Hoofdstuk 9 544 - 583 voor Christus Schema 16 Het Jubeljaar van 562/561 voor Christus Het najaar van 562 voor Christus is het begin van een jubeljaar! Door consequent terug te rekenen vanaf onze sleuteljaren in de eerste eeuw voor en ook na Christus hebben we logischerwijze in 562 v.Chr. een jubeljaar. En alhoewel de Bijbel met geen woord over het houden van een jubeljaar rept, is het wel opmerkelijk dat 562 v.Chr. het eerste regeringsjaar van Evil Merodach, koning van Babylon, is. In dit zelfde jaar verlost deze vorst Jojachin, de joodse ballingkoning uit zijn gevangenis63. Het is de profeet Jeremia die ons dit belangrijk chronologisch anker63 Jeremia 52:31 99 punt geeft. Het zevenendertigste ballingsjaar van koning Jojachin wordt zo verbonden met het eerste jaar van Evil Merodach die zijn vader Nebukadnezar in 561 v. Chr. opvolgde. Voor mij is de vrijlating van Jojachin bij het begin van een jubeljaar een vingerwijzing Gods voor Israël in ballingschap. Het volk en zijn leiders die vanwege het niet houden van sabbats- en jubeljaren in Babylonische Ballingschap waren gegaan, kregen nu een teken van boven dat de God van Israël Zich wel aan het jubeljaar-gebod hield. Dit is pure metahistorie! De Babyloniërs Schema 16 toont de wereldheersers van Babylon: namelijk Nebukadnezar, Evil Merodach en Belsazar. Zeventig jaar lang hebben zij de heerschappij over 100 het Midden-Oosten uitgeoefend. Jeremia 27:6-7 “Nu heb Ik al deze landen in de macht van Nebukadnezar, de koning van Babel, mijn dienaar, gegeven; ja, zelfs het gedierte des velds heb Ik hem gegeven om hem dienstbaar te zijn; en alle volken zullen hem, zijn zoon en zijns zoons zoon dienstbaar zijn, tot de tijd ook voor zijn land komt, en ook dat door machtige volkeren en grote koningen dienstbaar gemaakt zal worden.” De Bijbel noemt de namen van de zonen van Nebukadnezar die na hem op de troon gezeten hebben: Evil Merodach64 en Belsazar65. De profane geschiedenis kent ook nog Nabonidus, die in coregentschap met Belsazar moet geregeerd hebben. Dit sluit dan weer aan bij het Bijbelboek Daniël66 dat leert dat Daniël de derde heerser over het koninkrijk zou zijn. De voornaamste heerser van deze lijst is uiteraard Nebukadnezar die in feite het Rijk door zijn veroveringen gegrondvest heeft. Deze invasie werd door de profeet Jeremia voorspeld67. De Joodse vluchtelingen in Egypte zouden ook daar niet veilig zijn. En het is weer Flavius Josephus die aanvullende informatie geeft. Josephus schrijft68 dat de invasie in het 23ste jaar van de regering van Nebukadnezar geschiedde. Een ‘link’ wordt ons gegeven tussen de 64 Jeremia 52:31 Daniël 7:1 66 Daniël 5:29 67 Jeremia 43:10 68 Flavius Josephus Ant.Bk.X,ix,7. 65 101 102 Babylonische en Egyptische koningslijsten. Het jaar 582 voor Christus is dus weer een belangrijk navigatiepunt op onze reis naar het verleden. Van het Nieuw-Babylonische Rijk zelf hebben we geen gedetailleerde verslagen van veldtochten, zoals van de Assyrische koningen. Nebukadnezar’s inscripties bestaan, evenals die van zijn opvolgers, bijna uitsluitend uit bouwberichten. De invasie van bijvoorbeeld Egypte hebben we uitsluitend uit de Bijbel en Flavius Josephus. Egypte Wat Egypte betreft bevat Herodotus werk ook een koningslijst die ons de namen en regeringstijden van de farao’s van Manetho’s 26ste dynastie geeft. Voor de goede orde geef ik hierna al een opsomming van de koningen van Egypte en hun regeringsduur, zoals Herodotus ons die geeft. De eerste naam (en laatste in de rij van farao’s) hebben we in het vorige hoofdstuk al gezien: 1. Amasis 44 jaar (gecorrigeerd naar 57) 2. Apriës 1 kwart eeuw 3. Psammis 6 jaar 4. Neko 6 jaar .5 Psammetichos 54 jaar .6 12 koningen .7. Ethiopische periode - Sabakoos Het is Apriës, de tweede farao, die Nebukadnezar doodt bij zijn invasie. In de bijbel heeft Apriës een andere naam namelijk Hofra69. Het is de profeet 69 Jeremia 44:30 103 Jeremia die voorspelde dat Hofra of Apriës hetzelfde lot zou ondergaan als Zedekia, de koning van Juda, ten tijde van de val van Jeruzalem. Zodoende verankeren we hier twee koningslijsten met elkaar. Het 23ste jaar van Nebukadnezar is