BENSON, B.E., Pious Nietzsche. Decadence and Dionysian Faith. Indiana Series in the Philosophy of Religion Bloomington: Indiana University Press, 2008 (xx + 269 pp.) Karakterisering: Bruce Ellis Benson heeft een aanstelling aan Wheaton College, waar hij vooral onderzoek doet naar hermeneutiek, en naar de verhouding tussen filosofie en theologie. Hij heeft naast Pious Nietzsche een aantal andere boeken geredigeerd en gepubliceerd. De meeste van deze studies zijn godsdienstfilosofisch. Twee boeken die qua thema samenhangen met Pious Nietzsche zijn: Graven Ideologies: Nietzsche, Derrida & Marion on Modern Idolatry (InterVarsity Press, 2002), en The Improvisation of Musical Dialogue: A Phenomenology of Music (Cambridge University Press, 2003). Pious Nietzsche is een thematische studie over het religieuze karakter van Nietzsches leven en zijn filosofie. Het boek bestaat uit tien hoofdstukken, en behandelt literatuur uit het gehele gepubliceerde oeuvre van Nietzsche, en verwijst zo nu en dan ook naar teksten uit de Nachlass en brieven. De minder speculatieve hoofdstukken (dat wil zeggen: de hoofdstukken 2, en 4 t/m 7) zijn glashelder geschreven en geargumenteerd, wat ze geschikt maakt om voor onderwijs te gebruiken. Samenvatting: De stelling die Benson in Pious Nietzsche verdedigt is dat Nietzsche zijn gehele leven een diep religieus denker is geweest. Het orthodox christelijke piëtisme van Nietzsches jeugd probeert Nietzsche gedurende zijn leven te veranderen in een Dionysisch piëtisme. Een wezenlijk kenmerk van het piëtisme is volgens Benson het streven naar een volledige affirmatie van het leven. Om dit te kunnen doen, ontwikkelt Nietzsche twee vormen van ascese. De eerste vorm is een ‘nee-zeggende’ ascese die erop gericht is alles te overwinnen dat Nietzsche er van weerhoudt het leven te affirmeren. Benson stelt dat deze vorm van ascese er ten diepste op gericht is Nietzsches eigen decadentie te overwinnen. Hij begrijpt de notie ‘decadentie’ in Nietzsches filosofie namelijk als het ‘uit het ritme van het leven vallen’, en als het ultieme ‘nee!’ tegen het leven. De ‘nee-zeggende’ ascese zien we geconcretiseerd in Nietzsches strijd met drie opponenten: Socrates’ verwerping van het leven als ziekte, Wagners waardering voor verlossing, en Paulus’ ressentiment. De strijd die Nietzsche tegen hen voert is, aldus Benson, primair een strijd met zijn eigen decadentie, omdat Nietzsche beseft dat datgene wat hij bestrijdt bij bovengenoemde opponenten in feite ook in hemzelf geworteld is. Om deze decadentie te overwinnen, en om dus terug te stappen in het ‘ritme’ van het leven, ontwikkelt Nietzsche een tweede vorm van ascese. Deze ascese, die Benson construeert aan de hand van Also sprach Zarathustra, moeten we als iets muzikaals begrijpen. Volgens Benson is voor Nietzsche het leven muziek. Muziek maakt voor Nietzsche namelijk een extatische transcendentie mogelijk die nodig is om het leven te kunnen affirmeren en om zichzelf te kunnen improviseren. Benson stelt dat muziek volgens Nietzsche de geest vrijmaakt – ons dus tot ‘vrije geest’ maakt – wat volgens hem wil zeggen: door het maken van en luisteren naar muziek veranderen we dusdanig dat we op extatische wijze het totaal van het leven ervaren, en daardoor kunnen affirmeren. De centrale vraag die Benson zichzelf stelt naar aanleiding van dit onderzoek is of Nietzsche er in geslaagd is dit Dionysische piëtisme ook daadwerkelijk te leven. Hij beantwoordt deze vraag door in de epiloog te stellen dat Nietzsche er in zijn geestelijk gezonde periode niet in geslaagd is, maar dat het mogelijk is dat dit in zijn krankzinnigheid wel gelukt is. Evaluatie: 1 - Hoewel ik Pious Nietzsche een problematisch boek vind, heb ik het lezen ervan beschouwd als een leerzame ervaring. Met name Bensons uitwerking van het thema ‘decadentie’ in het vierde hoofdstuk vind ik sterk. Hij maakt duidelijk hoe belangrijk de notie is voor de late Nietzsche en wat het verband is tussen decadentie en nihilisme. Ook de in datzelfde hoofdstuk aanwezige discussie over Nietzsches waardering van ascese is de moeite van het lezen waard, omdat het op overtuigende wijze laat zien dat voor Nietzsche ascese, begrepen