Sociale Psychologie Alain Van Hiel [2013 – 2014] Emine Özen Hoofdstuk 1 Inleiding INLEIDING: DE MENS IS EEN SOCIAAL DIER De wereld zoekt naar antwoorden over vragen rond haat en geweld, conflict en wantrouwen o Er is een grote noodzaak om een beter inzicht te verwerven in dergelijke sociaalpsychologische vraagstukken Sociale psychologie bijdragen tot het begrijpen & oplossen van maatschappelijke problemen “Mensen liegen makkelijker onder tijdsdruk” Onder tijdsdruk gaat men creatiever om met de waarheid “Conservatieven & racisten hebben een lager IQ” De relatie tussen politiek – ideologische attitudes & intelligentie “Kwaad ? Tel dan zeker niet tot tien” Gaat in tegen de volkswijsheid Sociale context oefent een sterke invloed uit op het gedrag SOCIALE PSYCHOLOGIE: DEFINITIE EN VERWANTE DISCIPLINE Sociale psychologie: o Hanteert de methode van de psychologie Psychologie: Gericht op het individu o Sociale psychologie: Gericht op het individu in de context van sociale relaties & situaties Wetenschappelijke methode Experimenten hanteren om theorieën te toetsen Definitie van sociale psychologie Sociale psychologie (ALLPORT): o De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen Beïnvloed worden door de werkelijke / gefantaseerde aanwezigheid van anderen En hoe wij zelf een invloed uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 2 Wetenschappelijke studie: o Experimenten als basis o Toetsen van theorieën obv systematische observatie, beschrijving en meting o Sociale psychologie Eerder wetenschappelijk Eerder systematisch Gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen o Sociale wetenschappen bestuderen welbepaalde aspecten van sociaal gedrag Wetenschappelijke technieken o Sociale psychologie: Hoe het individu de sociale wereld waarneemt, begrijpt en interpreteert Subjectieve interpretatie van objectieve eigenschappen bestuderen Niet enkel het cognitieve aspect Ook affectieve en motivatiecomponenten zijn belangrijk Gedrag: Wordt bepaald door cognitieve (denkprocessen), affectieve (emoties) en motivationele (drijfveren) processen Gericht op algemene principes & theorieën Bv Onderzoek naar vooroordelen Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen De werkelijke of gefantaseerde aanwezigheid van anderen o De sociale aard van het individu De sociale invloed van anderen op het individuele functioneren Bv Vooroordelen & stereotypen Kunnen een directe aanleiding vormen tot hoe men met anderen omgaat Ook niet – sociale factoren die een impact hebben Bv Hitte maakt mensen agressiever (ANDERSON & HUESMANN) o Bestuderen van gedachten / gevoelens van personen over niet – sociale objecten Zoals attitudes mbt bv voetbalschoenen, … Worden beïnvloed door sociale factoren o ‘Andere personen’ hoeven niet echt aanwezig te zijn (ALLPORT) Bv Het hebben van prettig contact met allochtonen heeft een effect op hun vooroordelen (CRISP & TURNER) De kracht van de situatie: een voorbeeld van een sociaalpsychologische studie Slechte omgeving zet mensen aan tot het stellen van slecht gedrag (PHILIP ZIMBARDO) o Ook bij mensen die onder normale omstandigheden het goede zouden doen Stanford Prison – experiment Namaakgevangenis (een relatief getrouwe kopie van de realiteit) Bewakers mochten geweld gebruiken om voor de goede orde te zorgen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 3 Sommige bewakers gedroegen zich steeds wreder (hadden er plezier om de gevangenen te treiteren) Werd zowel om methodologische als om ethische redenen fel bekritiseerd Groep mannen zonder bijzonder gewelddadige neigingen in zo’n kort tijdsbestek ontwikkelde een dergelijk gedragspatroon Sociale contexten hebben een grote invloed op ons gedrag Sociale psychologie en verwante disciplines Sociologie: o Klasseert personen volgens nationaliteit, ras, socio – economische klasse Bv Impact van sociaaleconomische status Bv De participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt o Sociale psychologie: Individu Veel meer experimenten om gedrag te onderzoeken o Sociaal gedrag wordt beïnvloed door systematische variabelen die zich op het niveau van de groep bevinden, maar ook door individuele / persoonlijke opvattingen (FISHER & EAGLY) o Multi – levelanalyse: Effecten op groepsniveau & op individueel niveau Persoonlijkheidspsychologie: o Gericht op individuele verschillen die in diverse situaties relatief stabiel blijven o Belangstelling voor cross – situationele consistentie o Sociaalpsychologie: Begrijpen hoe situaties een impact hebben op personen Ondanks hun verschillende persoonlijkheden Crossindividuele consistentie (het ligt aan de situatie) Interactionisme: o Nadruk leggen op: Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie & situatie Waarbij uitingen van dispositie afhankelijk zijn van de situatie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 4 Andere psychologische domeinen Klinische psychologie: o Personen met psychische problemen / stoornissen begrijpen & behandelen Cognitieve psychologie: o Mentale processen die betrekking hebben op informatieverwerking (leren, onthouden,…) Arbeids –en organisatiepsychologen: o Mens in relatie tot zijn werk en organisatie Sociale psychologie en mensenkennis Volkswijsheden (vaak beperkt geldig) Mensenkennis DE GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE De beginjaren van de sociale psychologie (1880 – 1935) Grondlegger van de sociale psychologie o ALLPORT “Psychologie des Foules” van GUSTAVE LE BON o Studie van massageweld in de late 19de eeuw NORMAN TRIPLETT o Fietsers hebben de neiging om sneller te fietsen in het bijzijn van anderen Competitiemachine RINGELMANN o Slechter presteren Opdrachten (touwtrekken) samen met anderen uitvoeren De jaren van bevestiging en groei (1936 – 1960) “Society for the Psychological Study of Social Issues” o Gericht op maatschappelijke thema’s THEODOR ADORNO,FRITZ HEIDER en KURT LEWIN KURT LEWIN: o De grondlegger van de sociale psychologie o 3 beginselen: Gedrag hoe men de wereld om zich heen waarneemt & interpreteert Verschillende personen zien eenzelfde situatie op een verschillende wijze Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 5 Gedrag afhankelijk van de personen & de omgeving Interne & externe determinanten Sociaalpsychologische theorieën voor de oplossing van maatschappelijke problemen ‘Geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder onderzoek’ o Fundamenteel onderzoek: Het toetsen van hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid Een specifiek hypothese, afgeleid uit een specifieke theorie o Toegepast onderzoek: Het verbeteren van onze kennis over natuurlijke gebeurtenissen & het oplossen van praktische problemen Dagelijkse gebeurtenissen beter begrijpen & een bijdrage leveren tot het oplossen van maatschappelijke problemen Lopen en vallen (1960 – midden 1970) Tegenstanders experimentele methode o Bepaalde onderzoekspraktijken onethisch (KELMAN) o Verwachtingen van de experimentatoren beïnvloeden het gedrag van de deelnemers (ROSENTHAL) o Historisch en cultureel beperkt (GERGEN) THEODOR ADORNO: o ‘The Autoritarian Personality’ Vooroordelen & ideologische attitudes GORDON ALLPORT: o ‘The Nature of Prejudice’ Onderzoek naar stereotypering, vooroordelen en intergroepcontact SOLOMON ASCH: o Zich conformeren aan een meerderheid o Hoe men zich over anderen een beeld vormt LEON FESTINGER: o Sociale vergelijkingstheorie FRITZ HEIDER: o Attributietheorie o Oorzaken toeschrijven aan eigen gedrag / aan andermans gedrag (balanstheorie) CARLS HOVLAND et collega’s: o Attitudes & overtuigende communicatie HAROLD KELLEY: o Attributietheorie o Kosten & baten van sociale relaties analyseren Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 6 Methodologisch en inhoudelijk pluralisme (midden 1970 – 2000) Nadruk op cognitieve aspecten Sociale cognitie: o Hoe we informatie over onszelf & anderen waarnemen, onthouden en interpreteren o ‘Koel’ Cognities oefenen een invloed uit op hoe we ons voelen, wat we verlangen en hoe we ons gedragen o ‘Heet’ Zich richten op emotie & motivatie als determinanten van cognities & gedrag SOCIALE PSYCHOLOGIE IN DE 21STE EEUW Hersenonderzoek Beeldvormingstechnieken o Brein in werking bestuderen Positron Emisson Tomography (PET) Functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI) Sociale neurowetenschappen: o Relatie tussen neurologische & sociale processen Hoe de sociale wereld hersenactiviteit & biologische processen beïnvloedt Het internet In een virtuele omgeving kan men gemakkelijk agressie bestuderen Digitale voetafdruk: o Steeds meer data beschikbaar Sociaal – culturele perspectieven Crosscultureel onderzoek: o Studie van gelijkenissen & verschillen tussen mensen uit verschillende culturen Of de bevindingen voor verschillende culturen gelden Legde belangrijke verschillen bloot tussen individualistische culturen (Europa) collectivistische culturen (Afrika) Individualistische culturen: zelfstandigheid, autonomie en onafhankelijkheid Persoonlijke doelstellingen krijgen voorrang Collectivistische culturen: onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale harmonie Multicultureel onderzoek: o Studie van gelijkenissen & verschillen tussen mensen uit raciale & etnische groepen binnen eenzelfde cultuur Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 7 Wat maakt een cultuur individualistisch / collectivistisch ? (TRIANDIS) o Complexiteit van de maatschappij: Complexe maatschappij zich met meerdere groepen identificeren Minder trouw aan één bepaalde groep Meer belang aan persoonlijke doelstellingen o Welvaartspeil van de maatschappij: Welvarende maatschappijen financieel van elkaar onafhankelijk, aandacht op persoonlijke doelstellingen ten koste van collectieve doelstellingen o Heterogeniteit: Homogene / ‘hechte’ maatschappijen Mensen geneigd om onbuigzaam & onverdraagzaam te reageren op diegenen die van de norm afwijken ‘Losse’ maatschappijen Tolerantie afwijkend gedrag & individuele expressie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 8 Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethoden WOORD VOORAF Wetenschappelijke manier om kennis te verwerven o Cyclisch Hypothesen: Een expliciete, toetsbare voorspelling over het al dan niet optreden van een gebeurtenis Theorie: Een georganiseerde set van abstracte principes die het mogelijk maken om geobserveerde fenomenen te verklaren 3 criteria: Eenvoud Volledigheid Generativiteit DE ONTWIKKELING VAN HYPOTHESEN Een goed idee Kan gebaseerd zijn op dagelijkse observaties & persoonlijke ervaringen o RINGELMANN (touwtrekken) o MILGRAM (gehoorzaamheidsexperimenten) o SOLOMON ASCH (lijnenstudie) Neiging om zich bij de opinie van de groepsmeerderheid aan te sluiten Ook wanneer de groep duidelijk verkeerd oordeelt o MUZAFER SHERIF (normvorming) Opzoeken van psychologische literatuur Secundaire bronnen: o Samenvattende bespreking van onderzoeksbevindingen uit primaire bronnen, vaak in de vorm van theoretische hoofdstukken / introductieboeken Primaire bronnen: o Oorspronkelijk gepubliceerd werk over bevindingen die vaak in artikelvorm in tijdschriften verschijnen HET OPERATIONALISEREN VAN SOCIAALPSYCHOLOGISCHE VARIABELEN Hypothese: o Een specifieke voorspelling ‘Mediageweld leidt tot agressie’ Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 9 Operationele variabele: o De specifieke manier waarop de conceptuele variabele wordt gemanipuleerd & gemeten (Onderzoeks) deelnemer: o Een individu die deelneemt aan een psychologische studie Handlanger: o Een medewerker van de onderzoeker die zich voordoet als een gewone onderzoeksdeelnemer Begripsvaliditeit: o De mate waarin de operationele variabelen de corresponderende conceptuele variabelen manipuleren / meten De mate waarin (1) de experimentele manipulaties echt die conceptuele variabelen manipuleren die ze bedoelen te manipuleren En (2) de meetinstrumenten in een onderzoek effectief de conceptuele variabelen meten die ze bedoelen te meten Zelfbeschrijving Zelfbeschrijving: o Een methode waarbij de onderzoeksdeelnemer zelf gedachten, gevoelens, verlangens en gedrag beschrijft Interne consistentie: o De mate waarin items van een vragenlijst met elkaar samenhangen / correleren Vraagstelling: o Beïnvloedt (SCHWARZ) in sterke mate zelfbeschrijvingen De effecten van woordkeuze en de context o Sociale wenselijkheidsvertekening: De tendens van deelnemers om onnauwkeurige zelfbeschrijvingen te rapporteren omdat ze een goed figuur willen slaan voor anderen Pseudo – informatiebron: Men maakt deelnemers wijs dat hun antwoorden met een leugendetector geverifieerd worden nauwkeuriger over zichzelf rapporteren (ALEXANDER & FISCHER) niet als leugenaar ontmaskerd willen worden o Inwilligingstendens: De neiging van deelnemers om akkoord te gaan met bestaande veronderstellingen, waardoor ze vaak affirmatief antwoorden op items uit een vragenlijst Ja – zeggen – tendens o De schaal Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 10 Zelfbeschrijvingen o Peilen naar gedachten / gedrag uit het verleden / worden algemene oordelen gevraagd Een extra bron van onnauwkeurigheid vage & twijfelachtige herinneringen Tijd: Interval – contingente zelfbeschrijvingen Deelnemers rapporteren op regelmatige tijdstippen over hun ervaringen Signaal – contingente zelfbeschrijvingen De registratie van de ervaringen volgt onmiddellijk op een signaal dat de respondent krijgt via bv een mobiele telefoon Gebeurtenis – contingent zelfbeschrijvingen Verslaggeving over welomschreven gebeurtenissen, onmiddellijk nadat ze zich voordeden Gedragsobservatie Een goed alternatief voor zelfbeschrijvingen Gedragsobservatie: o Observatie van gedrag (een variabele operationaliseren) Bv Welk van 2 objecten wordt door de deelnemer gekozen Bv Hoe lang doet de deelnemer over de taak Codeerschema’s: gedrag in kwestie beoordelen Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: o De mate van overeenstemming van twee / meer waarnemers die hetzelfde gedrag beoordelen Betrouwbaar indien: Verschillende waarnemers rapporteren in belangrijke mate hetzelfde Bedreigingen van de validiteit o Deelnemers beseffen dat ze worden geobserveerd Een overdreven gunstig beeld van zichzelf presenteren o Volgorde – effect: Bij de prestatiebeoordelingen van de finalisten muziekwedstrijd De volgrode van de optredens werd door lottrekking bepaald De finalisten met een even volgnummer die als laatste optraden, haalden gemiddeld een beter resultaat dan kandidaten met een oneven volgnummer en dus eerst optraden Alleen de 12de – en laatste – kandidaat bleek geen voordeel te hebben gehaald Kandidaten die later in het concours optreden werden beter beoordeeld Gedragsregistratie o Door computers Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 11 Innerlijke toestanden meten o Bv Lichamelijke reactie= verandering in hartritme, seksuele opwinding, … Neurowetenschappen o Reacties in de hersenen registreren Besluit: o Observatiemethoden: Een goede aanvulling op zelfomschrijvingen Gedrag zegt meer dan woorden o Gedragsobservatie & zelfomschrijvingen Beperkingen maar beide vullen elkaar aan IDEEËN TESTEN: ONDERZOEKSPLANNEN Beschrijvend onderzoek: o Geen hypothesetoetsing mogelijk Terwijl hypothesetoetsing heel belangrijk is in de sociale psychologie Correlationeel onderzoek: o Typisch gebaseerd op vragenlijst onderzoek o Verbanden (correlaties) tussen variabelen nagaan Experimenteel onderzoek: o Obv de resultaten kan men uitspraken doen over oorzaak – gevolgrelaties Beschrijvend onderzoek Beschrijvend onderzoek: o Het beschrijven van de gedachten, gevoelens en gedrag van personen Bv ‘Hoeveel % van voorbijgangers helpt een blinde persoon die sukkelt om de straat over te steken ?’ Bv ‘Is muziek in tijden van crisis en conflict melodieuzer ?’ Bv ‘Hoe groot is % Vlamingen die zich willen afscheiden van Wallonië ?’ 