkplekleren periode in aanmerking komen voor bijzonder
verlof. Bijzonder verlof wordt verleend door de docent werkplekleren, nadat de student hiertoe een
schriftelijk verzoek heeft ingediend.
Bijzonder verlof wordt verleend bij:
 Ondertrouw en huwelijk:
4 dagen
 Bijwonen huwelijk van directe familieleden:
1 dag
 Huwelijksfeest ouders:
1 dag
 Bevalling partner:
2 dagen
 Overlijden directe familieleden:
1 dag
 Verhuizen (maximaal 1x per praktijkperiode):
1 dag
In die gevallen, waarin bovenstaande niet voorziet, kan de student zich wenden tot de docent
werkplekleren.
3.3
Deeltijd stages
Voor de inzet van uren tijdens de stages: zie hoofdstuk 2.3.
In onderling overleg tussen student en werkvelddeskundige kan de inzet verhoogd worden. Het
definitieve stagerooster komt tot stand in goed overleg tussen de student en werkvelddeskundige. Hierbij
spelen niet alleen de (on)mogelijkheden van de student een rol, maar ook de eisen die door de
stageplaats worden gesteld aan het leren van de beroepsuitoefening in de zorgsituaties, zoals die zich
ter plaatse voordoen.
In principe komen alle verschillende diensten, zoals op de stageplaats gebruikelijk, in aanmerking. De
school adviseert de stagetijd, die per week wordt ingezet, zoveel mogelijk aaneengesloten in te plannen,
zodat de continuïteit in leren en verplegen wordt ondersteund. De vermelde stagetijd is een netto stageinzet. De door school gehanteerde studiebelasting is maximaal 25.0 uur per week.
Het deelnemen aan de voorbereidings- en intervisie bijeenkomsten op school en de voortgangstoets
worden niet op de stagetijd in mindering gebracht en vallen dus buiten het aantal stage-uren per week.
Werving van stageplaatsen voor deeltijd studenten
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid werft ook stageplaatsen voor de studenten van de
deeltijdvariant. Het zelf werven van individuele stageplaatsen voor deeltijders door deeltijders zelf,
behoort echter ook tot de mogelijkheid. De procedure is dat de deeltijdstudent toestemming vraagt aan
de teamleider bovenbouw in samenwerking met de studentconsulent vooraf aan de stage planning van
FHMG voor de betreffende stage.
De stage plaats dient te voldoen aan onderstaande vereisten:
 De stageplaats valt binnen de regio van FHMG
 De stageplaats gaat niet ten koste van stageplaatsen voor reguliere studenten
 De stageplaats doorkruist niet de stage planning van FHMG (ter beoordeling van teamleider
bovenbouw). Dat betekent dat in geval van een door FHMG toegewezen stageplaats, deze altijd
prioriteit heeft boven de eigen geworven stageplaats. (in dat geval is er namelijk niet geworven
vooraf aan de stage planning, maar tijdens de stage planning van FHMG)
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
17