tevens het laatste jaar van Apriës en het eerste jaar van zijn opvolger, die volgens Josephus door Nebukadnezar op de troon werd gezet. De regeringsduur van Apriës volgens Herodotos een kwart eeuw wordt zodoende herleid tot exact 17 jaar. Het jaar 582 voor Christus is verder als ankerpunt belangrijk aangezien er voor dit jaar een zonsverduistering over Egypte opgetekend70 staat. Het was een volledige eclips over de hoofdstad Saïs! Voor de bijgelovige Egyptenaren moet dit een belangrijk teken geweest zijn en hun alle moed ontnomen hebben. Het schuiven van het eerste regeringsjaar van Amasis naar 582 v.Chr. heeft nog een bijkomstig gunstig gevolg voor de Griekse chronologie. Van de Athener Solon, de wetgever, staat er geschreven71 dat hij een reis van 10 jaar ondernam, wat volgens de conventionele chronologie van 593 tot 583 v.Chr. gedateerd wordt en dus onmogelijk met de Egyptische gegevens 70 Jane B. Sellers, The Death of Gods in Ancient Egypt – Chapter 31 – Ritual Regicide? 71 Herodotos Bk I, 30 104 verzoend kan worden. In mijn model echter kan Solon wel degelijk Amasis in Egypte een bezoek gebracht hebben. Een vingerwijzing om de herziene chronologie ernstig te nemen. Het is de verdienste van onderzoekers zoals Velikovsky e.a. dat het inmiddels duidelijk is dat de Dynastieën van Manetho niet achter elkaar geplaatst kunnen worden. Iets wat de doorsnee egyptologen wel gedaan hebben en zodoende werd de historie van Egypte en de buurvolken, in strijd met de werkelijkheid zo’n zeshonderd jaar verlengd. In een vorige studie72 toonde ik aan dat de Bijbel door de profeet Jesaja reeds te kennen geeft dat verschillende Egyptische vorsten vanuit verschillende hoofdsteden elk over een gebied van Egypte heersten. In het huidige model regeerde de 26ste dynastie vanuit Sais (=Tachpanches) en de 19de vanuit Thebe waarbij de 19de aan de 26ste ondergeschikt was! Meer daarover in het volgende hoofdstuk wanneer we Ramses II behandelen. Het negende jaar van Nabonidus In de zogenaamde Nabonidus Harran inscriptie, eigenlijk een grafstele73, staat vermeld dat een zekere Adda-Guppi de leeftijd van 104 jaar bereikte en stierf in het 9de jaar van de regering van Nabonidus. Volgens de stele was zij geboren in het 20ste jaar van de regering van Assurbanipal. Het 9de jaar van Nabonidus is op onze kaart 547/546 v.Chr. Terug 72 Kroniek van het oude Israël - hoofdstuk 9 & Jesaja 19:1 F.M. TH. De Liagre Böhl, De Chaldeeuwse dynastie, Varia Historica, 1954 AD 73 105 rekenend komen we zo voor het 20ste jaar van Assurbanipal in 651/650 v.Chr. Dit gegeven zet de Assyrische Korsabad-lijst en haar interpretatie op losse schroeven, want volgens de geijkte opvattingen staat het 20ste jaar van Assurbanipal vast op 649/648 v.Chr.! We merken dat menig heilig huisje naar beneden zal gehaald worden. Adda-Guppi was de moeder van de laatste Babylonische heerser Nabonidus, wat ‘Nebo is prijselijk’ betekent, en wordt in het Babylonisch ‘Nabuna’id’ uitgesproken. Vertrekkende van de leeftijd van zijn moeder, die een leeftijd van 104 jaar bereikte, veronderstellen we dat zij ongeveer 40 jaar oud was bij de geboorte van Nabonidus. Dat maakt dat deze vorst ongeveer 54 jaar was bij zijn troonsbestijging en 69 jaar oud wanneer Kores Babylon veroverde. Deze gegevens worden door de kroniek van Nabonidus bevestigd, waar het overlijden van zijn moeder in het 9de regeringsjaar is vermeld. Terug naar Egypte Op schema 16 merken we onder aan de lijst der farao’s van de 19de dynastie. Het vijfde jaar van Merneptah heb ik gelijk geplaatst met het derde jaar van farao Amasis. Beide regeringsjaren zagen 106 dezelfde invasie van vreemde volken in de Nijl-delta. Merneptah verhaalt hoe hij moest strijden tegen de Libiërs verbonden met de Sherden, Shekelesh, Luka, Ekwesh en Teresh. De Sherden zijn vermoedelijk Sardiniërs, de Teresh zijn Etrusken, de Shekelesh kwamen uit Sicilië, de Ekwesh waren Achaeërs en de Luka uit Licië. Verder weten we van Merneptah dat hij in zijn vijfde jaar in Syrië was. Van deze veldtocht is de zogenaamde ‘Israël-stele’ bewaard gebleven. Een geschrift waarbij Israël in de laatste twaalf slotregels als