3 vragen beantwoorden door: Observatie, studie van documentatie en opiniepeilingen Observationeel onderzoek: o Personen worden systematisch geobserveerd Vaak in natuurlijke situaties Archiefonderzoek: o Bestaande verslagen & documenten bestuderen (Bv krantenartikelen, dagboeken) o Onderzoek SIMONTON: In tijden van revoltes & rebellie melodieuzere stukken die ‘easy going’ zijn Eerder laag in kwaliteit Opiniepeilingen: o Vragen stellen over attitudes, opvattingen en gedragingen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 12 Correlationeel onderzoek Beschrijvend onderzoek geen hypothesetoetsing Correlationeel onderzoek: o Verband tussen variabelen nagaan Correlatiecoëfficiënten variëren tussen -1 en +1 Absolute waarde: Getal zonder teken Hoe sterk de twee variabelen samenhangen - / + teken: De richting van de relatie +: o Hoge score voor A gaat gepaard met hoge score voor B Bv Positieve correlatie temperatuur & verkoop ijsjes Hoge temperaturen verhoogde consumptie ijsjes Lage temperaturen verminderde consumptie ijsjes Omgekeerd evenredig verband Hoge score voor A gaat gepaard met lage score voor B Bv Negatieve correlatie temperatuur & verkoop sjaals -: Dicht bij 0: Helemaal geen verband Nulcorrelatie Bv Relatie temperatuur en verkoop van brood Nadeel: Geen oorzaak – gevolgrelatie kunnen aantonen Niet mogelijk om causaliteit af te leiden Bv “Studenten Latijn scoren beter dan andere studenten” Een derde variabele, de intelligentie bepaalt alles Correlationele studies kunnen ook kwalitatieve variabelen bevatten o Bv Etnische afkomst, geslacht Interactie – effect: o Bv Effect van mishandeling tijdens de kinderleeftijd op later antisociaal gedrag Relatie afhankelijk van de aanwezigheid van een bepaald gen (MAOA – gen) Effect zelf mishandeld worden op antisociaal gedrag sterker voor individuen met een lage MAOA – activiteit Afhankelijk van de genetische bagage van het individu Longitudinaal correlationeel onderzoek: o Correlationeel onderzoek waarbij de bestudeerde variabelen op twee / meerdere tijdsmomenten gemeten worden Bv Consumptie van gewelddadige media op 8 – jarige leeftijd & daadwerkelijke agressie op volwassen leeftijd Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 13 Experimenten: manipuleren van de situatie Longitudinaal correlationeel onderzoek: o Geeft een goed beeld van oorzaak – gevolgrelaties Geen 100 % zekerheid over causaliteit Onafhankelijke variabelen: o Variabelen die door de onderzoeker in een experiment worden gemanipuleerd om te zien welk effect ze hebben op de afhankelijke variabelen Afhankelijke variabelen: o Variabelen in een experiment die door de onderzoekers worden gemeten om te zien of ze door de onafhankelijke variabelen worden beïnvloed Bv Het effect van temperatuur op agressie ? Agressie is hier de afhankelijke variabele Subjectvariabelen: o Variabelen die individuele, vooraf bestaande verschillen tussen onderzoeksdeelnemers typeren Kwalitatieve kenmerken van deelnemers (Bv Geslacht, socio – economische status) o Worden eerder als een onafhankelijke variabele behandeld Wanneer experimentele studie ?: o Enkel indien een onafhankelijke variabele gemanipuleerd wordt o 2 voorwaarden (experiment): Onderzoekers moeten controle hebben over de experimentele procedures Deelnemers worden volkomen toevallig toegewezen (= random toekenning) Volkomen toevallige toewijzing: Het random toewijzen van deelnemers aan de experimentele condities, zodat elke deelnemer evenveel kans heeft om aan elk van de condities te worden toegewezen Controle proefleider & volkomen toevallig toegewezen o Elimineren de invloed van andere factoren Experiment: o Onderzoek naar oorzaak & gevolg mogelijk Hoofdeffect en interacties Twee typen van effecten o Hoofdeffect: Het globale effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabelen, zonder rekening te houden met de andere onafhankelijke variabelen o Interactie – effect: De mate waarin het effect van een onafhankelijke variabele bepaald wordt door de waarde van een andere onafhankelijke variabele (conditionele effect) Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 14 Statistische significantie Statische significantie: o De waarschijnlijkheid van de verkregen resultaten Berekend obv statistische analyse Bv Wanneer je 10 x een muntstuk opgooit, is de kans groot dat je 6x kruis en 4 x munt krijgt. Bij een 0 /10 – uitkomst toevallig ? / Iets mis met die munt Replicatieonderzoek: o Herhaalt het opzet van het oorspronkelijke experiment om te controleren of opnieuw dezelfde resultaten worden verkregen o 2 voorwaarden: Een exacte kopie van het oorspronkelijke experiment Bestuderen van dezelfde conceptuele variabelen Interne en externe validiteit (Hoge) interne validiteit (COOK & CAMPBELL): o Relatief zeker dat de verschillen op de afhankelijke variabele door de onafhankelijke variabelen zijn veroorzaakt Basisvoorwaarden experiment: o Controle van de proefleider o Volkomen toevallige toewijzing Controlegroep: o Deelnemers maken alle procedures door muv de experimentele manipulatie Een grondlijn / vergelijkingspunt Proefleidereffect (negatief) (ROSENTHAL): o De verwachtingen van de proefleider over de resultaten van een experiment bepalen zijn / haar gedrag tav de deelnemers Deelnemers passen hun gedrag aan Oplossing: Aan de proefleider niet meedelen tot welke condities de deelnemers behoren Onwetend ? Verwachtingen zullen geen rol spelen Communicatie proefleider & deelnemers minimaliseren (Hoge) externe validiteit: o De bevindingen van een studie veralgemenen naar andere operationele definities, deelnemers, situaties en tijdstippen o Voorwaarden: De omstandigheden waarin het experiment plaatsvindt Enige betrokkenheid & ‘echt’ aanvoelen De deelnemers Wereldsrealisme: o De mate waarin de onderzoekssituatie met de werkelijke wereld overeenkomt Bv Stanford Prison Experiment Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 15 Experimenteel realisme: o De mate waarin de experimentele situatie & procedures de deelnemers aangrijpen en hen tot spontaan & natuurlijk gedrag aanzetten Deceptie: o Het verstrekken van valse informatie aan deelnemers over de doelstellingen van het onderzoek ETHIEK EN WAARDEN IN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE IBC’s: o Institutionele beoordelingscommissies ‘Waakhonden’ van het onderzoek De bescherming van het welzijn van de deelnemers Ethische commissies Geïnformeerde toestemming Deelnemers expliciet toestemmen Geïnformeerde toestemming: o Weloverwogen & vrijwillig beslissen om aan een onderzoek deel te nemen Debriefing Achteraf duidelijkheid verschaffen over de aard van het onderzoek o Bedoeling van het onderzoek o Opgewekte negatieve gevoelens neutraliseren o Belang voor de wetenschap van de bijdrage beklemtonen Waarden en wetenschap Het vertrouwen in de wetenschap neemt af Appreciatie van wetenschap is ideologisch gekleurd o Ideologie is aanwezig in het wetenschapsbedrijf HAIDT: o Het domein van sociale psychologie is een speeltuin van links georiënteerde onderzoekers Stapelgate: o Zelfverzonnen data gebruikt o Een grootschalige, langdurige fraude met data Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 16 Hoofdstuk 3 Het sociale zelf MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN Katten & honden herkennen zichzelf spontaan in de spiegel (fout) Zuur kijken maakt je ongelukkig (juist) Door gedrag dat men graag doet te belonen, zal men dit gedrag nog meer stellen (fout) Men heeft een voorkeur voor de letters van de eigen naam (juist) Mensen die een rolletje spelen, vallen dikwijls door de mand (fout) HET SOCIALE ZELF – EEN INLEIDING WILLIAM JAMES: o Wie ben jij ? ‘Zelfconcept’ ‘Zelfregulatie’ De oorsprong van het zelf Het vermogen om jezelf als een distinctieve entiteit te zien Spiegelproef: o Wanneer je voor een spiegel staat, zie je jezelf De hoogst ontwikkelde apen (de mensapen) – chimpansees, … beschikken over het vermogen tot zelfherkenning GORDON GALLUP: o Het plaatsen van verschillende diersoorten voor een spiegel Mensapen gebruikten een spiegel om hun tanden te reinigen herkenden zichzelf in de spiegel Andere studies: o (1) Dieren werden verdoofd rode vlek aangebracht (alleen via het spiegelbeeld zichtbaar) nadien voor een spiegel gezet Enkel de apen betastten de locatie waarop de rode vlek was aangebracht Herkenden zichzelf in de spiegel & merkten de veranderingen aan hun uiterlijk op o (2) Jonge kinderen die voor de test slagen Maken meer gebruik van de termen ‘ik’ en ‘mij’ dan diegenen die niet slagen Zelfherkenning bij mensapen en kinderen o De eerste uitdrukking van het bestaan van een zelf o Invulling van het zelf ? Sociale relaties zijn nodig (‘Geen zelf zonder de ander’) GALLUP: Apen die nog nooit in contact waren gekomen met soortgenoten Slaagden niet voor de spiegelproef Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 17 COOLEY: o Looking glass self Spiegelzelf Zichzelf door de ogen van de anderen zien Die fungeren als spiegels waarin men zichzelf leert kennen De reflecties van anderen waaruit het zelf opgebouwd wordt MEAD: o Via sociale relaties tot een algemeen beeld komen van de waarden & normen Die in de maatschappij gelden The generalized other De morele ontwikkeling kind volwassene o Via het overnemen van rollen maakt men de maatschappelijke waarden tot de zijne Men leert wat de algemene verwachtingen van anderen zijn (over geschikte gedachten en gedragingen) ANDERSEN & CHEN: o Het zelfbeeld wordt vooral ontleend aan vroegere & huidige relaties met betekenisvolle personen in het leven Functies van het zelf Zelfconcept: o Alle kennis over onszelf o ‘Mij’ o Een interne representatie van wie je denkt te zijn & bevat aspecten die refereren aan seksrollen, etnische identiteit, persoonlijkheden enz. Verwijst naar het zelf in relatie tot een aantal kenmerken MARKUS: Zelfconcept bestaat uit een groot aantal zelfschema’s Mentale structuren die men hanteert om zelfrelevante kennis te organiseren & de informatieverwerking ervan te sturen Mensen die sterk schematisch zijn passen dit zelfschema snel toe & zien als het ware overal uitingen Zelfregulatie: o Het zelf heeft een sturende rol o ‘Ik’ o De intentionele poging om gedachten, gevoelens en gedrag te controleren en eventueel te veranderen aan de hand van interne standaarden Geslachtsverschillen Vrouwen: o Een grotere oriëntatie op personen Een grotere relationele afhankelijkheid Mannen: o Meer aandacht op sociale groepen Een grotere collectieve afhankelijkheid Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 18 Man – vrouwverschillen: o Al op jonge leeftijd aanwezig Meisjes investeren meer in relaties met enkele vriendinnetjes Jongens hebben meer aandacht om bij ‘de groep’ te horen o Verschillen mogen niet overdreven worden Want de psychische verschillen tussen de geslachten zijn kleiner dan de gelijkenissen (gelijkenissen > verschillen !) Sekseroloriëntatie: o De mate waarin iemand typisch mannelijke en vrouwelijke rollen vervult (gerelateerd aan geslacht) Meisjes vervullen meer de vrouwelijke rollen Jongens vervullen meer de mannelijke rollen Uitzonderingen ! Een meisje dat mannelijke sekserollen vervult Of zowel de mannelijke sekserollen als de vrouwelijke sekserollen vervullen (psychische androgynie) o DEAUX & MAJOR: Hoe meer iemand zich met zijn / haar geslachtscategorie identificeert Hoe groter de kans dat hij / zij gedrag stelt dat consistent is met het geslachtsstereotype Leeftijds – en cohorteverschillen Leeftiijds – en generatieverschillen o Grote verschillen tussen jongere en oudere generaties mbt wat ze belangrijk vinden Te wijten aan de individuele ontwikkeling Leeftijdsverschillen Te wijten aan het tijdvak waarin men geboren werd Historisch – cultureel context INGLEHART: o Leden van oudere generaties Meer materialistisch ingesteld Materieel gewin (maar ook traditie en volgzaamheid) o Jongere generaties Meer gericht op postmateriële waarden Individuele zelfstandigheid, zelfontplooiing en emancipatie MASLOW: o De behoeftetheorie Zodra de elementaire behoeften aan veiligheid en een goede levensstandaard bevredigd worden Zal men behoeften nastreven die zich op een hoger niveau bevinden (incl. de postmaterialistische waarden) Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 19 TWENGE, CAMPBELL & FREEMAN: o Drie generaties werden vergeleken op de leeftijd van 18 j De babyboomers (1946 – 1962) Generatie X (1962 – 1982) Generatie Y (vanaf 1982) o Resultaten: Generaties X & Y hechten meer belang (in vergelijking met de babyboomers) aan geld, het ‘correcte’ imago en populariteit Babyboomers vonden zelfaanvaarding, sociale relaties en de gemeenschap belangrijker (dan generaties X & Y) ROBERTS et al.: o Elke jongere generatie is een ‘generation me’ (dit is steeds zo geweest) Ze ontwikkelen zich later tot een ‘generation we’ Culturele perspectieven Zelfconcept: o Onderhevig aan culturele factoren Individualisme: o Beklemtoont zelfstandigheid, autonomie en onafhankelijkheid o Individu > groep Collectivisme: o Beklemtoont onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale harmonie o Individu < groep SINGELIS: o Schaal voor het meten van de zelfstandigheid & onderlinge afhankelijkheid De mate waarin men de klemtoon legt op het individuele dat boven de groep gezet wordt vs. onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale harmonie o Amerikanen & Europeanen Geneigd te denken dat ze uniek zijn Algemene voorkeur voor uniciteit Voorkeur voor de deeltjes die uniek / in de minderheid zijn o Collectivistische culturen Geloven dat ze sterk op de anderen lijken Algemene voorkeur voor gelijkheid Voorkeur voor de deeltjes die in de meerderheid zijn o KIM & MARKUS: Als beloning een balpen 4 balpennen (3 een gelijke kleur en vorm; 1 afwijkend) 74 % Amerikanen unieke balpen 76 % Oosterlingen een niet – uniek exemplaar Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 20 HET ZELFCONCEPT Zelfkennis: o Introspectie: Het proces van ‘in jezelf kijken’ Kan tot verkeerde conclusies leiden Voor bepaalde vragen over zichzelf geen antwoord kunnen vinden o Observatie van de eigen emoties, motivaties en gedragingen: Wanneer men een bepaald gedrag stelt zegt dit iets over het zelf o Andere personen Introspectie Jij kent jezelf het best o Zelfkennis vloeit voort uit introspectie, het in zichzelf kijken FIGURSKI: o Meer dan honderd volwassen deelnemers kregen een signaal Opschrijven waaraan men op dat moment dacht Slechts 8 % van de 4800 opgetekende gedachten had betrekking op het zelf Meestal dachten de deelnemers aan het werk (16 %) of hadden ze geen gedachten (14 %) NISBETT & WILSON: o Zich in innerlijke waarnemingen vergissen (mogelijk !) o Men heeft wel een duidelijk zicht op inhoudelijke aspecten Tot besluiten komen o Zonder dat men de echte reden ervan kan aanduiden o Of een verklaring verzinnen CARLSTON: o Primeren Bepaalde ideeën voor een korte tijd in ons geheugen toegankelijk maken Op een computerscherm werden woorden getoond ‘Behulpzaam’ & ‘oneerlijk’ De aanbiedingstijd van het woord was zo kort dat de deelnemers onmogelijk konden zien wat er op het computerscherm verscheen Daarna lazen deelnemers over iemand die tijdens een examen aan een medestudent stiekem goede antwoorden doorgaf De dag erna beoordeelden deelnemers de student in de conditie ‘behulpzaam’ als ‘eerlijk’, terwijl in de conditie ‘oneerlijk’ de participanten aangaven dat ze de doelpersoon ‘onbehulpzaam’ vonden Te veel introspecie o Sommige oordelen ongunstig beïnvloeden Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 21 o WILSON & SCHOOLER: Deelnemers beoordeelden 5 soorten jam Ofwel dienden ze de voorkeuren te analyseren, ofwel beslisten ze intuïtief De mate waarin ze nadachten, had een groot effect op de beoordelingen De samenhang tussen de oordelen van de deelnemers & experts was sterker indien de deelnemers intuïtief oordeelden dan wanneer ze bewust nadachten Blijkbaar kan te veel nadenken tot verwarring leiden Zeker voor oordelen die onder normale omstandigheden voor een groot deel op de intuïtie steunen MILLAR & TESSER: o De accuraatheid van analyseren gedrag als gevolg van cognitieve / affectieve factoren Cognitief: Bv Beslissen over de route die je op vakantie zult nemen Opsommen van redenen kan tot betere kennis leiden Affectief: Bv Romantische / esthetische voorkeuren Opsommen van redenen zal niet altijd tot betere kennis leiden o Beslissing complex ? Moeilijk om alle informatie te verwerken Zelfperceptie Zelfperceptietheorie: o Gedachten & gevoelens afleiden uit observatie van het eigen gedrag & de situatie waarin het gedrag plaatsvindt o Observatie eigen gedrag: Efficiënt wanneer onze zelfkennis zwak / ambigue is Zelfpercepties van emotie Gelaatsfeedbackhypothese: o Veranderingen in de gelaatsuitdrukking kunnen de aanleiding zijn tot corresponderende veranderingen in emoties MARTIN & STEPPER: o Manipuleerden de gelaatsuitdrukking op een originele manier De onderzoekers waren geïnteresseerd in activiteiten die men uitvoert met lichaamsdelen die hiervoor normaal niet worden gebruikt Meer bepaald moesten de deelnemers ofwel een potlood tussen de tanden klemmen (mondstand glimlach), ofwel tussen de lippen (zuur kijken) Ondertussen medeklinkers in een tekst onderstrepen & tijdschriften lezen, naar tekenfilms kijken De filmpjes in de glimlachconditie werden grappiger gevonden dan in de conditie waarin ze zuur keken Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 22 KLEINKE, PATERSON & RUTLEDGE: o Effecten van nabootsen van blije gelaatsuitdrukkingen (vs. neutrale uitdrukkingen) Sterker wanneer deelnemers zichzelf in een spiegel zagen Indien men zichzelf blij ziet kijken meer de emotie ervaren ZAJONC: o Door te glimlachen activeert men de gelaatsspieren Meer luchtgekoeld bloed gaat naar de hersenen Creëert een aangenaam gevoel o Onderzoek over klinkers A, e (glimlach nagebootst !) Verlaging temperatuur voorhoofd Deelnemers werden vrolijker U en ü (voorhoofd wordt gefronst !) Verhoging temperatuur voorhoofd Deelnemers werden verdrietiger Lichaamshoudingen: o Leiden tot corresponderende gewaarwordingen Bv Trots ? kaarsrecht staan met opgerichte schouders, hoge borst en opgeheven hoofd (expansie) Bv Neerslachtig ? zakt in elkaar, hangende schouders en hangende hoofd (inkrimping) o De gemoedstoestand weerspiegelt zich in onze lichaamshouding Maar het omgekeerde geldt ook Zelfpercepties van motivatie Belonen: o Ondermijnt het plezier dat men aan activiteiten beleeft Intrinsieke motivatie: o Motivatie om een activiteit uit te voeren Eigen interesse, vanwege de uitdaging, of gewoonweg omdat men de activiteit leuk vindt Extrinsieke motivatie: o Motivatie om een activiteit uit te voeren Factoren die losstaan van de activiteit zelf Wel allerlei voordelen (Bv Geld, erkenning of het vermijden van straf) Overrechtvaardigingseffect: o De vermindering van de intrinsieke motivatie voor activiteiten die worden geassocieerd met beloning / andere extrinsieke factoren LEPPER, GREENE en NISBETT: o Wanneer een intrinsiek gemotiveerde activiteit wordt beloond later minder vaak spontaan uitvoeren Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 23 o Conditie 1: Kleuters werden gevraagd om met de viltstiften enkel tekeningen te maken Conditie 2: Prijs beloofd (een getuigschrift met een gouden ster en een rood lint) Conditie 3: Geen beloning beloofd, maar de kleuters kregen onaangekondigd dezelfde beloning (een controleconditie) Kleuters die geen beloning / een onverwachte beloning ontvingen, bleken nog steeds intrinsiek gemotiveerd te zijn Verliezen van intrinsieke motivatie kan de kwaliteit van de prestaties negatief beïnvloeden AMABILE: o Deelnemers waren creatiever wanneer ze voor de taak spontaan belangstelling hadden / omdat ze in de taak een uitdaging zagen Indien ze de taken volbrachten om geld te verdienen / om anderen te imponeren Prestatie van mindere kwaliteit De invloed van anderen Sociale vergelijkingstheorie Indien de sociale omgeving verandert o Spontaan een andere zelfbeschrijving genereren Men typeert zichzelf door anderen als maatstaf te nemen FESTINGER: o Mensen die onzeker voelen over hun capaciteiten / opinies Evalueren zichzelf door zich met anderen te vergelijken De nood van mensen om hun meningen te valideren Sociale vergelijkingstheorie Sociale vergelijkingstheorie: o 2 thema’s stonden centraal 1. Wanneer richt men zich tot anderen om vergelijkende informatie te verkrijgen ? 