3.4
Er is door teamleider bovenbouw een docent werkplekleren toegewezen aan de geworven
stageplaats
Er is een rolmodel op HBO niveau werkzaam op de stageplaats
Er is begeleiding op HBO-niveau op de stageplaats
De stageplaats biedt voldoende leermomenten op HBO-niveau voor de student.
De student is boventallig (zie hoofdstuk 2.3)
Rolverwarring van werkgever/werknemer moet voorkomen worden; geen stage op een plaats
waar de student al werkzaam is in een andere rol
De student is op de hoogte van de financiële consequenties
Belofte tot geheimhouding en giften
Bij het uitreiken van het verpleegkundige diploma, welke de bevoegdheid geeft de titel van
verpleegkundige te voeren, wordt ten overstaan van de examencommissie, de volgende belofte
afgelegd:
"Ik beloof dat ik geheim zal houden, al hetgeen mij in de uitoefening van mijn beroep als verpleegkundige
als geheim is toevertrouwd of wat hierbij als geheim te mijner kennis is gekomen en waarvan ik het
vertrouwelijk karakter moet begrijpen."
Hoewel deze belofte pas tijdens de diplomering wordt afgelegd en als zodanig wordt geformaliseerd,
wordt van de student verwacht dat hij de inhoud en de betekenis van de belofte kent en deze tijdens het
praktijkleren hanteert. Hierbij wordt de uiterste zorgvuldigheid van de student verwacht ten aanzien van
het omgaan met de privacy van de hulpvrager en zorgbehoevende.
Giften
Voor het aannemen van giften tijdens de stage zie de beroepscode verpleegkundige (www.venvn.nl) en
het beleid van de instelling.
3.5
Verklaringen
De stage verlenende instelling informeert de student aan welke eisen deze moet voldoen met betrekking
tot vaccinaties en verklaringen.
Hepatitis B
Zorginstellingen kunnen een volledig doorlopen vaccinatie programma tegen hepatitis B van de student
verlangen. FHMG biedt studenten de mogelijkheid zich te laten vaccineren. FHMG adviseert studenten
met klem om hier zo snel mogelijk mee te starten. De eerste onderwijsperiode in het eerste jaar is het
meest geschikt om het vaccinatietraject te starten, dat tot en met de laatste bloeduitslag zeker 8
maanden in beslag neemt. Overigens kan het hele jaar door gestart worden met het
vaccinatieprogramma. Zie verder de informatie over hepatitis-B op stagepleinzorg.
MRSA vrije verklaring
Zorginstellingen kunnen een MRSA-vrije verklaring van de student verlangen wanneer de student:
 gedurende 1 week of langer in een ziekenhuis buiten Nederland heeft gewerkt of stage gelopen;
 in deze periode tenminste 24 uur opgenomen is geweest in een ziekenhuis.
Overleg met de contactpersoon van betreffende zorginstelling wijst uit hoe de student in het bezit van
deze verklaring kan komen.
TB vrije verklaring
Een zorginstelling kan een TB-vrije verklaring verlangen. Deze verklaring wordt afgegeven door het
consultatiebureau voor TBC bestrijding. Algemene ziekenhuizen willen over het algemeen een verklaring
die niet ouder is dan een half jaar. Zonder TB-vrije verklaring kan de student geweigerd worden door de
stageplaats.
Verklaring omtrent Gedrag (VOG)
Zorginstellingen voor langdurige zorg (inclusief langdurige GGZ) zijn wettelijk verplicht zijn om van
nieuwe medewerkers die in dienst komen een Verklaring Omtrent Gedrag te overleggen. Deze eis geldt
voor iedereen die een arbeidsovereenkomst met de zorginstelling aan gaat. Deze wettelijke verplichting
geldt NIET voor stagiaires, vrijwilligers en uitzendkrachten.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
18
Er zijn enkele zorginstellingen die desondanks toch een VOG van stagiaires eisen. Voor zover ons
bekend is, vergoeden zij meestal ook de kosten hiervoor. Een vergoeding vanuit FHMG voor een VOG is
helaas niet mogelijk.
3.6
Problemen op de stageplaats
Wanneer zich problemen voordoen op de stageplaats in het leerproces van de student, dan is de
handelwijze als volgt. De student bespreekt de problemen met de werkvelddeskundige van de
stageplaats. Ook de werkvelddeskundige kan dit initiëren. Indien men er samen niet uitkomt, kan de hulp
worden ingeroepen van de docent werkplekleren.
Vroegtijdige onderkenning en signalering van problemen of onduidelijkheden t.a.v. de inhoud, betekent
veelal dat het werkplekleren na duidelijke afspraken positief kan worden voortgezet. In een enkel geval
kan het nodig zijn de werkplekleren periode voortijdig te beëindigen, zodat de student meer ruimte krijgt
om onder begeleiding aan persoonlijke problematiek verder te werken.
Prikaccident tijdens het werkplekleren
De school doet er alles aan om het injecteren in de schoolse situatie aan de hoogste veiligheidseisen te
laten voldoen. Alle docenten die deze lessen verzorgen zijn op de hoogte van de ´eerste hulp bij een
prikaccident´. Dit houdt in: goed laten doorbloeden en uitknijpen onder stromend water. Daarna drogen