desolaat zijnde vermeld wordt. Dit past volledig in deze revisie, want in het vijfde jaar van Merneptah, door mij verschoven naar 579 v. Chr., was het Joodse volk in ballingschap in Babylon. Het is ook het jaar dat Nebukadnezar waanzinnig 74 werd en dit voor een periode van zeven jaar. Het ligt voor de hand dat vijand Egypte van deze gelegenheid gebruik maakte om Klein-Azië binnen te rukken. De Merneptah stele De verwijzing naar Israël op de zogenaamde Merneptah stele zul je in haast elk historisch werk over het oude Israël aantreffen. Eindelijk hebben we een verwijzing naar Israël uit een Egyptische bron: het schriftelijke 74 Kroniek van het oude Israël – hoofdstuk 14 – blz 90 107 108 historische bewijs van het bestaan van het volk van de Bijbel. Onze vreugde zou niet op mogen kunnen. En inderdaad is de verwijzing van Merneptah naar Israël opmerkelijk. ‘Close up’ van de Merneptah stele waar Israël op vermeld wordt. Aan de hand van de hiërogliefen kan men uitmaken dat Israël als etnische groep vermeld wordt en niet als een land of een gebied . Dit sluit aan bij de thesis dat op het moment van de inval van Merneptah in het land het volk Israël in ballingschap was. Door het verkeerdelijk plaatsen van Merneptah op de tijdsbalk zijn intussen onze problemen niet opgelost. De orthodoxie plaatst deze farao in de 13de eeuw voor Christus en vernoemt hem zelfs als mogelijke kandidaat voor de farao ten tijde van de exodus. Men zal dus in heel wat boeken de discussie kunnen volgen over wat Merneptah bedoelde toen hij meldde dat Israël desolaat was. Wanneer we echter mijn revisie hanteren valt alles op zijn plaats. De excursie van Merneptah in Retenoe vond plaats op het moment van Israël’s ballingschap. De hiërogliefen maken één en ander duidelijk. Belangrijk bij het schrijven van hiërogliefen is het ‘determinatief’, dat duidelijk maakt of het teken een god, een man en/of 109 een land voorstelt. De determinatief voor de steden Ashkelon, Gezer en Yanoam op de stele vermeld, is in elk geval een speer met drie bergen en verwijst naar een vreemde stad. In het geval van Israël is het determinatief een zittende man en een zittende vrouw, duidelijk makende dat hier een etnische groep in plaats van een gebied bedoeld wordt. Voor alle duidelijkheid volgt hierna het laatste gedeelte van de overwinningsstele van Merneptah: “de vorsten werpen zich neer en roepen: “vrede”. Niet een houdt er zijn hoofd hoog, onder de negen bogen. Verwoest is Libië, het Hettietenland gepacificeerd, geplunderd is Kanaan met al zijn kwaad, weggevoerd is Askelon, overvallen is Gezer, Jenoam75 vernietigd. Israël is ontvolkt, zijn zaad is niet meer; H’rw is een weduwe geworden voor Egypte…” DE MEDEN Op schema 16 merken we bovenaan de Meden met hun vorst Ahasveros. In een eerder gepubliceerd werk76 behandelde ik reeds deze revisie. De conventionele, geschiedschrijving identificeert de Ahasveros van het Bijbelboek Esther met Xerxes, die regeerde van 486 tot 465 v.Chr. De Bijbel77 maakt echter duidelijk dat het verhaal van Esther en Mordechai zich afspeelt in de periode na de tweede 75 volgens het studiewerk van Velikovsky is Jenoam met Jeruzalem te identificeren. De betekenis van de naam Jenoam luidt JE of God spreekt 76 Kroniek van het Oude Israël – hoofdstuk 14 blz 90 77 Esther 2:5-6 110 wegvoering in Babylonische ballingschap door Nebukadnezar, na 597 v.Chr. dus. Mordechai behoorde bij deze ballingen! De poging tot genocide op het Joodse volk en het Poerimfeest behoren dus tot de periode die ik op schema 16 behandel.Ik schreef reeds eerder dat ik vermoed dat het feestmaal dat Ahasveros hield in zijn derde jaar samenviel met het eerste jaar dat Nebukadnezar waanzinnig werd en dit voor een periode van zeven jaar. Arme Nebukadnezar; in het zuiden van zijn rijk meent Merneptah een excursie te kunnen doen in Israël en in het oosten richt zijn bondgenoot een feestmaal aan. Jaartallen voor dit alles geeft Josephus78. Twee jaar na de verovering van Egypte heeft Nebukadnezar zijn droom die de zevenjarige waanzin aankondigt. Dit brengt ons in 580/579 v.Chr. voor het begin van deze periode. 78 Ant.Bk. X,x,3 111 112