2. Wie kiest men uit om zich mee te vergelijken ? o Enkel sociaal vergelijken indien er geen objectieve informatie beschikbaar is o Snel attitudes, opinies en meningen vormen De verwerking van een heleboel informatie besparen MUSSWEILER, RUTER, EPSTUDE: Men vroeg aan studenten om kunstwerken te beoordelen Er werd hen verteld dat 60 / 40 % van hun antwoorden correct was, maar ook dat hun score 20 % hoger / lager was dan het gemiddelde Deelnemers moesten daarna hun vaardigheden mbt de taak evalueren absolute score’s speelden niet zo’n grote rol Studenten richtten zich vooral op het gemiddelde Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 24 De tweefactoren emotietheorie SCHACHTER o Tweefactorentheorie: De ervaring van emoties is op twee factoren gebaseerd: Fysiologische opwinding Bv Een bonkend hart, transpiratie enz. Cognitieve interpretatie van die opwinding SINGER: o Onderzoek: Mannelijke deelnemers werd epinephrine toegediend (vergelijkbaar met cafeïne) fysiologische opwinding Aan de deelnemers werd verteld dat het om een vitaminesupplement ging Conditie 1: Vooraf geïnformeerd over de stimulerende effecten Conditie 2: Geen uitleg Conditie 3: Placebo Daarna werden de deelnemers alleen gelaten met een mannelijke handlanger (een andere deelnemer die hetzelfde middel had gekregen) Ondertussen een vragenlijst invullen (persoonlijke & vervelende vragen) Deelnemers conditie 1 voelden hart bonken, handen trillen en gezicht blozen (op voorhand over deze effecten geïnformeerd hoefden geen verklaring meer te zoeken; werden door gedrag handlanger niet beïnvloed Deelnemers conditie 3 voelden geen opwinding (geen symptomen) Deelnemers conditie 2 voelden wel de fysiologische opwinding, maar hadden geen verklaring voor Directe impact van anderen COOLEY: o Anderen houden ons een spiegel voor waarin we onszelf leren kennen Zelfconcept zou moeten overeenstemmen met de perceptie van wat anderen van ons denken Significante anderen: o Personen die een sterke impact hebben o Personen die invloedrijk & belangrijk zijn voor het ontwikkelen van de eigen waarden, normen en het zelfbeeld Op vroege leeftijd impact van significante anderen is groot Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 25 ZELFWAARDERING Zelfwaardering: o Een algemene evaluatie van het zelf & een algemene inschatting van iemands waarde o Bevat: Overtuigingen over het zelf Emoties o Niveau zelfwaardering: Wordt ook door situationele factoren bepaald Dus ook afhankelijk van externe factoren Bv Succes en mislukking, veranderingen in iemands financiële situatie o Mens: ‘Sociaal dier’ De mens heeft nood aan positieve relaties & waardering van anderen o Zelfwaardering als: Buffer tegen bedreigingen (de dreiging van de eigen dood) ‘Terror Management Theory’ men is bang voor de onontkoombare dood Buffer tegen angst o Bevrediging ervan is essentieel om gelukkig, gezond, productief en succesvol te zijn o Expliciet bevragen ? Door een zelfwaarderingsschaal te laten invullen (ROSENBERG) Zelfdiscrepantietheorie HIGGINS: o Zelfdiscrepantietheorie: Wie men werkelijk is vs. wie men zou willen / moeten zijn Ought self: De eigenschappen waarvan men vindt dat men ze zou moeten hebben (plichtsbesef & verantwoordelijkheid) Ideale zelf: De eigenschappen waarvan men wil dat men ze zou hebben Afwijkingen tussen actuele & ideale kan leiden tot ontgoocheling, verdriet & onvrede Zelfbewustzijnstheorie Zichzelf in een spiegel zien leidt vaak tot een negatieve instemming o Aandacht voor het zelf heeft negatieve gevolgen voor de gemoedstoestand Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 26 Onderzoek rond 9 dichters die zelfmoord pleegden o Niet – suïcidale dichters gebruiken vaker ‘we’ en ‘wij’ o Dichters die later zelfmoord pleegden gebruikten veel meer ‘ik’ en ‘mij’ Zelfrichtende situaties en individuele factoren Privaat zelfbewustzijn: o Zich op interne gedachten & gevoelens richten Publiek zelfbewustzijn: o Vooral aandacht besteden aan het beeld dat anderen (publiek, camera) van ons vormen Zelfgerichte mensen de neiging zich volgens persoonlijke waarden te gedragen HULL en YOUNG: o IQ – test o De deelnemers kregen valse feedback (geslaagd / mislukt) prestatie o Later deelnemen aan een ‘ander’ onderzoek verschillende soorten wijn proeven Personen met hoge niveaus van zelfbewustzijn + een mislukte IQ – test Dronken meer Personen met lage niveaus van zelfbewustzijn ? Werden niet door de valse feedback beïnvloed Beperkingen van zelfregulatie Zelfuitputting: o Nadat men zelfcontrole heeft uitgeoefend, is er een tijdelijke verminderde capaciteit om zelfregulatieprocessen uit te voeren Bv Effecten zelfcontrole in een consumentencontext Tijdens het winkelen moet men keuzes maken (zelfcontrole !) Na het maken van een hele reeks keuzes tijdelijk minder zelfcontrole hebben te veel geld uitgeven Mechanismen van zelfverheerlijking Impliciet egotisme: o Een automatische vorm van verheerlijking van alles wat met het zelf te maken heeft Bv Een grote voorkeur voor de letters uit de eigen naam (naamlettereffect) Bv Men is positiever naar anderen die op dezelfde dag geboren zijn o Opzoek naar reflecties van zichzelf in de omgeving Zelfdienende informatieverwerking Studenten met goede examencijfers achten zichzelf heel bekwaam o Studenten met slechte prestaties klagen over de docent, examenvragen,… Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 27 Illusie van objectiviteit: o Argumenten worden omgebogen, zodat ze ‘passen’ en wat niet wenselijk is, wordt weg gefilterd Men speelt als het ware de advocaat die alle gunstige informatie bijeenzoekt Onderzoek over het hebben van een vaste relatie & later een stabiel huwelijk: o De studenten beweerden dat het hebben van een vaste relatie hen later zal helpen bij een stabiel huwelijk o De studenten die geen relatie hadden gebrek aan vroegere ervaring zal tot een gelukkig huwelijk leiden Zelfhandicappering Zelfhandicappering: o Eigen prestaties ondermijnen zodat men een excuus heeft voor de te verwachten mislukking Terwijl bij onverwacht succes de bekwaamheid wordt extra in de verf gezet o o Door een fysieke / mentale zwakte in te roepen, voorkomt men de meest schokkende conclusie (onbekwaamheid) Verschillende vormen: Bv Mannen zelfhandicapperen zich door drugs te gebruiken Bv Vrouwen beroepen zich eerder op stress & fysieke symptomen o Mensen met een lage zelfwaardering zichzelf handicapperen om een defensief excuus te creëren het gezicht redden bij mislukking o Mensen met een hoge zelfwaardering zichzelf handicapperen om extra geprezen te worden Zich koesteren aan het succes van anderen BIRGing: o Basking in Reflected Glory Verkiezingsaffiches werden pas na een lange periode verwijderd indien de propaganda betrekking had op een politieke partij die een gunstig electoraal resultaat behaalde CORF: o Cut off reflected glory Teamprestatie 68 % en 50 % van de groepsleden nam de groepsbadge mee naar huis Groep die succes behaalde Slechts 9 % van de groepsleden nam de groepsbadge mee naar huis De falende groep Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 28 Neerwaartse sociale vergelijkingen FESTINGER: o Men vergelijkt zichzelf met gelijkende anderen Neerwaartse sociale vergelijking: o De defensieve neiging om zichzelf te vergelijken met anderen die minder succesvol, gelukkig, of welgesteld zijn Er is wel altijd iemand met wie men zichzelf in gunstige zin kan vergelijken en waardoor men zich beter voelt Zijn positieve illusies adaptief ? Mensen met een laag zelfbeeld: o Maken een accurate inschatting van zichzelf Mensen met een hoog zelfbeeld: o Maken geen accurate inschatting van zichzelf Depressieve personen bekijken zichzelf realistischer dan anderen (zonder stoornis) o Hanteren minder zelfverheerlijkende strategieën Hun zelfevaluaties komen meestal overeen met het beeld dat neutrale observatoren over hen hebben Positieve illusies o Krikken tijdelijk het humeur & de zelfwaardering op ! Langetermijneffecten onduidelijk Personen met een (te) hoge zelfwaardering o Worden niet door iedereen geapprecieerd Zij aanvaarden vaak moeilijk kritiek BUSHMAN en BAUMEISTER: o Personen met een hoge zelfwaardering worden vlugger boos na negatieve feedback, afwijzing en andere egobedreigingen o Bescheidenheid verhoogt de aantrekkelijkheid en draagt bij tot verhoogde populariteit ZELFPRESENTATIE Zelfpresentatie: o Het proces waarbij men vorm tracht te geven aan de impressies die anderen van ons vormen Bv Keuzes van kledij, wat we op Facebook zetten, hoe we ons naar anderen toe gedragen o Reden: Allerlei voordelen van anderen willen verkrijgen Zelfconcept wordt versterkt Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 29 GOFFMAN: o Het leven is een theaterstuk waarin iedereen bepaalde rollen vertolkt GILOVICH, MEDVEC: o Onderzoekers vroegen aan deelnemers om een absoluut uncool (gênant T – shirt) aan te trekken De deelnemers dachten dat ongeveer 50 % van de medestudenten had gezien dat ze dit sullige T – shirt aanhadden Terwijl dit in werkelijkheid slechts 25 % was Effect wordt overdreven De negatieve impact op het publiek wordt fors overgeschat Strategische zelfpresentatie Strategische zelfpresentatie: o De inspanningen om de indrukken van anderen in een bepaald richting te sturen Het verwerven van invloed, macht, sympathie of goedkeuring Men wil aantrekkelijk lijken ‘Goed met anderen opschieten’ Get along o Zelfpromotie, jezelf verkopen ‘Vooruit komen’ Get ahead Afdwingen van respect De uitstraling van macht Hoe ? Complimentjes uitdelen / vleien Oogcontact zoeken en een lachend gezicht Gelijkenissen creëren Men gaat liever om met anderen die dezelfde stijl, interesses en meningen hebben Uiterlijke aantrekkelijkheid Aantrekkelijke baby’s krijgen meer aandacht van hun moeders o Competentie & bekwaamheid: Als competent beschouwd worden (het competent zijn) Mislukking moet uit het oog van anderen blijven AKIMOTO, SANBONMATSU: De deelnemers die dachten op een taak goed te presteren verkozen een plaats vooraan en in het zicht De deelnemers met lage taakverwachtingen hadden liever een plaats uit het zicht o Beeld van macht en status: Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 30 Zelfverificatie Zelfverificatie: o Het verlangen door anderen gezien te worden zoals men zichzelf ziet Het eigen beeld vergelijken met de indruk die anderen ervan hebben o Onderzoek: Deelnemers dienden uit 2 andere deelnemers (een persoon die hen positief en een andere die hen negatief had geëvalueerd) een partner te kiezen Deelnemers met een positief zelfconcept vaak een partner die hen positief beoordeeld had Deelnemers met een negatief zelfconcept vaak een partner die hen negatief beoordeeld had (bevestiging van hun negatief zelfbeeld) o Onderzoek: 64 % van de personen met een lage zelfwaardering Zochten eerder feedback over hun zwakheden dan over hun sterke punten Individuele verschillen in zelfsturing SNYDER: o Zelfsturing: De neiging om het gedrag af te stemmen op de eisen van sociale situaties en andere personen Self – monitoring Mensen met een hoge zelfsturing verzamelen informatie over personen met wie ze in contact zullen komen In staat om verschillende rollen aan te nemen Mensen met een lage zelfsturing maken zich weinig zorgen over hoe de anderen hen bekijken Spelen altijd dezelfde rol Gedrag blijft relatief stabiel Zijn principieel en rechtuit SUBJECTIEF WELBEVINDEN: OP WEG NAAR HET GELUK Subjectief welbevinden: o Geluk / tevredenheid met het leven zoals gemeten met een vragenlijst Geluksniveau verschilt van cultuur tot cultuur Subjectief welbevinden het hoogst in IJsland, Zweden Subjectief welbevinden het laagst in Kameroen, China Gelukkige mensen: o MYERS & DIENER Een opgewekte stemming, een hoge zelfwaardering, een gevoel van persoonlijke controle, meer positieve dan negatieve herinneringen, een goede fysieke gezondheid en een optimistisch toekomstbeeld Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 31 o Onderzoek: De studenten voelen zich het best tussen 12 en 18 uur Het minst gelukkig in de vroege en late uurtjes Subjectief welbevinden houdt geen verband met demografische factoren o Bv Leeftijd, gender, ras, etnische achtergrond, … 3 factoren die dragen tot subjectief welbevinden: o 1. Sociale relaties: Mensen met een actief sociaal leven meer tevreden o 2. Tewerkstelling: Ongeacht het loon werkenden zijn gelukkiger dan werklozen o 3. Fysieke gezondheid: Wie lichamelijk gezond is gelukkiger dan wie het niet is o (4 ?) Inkomen: Een algemene, positieve relatie tussen de rijkdom van een natie & het geluk Toch is deze relatie vrij beperkt (INGLEHART) Zodra het gemiddelde inkomen een bepaalde grens overschrijdt nauwelijks verband nog Bv Amerikanen zijn nu gemiddeld 2 x zo rijk als vijftig jaar geleden, maar toch waren er vroeger evenveel mensen gelukkig als nu Zodra de basisbehoeften vervuld zijn een toename van weelde draagt nauwelijks bij tot geluk Een arbeider met een gemiddeld inkomen is tevreden hij vergelijkt zich met de buren die de rekeningen niet kunnen betalen vs. een arbeider die in een welvarende buurt woont, voelt zich ongelukkiger, omdat hij zich vergelijkt met zijn meer welvarende en rijke buren Aanpassingspeiltheorie: o Niveau van tevredenheid hangt vooral af van wat men gewend is o BRICKMAN en collega’s: Interviewden personen die met de lotto tussen de 50.000 en een 1 miljoen dollar gewonnen hadden beoordelen zichzelf niet gelukkiger dan voordien Hoe meer geld men heeft, hoe meer men verlangt en nodig heeft om het geluk te verhogen Besluit: Iemands inkomen draagt nauwelijks bij tot geluk (althans vanaf een bepaald peil) ! Het nastreven van bezit ondermijnt het geluk SLOTWOORD: HET DYNAMISCHE ZELF Mensen die steeds zichzelf zijn spelen slechts een enkele rol in het leven o Personen die een rijk scala van zelven hebben minder gelukkig Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 32 Hoofdstuk 4 Sociale perceptie MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN Men kan aan het gelaat het best aflezen of iemand liegt of de waarheid spreekt (fout) Impressies zeggen meer over de waarnemer dan over de beoordeelde (fout) Negatieve kenmerken hebben een grotere impact op impressievorming dan positieve (juist) Men verandert snel van opvatting wanneer nieuwe feiten deze opvatting tegenspreken (juist) Eerste indrukken zijn bijna altijd verkeerd (fout) HET RUWE MAETRIAAL VAN DE EERSTE INDRUK 90 % eerste indruk gebaseerd op kledij & lichaamstaal Te veel kanalen om op alles te letten o Bv Gebaren, lichaamsbewegingen, lichaamshouding & vocale kenmerken Meestal 3 belangrijke informatiebronnen: o Uiterlijkheden o Situaties o Gedrag De waarnemer Schema: o Een georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus o Geen statische kennis verzameling Het uiterlijk Primaire kenmerken: o Worden gebruikt om mensen aan sociale categorieën toe te wijzen Bv Huidskleur, geslacht, leeftijd o Sturen de eerste indrukken zonder dat de waarnemer zich hiervan bewust is ‘Wat mooi is, is goed’ – stereotype Mooie mensen worden beschouwd als intelligent, succesvol, gelukkig maar ook als ijdel Het gelaat: o Volwassenen met een ‘babyface’ Grote, ronde ogen, hoge wenkbrauwen, bolle kaken, een hoog voorhoofd, een gladde huid en een ronde kin Worden als vriendelijk, hartelijk & eerlijk beschouwd maar ook als naïef, zwak en onderdanig Hersenonderzoek: Foto’s volwassenen met babyface dezelfde breinregio’s activeren als foto’s van baby’s Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 33 o Gelaat met typisch volwassen trekken Kleine ogen, lage wenkbrauwen, een laag voorhoofd, een gerimpelde huid en een hoekige kin Roept dominantie, competentie en sterkte op Rechters oordelen minder streng wanneer een beklaagde met een babyface schuldig is aan misdaden Maar oordelen strenger indien er nalatigheid in het spel is o o Sollicitanten met babyface eerder gerekruteerd voor een ‘zachte’ functie Ook van belang bij verkiezingen Onderzoek In 64 % van de gevallen werd tussen 2 foto’s de juiste keuze gemaakt indien werd gevraagd de winnaar aan te duiden Situaties Sociale situatie: o Een belangrijke factor voor de interpretatie van gedrag Scripts: o De ongeschreven verwachtingen o Schema’s over gebeurtenissen die aangeven hoe men zich in een bepaalde situatie dient te gedragen Een dwingende volgorde Bv ‘Les volgen’ Bv In een restaurant eet men eerst voordat men de rekening vraagt Impact op de sociale perceptie Men ziet wat men verwacht te zien Verklaringen geven aan het menselijk gedrag Gedrag Non – verbaal gedrag: o Lichaamstaal; gedrag gebaseerd op niet – talige signalen / tekens Bv Gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal o MEHREBIAN: De eerste impressie wordt slechts voor 7 % bepaald door wat iemand zegt (de inhoud), voor 38 % bepaald door de toon en het ritme 55 % bepaald door de lichaamstaal M.a.w. 93 % van een eerste impressie wordt bepaald door para – en non – verbale communicatie Gelaatsuitdrukkingen DARWIN: o De wijze waarop het gelaat emoties uitdrukt aangeboren Gebeurt overal op eenzelfde wijze & wordt wereldwijd begrepen o Emoties kan men afleiden uit gelaatsuitdrukkingen, in het belang voor de overleving van de soort Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 34 EKMAN & FRIESEN: o Facial Action Coding System Een systeem waarmee elke menselijke gelaatsexpressie in kaart wordt gebracht 6 ‘primaire’ emoties !: Geluk, angst, verdriet, woede, verbazing en afkeer Het herkennen van emoties geen cultureel product, maar een facet van de menselijke ervaring Zelfs bij stammen die nagenoeg geen contact gehad hebben met de buitenwereld, herkent men deze emoties De basisemoties worden over de hele wereld redelijk accuraat herkend De accuraatheid stijgt met 9 % indien men gelaatsfoto’s beoordeelt van personen die tot dezelfde regio, dezelfde etnische groep / hetzelfde land behoren Hoewel emoties in alle culturen op dezelfde manier vertolkt worden o Betekent niet dat ze overal even vaak getoond worden Manifastatieregels: o Displayrules Onder welke omstandigheden welke emoties mogen worden getoond DARWIN: o Het vermogen om emoties te herkennen bevordert de overlevingskansen van een soort bevordert Belangrijker om emoties zoals woede & afkeer te herkennen dan emoties zoals blijdschap HANSEN en HANSEN: o Deelnemers werden gevraagd om in foto’s van mensenmassa’s naar tegenstrijdige gelaatsuitdrukkingen te zoeken Gelukkige, neutrale of boze gezichten De deelnemers merkten vlugger afwijkende boze gezichten op dan afwijkende gelukkige / neutrale gezichten Boze gelaatsuitdrukkingen wekken fysiologische opwindingen op + activeren de gelaatspieren Afkeer: o Eveneens een basisemotie die een adaptieve functie vervult Ander non – verbaal gedrag Gelaat geldt niet als de enige bron van informatie o Heel wat andere kanalen Non – verbale gedragingen een impact op de sociale perceptie o Bv De algemene houding, de manier van lopen en de wijze waarop men gebaren hanteert Personen met een ‘jeugdige’ stap worden gelukkiger & sterker beoordeeld Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 35 Ogen: o Als de ‘vensters van de ziel’ / reflectoren van onze emoties Oogcontact Iemand die oogcontact mijdt ontwijkend, koud, angstig, verlegen / onverschillig Iemand die veel in de ogen kijkt intimiteit, oprechtheid, zelfvertrouwen en respect Frequent oogcontact in een vriendschappelijke relatie Een positieve impressie o Frequent oogcontact in een vijandige relatie Een negatieve impressie Blikrichting Wanneer iemand in de ogen kijkt, merkt men dit snel op Houdt de aandacht De fysiologische opwinding stijgt De ‘sociale gebieden’ van de hersenen worden geactiveerd Lichamelijke aanraking o Handdruk stevig / slapjes heeft een effect o Algemeen: Lichamelijke aanraking vormt de uitdrukking van een positieve relatie, zorg en seksuele belangstelling HENLEY: o Aanraking drukt niet alleen intimiteit uit, maar ook dominantie & controle Mensen met een hoge sociaaleconomische status Meer geneigd om personen met een lagere sociaaleconomische status aan te raken dan andersom Waarheid van leugen onderscheiden Politiedetectives, onderzoeksrechters, psychiaters o Zijn niet beter in staat om leugen van waarheid te onderscheiden dan onervaren studenten De nauwkeurigheidsscores zijn opmerkelijk laag EKMAN & FRIESEN: o Bepaalde communicatiekanalen zijn moeilijker te manipuleren dan andere o 3 non – verbale communicatiekanalen verschaffen relevante informatie over bedrog: Het gelaat Kan bedrog signaleren maar het minst diagnostische non – verbale kanaal; relatief gemakkelijk te manipuleren Het lichaam Bedrog kunnen aflezen aan zenuwachtige bewegingen van handen en voeten en het ongedurig wisselen van de lichaamshouding De stem Het meest ‘lekkende’ kanaal stemtoon verhogen / aarzelend spreken Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 36 ATTRIBUTIE: VAN ELEMENTEN TOT DISPOSITIES Fundamentele attributiefout o Korte weg hanteren om tot een beslissing te komen Cognitieve heuristieken & motivatievertekeningen: o Niet alle informatie wordt verwerkt o De beschikbare informatie wordt niet objectief geanalyseerd Attributietheorieën Attributietheorie: o Theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag De neiging om de ‘waarom – vraag’ te stellen, vooral bij gedragingen die persoonlijk relevant zijn FRITZ HEIDER: o Mensen proberen, net als wetenschappers, de oorzaken van gebeurtenissen te verklaren Op een examen een slecht punt behalen ? onvoldoende gestudeerd, geen aanleg, niet gemotiveerd om te studeren, ziekte Oorzaak de persoon zelf / de actor De persoon die een bepaalde gedraging vertoont, wordt als reden van het gedrag aangeduid De student zelf is de oorzaak Oorzaak een andere persoon De docent, examenvragen Oorzaak het toeval Ziekte, een onaangekondigde staking Persoonsattributie: o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan de actor zelf & zijn / haar interne eigenschappen Situationele attributie: o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren buiten de actor Hetzij een andere persoon Hetzij de situatie Stabiele attributies: o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die niet enkel nu aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst gelden Bv Je hebt geen aanleg voor een vak, je bent niet gemotiveerd om te studeren Instabiele attributies: o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die in dit ene geval opgaan, maar op andere momenten wellicht niet geldig zijn Bv Verklaringen zoals een verkoudheid, vermoeidheid of een trein missen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 37 JONES en DAVIS: o Corresponderende gevolgtrekkingentheorie: De voorwaarden waaronder gedrag aan de eigenschappen van een persoon toegeschreven wordt Onder welke omstandigheden interne attributies ontstaan KELLEY: o De wijze waarop waarnemers verscheidene bronnen van informatie logisch combineren om er zoals een wetenschapper oorzaken voor te bepalen De theorie van corresponderende gevolgtrekkingen JONES en DAVIS: o Corresponderende gevolgtrekking Het verband tussen iemands gedrag en een onderliggende dispositie De waarnemer tracht te bepalen of het gedrag met een stabiele karaktertrek van de actor correspondeert Afhankelijk van 3 factoren: Sociale wenselijkheid: Hoe groter de sociale wenselijkheid, hoe waarschijnlijker dat iedereen dit gedrag in dezelfde situatie zou vertonen en des te kleiner de kans op een corresponderende gevolgtrekking Keuzevrijheid: Vrij gekozen gedrag is informatiever dan gedwongen gedrag De specificiteit van de gunstige effecten: De bedoelde effecten / consequenties van het gedrag Gedrag dat verschillende aantrekkelijke uitkomsten oplevert, is minder informatief dan gedrag Kelly’s covariatietheorie De voorwaarden waaraan moet worden voldaan HEIDER: o Waarnemers maken vaak externe attributies Vooral indien gedrag veroorzaakt wordt door een andere persoon, de omstandigheden, of het toeval KELLEY: o Attributies worden gebaseerd op de simultane aan – en afwezigheid van oorzak en effect Wanneer een bepaalde factor steeds samen met een bepaald effect voorkomt, dan is die factor de oorzaak van het effect Covariatieprincipe: Een gedrag toeschrijven aan de oorzaak die aanwezig is wanneer het gedrag aanwezig is en afwezig is wanneer het gedrag niet optreedt Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 38 o 3 belangrijke soorten covariatie – informatie: Consensusinformatie: Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere actoren Distinctiviteitsinformatie: Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere stimuli Consistentie – informatie: Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere omstandigheden o Persoonsattributie: Wanneer de consensus laag is, de distinctiviteit eveneens laag is en de consistentie hoog o Stimulusattributie: De distinctiviteit, de consensus en de consistentie zijn hoog o Omstandigheidsattributie: Het gedrag treedt op in een particuliere omstandigheid De niveaus van consensus & distinctiviteit zijn niet belangrijk Attributionele vertekeningen Waarnemers hebben een hoge mate van motivatie en bekwaamheid Attributionele vertekeningen: o Omdat men in een korte tijdspanne attributies maakt, treden er systematische vertekeningen op in het verzamelen / verwerken van informatie over de oorzaken van het gedrag dat men probeert te verklaren De fundamentele attributiefout Fundamentele attributiefout: o Gedrag van anderen verklaren ? de impact van persoonlijke factoren overschatten De rol van situaties onderschatten JONES en HARRIS: o Studenten politieke wetenschappen moesten een essay schrIJven over Castro Sommige studenten hadden de expliciete instructie gekregen om een essay pro of contra Castro te schrijven De deelnemers leidden in een grotere mate de attitudes van de studenten af in de conditie waarin de studenten de vrije keuze hadden Maar ook in de conditie waarin de studenten geen keuzevrijheid hadden, leidden ze nog steeds de attitudes af uit het gedrag Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 39 ROSS: o Studenten werden uitgenodigd om deel te nemen aan een quiz Op toevallige wijze werden de deelnemers toegewezen aan de rol van quizmaster of kandidaat Quizmasters 10 moeilijke vragen opschrijven (voordeel) Kandidaten ‘slechts’ 40 % van de vragen werden juist beantwoord Na de quiz beoordeelden alle betrokken partijen de algemene kennis van de quizmasters & van de kandidaten Toeschouwers schatten de algemene kennis van de quizmasters hoger dan die van de kandidaten Kandidaten schatten de eigen kennis geringer Quizmasters een bevoorrechte positie (hadden de vragen zelf opgesteld, en wisten het antwoord sowieso) Hielden rekening met de voordelige positie De eigen kennis werd niet hoger geschat dan die van de kandidaten Attributiemodellen: o 2 sequentiële stappen Men identificeert het gedrag & men maakt direct een persoonsattributie Eenvoudig ! Gebeurt automatisch, zonder enige inspanning Corrigeren van de eerste attributie door de situatie mee in rekening te brengen (eventueel een situationele attributie) Vergt cognitieve hulpbronnen Bewuste reflectie is noodzakelijk De fundamentele attributiefout als een perceptueel fenomeen HEIDER: o Filmfragment 3 personen in wit T – shirt en 3 personen in zwart T – shirt gooien een bal naar elkaar Aan de waarnemers werd gevraagd om te tellen hoeveel x de personen met een wit T – shirt de bal naar elkaar gooien Op een bepaald moment loopt een gorilla dwars door het beeld De meeste waarnemers zagen de gorilla gewoonweg niet TAYLOR en FISKE: o Figuur – en achtergrondprincipe Hoe waarnemers een gesprek interpreteren Variatie in de positie van de zitplaatsen van waarnemers die een geënsceneerd gesprek tussen 2 personen volgden De waarnemers zaten ofwel recht tegenover een van beide actoren, A of B, ofwel tegenover beide actoren De waarnemers oordeelden dat de actor die tegenover hen zat, de meer dominante persoon was die de toon aangaf en het gesprek leidde Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 40 Actor – observatoreffect: o Persoonlijke attributie maken voor het gedrag van anderen Situationele attributies maken voor het eigen gedrag o Waarnemers richten de aandacht vooral op de actor persoonsattributies Observatoren legden dus een oorzakelijk verband tussen het geobserveerde gedrag & de persoon die ze waarnemen Actoren zien zichzelf niet Maar richten de aandacht op de situationele factoren die hun gedrag sturen (situationele attributies maken) o STORMS: Actoren een kennismakingsgesprek dat door observatoren bekeken wordt Achteraf krijgen de deelnemers videobeelden te zien waarin ze zichzelf bekijken vanuit het perspectief van de observator, of vanuit het perspectief van de actor, of ze krijgen geen filmmateriaal (controleconditie) Actoren die zichzelf achteraf bezig zien vanuit het perspectief van een observator, maakten meer persoonsattributies, terwijl observatoren die achter het perspectief van de actor aangeboden kregen, meer situationele attributies maakten Attributies als culturele constructies NORENZAYAN en NISBETT: o Aan Amerikaanse & Japanse studenten presenteerde men fragmentjes met daarin kleine visjes en 1 grote, snel bewegende vis Japanse studenten meer details over de achtergrond en de kleine vissen Cognitieve heuristieken Cognitieve heuristieken: o Vuistregels voor informatieverwerking die weinig cognitieve hulpbronnen vergen Leiden tot snelle conclusies Kunnen echter vertekend & inaccuraat zijn Beschikbaarheidsheuristiek: o De waarschijnlijkheid van gebeurtenissen beoordelen Obv gegevens die in het geheugen beschikbaar zijn & vlug en gemakkelijk oproepbaar zijn o TVERSKY en KAHNEMAN: Men vroeg aan de deelnemers een schatting te geven van het aantal woorden die beginnen met de letter R en het aantal woorden die de R als derde letter hebben Meerderheid dacht dat er meer woorden met R beginnen, terwijl de Engelse taal veel meer woorden bevat met de R als derde letter Gemakkelijker woorden met de eerste letter R uit het geheugen oproepen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 41 Valseconsensuseffect: o Eigen opinies, kenmerken en gedragingen als standaard gebruiken Waardoor men denkt dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor anderen o GREENE en HOUSE: Studenten moesten rondlopen met een groot bord met een reclameboodschap Later % studenten inschatten die met dit verzoek instemde Diegenen die zelf ingestemd hadden, dachten dat 62 % van de studenten dit ook zou doen Terwijl diegenen die zelf niet instemden, een schatting maakten van slechts 33 % Het % mensen dat dezelfde opinies deelt / hetzelfde gedrag vertoont wordt overschat Basisfrequentievalstrik: o Mensen hechten relatief weinig belang aan numerieke basisfrequenties / waarschijnlijkheidsberekeningen Worden eerder beïnvloed door opvallende, spectaculaire gebeurtenissen Bv Het beeld van een vliegtuig dat neerstort is gemakkelijk oproepbaar, maar eigenlijk is een vliegtuig veiliger dan een auto Motivatievertekeningen Sociale waarnemingen o Dikwijls gekleurd door persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren Soms ziet men wat men wil zien Sociale zelf de neiging zichzelf hoger schatten dan anderen op bekwaamheden, positieve eigenschappen, … Globale overtuigingen zoals ideologie en overtuiging dat de wereld rechtvaardig is o Conservatieven de oorzaak van armoede, misdaad en andere sociale problemen bij het individu zelf te zoeken o Progressieven schrijven dergelijke problemen toe aan maatschappelijke omstandigheden LERNER: o Overtuiging in een rechtvaardige wereld: Iedereen krijgt in deze wereld waar hij / zij recht op heeft Iedereen zal uiteindelijk naar verdienste beloond worden Bv Men meent vaak dat de slachtoffers van verkrachting die misdaad uitlokten omdat ze onvoorzichtig waren Bv Bedelaars zijn mensen die te lui zijn om te werken o Crossculturele vergelijkingen Mensen uit arme regio’s geloven minder in een rechtvaardige wereld (in vergelijking met welvarende landen) Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 42 INTEGRATIE: VAN DISPOSITIES TOT IMPRESSIES Integratie van kenmerken in een globale impressie Additief model: o Veronderstelt dat sociale waarnemers, een globale impressie van een persoon vormen Door alle positieve & negatieve kenmerken op te tellen Gemiddelde model: o Veronderstelt dat sociale waarnemers, een globale impressie van een persoon vormen Door het gemiddelde te nemen van alle positieve & negatieve kenmerken Informatie – integratietheorie: o Impressies zijn gebaseerd op Eigenschappen