NLT samenvatting Forensisch Onderzoek VWO-module Vingerafdruk: Een op een voorwerp achtergelaten afdruk van een vinger. Blijven op alles achter wat je vastpakt; deurklink, glas waar je uit drinkt. Tijdens het vastpakken breng je een laagje huidvet aan op het voorwerp (principe van een stempel) Elke vingerafdruk is uniek(zelfs die van eeneiige tweelingen). Deze stelling is empirisch, dat wil zeggen dat deze stelling is verkregen uit waarnemingen. In de 100 jaar dat vingerafdrukken worden onderzocht is er nooit twee dezelfde vingerafdrukken gevonden. Daarom kun je met vingerafdrukken goed mensen identificeren en classificeren. Papillairlijnen: lijnvormige verhogingen van de huid(denk maar aan dijken langs de rivier) die de vingerafdruk vormt. In de papillairlijnen zitten kleine poriën, hieruit komt voortdurend zweet. Dit verspreidt zich over de papillairlijnen, en mengt zich met allerlei andere stoffen zoals vetten, zouten en voornamelijk water. Als je iets aanraakt blijven de stoffen aan het voorwerp zitten. Dit lijnenpatroon blijft levenslang hetzelfde. De variatie in deze patronen is erg groot. Soms zijn vingerafdrukken niet direct zichtbaar. Je moet ze eerst zichtbaar maken. Dit kun je op verschillende manieren doen. De opbouw van een vingerafdruk: de meeste vingerafdrukken hebben een kern en een delta. De kern is het middelpunt van het patroon. De delta is een driehoekig figuur dat zich meestal naast de kern bevindt. Een hoofdpatroon heeft het kenmerk dat het een bepaalde globale figuur heeft. Er worden 9 hoofdpatronen te onderscheiden, zie figuur 1B op blz 57. NLT samenvatting Forensisch Onderzoek VWO-module Naast het onderscheid in hoofdpatroon, kun je ook onderscheid maken door te kijken naar details. Typica: kenmerkende details, ze zijn typisch voor het huidlijnenpatroon van de desbetreffende persoon. Kenmerkende details kunnen bv. punten zijn waar huidlijnen stoppen of splitsen. Zie viguur 1C op blz. 58 voor het overzicht van de verschillende typica. Typica Beschrijving Lijnunit, deze bestaat slechts uit een eilandje met een porie. Typica Beschrijving Lijnvormen, de papillairlijnen variëren in dikte. Lijnfragment. Deze bestaat minimaal uit 2 of meer lijnunits. Littekens, waarbij de papillairlijnen zich niet meer herstellen. Beginnende- of eindigende papillairlijn. Tussenlijnen, onveranderlijk en permanent. Bifurcatie, de lijn splitst zich in twee lijnen. Haak, een lijn splitst en een van deze lijnen stopt kort daarna. Oog, twee lijnen splitsen en ontmoeten elkaar kort daarna weer. Poriën, gedetailleerde typica qua aantal, ligging, vorm en grootte. Figuur 1C: Typica van vingersporen. Bron: www.vingerafdrukken.nl Dactyloscopische punten: het zoeken naar overeenkomende typica op overeenkomende posities. Op basis van deze dactyloscopische punten vindt identificatie plaats. Op zoek naar een match(onderaan blz. 59) tot en met opdr. 1.9 dossier(blz. 62) hebben wij niet behandeld dus ook geen samenvatting hiervan. Opdr. 1.3 “Noem nog drie kenmerken die mensen met anderen gemeen kunnen hebben.” - Gewicht, lengte, haarkleur, oogkleur, huidskleur, geslacht, etc. Opdr. 1.4 “Wat betekent classificeren?” - Rangschikken, ordenen, indelen. Hier bij vingerafdrukken: het groeperen van vingerafdrukken in hoofdgroepen op grond van de hoofdpatronen. NLT samenvatting Forensisch Onderzoek VWO-module Opdr. 1.5 “Bekijk de zeven vingersporen die zijn gevonden in de zaak rond de moord op Hannah Hoogendoorn, deze zijn te vinden in het politiedosier. Benoem met behulp van figuur 1B bij elk vingerspoor het hoofdpatroon.” - VINGER01: lus naar rechts - VINGER02: kring - VINGER03: lus naar links - VINGER04: lus naar rechts - VINGER05: lus naar links - VINGER06: lus naar rechts - VINGER07: boog Opdr. 1.6 “In figuur 1D is een vingerafdruk met 12 typica weergegeven. Benoem de 12 typica, gebruikmakend van figuur 1C.” 1 en 2 : beginnende of eindigende papillairlijn - 3 : oog - 4 en 8 en 9 : bifurcatie - 5 en 12 : haak - 6 en 10 : lijnfragment - 7 : tussenlijn - 11 : lijnunit