en desinfecteren met alcohol 70%. Wanneer deze eerste hulp verleend is wordt direct een melding
gedaan bij PrikPunt!. Dit is een landelijk meldpunt waar het prikaccident geregistreerd wordt en waar de
betrokken student in een nazorgtraject komt.
Als een student onverhoeds te maken krijgt met een prikaccident op de stageplaats, dan is dezelfde
eerste hulp bij prikaccidenten van kracht: laat het wondje goed doorbloeden en knijp het uit onder
stromend water. Daarna drogen en desinfecteren met alcohol 70%. De student meldt het prikaccident
direct bij de werkvelddeskundige of andere contactpersoon van de instelling. Voor de afwikkeling ervan
wordt de instellingsgebonden richtlijn gevolgd.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
19
4.
Referenties
Billett, S. (2004). Workplace participatory practices: Conceptualising workplaces as learning
environments. Journal of Workplace Learning, 16(6), 312-324.
Blokhuis, F. T. L. (2006). Evidence-based design of workplace learning. University of Twente, Enschede.
CommissieKwalificatiestructuur. (1996). Gekwalificeerd voor de toekomst. Kwalificatiestructuur en
eindtermen voor Verpleging en Verzorging. Zoetermeer / Rijswijk.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid (2015). Blauwdruk HBOV: Kadernotitie van het
competentiegestuurde leerplan Dael van, J. e.a.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid (2013). Werkplekleren: visie en uitgangspunten,
bacheloropleiding tot Verpleegkunde Snoeren, M. e.a.
Munten, G., Legius, M., Niessen, T., Snoeren, M., Jukema, J. & Harps-Timmerman, A. (2012). Practice
Development. Naar duurzame verandering van zorg- en onderwijspraktijken.
Niessen, T. & Cox, K. (Eds.). (2011). Innoverend leren in Het ZorgInnovatieCentrum. Het creëren van
ruimte voor vernieuwing. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Onstenk, J. (1997). Lerend leren werken. Brede vakbekwaamheid en de integratie van leren,
Werken en innoveren. Delft: Eburon.
Pool, A., Pool-Tromp, C., Veltman-van Vugt, F. & Vogel, S. (2001). Met het oog op de toekomst.
Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Utrecht: NIZW Uitgeverij.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
20
5.
Bijlagen
Bijlage 1
Rollen van de hbo verpleegkundige
Bijlage 2
Leerplanschema’s opleidingsvarianten
Bijlage 3
Beroepskritische situatie en beheersingsniveaus
Bijlage 4
Criteria voor het self-assessment WPL
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
21
5.1
Rollen van de HBO-Verpleegkundige
Studenten ontwikkelen zich tot competente HBO-verpleegkundigen door het zich eigen maken van de
vier beroepscompetenties en het leren vervullen van vijf rollen. Competenties zijn de kaders voor het
werkplekleren 1-2-3 en dus ook voor de inhoud van het werkplekleren.
Een competentie is het vermogen dat een persoon in kwestie effectief en efficiënt kan inzetten om
bepaalde doeleinden te bereiken, in uiteenlopende situaties en onder diverse omstandigheden. Dit
vermogen betreft bekwaam oordelen, anticiperen, handelen en door middel van ervaring leren. Het
vermogen is opgebouwd uit onderling samenhangende kennis, vaardigheden/technieken en
houdingen/gedragingen.
De rollen van de verpleegkundige staan aan de basis van het verpleegkundige beroep. In elke periode
van werkplekleren besteedt de student aan de vijf rollen van: zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach
en beroepsbeoefenaar
De rol van zorgverlener
De rol van zorgverlener is de meest basale rol van de verpleegkundige beroepsuitoefening. In de rol van
zorgverlener dient de verpleegkundige in staat te zijn tot het vorm en inhoud geven aan zorg, door te
werken volgens professionele standaarden en normen, tegemoet te komen aan de noden en behoeften
van zorgvragers en door op de juiste wijze om te gaan met de spanning die kan ontstaan tussen deze
twee eisen, die gesteld worden. De verpleegkundige zal in elke situatie afwegingen moeten maken en
deze afwegingen moeten kunnen beargumenteren. In de rol van zorgverlener staan drie clusters van
activiteiten centraal: het verlichten van de last, het voorkomen en het verminderen van complicaties en
het bevorderen van een gezonde leefstijl. Verpleegkundige zorg wordt gekenmerkt door (medisch)
technisch, relationeel en verplegend handelen. Het doel van al dit handelen, is het verhogen van de
kwaliteit van leven door het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van de zorgvrager en zijn
omgeving te handhaven of te herstellen. De verpleegkundige probeert dit doel te bereiken door de
zorgvrager en zijn mantelzorgers te ondersteunen in het omgaan met gezondheidsproblemen, en