van de sociale waarnemer Een gewogen gemiddelde (dus niet zomaar een gemiddelde, van de kenmerken van de doelpersoon) Enkele basisbevindingen ASCH: o Een doelpersoon werd beschreven aan de hand van de trekken zoals intelligent, vlijtig, impulsief, kritisch, koppig en afgunstig In de ene conditie hanteerde ASCH deze volgorde, terwijl hij in een andere conditie de volgorde omdraaide Indien men de informatie objectief verwerkt, dan mogen er tussen deze condities geen verschillen optreden De resultaten wezen echter uit dat deelnemers positiever oordeelden in de eerste conditie, waarin de positieve informatie vooraan stond Primauteitseffect: o Eerder genoemde informatie heeft meer impact op het oordelen dan later gepresenteerde informatie Verzwakt indien Waarnemers zijn gemotiveerd Niet onder druk gezet worden om vlug tot een besluit te komen Behoefte aan afsluiting: o Behoefte om tot snelle & definitieve beslissingen en oordelen te komen Betekenisveranderingshypothese: o Zodra een impressie gevormd is, nieuwe, inconsistente informatie obv de initiële impressie zal geherinterpreteerd worden ASCH: Indien de trekken ‘vriendelijk’ & ‘kalm’ worden aangeboden, denkt men dat ‘kalmte’ verwijst naar eigenschappen zoals ‘zachtaardig’, ‘rustig’ en ‘sereen’ Indien men de termen ‘wreed’ en ‘kalm’ aanbiedt, wordt ‘kalmte’ geïnterpreteerd als ‘koel’, ‘sluw’ en ‘berekend’ Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 43 Centrale trekken: o Trekken die de aanwezigheid van andere trekken impliceren & daardoor een sterke impact hebben op de resulterende indruk Impliciete persoonlijkheidstheorie: o Netwerk van veronderstellingen over verbanden tussen persoonlijkheidstrekken & hun relaties met gedragingen Wanneer men denkt dat iemand een specifieke persoonstrek heeft Dan verwacht men ook de aanwezigheid ban andere verwante trekken Iemand die eerlijk is eveneens vriendelijk ! Afwijkingen van het gemiddelde model Disposities van de waarnemer Verschillende waarnemers over dezelfde doelpersoon oordelen o De kans is groot dat ze niet allemaal tot hetzelfde oordeel komen Beschrijvingen van 2 verschillende doelpersonen door dezelfde waarnemer gelijken meer op elkaar dan beschrijvingen van eenzelfde doelpersoon door verschillende waarnemers Waarnemer: o De belangrijkste factor in de beoordeling o De doelpersoon is weinig belangrijk Effecten van primeren Recent gebruikt materiaal o De neiging om weer gemakkelijk voor de geest te komen Beïnvloedt de interpretatie van nieuwe informatie Recent verwekte informatie wordt gedurende een korte tijd meer toegankelijk = primeren Niet alleen effecten van cognitie & informatieverwerking o Maar ook affectieve processen spelen een rol De gemoedstoestand van de waarnemer heeft een impact op de impressies over anderen FORGAS en BOWER: Gelukkige deelnemers hadden meer aandacht voor positieve gedragsinformatie + vormden een eerder gunstige impressie over een doelpersoon dan deelnemers die negatieve feedback kregen o Follow – uponderzoek: Wanneer waarnemers in een goede stemming worden gebracht Worden optimistischer, milder en minder kritisch Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 44 Eigenschappen van de doelpersoon Grote verschillen tussen doelpersonen o Persoonlijkheidsverschillen: Variatie in persoonlijkheidsverschillen tussen mensen kan worden begrepen in termen van 5 basisdimensies Emotionele stabiliteit Extraversie Altruïsme Consciëntieusheid Openheid o Negatieve kenmerken: Het al dan niet voorkomen van negatieve eigenschappen Treknegativiteitsvertekening: Negatieve informatie een groter gewicht dan positieve informatie Zelfs één slechte eigenschap kan volstaan om iemands reputatie te schaden Ook al overwegend goede eigenschappen CONFIRMATIEVERTEKENINGEN: VAN IMPRESSIES NAAR DE REALITEIT Confirmatievertekening: o Informatie interpreteren, zoeken en vervormen In overeenstemming met de bestaande opvattingen Zodra men een bepaalde opvatting heeft, ook al is die gebaseerd op onvolledige / gebrekkige informatie Is men weinig geneigd die te herzien De neiging om meningen te behouden DARLEY en GROSS: o De effecten van ambiguïteit van extra informatie De deelnemers bepaalden de schoolbekwaamheid van een 9 jarig meisje (Hannah) Aan de helft van de deelnemers werd verteld dat haar ouders een hoge socio – economische status hadden & een hoger diploma behaalden Leidde tot hoge verwachtingen De andere deelnemers werd verteld dat de ouders een lage socio – economische status hadden Leidde tot lage verwachtingen In de volgende fase Ofwel geen additionele informatie gegeven Ofwel een videofragment getoond waarin het meisje op een bekwaamheidstest soms correct antwoordde op enkele moeilijke vragen, maar soms foutief op andere, relatief gemakkelijke vragen De bekwaamheid werd lager geschat van lage afkomst Hoge afkomst Hannah slaagde erin enkele moeilijke problemen op te lossen men werd in overtuiging gesterkt Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 45 Ook te veel informatie kan tot persistentie van opvattingen leiden o Leidt tot immobilisme o Gevoel van verdrinken in een poel van informatie die niet meer te vatten is Inconsistente informatie o Dient aan heel wat randcondities te voldoen om een bestaande mening te veranderen Indien informatie te ver van je mening verwijderd is, verdwijnt de aantrekkelijkheid van die informatie Matig afwijkende informatie werkt dus beter Confirmatorische hypothesetoetsing Confirmatievertekening: o Verwijst naar het zoeken van informatie die in overstemming is met de bestaande opvattingen SNYDER en SWANN: Een waarnemer koestert verwachtingen tegenover een actor De waarnemer gedraagt zich in overeenstemming met die verwachtingen De actor past zijn / haar gedrag aan, zodat het gedrag van de waarnemer beantwoord wordt De zelfvervullende voorspelling Confirmatorische hypothesetoetsing leidt tot een vicieuze cirkel waarin men eenzijdig om informatie vraag o Die dan ook eenzijdig aangeleverd wordt Zelfvervullende voorspelling: Andere personen stellen gedrag conform onze verwachtingen Vooral bekend door het werk van ROSENTHAL en JACOBSON Het effect van verwachtingen van leerkrachten op hun leerlingen Betere studenten creëren bij hun leerkrachten hoge verwachtingen 1. De leerkrachten gaven meer persoonlijke aandacht, aanmoediging en ondersteuning 2. De veelbelovende studenten meer uitdagende leerstof aanbieden 3. De veelbelovende studenten meer en betere feedback geven 4. Tijdens de lessen kregen deze studenten meer kansen Indien de signalen positief zijn voelen de leerlingen zich aangemoedigd harder werken & betere resultaten boeken Indien de signalen negatief zijn interesse vermindert & verminderde zelfvertrouwen Negatieve verwachtingen van de leerkrachten een daling van de prestatie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 46 SLOTWOORD Eerste indruk: o In enkele seconden Een grote hoeveelheid informatie ter beschikking Gedragingen verklaren ? Reflectie Door de attributietheorieën Gebruik van heuristieken o Verwachtingen Spelen een rol bij het sturen van andermans gedrag o Conflict tussen de snelheid waarmee een oordeel wordt gevormd Eerste indrukken dikwijls niet accuraat Snelle oordelen obv heuristieken kunnen fout zijn Vertekeningen: o Vooral betrekking op onbekenden Men is veel accurater in het beoordelen van vrienden & kennissen Attributies: o Houden soms te weinig rekening met de situatie Maar soms liggen persoonlijke factoren aan de basis van gedrag Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 47 Hoofdstuk 5 Sociale beïnvloeding MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN Indien een sympathieke interactiepartner bepaalde tics vertoont, nemen we die tics over (juist) Indien duidelijk is dat de meeste groepsleden verkeerd antwoorden, dan zal hen op hun verkeerde keuze worden gewezen (fout) Eerst zelf een klein geschenk aanbieden, is effectief om iemand later met een verzoek te laten instemmen (juist) De meeste van ons zijn bereid om anderen pijn te doen indien een autoriteit dit vraagt (juist) Steeds minder mensen gehoorzamen aan autoriteiten (fout) WOORD VOORAF MILGRAM: o De meest gewone mensen kunnen afschuwelijke misdaden begaan Indien ze in bepaalde situaties geplaatst worden en bepaalde prikkels ontvangen De sociale context heeft een enorme impact op het gedrag Door een situatie kan iemand gedrag vertonen waarvan hij zich zelfs niet kan indenken die ooit echt te zullen doen Sociale beïnvloeding: o De uitoefening van sociale macht door een persoon / een groep om de attitudes en / of het gedrag van anderen te veranderen Sociale invloed kan verschillen in vorm & omvang Automatische sociale invloed: Geen enkel expliciet verzoek / geen enkele expliciete vraag wordt geformuleerd nauwelijks bewust Groepsdruk AUTOMATISCHE SOCIALE BEÏNVLOEDING Neiging om elkaar automatisch te imiteren o De mens is een sociaal dier Vatbaar voor tal van subtiele vormen van beïnvloeding MILGRAM, BICKMAN en BERKOWITZ: o Te midden van een drukke straat bleven medewerkers van de proefleider plotseling staan keken omhoog Hoe meer medewerkers naar boven keken, hoe meer toevallige passanten eveneens opkeken Indien een enkele medewerker naar boven keek, bleef 4 % naar boven kijken, een percentage dat bij vijf medewerkers steeg tot 16 % Indien er zestien medewerkers waren 40 % keek omhoog Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 48 Imitatiegedrag o Kameleoneffect: Het automatisch nabootsen van allerlei gelaatsuitdrukkingen, mimiek & maniërismen van interactiepartners CHARTRAND en BARGH: Studie naar het ‘kameleoneffect’ Het aantal keren per minuut dat deelnemers over hun gezicht strijken, of hun voet schudden in condities waarbij een handlanger respectievelijk over het gezicht strijkt of de voet schudt Imitatie een sociaal ondersteunende functie Door imitatie maakt men duidelijk dat men de ander begrijpt interactie verloopt vlotter o De deelnemers van wie het gedrag door de handlanger geïmiteerd werd, stonden positiever tegenover de handlanger dan de deelnemers die niet geïmiteerd werden De neiging om anderen te imiteren een fundamenteel aspect van menselijke interactie Pasgeborenen imiteren de gebaren van hun ouders al binnen 72 u na de geboorte CONFORMITEIT Conformiteit: o Overtuigingen die het gedrag richting geven Gebaseerd op wat de groep als typische / wenselijke gedragingen beschouwt Percepties, opinies & gedrag veranderen in overeenstemming met de geldende normen o o Nodig om vreedzaam samen te leven Een besmettelijk virus SILVERSTEIN, PERDUE, PETERSON en KELLY: Constateerden variatie in de borst / heupratio van vrouwen Basis: foto’s uit 2 populaire vrouwenbladen o Niet makkelijk om sociale normen te doorbreken MILGRAM en SABINI: In de metro aan passagiers vragen hun plaats af te staan Gedrag = niet bepaald fatsoenlijk Men loog dat men ziek was om toch maar een uitleg te hebben voor wel erg onbeleefd verzoek Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 49 De klassieke studies MUZAFER SHERIF: o Het ontstaan & de ontwikkeling van normen o Het autokinetische effect In feite een visuele illusie In een volmaakt donkere ruimte een onbeweeglijk lichtpunt zien Men heeft de indruk dat het licht op en neer beweegt De meeste deelnemers schatten de uitwijkafstand tussen de 2.5 en 25 centimeter Nadat de individuele norm was vastgelegd, moesten de deelnemers in de daaropvolgende 3 dagen per 3 dezelfde taak uitvoeren De individuele oordelen (na de eerste groepssessie) lagen dichter bij elkaar (maar toch nog enige variatie) Na de derde sessie de groepen neigden naar een gemeenschappelijk oordeel Elke groep ontwikkelde een eigen, unieke norm, waaraan alle groepsleden conformeerden SOLOMON ASCH: o De impact van de groep op het individu (in een situatie waarin de groep duidelijk foute keuzes maakt) Een eenvoudige taak: Er werden 3 lijnen met een verschillende lengte getoond, waarvan er een net even lang was als de zogenaamde referentielijn Aanduiden welke van de 3 lijnen even lang was als de referentielijn De eerste 4 personen gaven het verkeerde antwoord In 1 / 3 van de gevallen werd de foute meerderheid gevolgd De deelnemers sloten zich in 37 % van de gevallen aan bij de foutieve antwoorden van de meerderheid ASCH & SHERIF: o Beide experimenten zijn niet echt vergelijkbaar o SHERIF: Men is onzeker over de waarneming van de realiteit Omdat die ambigu is o ASCH: De realiteit was wel duidelijk Het correcte antwoord was heel duidelijk te zien Toch volgden de deelnemers vaak de foutieve beoordelingen van de meerderheid (in plaats van de eigen overtuiging) Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 50 Waarom conformeert men ? Meerderheidsinvloed: o Sociale beïnvloeding door blootstelling aan de opinie van de meerderheid / de meerderheid binnen een groep Informationale invloed: Men heeft de behoefte om correcte oordelen & opinies te vormen Normatieve invloed: Men heeft de behoefte om aanvaard te worden & sympathiek over te komen, waardoor men afwijkend gedrag vermijdt Private conformiteit: o Verandering verwijst naar de aanpassing van het gedrag onder invloed van anderen Maar ook van de eigen opvattingen Dit wordt ‘echte’ aanvaarding / conversie Publieke conformiteit: o Oppervlakkige gedragsverandering reële / vermeende groepsdruk zonder dat er een overeenkomstige meningsverandering optreedt ASCH: Een sterke daling van conformiteit wanneer deelnemers hun oordeel individueel & schriftelijk moesten rapporteren Meerderheidsinvloed Experimentele taak Type van invloed van de groep Type van conformiteit Het autokinetische effect van SHERIF Informationale invloed Private aanvaarding De lijnbeoordelingstaak van ASCH Normatieve invloed Publieke conformiteit Groepsgrootte: de macht van de getallen ASCH: o De conformiteit nam toe tot op zeker hoogte Maar het toevoegen van additionele bronnen resulteerde niet in extra invloed De wet van de afnemende meeropbrengsten Een medestander in onenigheid Moeilijk om alleen te staan in de groep o De aanwezigheid van een medestander kan helpen om de sociale impact van de meerderheid te reduceren ASCH: De aanwezigheid van een afwijkende mening conformiteit daalde met 80 % Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 51 ALLEN en LEVINE: o 4 handlangers, van wie er 3 telkens akkoord gingen met het verkeerde oordeel De vierde handlanger volgde ofwel de meerderheid, ofwel de deelnemer of had een derde mening die eveneens verkeerd was Wanneer de vierde handlanger een derde mening gaf en dus het oordeel van de deelnemer niet bekrachtigde eveneens minder conformiteit aan de meerderheid Opvallendheid van de normen Grootte van de meerderheid bepalend voor de sociale druk CIALDINI: o Het gedrag van anderen kan de aandacht op de norm vestigen In een propere / vervuilde omgeving gooide een handlanger een papiertje al dan niet op de grond Het meest geneigd zelf een papiertje op de grond te gooien Indien de handlanger het papier op de grond had gegooid & de garage rommelig was Effecten van geslacht en cultuur Vroeger: o Men dacht dat vrouwen meer conformeerden dan mannen o SISTRUNK en McDAVID: Vroegen aan mannelijke & vrouwelijke deelnemers om een aantal vragen te beantwoorden over stereotiep mannelijke, stereotiep vrouwelijke & neutrale onderwerpen Vrouwen: conformeerden meer aan de zogenaamde meerderheid van deelnemers bij stereotiep mannelijke onderwerpen Terwijl voor mannen een dergelijke tendens optrad voor stereotiep vrouwelijke onderwerpen Neutrale vragen dergelijke verschillen niet vastgelegd Men conformeert meer aan onderwerpen waarvan men denkt weinig relevante kennis te hebben Sociale druk: o Voor een publiek vrouwen conformeren meer (omdat ze zich gedwongen voelen) Gedrag vertonen dat volgens de traditionele geslachtsrollen aanvaardbaar is Vrouwen vooral geleerd dat ze zich vriendelijk & eerder onderdanig dienen te gedragen Mannen: Zich onafhankelijk & autonoom gedragen Culturele verschillen: o Collectivistische culturen: Nadruk op onderlinge afhankelijkheid, samenwerking & sociale harmonie Hogere conformiteitscores in collectivistische culturen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 52 MINDERHEIDSINVLOED Minderheden in bepaalde omstandigheden een grote impact o Individuen die afwijkende opvattingen verdedigen Worden meestal als ‘competent’, ‘sterk’, ‘overtuigd’ en ‘eerlijk’ beoordeeld Maar tegelijkertijd ‘onsympathiek’ MOSCOVICI: o Dia’s in verschillende tinten blauw op kleur beoordelen De handlangers verklaarden telkens dat de dia’s groen waren (verkeerd !) 