als een methode om te strijden, niet slechts verworpen wordt. De hierop volgende drie hoofdstukken, die deze ascese proberen te tonen in Nietzsches strijd tegen de decadentie van Socrates, Wagner en Paulus, zijn ook de moeite waard, precies om de reden dat ze Nietzsches strijd op deze manier naar voren brengen. Anders gezegd: het sterke van Bensons visie op Nietzsches strijd met Socrates, Wagner en Paulus, is dat het een verklaring biedt waarom Nietzsche in zijn late geschriften juist deze drie opponenten kiest, en waarin Nietzsche deze opponenten met elkaar zag overeenkomen. Hoewel het boek deze degelijke hoofdstukken bevat, vind ik, zoals gezegd, dat Pious Nietzsche een problematisch boek is. Hieronder bespreek ik de belangrijkste problemen: - Ten eerste, het boek handelt zowel over Nietzsches teksten, als over zijn leven. Dat het gebruik van elementen uit Nietzsches leven om een filosofisch punt te maken niet zonder problemen is, lijkt Benson te beseffen. Hij geeft namelijk een argument ter rechtvaardiging van deze methode: Nietzsche scheidt leven en filosofie zelf ook niet. Benson verheldert dit aan de hand van Nietzsches gebruik van ad hominem argumenten tegen Socrates in Götzendämmerung. Hoewel dit een interessante poging is, mislukt ze uiteindelijk toch. Er zijn hiervoor meerdere redenen aan te geven, maar de belangrijkste is dat Benson, zoals vele anderen die hetzelfde proberen, geen criterium ontwikkelt dat bepaalt welke biografische gebeurtenissen wel gehanteerd kunnen worden in een poging om een filosofische tekst te verhelderen, en welke niet. Het gebruik van een bepaalde biografische gebeurtenis om een tekst te verhelderen blijft op deze manier compleet willekeurig. - Ten tweede, het blijft erg onduidelijk wat Benson bedoelt met de affirmerende, muzikale ascese. Hij gebruikt de term ‘muziek’ in de ene paragraaf letterlijk, terwijl hij het in een andere paragraaf meer overdrachtelijk gebruikt – hij spreekt dan over het Griekse ‘mousike’ dat volgens hem een soort levenskunst is. Omdat de term ‘muziek’ erg onduidelijk is in zijn betoog, blijft het ook onduidelijk wat precies het karakter van het leven is dat Nietzsche volgens Benson tracht te affirmeren. Bovendien is het erg onduidelijk op welke manier muziek (mousike?) Nietzsche in staat stelt het leven te affirmeren. Benson verbindt muziek met zelfoverwinning. Deze zelfoverwinning verbindt hij met extatische ervaringen, en met het concept ‘vrije geest’. Hij werkt echter niet grondig uit wat de (complexe) begrippen ‘zelfoverwinning’ en ‘vrije geest’ betekenen. Daarnaast laat hij niet zien op welke manier de genoemde elementen met elkaar samenhangen. - Ten derde, Benson werkt niet uit wat hij bedoelt met ‘religiositeit’. Dat maakt zijn gewaagde claim dat Nietzsche een diep religieus denker is niet erg sterk. Volgens Benson is de god in wie Nietzsche gelooft Dionysos, hoewel hij soms schrijft dat Nietzsche gelooft in het leven. Hoe deze twee objecten van geloof samenhangen, en wat deze vorm(en) van geloof precies inhoudt, wordt echter niet duidelijk. Hij had dit punt sterker kunnen maken door uit te werken welke vormen van geloof Nietzsche volgens hem afwijst, en om welke redenen. Nietzsches kritiek op religiositeit en geloof vinden echter we bijna niet in Pious Nietzsche terug. Interessanterwijze bespreekt Benson een tekst als Der Antichrist 54, waarin gesteld wordt dat elke gelovige zwak en afhankelijk is en dus niet ‘van zichzelf’ is, maar hij trekt hieruit de conclusie dat dit geldt voor elke vorm van geloven, behalve voor Dionysisch geloof. Het blijft evenwel onduidelijk waarom Dionysisch geloof op deze kritiek een uitzondering zou zijn. 2 Verdere kenmerken: - Pious Nietzsche is verschenen in de reeks Indiana Series in the Philosophy of Religion. Deze reeks, waarvan Merold Westphal de hoofdredacteur is, bevat tot op heden 73 titels en publiceert Engelstalige studies op het gebied van de godsdienstfilosofie. - Het boek bevat één index waar zowel namen als onderwerpen in vermeld staan. Daarnaast heeft het een uitgebreide literatuurlijst die overigens geen verwijzingen bevat naar Duitstalige secundaire literatuur. Rob Compaijen April 2009 Nijmegen 3