1. Opbouw van de atmosfeer.(Boek 102) 1.1. In ons zonnestelsel is de aardatmosfeer uniek 1.1.1 Onze atmosfeer is uniek omwille van zijn samenstelling. Hij bestaat uit een dunne laag gassen die tot 1000 km hoog reikt. Deze gassen zijn 78% N2 21 % O2 en 1% ander gassen zoals argon helium ozon ,… Dankzij de zuurstof is leven mogelijk. Op andere planeten is de Co2 zeer stabiel wat niet van onze planeet kan gezegd worden. 1.2. Ontstaan en revolutie 1.2.1 De atmosfeer zou een gevolg zijn van een intens vulkanisme tijdens de eerste fase van het afkoelingsproces van de aarde. De aarde bevatte toen een hoog percentage stikstof en koolzuurgas en waterdamp. De eerste O zou waarschijnlijk ontstaan zijn door uiteenvallen van H2O onder invloed van het licht. De grote temperatuur en de hoge concentratie van waterdamp zorgde bij verdere afkoeling voor hevige regen (ontstaan oceanen) Verdere evolutie werd bepaald door het leven zelf.=> De planten met hun bladgroen zorgden voor een stijging O gehalte en daling CO2. 1.3. Het noorderlicht: de visuele band tussen de Zon en de Aarde 1.3.1 Omdat de geladen deeltjes van de zon met verschillende stoffen in de atmosfeer botsen en iedere stof geeft een ander kleur bij het terug vallen naar de originele schil. 1.4. De indeling van de atmosfeer 1.4.1 Tabel NAAM Omvang (KM) Temp (°C) Druk (hPa) Bijzondere kenmerken Thermosfeer 90-400 <<1 Vallende sterren Mesosfeer 50-90 <1 poollicht Stratosfeer 10-50 300-1 Vliegtuigen, ozonlaag Troposfeer 0 tot 10 -80 Tot 1000 0 Tot 80 -55 Tot 0 15 tot 55 1013 tot 200 weersverschijnselen Een pauze is een plaats waar het verloop van de temperatuur omschakelt van dalen naar stijgen of omgekeerd. Een overgang tussen twee sferen. 2. De warmtebalans, resultaat van in- en uitstraling 2.1 De temperatuur geeft de warmtetoestand in de atmosfeer weer. 2.1.1 Licht: kortgolvige stralen. Warmte langgolvige stralen (korte omgezet door atmosfeer en aardopp.) 2.1.2 Insolatie(1): zonneschijn die de aarde bereikt (wordt beperkt door:) Absorberen(3) en reflecteren(30% 2) zijn twee effecten die lucht en wolken hebben op de invallende zonneschijn. Albedo(4): de warmte die door de aarde gereflecteerd wordt.(de zonneschij die niet geabsorbeerd of gereflecteerd is ook wel insolatie genoemd wordt gereflecteerd wat ook wel albedo genoemd wordt. 2 4 1 3 2.2 Hoe werkt het klimaat? 2.2.1 Het broeikas effect heeft als gevolg dat de aarde niet veel kouder is (-18°C) 2.2.2 Alles staat met elkaar in verband en beïnvloed elkaar. Een voorbeeld. Als de oceaan opwarmt zal er meer verdamping zijn. De verdamping versterkt het broeikaseffect waardoor de oceaan nog warmer wordt. Bij verdamping wordt er warmte ontrokken aan de onderliggende stof wat tot gevolg heeft dat de oceaan kouder wordt. 2.2.3 Ze verdelen de warmte over de aarde. Die transpoten zorgen dan weer dat het temp.verschil tussen de tropen en de polen niet groter is dan heden gemeten. W 2.3 HB p105!!!!!!!!!! 3. Zeestromen en ENSO 2.4 El Niño wijzigt weerpatronen als gevolg van temperatuurveranderingen in de grote oceaan 2.4.1 De oorzaak van hun ontstaat : 2.4.2 2.4.3 NAPP= diepte, veel langer ENSO= opp. , korter Temperatuur en zoutgehalte Zie uitleg blad -ENSO= luchtdruk en wind - NAPP= temp. en zoutgehalte 4. luchtdruk en wind 4.1 Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind. 1. 10 10 9 10 11 10 1025 1020 1015 drukgebied1 1010 drukggebied 2 1005 1013 Pa 1013Pa k w LD HD K W opwarmen Conclusie: warme: LD Koude : HD Thermische drukgebieden Wind is luchtverplaatsing aan de grond als reactie op een luchtverplaatsing in hogere luchtlagen - - De rotatie van de aarde zorgt voor corioliskrachten. Deze krachten hebben als gevolg dat de lucht niet rechtlijnig stroomt. Op het N halfrond stijgt de wind in een L drukgebied tegenwijzerzin. - Veralgemenende tabel: Hoog drukgebied Noordelijk halfrond Zuidelijk halfrond Laag drukgebied Dalen Stijgen wijzerzin tegenwijzerzin dalen stijgen tegenwijzerzin wijzerzin 4.2 Het model met de drie kringlopen Tekening: B= Belgie P115 gebieden 3 circulatiecellen(1.2.3) 2thermische gebieden 2dynamische gebieden In de winter liggen HD LD HD LD verder van elkaar in de zomer dichter 3 NO-wind HD/K K/ LD B ZW wind 2 HD/W 1 NO-passaat Lang voordat de wind aan de ander pool raakt buigt hij weer 4.3 Straalstromen af Straalstromen of jetstreams zijn krachtige winden die gewoonlijk uit westelijke richting waaien. (Ze ontstaan door de sprongsgewijze temperatuurdaling aan de polen waardoor de tropopauze breuken vertoond waarin deze winden ontstaan, ze ontstaan op hoge hoogte met een hoge snelheid) De ligging ervan is belangrijk voor het voorspellen van het weer.(ten noorden depressies LD ten zuiden HD) W/ LD 4.4 Het windsysteem op Aarde zie tekening Drukgebieden verschuiven onder invloed van de seizoenen. Door de wenteling van de aarde om de zon verschuift de zon met haar zenitale stand over het gebied tussen de keerkringen.de luchtdrukverdeling schuift mee. Ze verschuiven als volgt: - Als de zon loodrecht staat boven de KKK liggen de kernen zo’n 30°Noordelijker. - Als de zon loodrecht staat boven de SKK liggen deze gebieden zuidelijker. - De gebieden verplaatsen zich in onze zomer en winter zo’n 15° in vergelijking met de maart en september - (in zomer en winter ontstaan er ld en hd door ongelijke opwarming van land en zee.)