32 % van de deelnemers rapporteerden dat ten minste 1 dia groen was Minderheid niet alleen invloed op de antwoorden die in groep werden gegeven (maar ook op een latere, individueel uitgevoerde taak) De macht van de stijl MOSCOVICI: o De gedragsstijl van minderheden is bepalend Of ze sociale invloed uitoefenen of niet Niet alleen wat ze verklaren, maar vooral hoe ze een standpunt naar voren brengen HOLLANDER: o Het is beter om eerst te conformeren aan de meerderheid Pas daarna een afwijkend standpunt in te nemen Eigenzinnigheidskrediet: ‘Krediet’ dat men verdient door de groepsnormen te volgen Wat later kan worden ingezet om van de groep af te wijken Differentiële of unimodale procesmodellen Zowel minderheden als meerderheden oefenen sociale invloed o De relatieve impact van meerder – en minderheden Afhankelijk van het feit of er sprake is van private / publieke vormen van conformiteit Afwijkende minderheid: o Stimuleert de groep in het zoeken van nieuwe & creatieve ideeën De loutere aanwezigheid van minderheden een betere kwaliteit van de besluitvorming Een integratief differentieel procesmodel van minderheids – en meerderheidsinvloed Integratief differentiële verwerkingsmodel: o Indien men gemotiveerd is om informatie te verwerken Zal men de boodschap systematisch verwerken Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 53 Een uniproces model: de sociale impacttheorie LATANE: o Sociale impacttheorie: De sociale invloed van anderen op een doelpersoon afhankelijk van 3 factoren Sterkte van een bron: Afhankelijk van de status, competentie / relatie ervan tot de doelpersoon Hoe sterker de bron, hoe groter de invloed Nabijheid: De afstand tussen de bron & de doelpersoon (tijd & ruimte) Aantal: Invloed wordt groter naarmate de bronnen in aantal toenemen Dit principe is geldig voor zowel meerder – als minderheden INSTEMMEN Instemmen afhankelijk van de verwoording Redenen geven LANGER, BLANK en CHANOWITZ: o Men stemt in met verzoeken zonder erbij na te denken Verzoek geformuleerd op 3 verschillende wijzen 1. ‘Excuseer, ik moet 5 pagina’s kopiëren. Kan ik de fotokopieermachine gebruiken ?’ 60 % van de studenten (die in de rij stonden) stemde in met dit verzoek 2. ‘Ik ben gehaast.’ Hij gebruikte een reden voor het verzoek 94 % van de studenten stemde in met het verzoek 3. ‘Excuseer, ik heb 5 pagina’s. Mag ik de fotokopieermachine gebruiken, want ik moet enkele fotokopieën maken ?’ Zonder een echte reden te geven 93 % van de proefpersonen stemden in met het verzoek Het woord ‘want’ volstond blijkbaar om de instemming met het verzoek te verhogen SANTOS, LEVE en PRATKANIS: o Handlanger stelde op straat aan passanten ofwel een eerder typisch verzoek (‘Kunt u een kwartje missen ?’), ofwel een atypisch verzoek (‘Kunt u 37 cent missen ?’) Atypische verzoeken lokten meer commentaar uit & effectiever Het aantal personen dat instemde, lag wel 60 % hoger in de atypische verzoekconditie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 54 ‘Stel je eens voor’ Verkopers hanteren vaak de ‘stel – je – eens – voor’ – techniek o Om producten / diensten te verkopen Een positievere attitude & een toegenomen intentie De wederkerigheidsnorm Wederkerigheidsnorm: o Je doet voor iemand iets terug wanneer hij / zij iets voor jou gedaan heeft Of iemand behandelen zoals hij / zij je behandeld heeft o Verhoogt de voorspelbaarheid & eerlijkheid in sociale interacties Misbruik om zelf voordeel te behalen REGAN: o 1 deelnemer & 1 handlanger van de onderzoeker (frisdranktraktatie) Tijdens een korte pauze verliet de handlanger de onderzoekskamer, waarna hij even later terugkeerde met 2 flesjes cola, één voor hemzelf & één voor de deelnemer Handlanger vroeg aan de deelnemer of die hem een plezier wilde doen (tombolabiljetten = 25 dollarcent / stuk) Indien de handlanger de deelnemers eerder een flesje cola had gegeven, kochten de deelnemers bijna dubbel zoveel (flesje cola = 0.15 dollarcent / stuk) Meer instemming bij een onmiddellijk verzoek, maar niet na 1 week o Strategisch inzetten om mensen te manipuleren Met verzoeken instemmen Crediteurs: o Individuen die vaak wederkerigheid hanteren om instemming te verkrijgen Tweestappen instemmingstechnieken De voet tussen de deur Voet – tussen – de – deur: o Eerst een klein verzoek (moeilijk te weigeren) Instemmen met het eerste verzoek vergroot de kans dat men met een volgend, groter verzoek instemt FREEDMAN en FRASER: Proefleider deed zich voor als een vertegenwoordiger van een consumentenorganisatie die huisvrouwen telefonisch enquêteerde over huishoudproducten Eerst een klein verzoek 53 % stemde in met het tweede verzoek 22 % stemde in met het tweede verzoek, zonder in te stemmen met die eerste Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 55 o Zelfperceptietheorie: Door de observatie van het eigen gedrag in de eerste situatie, percipieert de doelpersoon zichzelf als iemand die vriendelijk is Zodra de bal aan het rollen is Zodra – de bal – aan – het – rollen – is: o Tweestappenstrategie: Eerst engagement verkrijgen door een interessante deal voorstellen Indien de doelpersoon akkoord gaat, blijkt naderhand echter dat de kosten verhoogd worden ‘Het spijt me, we moeten de prijs met 500 euro verhogen’ o JOULE: Aan de rokers vroeg men of men bereid was om een korte vragenlijst in te vullen Maar ! Gedurende 18 uur vóór de studie geen enkele sigaret aanraken Het aantal vrijwilligers in deze conditie bedroeg 85 % o Controleconditie: Rokers werd meteen verteld dat ze 18 uur rookvrij dienden te zijn slechts 12 % van de deelnemers bereid om mee te werken Naarmate men meer positieve eigenschappen ontdekt, is men minder geneigd om van mening te veranderen Een gevoel van verplichting tegenover de persoon met wie men onderhandeld heeft De deur tegen de neus Deur – tegen – de – neus: o Iemand doet een eerste veeleisend verzoek (waarop natuurlijk niet wordt ingegaan) en daarna een tweede aanvaardbaar verzoek o CIALDINI, VINCENT, LEWIS, …: Aan studenten werd gevraagd of ze bereid waren om gedurende 2 jaar 2 uur per week vrijwilligerswerk te doen Bijna iedereen wees het verzoek af Toen de proefleider een nieuw, minder veeleisend verzoek deed, kreeg hij meer bijval (2 uur durend bezoek aan de dierentuin) Van de studenten die het eerste verzoek afwezen, stemde 50 % toe o o Indien het tweede verzoek van een andere persoon komt werkt niet Een emotionele component speelt ook mee Schuldgevoelens Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 56 Het is nog niet klaar, hoor ! Het – is – nog – niet – klaar: o Ook hier een groot verzoek Een product wordt eerst tegen een bepaalde prijs aangeboden Maar nog voordat de koper de kans krijgt om in te stemmen / te weigeren, voegt de verkoper aan toe ‘Het is nog niet klaar, hoor !’ Aanbieding aantrekkelijker maken de prijs wordt verlaagd of een bonus aangeboden o BURGER: Gebakjes kostten eerst 1 dollar Maar voordat de kopers konden antwoorden prijs verlaagd tot 75 dollarcent Een zogenaamde prijsvermindering verkoop steeg van 44 tot 73 % Richting Van klein naar groot Van groot naar klein Afstand Groot Techniek Voet-tussen-de-deur Omschrijving Begin met een heel klein verzoek waar men gemakkelijk mee kan instemmen. Daarna volgt een tweede, veel groter verzoek Klein Zodra-de-bal-aan-hetrollen-is Sluit een overeenkomst over een verzoek, maar vergroot naderhand de omvang van het verzoek door verborgen kosten te onthullen Groot Deur-tussen-de-neus Begin met een heel groot verzoek dat zeker afgewezen wordt. Doe vervolgens het bescheiden verzoek Klein Het-is-nog-niet-klaar Begin met een ietwat overdreven verzoek. Doe dan direct voordat de koper kan reageren, een aantal concessies Assertiviteit Assertiviteit: o Zich niet inschikkelijk tonen door weigeren in te gaan op direct gerichte verzoeken Vleierij, geschenken & andere listen o Bevorderen instemmen, maar niet wanneer ze als oneerlijk ervaren worden Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 57 GEHOORZAAMHEID Gehoorzaamheid: o Uitvoeren van een bevel van een autoriteit o BUSHMAN: Een mannelijke handlanger gaf aan voorbijgangers allerlei bevelen Handlanger in burgerkleren Slechts 1 / 3 van de voorbijgangers volgde zijn bevelen op Handlanger in uniform 9 / 10 personen gehoorzaamden Uniformen bevorderen het opvolgen van bevelen van een autoriteit MILGRAMs onderzoek: krachtlijnen van vernietigende gehoorzaamheid MILGRAM: o Onderzoek leraar vs leerling (in feite een medewerker van de onderzoeker) Het geheugen van de leerling moest worden getest Indien hij fouten maakt met toenemende intensiteit elektrische schokken toedienen Indien het antwoord correct is, dan gaar men door naar de volgende vraag Bij een verkeerd antwoord het juiste antwoord geven & een schok dienen Naarmate het experiment vordert, maakt de leerling steeds meer fouten (steeds zwaardere schokken) Boven 330 volt men hoort de leerling niet meer (geen echte schokken uiteraard !) 72 % beweerde dat men hoogstens tot 150 volt zou doorgaan 28 % nooit hoger dan 300 volt o Alarmerend hoge mate van gehoorzaamheid Gemiddeld 65 % ging door tot het hoogste schokniveau van 450 volt De basisresultaten van MILGRAM werden in verschillende landen bevestigd Men is geneigd om de bevelen van legitiem beschouwde autoriteiten op te volgen Gehoorzaamheid universeel Het gehoorzame individu Deelnemers waren geen ‘slechte’ mensen o De situatie (de autoriteit) was bepalend voor gedrag Mensen met hoge autoritarisme-score eerder bereid om intensieve schokken toe te dienen Impact van enkele variabelen: o De autoritaire figuur; de nabijheid van het slachtoffer & de experimentele procedure Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 58 De autoriteit Autoriteit MILGRAM onderzoek: o Opvallend zwak De proefleider was geen uitzonderlijk machtige figuur / autoriteit Fysieke aanwezigheid en zijn ogenschijnlijk legitimiteit Speelden een belangrijke rol bij het aanzetten tot gehoorzaamheid Status proefleider verminderen: o MILGRAM verplaatste zijn experiment naar een vervallen kantoorgebouw in de stad Gehoorzaamheidsscore kalfde af tot 45 % Proefleider vervangen door een gewone deelnemer o Gehoorzaamheidsscore daalde tot 20 % Proefleider wel leiding, maar bevelen op afstand (via de telefoon): o Slechts 21 % vertoonde totale gehoorzaamheid Het slachtoffer Basisexperiment MILGRAM: o Slachtoffer zit in een andere kamer de communicatie verloopt via intercom Beiden in dezelfde kamer ? ‘Slechts’ 40 % van de deelnemers werkte het experiment volledig af Indien de deelnemers gevraagd werd om de hand van het slachtoffer vast te nemen volledige gehoorzaamheid daalde tot 30 % De procedure MILGRAM: o Proefleider nam alle verantwoordelijk op zich Wanneer onderzoeksdeelnemers persoonlijk verantwoordelijk gesteld worden Daalt de mate van gehoorzaamheid aanzienlijk KILHAM en MANN: o Onderscheid tussen personen die bevelen doorgeven & diegenen die ze daadwerkelijk dienen uit te voeren Zoals de soldaten in de concentratiekampen Een overbrenger ? de overbrengers gehoorzaamden meer (54 %) dan de uitvoerders Graduele toename van de schokintensiteit o Toenames van 15 volt zijn vrij klein Interview met folteraars: o Eerst begonnen met relatief onschadelijke praktijken steeds driestere opdrachten Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 59 MILGRAM in de 21ste eeuw MILGRAM: o Onderzoek voldoet niet aan de ethische normen Een procedure die psychologische schade kan berokkenen o Onderzoek voldoet wel degelijk aan de ethische normen BURGER: o Procedure vergelijkbaar met het oorspronkelijke experiment van MILGRAM Bij MILGRAM 83 % van de deelnemers was bereid om schokken te geven boven het niveau van 150 volt Bij BURGER 70 % van de deelnemers was bereid om schokken te geven boven het niveau van 150 volt MEEUS en RAAIJMAKER: o Ipv het toedienen van fysieke pijn deelnemers moesten psychische leed berokkenen aan een slachtoffer Verzet Sociale beïnvloedingsprocessen o Veroorzaken niet alleen onderdanigheid tegenover een gezagsdrager Maar kunnen evengoed tot opstand & verzet leiden Trotseren: o Weigeren om een bevel van een autoriteit uit te voeren GAMSON, FIREMAN en RYTINA: o Het is moeilijker om groepen te laten gehoorzamen dan individuen In een groep er is wel steeds iemand die weigert ongehoorzaamheid o Groepen: Bieden geen sluitende garantie tegen destructieve gehoorzaamheid Hebben duidelijk macht over groepsleden Macht kan destructief / constructief aangewend worden SLOTWOORD Situatie speelt een heel belangrijke rol Tegenwoordig: o Een voorkeur voor onafhankelijkheid, assertiviteit en trotseren Amerikaanse moeders (1924) hun kinderen ‘gehoorzaamheid’ & ‘loyauteit’ toewensen Amerikaanse moeders (1978) de voorkeur aan ‘onafhankelijkheid’ en ‘verdraagzaamheid’ Sociale beïnvloeding: o Is cultuur – en tijdsgebonden Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 60 Hoofdstuk 10 Agressie MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN Het feit dat er belangrijke culturele & historische verschillen zijn in uitingen van geweld, weerlegt de stelling dat agressie genetisch bepaald wordt (fout) Kinderen die lijfstraffen krijgen omdat ze zich agressief gedragen hebben, worden minder agressief (fout) Een zware straf is het beste om verstokte criminelen hun hinderlijke gedrag af te leren (fout) Hitte maakt mensen loom en daardoor minder agressief (fout) Lekkeer stoom afblazen door naar een gewelddadige film te kijken, vermindert de kans op het stellen van agressief gedrag (fout) Kinderen blootstellen aan mediageweld leidt tot meer agressief gedrag op volwassen leeftijd (juist) WOORD VOORAF Agressie in Haren (Facebook – uitnodiging) o Agressie is bijzonder storend & destructief WAT IS AGRESSIE ? Agressie: o Gedrag bedoeld om iemand te kwetsen die niet wenst gekwetst te worden Gedrag bedoeld om een andere persoon ongewenste schade te berokkenen Schade: Elke vorm van ongewenste gevolgen voor het slachtoffer Bv Een lichamelijke letsel, het wegnemen / vernietigen van bezittingen, het kwetsen van gevoelens o Individuen kunnen ook agressief optreden tegen zichzelf Valt niet binnen het perspectief van de sociale psychologie BARON en RICHARDSON: o Definitie agressie 3 belangrijke kenmerken Motivatie om te schaden (doel) Intentie om dit gedrag uit te voeren (expres, opzettelijk) Ongewenst door het slachtoffer (doelpersoon wenst dit gedrag niet te ondergaan) Meten van agressie: o Geen objectieve maatstaf Precieze intenties van de andere persoon nooit met 100 % zekerheid kennen Typering van gedrag als agressief o Subjectief Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 61 Verschillende vormen van agressie: o Fysieke agressie: Gedrag bedoeld om iemand lichamelijk te kwetsen o Verbale agressie: Communicatie bedoeld om iemand mentaal te kwetsen Bv Schelden, vloeken en beledigen o Spontane agressie: Niet uitgelokt o Reactieve agressie: Wel uitgelokt, na provocatie o Individuele agressie o Collectieve agressie o Instrumenteel agressie: Iemand schade berokkenen om iets waardevols te verkrijgen Zonder enig gevoel van boosheid Schade berokkenen om een bepaald doel te bereiken Bv Gijzeling voor losgeld / terroristische aanslagen met het oog op politieke doelstellingen o Emotionele agressie: Iemand schade berokkenen omwille van de schade Pestgedrag Pestgedrag: o Agressief gedrag gericht op slachtoffers die zichzelf niet gemakkelijk kunnen verdedigen Komt meestal voor op school & het werk o Komt steeds meer voor op het internet SHARP: o 1 / 3 van de leerlingen uit de middelbare scholen in Engeland rapporteerden incidenten waarbij ze werden gepest Weerslag op hun verdere schoolloopbaan Reacties zoals paniek / nervositeit op school Finse studie: o Meisjes die aangaven vaak gepest te worden maakten 6.3 x meer kans op zelfmoord dan het gemiddelde Bij jongens constateerde men 4 x grotere kans Schadelijke psychologische impact van pestgedrag o Sterk aangevoeld door kinderen met een lage zelfwaardering Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 62 De meting van agressie Gedragsobservatie & rapportering o Rapportering: Zelfrapportering Of door bekenden van de doelpersoon o Beste strategie: Veelheid van methodes hanteren Met elk hun sterke & zwakke kanten Observatie Observatie van agressief gedrag: o Meestal in de context van laboratoriumstudies Door de onderzoekers worden experimentele omstandigheden gecreëerd Agressie wordt meestal op een ‘zachte wijze’ bestudeerd Rapportering Zelfrapportering: o Individuen beschrijven hun eigen agressieve neigingen Agression questionnaire: o Het meest gebruikte instrument dat individuele verschillen in agressie meet o BUSS en PERRY: Onderscheid tussen twee soorten van agressief gedrag Fysieke agressie & verbale agressie Aanvaarding van interpersoonlijk geweld: o De overtuiging dat gedrag dat fysieke, psychische / seksuele schade berokkent aan een partner in een hechte relatie aanvaardbaar is Aanvaarding van verkrachtingsmythes: o Foute overtuigingen over verkrachting, verkrachters en hun slachtoffers waardoor dader van verkrachting vrijgepleit worden voor hun daden en slachtoffers als de schuldigen wordt aangewezen Probleem zelfrapportering: o Neiging om sociaal onwenselijke gedragingen Bv Agressie ontkennen / minimaliseren Andere databronnen Misdaadstatistieken o Echter niet samengesteld voor onderzoeksdoeleinden Krantenberichten Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 63 CROSSNATIONALE EN INTRACULTURELE VERSCHILLEN Crossnationale verschillen Moordcijfers het hoogst in Latijns – en Midden – Amerika o Ook Oost – Europese landen hebben vaak hoge moordcijfers Geweldniveaus in de VS op een opmerkelijk hoog peil o Gebruik van vuurwapens ! Japan: o 64 % van de vrouwen werd ooit in de metro bestast Een tik onder echtgenoten o India 80 % van de respondenten vond dit gedrag aanvaardbaar Wel moet de man de actor