daaraan gerelateerde bestaansproblemen of gevolgen van behandeling of therapie. De verpleegkundige
kenmerkt zich door empathisch waarnemen, klinisch redeneren, ethisch oordelen, open communiceren,
proactief optreden en gebruik maken van resultaten van wetenschappelijk onderzoek, theorie en
klinische expertise.
De rol van regisseur
De regisseursrol en de rol van zorgverlener zijn nauw aan elkaar verbonden. In de rol van regisseur
verbindt de verpleegkundige de inhoudelijke eisen van de zorgverlening voor individuele zorgvragers met
structuren waarbinnen de zorgverlening moet plaats vinden. Goede zorgverlening vraagt om onderlinge
afstemming. De verpleegkundige geeft in de rol van regisseur aanwijzingen over de wijze waarop
zorgactiviteiten door andere verpleegkundigen en verzorgenden uitgevoerd moeten worden. Een
belangrijk doel van het regisseren van de zorg, is het bewaken van de continuïteit van de zorg.
De verpleegkundige coördineert de totale zorg rondom de zorgvrager. De verpleegkundige zal in deze rol
de gezondheidszorg als politiek en maatschappelijk systeem moeten begrijpen. De verpleegkundige is in
staat tot grensoverschrijdend werken, over de grenzen van het eigen beroep, eigen team en organisatie
heen en is in staat tot bemiddelen en tot onderhandelen. Bovendien heeft de verpleegkundige oog voor
de relatie tussen materiële en immateriële zaken.
De rol van ontwerper
In de rol van ontwerper is de verpleegkundige in staat tot overstijgend denken, boven de alledaagse
activiteiten uit. Verbetering en vernieuwing van de zorg zijn voortdurend noodzakelijk. Van de
verpleegkundige wordt in deze rol verwacht, dat de verpleegkundige kan meehelpen in het analyseren en
verbeteren van zorgprogramma’s, verpleegbeleid en kwaliteit van zorg.
De rol van coach
In de rol van coach is de verpleegkundige vooral bezig met het stimuleren en motiveren en het geven en
ontvangen van feedback. In deze rol neemt de verpleegkundige een voorbeeldfunctie in en helpt de
verpleegkundige mee met het inwerken en begeleiden van nieuwe werknemers en stagiaires.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
22
Bij het begeleiden van collega’s, nieuwe medewerkers en stagiaires maakt de verpleegkundige gebruik
van de volgende vaardigheden: reflecteren, het behalen van de gestelde doelen van een team of
medewerker, het verbeteren van de samenwerking en het oplossen van conflicten en het inwerken van
tijdelijke medewerkers.
De rol van beoefenaar
De rol van beroepsbeoefenaar is de meest overstijgende rol. Deze rol handelt vooral over de
beroepswaarden. Van verpleegkundigen mag verwacht worden dat ze op een proactieve wijze
meewerken aan het formuleren van waarden en het ontwikkelen van strategieën om deze waarden te
realiseren. De verpleegkundige heeft de wil en de kennis en creëert mogelijkheden om aan continue
kwaliteitsverhoging van het beroep te werken. In deze rol levert de verpleegkundige dan ook een bijdrage
aan beleid, wetenschap en/of onderwijs. Door deelname aan een verpleegkundige adviesraad kan de
verpleegkundige meehelpen de professionele standaarden een plaats te geven. In deze rol vormt de
verpleegkundige zich een visie op verplegen en leert ook deze visie uit te dragen en bij te stellen (Pool,
2001).
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
23
5.2
Leerplanschema’s opleidingsvarianten
VWO stroom
Deeltijd
Technische stroom
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
24
5.3
Beroeps kritische situaties.
De definitie van een beroepskritische situatie wordt door verschillende auteurs beschreven.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid, opleiding Verpleegkunde heeft gekozen voor de
onderstaande, praktisch werkbare omschrijving van een beroepskritische situatie:
Een beroepskritische situatie is een “ voorbeeldsituatie waarin de student concreet waarneembaar
gedrag beschrijft, waaruit blijkt dat de student competent is” .
In onderstaand schema staat beschreven welk gedrag de student moet laten zien bij de verschillende
competenties in combinatie met de beheersing niveaus ‘toepassen, integreren en verbeteren’.
De mate van complexiteit en zelfstandigheid neemt toe per beheersing niveau, passend bij de context
van de stageplaats.
Dit schema kan gebruikt worden als hulpmiddel voor werkvelddeskundigen en studenten.
In het schema staan de competenties genoemd met de daarbij behorende rollen van de HBOverpleegkundige.
Let wel: dit schema is niet in plaats van de competentiekaarten, maar dient hiernaast gebruikt te worden.
In de competentiekaarten worden namelijk de handelingen die uniek zijn voor de verpleegkundige
beroepsgroep beschreven.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
25
Competentie
en rol
Toepassen
Integreren
Verbeteren
ZOM


