24 mei 2014, pag. 20 DUURZAAM ONZE BRONNEN Achter de verhalen over windenergie gaan grote vraagstukken en wetenschappelijke inzichten schuil. In deze bijlage een serie. Vandaag deel 2: Onze bronnen. 21 E r zijn uiteindelijk maar een paar energiebronnen die aarde en leven ten dienste staan. Als eerste de zon en het binnenste van de aarde. Op beide plekken komen - op veilige afstand van de menselijke leefomgeving (de biosfeer) - kernreacties voor: kernfusie in de zon en radioactief verval in het binnenste van de aarde. De zon is onze hofleverancier, maar ook aardwarmte is te winnen. Verder kan er afgetapt worden uit de rotatie-energie van de aarde (getijdenenergie) en we kunnen in onze biosfeer zelf energie uit kernreacties halen (kernenergie), met behoorlijke risico’s. De energie van de zon kan meteen worden gebruikt (bijvoorbeeld via zonnepanelen), verloren gaan (door nachtelijke uitstraling), of worden opgeslagen. Opslag van zonne-energie vindt van nature plaats in planten en bomen en in het weersysteem. Planten kunnen hetzelfde jaar worden geoogst (akkerbouw), of na tientallen jaren (bosbouw), maar ook in een proces van miljoenen jaren worden omgezet in fossiele energie: olie, gas, steenkool, teer, turf. Opslag in weersystemen gebeurt ook in een korte-termijnvariant (wind, warmte) of voor wat langere termijn (neerslag, waterkracht). Kunstmatige opslag van zonne-energie kan onder andere in accu’s of in synthetische brandstoffen als waterstof en methaan. Met de genoemde bronnen, opslag en stromen van energie moeten we het doen. De website van het World Energy Council geeft een beeld van hoeveel er van alles (nog) ter beschikking is: www.worldenergy.org/data/ Laten we een hectare land nemen. Een boer kan hier gewassen verbouwen en op die manier energie opslaan. Eén á twee maal per jaar oogst hij en op die manier kan die hectare enige tientallen GigaJoule energie per jaar leveren: via voedsel, hout, koolzaad en plantaardig materiaal, eventueel omgezet tot biobrandstof. Als we diezelfde hectare beplanten met zonnepanelen, is de opbrengst per jaar 2200 GJ: 100 maal zo veel. En met een windturbine van 3 MW wordt dat zelfs ruim 24000 GJ: 1000 keer zo veel. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we niet op iedere hectare zo’n turbine kunnen en willen zetten. Ze moeten op behoorlijke afstand van elkaar en van menselijke bewoning komen, zodat je voor één zo’n turbine wel 25 tot 50 hectare mag rekenen. En dan ook op een geschikte locatie. De benodigde ruimte voor mast en fundament is erg klein: de boer – met wie we begonnen - kan daaromheen wel weer zijn gang gaan. Veel agrariërs ervaren dat al als een vruchtbare combinatie. Een argument tegen energie uit zon en wind is de grilligheid van het weer. En dat is natuurlijk zo. Maar je moet denken in termen van ‘oogsten’. Niemand neemt het een agrariër kwalijk dat hij maar één of twee keer per jaar oogst. Hij levert in termen van energieproductie maar een relatief kleine prestatie, maar hij zorgt dan wel weer voor opgeslagen en voor de mens ‘tankbare’ energie. Het dak van een woonhuis kan de energie opwekken die de bewoners nodig hebben. Ook kan een windturbine van de juiste maat een heel dorp helpen aan de benodigde elektriciteit. Als je je dat realiseert, dan kun je een dorp met een windturbine in de skyline net zo’n harmonisch plaatje vinden als een dorp met een kerk, een fabrieksschoorsteen of een korenmolen; goed in verhouding met de menselijke en economische activiteit. Zonne-energie en windenergie vullen elkaar aan als het gaat om de verdeling over het jaar. Zon het meest in de zomer, wind het meest buiten de zomer. Als we zon en wind in combinatie toepassen, dan krijgen we over het jaar in Nederland een redelijk constante opbrengst. De verdeling van beide duurzame bronnen over de dag volgt redelijk de gang van de menselijke bedrijvigheid en energiebehoefte. Ook de wind is ’s nachts minder sterk dan overdag. Maar wat als de productie stil valt? In een volgende aflevering gaan we in op de inpassing en leveringszekerheid. Energie Het lectoraat Windenergie van NHL Hogeschool levert voor deze bijlage een serie verhalen over energie. De schrijver van dit tweede artikel is technisch-natuurkundige Bauke Kuiper (1953). Sinds 1985 werkt hij voor de Universiteit Twente en de NHL. Voor de hogeschool was hij docent en onderzoeker in elektrotechniek en werktuigbouwkunde. Hij is lid van de kenniskringen windenergie en zonnestroom. NIEMAND NEEMT HET EEN BOER KWALIJK DAT HIJ MAAR ÉÉN OF TWEE KEER PER JAAR OOGST