De eigen zorgverlening
in direct
patiëntencontact.
Doen, volgens eigen
visie en inzicht.
Zelfbewust kritisch kijken
en wendbaar toepassen
van werkmodellen
Geef je eigen kleur aan!

De eigen regievoering
over de directe
zorgverlening.
Doen, volgens eigen
visie en inzicht.
Zelfbewust kritisch kijken
en wendbaar toepassen
van werkmodellen en de
zorginhoudelijke regie
Geef je eigen kleur aan!
Kritisch kijken naar en
wendbaar toepassen
van.
Onderhandelen, eigen
grenzen bewaken,
samenwerken met
andere disciplines,
handelen volgens
rechten en plichten
patiënt en van jou als
zorgverlener.

Toepassen van een
kwaliteitscyclus, de
stappen kritisch
verantwoorden en
aanpassingen
formuleren.
Het geheel EBP
gefundeerd; meten
volgens meetinstrument.
Signaleert, analyseert en
maakt een plan van
aanpak.
Inhoud: Manier van zorg
verlenen voor een
specifieke groep
zorgvragers of het
coördineren/ regisseren
van zorg.

Rol: zorgverlener

De eigen zorgverlening
in direct
patiëntencontact.
Doen, zoals dat op de
afdeling gebruikelijk is
vanuit weten en bewust
verantwoorden.


ROM
Rol: regisseur en
ontwerper
KWAL
Rol: Ontwerper,
zorgverlener,
beroepsbeoefenaar,
coach, regisseur

De eigen regievoering
over de directe
zorgverlening.

Doen, zoals dat op de
afdeling gebruikelijk is
vanuit weten en
bewust
verantwoorden.

Organiseren,
coördineren,
continueren van de
directe professionele
zorgverlening rondom
de patiënt uitgaande
van het totale
zorgproces van
opname t/m ontslag.
 Eventueel het
aansturen van
zorgprocessen bij
andere collega’s,
bekwaamheid
afstemmen en consult
vragen.
(context afhankelijk)





Opsporen van EBP
gefundeerde
kwaliteitseisen, visie
van kwaliteit van zorg,
het toepassen ervan.
Kritisch verantwoorden
van professionele
zorgverlening voor de
individuele patiënt.
Signaleren van
verschillen m.b.t.
theorie en praktische
toepassing.












Aanpassingen
aanbrengen t.a.v. (delen
van) de zorgverlening op
de afdeling.
Kom actief met
verbetervoorstellen
vanuit bestaande
principes en concepten.
Inzicht hebben in
redeneringen en
theorieën.
Bestaande regievoering
verbeteren
Aanpassingen
aanbrengen t.a.v. (delen
van) de regievoering op
de afdeling.
Komt actief met
verbetervoorstellen
vanuit bestaande
principes en concepten.
Inzicht hebben in
redeneringen en
theorieën.
Methodische
systematische aanpak
ten aanzien van het
proces van verbeteren.
Kwaliteitscyclus
doorlopen:
verantwoorden
metingen, formuleren
van
verbetermaatregelen;
aantonen, op basis van
literatuur/ervaring ( EBP)
hoe deze
verbetermaatregelen in
de praktijk succesvol
worden
geïmplementeerd,
afgestemd op de
organisatie van de
verpleegafdeling.
Inhoud: Allerlei
afspraken, handelwijzen
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
26
en beleidszaken rondom
de directe zorgverlening
en regievoering.
DESK

(Deelcompetentie
deskundigheidsbevordering en
werkbegeleiding)

Rol: zorgverlener,
beroepsbeoefenaar,
coach, regisseur


Bevorderen van eigen
deskundigheid.
Verdiepen in de
materie van zelfstandig
leren en het eigen
leerproces sturen
(regievoering) en
daarmee de eigen
leermethode in kaart
brengen, resultaten
laten benoemen en
vervolgacties laten
benoemen.
Reflecteert kritisch op
eigen professionele
ontwikkeling en zet dit
om in acties.
Toetst zichzelf aan de
hand van criteria en
uitgangspunten.




Bevorderen van
andermans
deskundigheid.
Het positief beïnvloeden
van het leerproces van
de ander.
Doen, volgens eigen
visie en inzicht.
Zelfbewust kritisch kijken
en wendbaar toepassen
van werkmodellen
Geef je eigen kleur aan!



Bevorderen van
andermans
deskundigheid.
Het verbeteren en
ontwerpen van
leerprogramma’s en de
context.
Komt actief met
verbetervoorstellen t.a.v.
deskundigheidsbevorderi
ng vanuit bestaande
principes en concepten.
Inzicht hebben in
redeneringen en
theorieën.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
27
5.4
Criteria voor het self-assessment WPL
(Onderdeel van de 360 graden feedback formulieren)
Inhoudscriteria
1. Student beschrijft waargebeurde situaties en context waarin hij gehandeld heeft, die kenmerkend
is voor de betreffende competentie en/of indicatoren en passend is bij het beheersingsniveau.
2. In het self-assessment wordt het handelen van de student en het effect daarvan beschreven.
3. Het handelen wordt onderbouwd vanuit de 3 pijlers van evidence based practise (EBP); ervaring
en expertise professionals (waaronder de student zelf), patiëntervaringen en wetenschap
waardoor de koppeling tussen theoretische inzichten en het eigen praktisch handelen zichtbaar
wordt om situaties / verschijnselen te kunnen verklaren.
4. Alle indicatoren van de betreffende competentie komen in principe aan bod in de
beroepskritische situatie(s). De indicatoren van een competentie worden onder de betreffende
competentie aangetoond. Indien een indicator niet aan bod komt wordt er een motivatie gegeven
waarom deze niet aangetoond wordt.
5. De student legt de relatie met de indicatoren om duidelijk te maken wat hij met het voorbeeld aan
wil tonen en markeert de indicator in de tekst.
6. De student gebruikt recente en relevante literatuur.
7. Zowel in de tekst als referentielijst wordt verwezen naar gebruikte bronnen volgens de APA
richtlijnen.
8. De student verwijst naar andere bewijslast. De verantwoording van het handelen in de 360
graden feedback formulieren moet op zichzelf staand beoordeeld kunnen worden
Vormcriteria
1. De lay-out is verzorgd en overzichtelijk.
2. De student schrijft concreet en “to the point” met een maximum van 1200 woorden in het selfassessment per competentie en niet meer dan 5 spelfouten per pagina.
3. De student hanteert professioneel taalgebruik, schrijft vanuit de ik-vorm en de afkortingen
worden toegelicht.
4. De feedbackformulieren worden geanonimiseerd geschreven (geen namen cliënten of
medewerkers anders dan de werkbegeleiders).
5. De feedback van de werkbegeleiders geeft inzicht in het functioneren van de student en in de
mate van herkenbaarheid van het self-assessment van de student.
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid , opleiding Verpleegkunde. Handleiding Werkplekleren 1-2-3 /
Augustus 2016- augustus 2017, cohorten 2005-2015.
28
Download