zijn o VS slechts 24 % van de respondenten Geweldloze samenlevingen: o Beklemtonen coöperatie & samenwerken Intraculturele verschillen Agressie: o Afhankelijk van geslacht, leeftijd en etnische achtergrond Geslachtsverschillen Mannen gewelddadiger o Personen van het mannelijk geslacht vertonen meer fysieke agressie Zelfs bij kinderen tussen 3 & 6 jaar: Jongens fysiek agressiever dan meisjes Mannen: o 4 x meer kans om vermoord te worden in de VS RICHARDSON en HAMMOCK: o Geslachtseffect afhankelijk van het type van agressie Jongens meer geneigd om openlijk agressief te zijn Meisjes meer geneigd om relationeel agressief te zijn Relationele agressie: Sociale manipulatie met het oog op het kwetsen van iemand Bv Voorliegen, roddel en achterklap verspreiden CARD et al.: o Meisjes meer geneigd om relationele agressie te hanteren Hechten meer waarde aan relaties & intimiteit Vinden relationele agressie doeltreffend Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 64 Leeftijd Toegenomen interpersoonlijke agressie o Meer collectieve uitingen van geweld Veroudering: o Daling van het geweld Etnische achtergrond Merendeel van de daders (VS) o Afro – Amerikanen Merendeel van de slachtoffers (VS) o Afro – Amerikanen Moordstatistieken: o Een sterke intra – etnische component Meer dan 90 % van de zwarte slachtoffers wordt vermoord door zwarten 85 % van de blanke slachtoffers wordt gedood door blanken DE OORSPRONG VAN AGRESSIE Het erfelijkheidsperspectief Aangeboren eigenschappen: o Inherent aan het individu Drifttheorieën Evolutionaire psychologie Gedragsgenetica & biologische processen (houden verband met hormonen & neurotransmitters) Drifttheorieën Drifttheorieën: o Alle gedachten, intenties & gedragingen ontstaan vanuit aangeboren driften o FREUD: Psychoanalytische theorie Levensdrift (Eros) in leven blijven & zich voortplanten Doodsinstinct (Thatanos) Agressie tegenover anderen overwinning van de levensdrift Doodsinstinct wordt naar anderen gericht in plaats van naar het zelf Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 65 De evolutionaire benadering Evolutionaire benadering: o Niet de overleving van het individu, maar de overleving van de genen Het genetische materiaal van het dominante mannetje wordt overgedragen via de nakomelingen DALY en WILSON: o Natuurlijke ouders minder geneigd (dan stiefouders) om hun kinderen te mishandelen / vermoorden Kans op kindermishandeling : De kans is groter door een stief – of pleegouder (dan door biologische ouders) Zuiver evolutionair perspectief: o Vrouwen hebben de voorkeur voor mannen die een hoge status hebben Agressie (voor mannen) een middel om die status te verwerven & te behouden Geweld van mannen tegenover vrouwen door seksuele jaloersheid Gedragsgenetica Gedragsgenetica: o Studie van de erfelijkheid van het gedrag De rol van hormonen en neurotransmitters Testosteron: o Het mannelijke geslachtshormoon mannen fysiek agressiever dan vrouwen Correlatie tussen het testosterongehalte & fysieke agressie / geweld Vrouwen lager niveau van testosteron Toch ook een verband tussen testosteron & agressie o Maar geen afdoende bewijs dat testosteron ‘de’ oorzaak is van agressie o o Om ethische redenen het testosterongehalte niet manipuleren Toedienen van mannelijke hormonen Verhoogde de vatbaarheid voor agressie Het verlies van hormonen bij de mannelijke transseksuelen Ging gepaard met een afname in de agressieve geneigdheid Neurotransmitter serotonine o Lage serotoninegehalte bij mens & dier gaat gepaard met een verhoogde agressie Medicatie die serotonineactiviteit stimuleert Kan de agressiviteit temperen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 66 Het leersperspectief BANDURA: o Agressief gedrag wordt sterk bepaald door het leerproces Gedrag wordt beloond zal later meer optreden Gedrag wordt bestraft zal later minder optreden Leren uit eigen ervaring Positieve bekrachtiging: o Wanneer de agressie de gewenste resultaten oplevert Bv Een kind krijgt speelgoed door een ander kind te slaan in de toekomst het nog slaan om speelgoed te verwerven Negatieve bekrachtiging: o Agressie verhindert ongewenste resultaten / maakt onmogelijk Agressie: o Meer positieve dan negatieve gevolgen kinderen worden agressiever Straf: o Om agressief gedrag tegen te gaan Echter een minder effectief leermiddel dan belonen Bestraffing: o Kan agressie beperken wanneer 1) De straf onmiddellijk op het agressieve gedrag volgt 2) De straf groot genoeg is om de agressor af te schrikken 3) De straf consequent wordt toegepast & wordt al eerlijk en rechtvaardig ervaren Gevaren van bestraffing Bestraffing: o Matig effectief o Levert ook enkele problemen Onbillijk / willekeurig kan wraakgevoelens oproepen Wanneer het strafregime wegvalt het gedrag treedt vaak opnieuw Enkel het gedrag wordt aangepast, maar niet de attitudes & normen Terugkaatsingseffect Door de onderdrukking van het gedrag Het toedienen van lijfstraffen vergroot de kans op agressief gedrag Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 67 Bestraffing als wapen tegen delinquentie Effectief indien er geen recidivisme optreedt VAN DER WERFF: o Recidivecijfers van beklaagden van een misdrijf in gerechtelijke strafzaken Binnen de 6 jaar recidiveerde 51 % van de veroordeelden Terwijl slechts 38 % van de geseponeerden recidive pleegden Vervolgonderzoek: o Van diegenen die veroordeeld waren bijna 60 % kwam binnen de 6 jaar weer in aanmerking met justitie Besluit: De recidivecijfers liggen tamelijk hoog (de beperkte effecten van straf) De veroordeelden recidiveerden meer dan de geseponeerden (helemaal geen straf ontvangen) Two – Pathway – model (MOFFITT) o Verklaart waarom een deel van de gestraften recidiveert en een ander deel niet Onderscheid tussen 2 groepen delinquenten: Zij die al op zeer jonge leeftijd beginnen (en van criminaliteit een lange carrière maken) Life – course – persistent criminelen Delinquenten die tijdens de adolescentie beginnen & spontaan ophouden (wanneer ze ongeveer 20 jaar zijn) Adolescent – limited criminelen Sociaal leren Sociale leertheorie: o Gedrag wordt aangeleerd door observatie van anderen die beloningen / straffen ontvangen o BANDURA, ROSS en ROSS: Kinderen hadden een volwassene gezien die een opblaasbare pop – Bobo Doll genaamd – rondslingerde, er met een hamer op sloeg en schopte Kinderen later agressiever tegenover de pop Wanneer de volwassenen voor dit gedrag beloond werden Volwassenen werden bestraft ? Kinderen stelden dit agressieve gedrag niet o Follow – uponderzoek: De modellen hoven niet lijfelijk aanwezig te zijn Bv Televisiepersonages kunnen invloedrijke modellen zijn voor agressie o Geslachtsverschillen leerervaringen die in de opvoeding vervat zitten Jongens & meisjes worden verschillend beloond & gestraft + hebben verschillende modellen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 68 RODKIN, FARMER, PEARL en VAN ACKER: o Agressieve jongens zijn vaak heel populair + Vertonen in de lagere school meestal een hoge mate van sociale integratie Geweldcijfers: o HARRIS: Liggen hoger in Latijns – Amerikaanse dan in Noord – Europese & Noord – Amerikaanse staten Het erfelijkheids –of omgevingsdebat Rechtsgezinde politici: o Agressie is in belangrijke mate toe te schrijven aan genetisch overgeërfde, stabiele eigenschappen Die al vanaf de geboorte aanwezig zijn Linksgezinde politici: o De context & het milieu waarin de delinquent opgroeide SOCIAALPSYCHOLOGISCHE THEORIEËN VAN AGRESSIE Frustratie Frustratie – agressie – hypothese: o De stelling dat (1) frustratie altijd tot agressie leidt en (2) dat agressief gedrag altijd het gevolg is van frustratie o Bovendien: Alle vormen van agressie ontstaan uit frustratie Verplaatsing: o Agressie tegenover een andere doelpersoon dan de bron van de frustratie Hetzij uit vrees voor de bron Hetzij door afwezigheid van de oorspronkelijke frustratiebron Catharsis: o Afzwakking van agressiviteit als gevolg van het inbeelden, waarnemen / feitelijk stellen van agressief gedrag Werd door onderwijs – en andere deskundigen aangevoerd ter rechtvaardiging van het beoefenen van gewelddadige sporten HOVLAND en SEARS: o Relatie tussen economische frustratie & agressief gedrag van blanken tegenover zwarten Sterke negatieve correlatie tussen economische welvaart & het aantal lynchpartijen van Afro – Amerikaanse mannen Aantal moorden nam beduidend toe naarmate de economische welvaart afnam Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 69 Negatief affect BERKOWITZ: o Frustratie slechts één van de vele wegen die tot agressie leiden Via het creëren van negatieve, onaangename gevoelens Bv Lawaai, slechte geuren, sigarettenrook, fysieke pijn, … o Provocatie: Verhoogt eveneens de agressie Roept het negatief affect op o Hitte: De factor die het meest bestudeerd werd als oorzaak van agressie Bij grote hitte het verliezen van zelfbeheersing & zich agressiever gedragen Zomerperiode meer gewelddaden dan in de winter Meer geweld in warme dan in koudere jaren Collectieve uitingen van geweld het hoogst tijdens de zomermaanden Klimaatopwarming een stijging van de agressie Onaangename koude temperaturen verhogen ook de agressie BARON en BALL: o Deelnemers werden door een handlanger geprovoceerd Werden boos gemaakt Maar wanneer ze grappige cartoons te zien kregen waren ze minder wraaklustig Fysiologische opwinding Intensiteit van de opwinding: o Speelt eveneens een rol bij het ontstaan van agressie Opwindingstransfer: o Opwinding wordt opgewekt door 2 / meer stimuli Maar schrijft de totale opwinding toe aan één van de stimuli o ZILLMANN, KATCHER en MILAVSKY: Mannelijke deelnemers werden door een handlanger al dan niet boos gemaakt Daarna moest de helft van de deelnemers een oefening uitvoeren die een grote fysieke inspanning vergde Terwijl de andere helft een niet – inspannende taak volbracht Vervolgens werden alle deelnemers in de gelegenheid gesteld om de handlanger elektrische shocks te geven (‘leerexperiment’) De deelnemers die boos waren gemaakt + die bovendien een fysieke inspanning leverden gaven grotere shocks dan de deelnemers die niet boos waren / geen fysieke inspanning hadden geleverd Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 70 o Beperkt zich niet tot fysieke inspanning Lawaai, snel bewegende beelden & opwindende muziek verhogen eveneens de agressie Ook hitte verhoogt de opwinding Hitte werkt op twee wijzen agressieverhogend (negatief affect én door opwinding) Opwinding – affectmodel: o Agressie wordt beïnvloed door De intensiteit van de opwinding De aard van de emotie die wordt opgewekt Cognitieve processen Cognitieve neoassociatietheorie: o Onaangename ervaringen roepen automatische associaties op Met agressiegerelateerd materiaal en woede en angst Sterke verbanden tussen gedachten, herinneringen o Geheugen: Als een verzameling van schema’s Waarbij concepten aan elkaar verbonden worden door associatieve paden Vormen een associatief netwerk Automatische activatie Wapens: o Het zien van een geweer / een mes: Alle aan agressie gerelateerde concepten worden geactiveerd o Wapenbezit: Een situationele wenk die automatisch agressieve gedachten opwekt BERKOWITZ en LEPAGE: o De loutere aanwezigheid van wapens zorgt ervoor dat mannelijke deelnemers (die vooraf werden uitgedaagd) Meer & zwaardere elektroshocks toedienen aan de handlanger Wapeneffect: o Het feit dat loutere aanwezigheid van wapens agressief gedrag stimuleert ANDERSON, ANDERSON en DEUSER: o Deelnemers die foto’s van wapens te zien kregen (ipv neutrale foto’s) activeerden automatisch agressieve gedachten Vijandige woorden (Bv aanval, slachtpartij, oorlog, …) bleken in het geheugen meer toegankelijk te zijn dan voor deelnemers die neutrale foto’s hadden bekeken o Kortom: Wapens op zich zorgen voor verhoogde agressie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 71 Hogere – orde cognitie Cognitieve hogere – orde verwerking: o Doelbewuste, weloverwogen informatieverwerking Matigende informatie: o Informatie over de situatie van een persoon Waaruit men kan opmaken dat hij / zij niet de volle verantwoordelijkheid draagt voor handelingen die schade toebrachten Waardoor de waargenomen intentie om schade te berokkenen genuanceerd wordt o Indien iemand niet de intentie had om te schaden Minder geneigd om zelf agressief te reageren o Iemand die zich voor toegebrachte schade verontschuldigt vermindert de kansen op vergelding Strafrecht: o Ontoerekeningsvatbaarheid, dwang, onwetendheid / zelfverdediging Vrijgesteld van straf voor agressie Alcohol: o Zet vaak aan tot agressief gedrag Zelfs individuen die gewoonlijk niet agressief zijn, worden agressiever als ze meer drinken Vijandigheidsattributievertekening: o Gedrag van anderen als vijandig interpreteren Dergelijke vijandige percepties verhogen hun agressie Een integratief model van agressie Leiden tot agressief gedrag: o Negatief affect o Opwinding o Agressie gerelateerde gedachten Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 72 DE INVLOED VAN GEWELDMEDIA Consumptie van mediageweld zelf agressief gedrag stellen Geweld in de media Geweld op tv: o Beperkt zich niet tot een volwassen publiek Geweld in reclame & tekenfilms Blootstelling aan massale hoeveelheden geweld in de media impact op de agressiviteit in het werkelijke leven o Maar mediageweld is geen voldoende & noodzakelijke voorwaarde voor agressie & geweld Toch is er een positief verband tussen blootstelling aan geweldmedia & agressief gedrag Gewelddadige videospelletjes: o Blootstelling aan gewelddadige games is significant gerelateerd aan een toename van agressief gedrag Maar ook aan agressieve gedachten, agressieve gevoelens en een afname van het hulpgedrag JOHNSON, KELLY en LEBLANE: o Jonge Afro – Amerikaanse mannen toleranter tegenover geweld in het algemeen & tegenover vrouwen Maar: meer geneigd om geweld te gebruiken wanneer ze kort tevoren aan gewelddadige rapmuziekvideo’s werden blootgesteld o Het spelen van een videogame waarin seksistisch gedrag aan bod komt Leidt tot meer seksistische attitudes bij mannelijke studenten (met een hoger dan gemiddeld niveau van vijandigheid) Langetermijneffecten ANDERSON en BUSHMAN: o Ook voor longitudinale correlationale studies werd een verband gevonden Het zien van mediageweld & agressie Een significant verband tussen blootstelling aan tv – geweld op 8 jarige leeftijd & de mate van agressie op veel latere leeftijd Verschillen tussen mannen & vrouwen o Met betrekking tot het verband tussen de consumptie van geweld op kinderleeftijd & later agressief gedrag Deze slechte langetermijneffecten van geweldmedia niet beperkt tot de westerse wereld Maar niet bij Australische kinderen / bij de kinderen die in een Israëlische kibboets woonden Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 73 Waarom hebben de media deze effecten ? Geweldscènes in de kindertijd o Kan de waarden & attitudes veranderen Of de houding tegenover agressie beïnvloeden Voortdurend blootstelling aan agressie: o Agressieve gedachten & gevoelens vormen een steeds uitgebreider netwerk Worden bovendien gemakkelijker uit het geheugen opgeroepen o Frequente blootstelling invloed op de ontwikkeling van agressiescripts bij kinderen & adolescenten Media: o Ook algemene effecten (die niet alleen voor agressie gelden) Habituatie: o Adaptatie aan iets waarmee men vertrouwd is Waardoor zowel de fysiologische als de psychologische reacties afnemen Dus: interessant & nieuw stimulus ? krijgt veel aandacht & wekt fysieke opwinding op Cultivering: o De massamedia construeert voor hun publiek een eigen versie van de sociale realiteit Wordt als werkelijk bestaand gepercipieerd (fictief) Bv De media stellen de wereld gewelddadiger voor dan die in werkelijkheid is Mensen in het echte leven banger & wantrouwiger maken Mensen aanzetten tot het stellen van agressief gedrag o Beïnvloedt de tolerantie tegenover agressief gedrag Pornografie Pornografie: o Kan tot negatieve effecten leiden Expliciet seksueel materiaal, ongeacht de morele / onethische kwaliteiten ervan Onderscheid geweldloze vs. gewelddadige pornografie Het bekijken van aantrekkelijk naakt: o Leidt tot een aangename emotionele respons & een zeker seksuele opwinding Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 74 Geweldloze pornografie De meeste schadelijke gevolgen bij diegenen die chronisch seksueel agressief zijn o KINGSTON, MALAMUTH: Relatief agressieve mannen reageren op dezelfde beelden op een heel andere manier dan minder agressieve mannen Herhaalde aanbieding van geweldloze pornografie ? o Heeft toch effecten op agressie ZILLMANN en BRYANT: o Toonden gedurende een periode van 6 weken 18 / 36 geweldloze pornofilms aan mannelijke & vrouwelijke universiteitsstudenten Controlegroepen zagen neutrale films Er was een duidelijke habituatie – effect Herhaalde blootstelling aan pornografie verminderde de fysiologische opwinding bij nieuw pornografisch materiaal o Onderzoek ivm een rechtszaak Slachtoffer werd verkracht: De deelnemers die vooraf veel pornofilms hadden gezien adviseren voor de verkrachter een kleinere straf + De mannen die veel pornografie hadden bekeken meer negatieve attitudes tegenover brouwen dan de andere deelnemers Conclusie: o Pornografie: Leidt niet direct tot meer agressie, maar de attitudes veranderen wel Waardoor eventueel de tolerantie tegenover toekomstige agressie verhoogt Gewelddadige pornografie Het toevoegen van geweld aan pornografie ? o Verhoogt de kans op schadelijke effecten aanzienlijk o PAIK en COMSTOCK: Verband tussen tv – geweld & agressie het grootst voor gewelddadige pornografie Dit effect is geslachtsgebonden WANT enkel de agressie van mannen tegenover vrouwen stijgt aanzienlijk Net zoals wapens & alcohol o Kan gewelddadige pornografie (zonder voorafgaande provocatie) de agressie verhogen DONNERSTEIN en BERKOWITZ: Vrouwen afschilderen als gewillige deelneemster die ervan ‘genieten’ om het slachtoffer van misbruik & mishandeling te zijn Een seksueel opgewonden vrouwelijke slachtoffer van geweld ? leiden vanzelf tot agressie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 75 Het lijden van het slachtoffer werd beklemtoont ? Agressieverhogend effect bij mannen die werden geprovoceerd o CHECK en GULOIEN: Mannelijke deelnemers die dehumaniserende pornografie hadden gezien Zouden een vrouw ertoe dwingen tegen haar wil een seksuele daad te stellen Zouden ook eerder een vrouw verkrachten (wanneer de pakkans nihil is) o MALAMUTH en CHECK: Onderzoek naar de attitudes over geweld tegenover vrouwen & opvattingen over verkrachting Mannelijke studenten die een seksueel agressieve film hadden gezien Vertoonden een grotere tolerantie tegenover interpersoonlijk geweld op vrouwen & Een iets grotere aanvaarding van verkrachtingsmythes Profiel van de verkrachter: o Mannen: Raken seksueel opgewonden bij het zien van gewelddadige pornografie & Hebben vrouwonvriendelijke attitudes Keuren geweld tegenover vrouwen goed Het mogelijke gevaar inschatten Er zijn verschillende types van misdadigers o En er zijn culturele verschillen Japan extreem gewelddadige pornografie is overal verkrijgbaar Maar de statistieken voor verkrachting zijn bijzonder laag India expliciete seksuele gedragingen zijn strafbaar Maar de statistieken voor verkrachting zijn ontzettend hoog VERBORGEN GEWELD 3 soorten verdoken geweld: o Seksuele agressie o Fysieke agressie tussen partners o Kindermishandeling Seksuele agressie Seksuele agressie: o Een andere persoon dwingen tot seks Door het hanteren van strategieën zoals het uitoefenen van fysieke kracht, verbale druk; Of het misbruik maken van het feit dat iemand weerloos is Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 76 Criminaliteitscijfers: o Mannen zijn meestal de dader & vrouwen meestal het slachtoffer Middelen zoals alcohol / drugs: o Wekken lust op, verminderen angsten & remmingen + leiden tot geheugenverlies Gevolgen van verkrachting: o Kunnen ernstig zijn Posttraumatische stressstoornis (steeds weer herbeleven) & beelden en herinneringen komen steeds terug o o Zich emotioneel afsluiten Soms worden de slachtoffers door anderen verantwoordelijk gesteld voor de verkrachting Partnergeweld Partnermishandeling: o Fysiek geweld, of de dreiging daartoe Gericht van de ene partner naar de andere in een hechte relatie Is een wereldwijd fenomeen o Bronnen: Nationale cijfers van criminaliteit Zelfrapportering o Amerikaanse criminaliteitscijfers: Er worden 4 x meer vrouwelijke partners (door hun mannelijke partner) vermoord dan mannelijke partners (door hun vrouwelijke partner) Ook zijn de vrouwen eerder het slachtoffer van fysieke agressie o Gevolgen: Zijn voor vrouwen gewoonlijk erger dan voor vrouwen STRAUSS & RAMIREZ: o ‘Vrouwen zijn vaker het slachtoffer van zware mishandeling door hun partner en dit niet omdat mannen meer slaan, maar omdat ze harder slaan’ Vrouwen hanteren eerder geweld uit zelfverdediging als middel tot intimidatie Verschillende types intieme relaties: o Fysiek geweld het laagst bij koppels die pas met elkaar uitgaan o Fysiek geweld is middelmatig bij gehuwde koppels o Fysiek geweld is het hoogst bij koppels die samenwonen Verschillende factoren: o Persoonsgebonden kenmerken (Bv Leeftijd) o Drugs –en alcoholmisbruik o Een lage socio – economische status (armoede vormt de grootste risicofactor !) o Stress o Interpersoonlijke conflicten & sociale isolatie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 77 Kindermishandeling Meldingen over kindermishandeling: o In 15 % van de gevallen lichamelijke mishandeling & verwaarlozing o 20 % over affectieve verwaarlozing / psychisch geweld o 2.2 % seksueel misbruik Kinderen: o Worden zowel door familieleden als door anderen mishandeld Zware vormen van kindermishandeling (vooral van jonge kinderen) Worden vaker door de ouders & de verzorgers veroorzaakt Jongens vooral slachtoffer van fysiek geweld Moeders zijn vaker daders Meisjes vooral slachtoffer van seksueel misbruik Vaders zijn vaker daders Een opvallend feit: o De mishandelende ouder werd zelf mishandeld Familiale geweldcyclus: Verband tussen als kind slachtoffer zijn van mishandeling en dit als volwassene zelf bij de kinderen doen De transmissie van huiselijk geweld van de ene generatie op de andere Een tendens, maar geen absolute zekerheid o Kinderen die getuige zijn van ouderlijk geweld / werden zelf mishandeld Zullen als volwassene niet alleen vlugger geneigd zijn om intieme partners te mishandelen Lopen ook een grotere kans om zelf slachtoffer te zijn van dergelijk geweld SLOTWOORD: DE REDUCTIE VAN GEWELD Vele factoren & condities oefenen een invloed uit op het ontstaan van agressie Reductie van agressie: o Door het wegnemen van antecedente factoren o Het aanleren van niet – gewelddadige reacties op frustratie & sociale problemen o Censuur ? (media !) zelfcensuur o Onderwijs (+ seksueel opvoedingsprogramma’s zouden de aanvaarding van verkrachtingsmythes reduceren) o Het aanleren van prosociaal gedrag o Niet de straffen moeten centraal staan, wel criminogene behoeften: De behoeften & noden die door criminele daden worden bevredigd Waarbij sommige direct samenhangen met het delinquente gedrag, maar andere samengaan met de sociale omgeving & de leefsituatie Behandeling ? moet gericht zijn op het reduceren van de criminogene behoeften Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 78 Hoofdstuk 12 Groepsprestaties MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN Groepen volgen vaak de mening die de meerderheid al voor de discussie had (juist) In groep zijn voorzichtige mensen geneigd om minder risicovolle acties te ondernemen dan wanneer ze alleen beslissen (juist) Brainstormen in groep is een effectieve manier om creatieve ideeën te genereren (fout) Groepen komen vaak tot betere beslissingen omdat ze zich baseren op de informatie die alle groepsleden ter beschikking hebben (fout) Groepen maken nog meer gebruik van heuristieken dan individuen, waardoor groepsoordelen vaak op weinig informatie zijn gebaseerd (juist) COLLECTIEVE PROCESSEN De aanwezigheid van anderen effect op hoe men zich gedraagt o Collectief: Een verzameling van personen die aan een gemeenschappelijke activiteit deelnemen Maar weinig direct met elkaar in interactie gaan Sociale facilitatie Sociale facilitatie: o Een individu voert eenvoudige taken beter uit door de aanwezigheid van anderen Maar wordt gehinderd voor de prestatie op moeilijke taken Niet alleen typerend voor menselijke activiteiten Ook voor dieren NORMAN TRIPLETT: o Wielrenners rijden per 2 sneller dan in een individuele tijdsrit + Kinderen werken sneller wanneer ze de taak in aanwezigheid van anderen uitvoeren De aanwezigheid van anderen wekt het competitieve instinct op Prestaties verbeteren hierdoor Coactie: o Samenwerking waarbij de kwaliteit & de kwaliteit van de individuele prestatie in de aanwezigheid van anderen duidelijk identificeerbaar & meetbaar zijn ZAJONC: o De loutere aanwezigheid van anderen leidt tot een verhoging van de fysiologische opwinding Verhoogde opwinding verhoogde prestatie op makkelijke, bekende & geoefende taken Verhoogde opwinding verminderde prestatie op moeilijke, onbekende & nieuwe taken Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 79 o 3 stappenmodel: 1) Loutere aanwezigheid verhoogt fysiologische opwinding 2) Het individuele reageert op de taak met de dominante respons Dominante respons = de snelste reactie 3) Gemakkelijke taken meestal correct, prestatie stijgt Moeilijke taken vaak niet correct, prestatie daalt ZAJONC en HERMAN: o Sociale facilitatie is ook typerend voor dieren Onderzoek: Kakkerlakken moesten vluchten van een felverlichte doos naar een veilige, donkere doos Sneller per paar dan alleen Verwachte evaluatietheorie: o De aanwezigheid van potentiële beoordelaars veroorzaakt sociale facilitatie Sociale facilitatie: o Treedt alleen op wanneer de individuele prestaties kunnen worden beoordeeld Treedt alleen op wanneer deze anderen in staat zijn om de prestatie te beoordelen Distractie – conflicttheorie: o Sociale en non – sociale stimuli leidt de aandacht van de taak af Creëert een aandachtsconflict, waardoor sociale facilitatie ontstaat Sociaal lijntrekken Collectieve prestaties: o Enkel de collectieve output van de gemeenschappelijke individuele bijdragen is duidelijk Maar de individuele prestaties kunnen niet gemeten worden Bv Touwtrekken teamprestatie is duidelijk identificeerbaar & meetbaar o RINGELMANN: Bestudeerde de prestaties op collectieve taken Hoewel de teamprestatie bij grotere groepen stijgt, verminderen de gemiddelde individuele prestaties Marginaal toegevoegde waarde van een extra groepslid Wordt kleiner naargelang de groep groter wordt Sociaal lijntrekken: o Een afname van de individuele prestatie voor gemakkelijke taken door de aanwezigheid van anderen Als gevolg van het samenvoegen van individuele bijdragen tot een groepsprestatie Komt vaak voor bij het uitvoeren van eenvoudige motorische taken Kortom: de aanwezigheid van anderen reduceert de individueel geleverde bijdrage tot de groepsprestatie Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 80 Coördinatieverliezen: o Afname van de groepsprestatie Door een gebrekkige combinatie van de individuele inspanningen ‘Een gebrek aan gelijktijdigheid van de inspanningen’ Motivatieverliezen: o Afname van de groepsprestatie door de gebrekkige motivatie van de groepsleden Waardoor de individuele input daalt Hoe sociaal lijntrekken vermijden ?: o De taaknorm Er zijn geen standaarden / richtlijnen waarop men het gedrag kan baseren o De identificeerbaarheid van de individuele inspanningen Taken waarbij de individuele inspanningen oncontroleerbaar zijn & de teamleden anoniem meewerken Zijn het meest vatbaar voor sociaal lijntrekken o Free – riders: ‘Parasieten’ Teren op het zweet van anderen Krijgen zonder inspanningen evenveel als iemand die wel de nodige inspanningen leverde Daling van de inspanning van groepsleden die normaal wel hun best zouden doen ‘Sukkelaareffect’ o Engagement: Een andere belangrijke factor Men presteert beter: Wanneer men denkt dat anderen onbekwaam / onvoldoende gemotiveerd zijn = Sociale compensatie: Verhoging van de motivatie door de aanwezigheid van andere groepsleden van wie men een zwakke prestatie verwacht o Cohesie: Indien de groep waardevol & belangrijk is én de groepsleden schieten goed op met elkaar Daling sociaal lijntrekken Belangrijke gender – en cultuurverschillen: o Sociaal lijntrekken komt minder vaak voor bij vrouwen dan bij mannen + Komt minder voor in collectivistische culturen dan in individualistische culturen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 81 Collectieve processen: een integratie Sociale facilitatie & sociaal lijntrekken o 2 fenomenen waarbij de aanwezigheid van anderen een cruciale rol speelt Samenvattend: o Bij coactie treedt sociale facilitatie op bij gemakkelijke taken Terwijl: zwakke prestatie bij moeilijke taken o Aanwezigheid van anderen: Verhoogt fysiologische opwinding Verhoogt de mogelijkheid om te worden geëvalueerd o Collectieve taken: Aanwezigheid van anderen ? Verlaagt de prestatie bij eenvoudige taken Weinig opwinding & uitdaging, maar ook een lage evaluatieangst Want men kan zich gemakkelijk verbergen in de groep o JACKSON en WILLIAMS: Teams presteren minder tegen een mindere tegenstander Omdat de spelers niet gemotiveerd zijn om de nodige inspanningen te leveren Een moeilijke wedstrijd ? De groepsgeest & de algemene groepsinzet ONENIGHEID EN VERSCHILLENDE OPINIES Collectieven: o Men voert op dezelfde plaats & op hetzelfde moment Samen met anderen een gemeenschappelijke taak uit Geen echte interactie Opiniedevianten SCHACHTER: o Hoe groepen leden met een afwijkende mening behandelen Twee mogelijke voorstellen Ofwel straffen, ofwel behandelen o Onderzoek: 5 studenten blijken het eens te zijn met de zachte aanpak (terwijl 2 studenten voor een harde aanpak kiezen) Deze 2 personen met een afwijkende mening = medewerkers van de experimentator 1 van deze personen zwakt zijn standpunt af + laat zich door de meerderheid overhalen De andere medewerker blijft bij zijn standpunt De onwrikbare deviant werd het minst populair & bekwaam ingeschat Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 82 KRUGLANSKI en WEBSTER: o De afwijzing van opiniedevianten Stijgt indien de groep in een stresserende situatie dient te beslissen Stressoren veroorzaken bij groepen een collectieve behoefte aan afsluiting Het niet bereiken van een consensus frustratie o SCHACHTER hanteerde in zijn onderzoek ad – hocgroepen Werden toevallig samengesteld (zonder een gemeenschappelijke achtergrond / geschiedenis) Klokkenluiders: o Een vrij zeldzaam fenomeen Een voorbeeld van hoe een groep dissidentie hard bestraft Het ‘zwarte schaap effect’ Ingroepleden werden extremer beoordeeld dan uitgroepleden Ofwel positiever bij een goede prestatie Ofwel negatiever bij een slechte prestatie Sociale beslissingsschema’s: naar de essentie van groepsbeïnvloeding Onenigheid: o Groeit niet alleen uit persoonlijke deviantie Maar is een inherent kenmerk van de meeste groepen De kans is groot dar er spontaan allerlei opinies naar voren komen & er aldus een minderheid en een meerderheid ontstaan Sociale beslissingsschema’s: o Formele regels die obv individuele prediscussiekeuzes het groepsbesluit beschrijven Gebruiken: De individuele keuzes om het groepsbesluit te voorspellen Meerderheid in de groep kiest een bepaald alternatief dit alternatief zal uiteindelijk door de groep worden gekozen Probleemoplossingstaken: o Taken die een objectief, aanwijsbaar correct antwoord hebben ‘Waarheid wint, mits ondersteund’ Groepen zullen slechts het correcte alternatief kiezen indien minstens 1 groepslid de juiste oplossing kent & nog een ander groepslid de juistheid van die oplossing kan bevestigen Oordeelstaken: o Taken die betrekking hebben op esthetische / attitudinale beoordelingen ‘Meerderheid wint’ Groep kiest het alternatief dat op voorhand door de meerderheid van haar leden werd geprefereerd Meerderheden: o Hebben meer aantrekkingskracht dan minderheden Grote fracties oefenen meer normatieve druk uit Minderheden die de groep domineren heel uitzonderlijk Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 83 Groepspolarisatie: de weg naar extreme posities Groepsbeïnvloeding: o Leidt tot de aanname van het meerderheidsstandpunt + Groepen suggereren meestal voor conservatieve oplossingen & vermijden hierdoor de risico’s STONER: o Deelnemers moesten kiezen tussen een minder / een meer risicovol alternatief Resultaat: De groepsbeslissingen zijn net risicovoller dan de gemiddelde individuele beslissingen o Follow – upstudies: Bevestigen STONERs bevindingen Risky shift: In groep risicovoller gedrag stellen dan gemiddeld door de afzonderlijke individuen o Later bleek dat Groepen niet altijd riskante beslissingen nemen Cautious shift: Groepen die samengesteld zijn uit voorzichtige mensen Zullen als groep nog voorzichtiger worden Groepspolarisatie: o De overdrijving van de initiële individuele tendensen door groepsdiscussie LIU en LATANE: Groepspolarisatie zorgt voor steeds extremere attitudes Tot op het punt dat het wereldbeeld van leden van dergelijke groepen afwijkt van hoe anderen naar de wereld kijken Argumentatietheorie: o De attitudes van groepsleden worden extremer Naarmate de door de groepsdiscussie meer overtuigende argumenten beschikbaar zijn Wanneer de initiële meerderheid bv voor risico pleit Zullen er meer argumenten pro risico aan bod komen, waardoor de groepsleden steeds meer redenen krijgen om inderdaad het riskante standpunt in te nemen Validering: o Herhaling van de eigen argumenten door andere groepsleden Validering van de eigen redenering versterkt het vertrouwen in de eigen opvatting Kortom: de productie van nieuwe argumenten & het valideren van het eigen standpunt o De belangrijkste redenen waarom groepsdiscussie tot groepspolarisatie leidt Sociale vergelijking ? o De uitwisseling van standpunten 1. Individuen ontdekken dat hun opvattingen door andere groepsleden ondersteund worden 2. Een verhoogde motivatie norm bevestigen & overdrijven Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 84 PRESTATIES IN KLEINE, TAAKGERICHTE GROEPEN Groepsprestatie: het combineren van individuele bijdragen Groepsprestaties: o Hangen af van de groepsleden Groep combinatie van talent & sociale vaardigheden Dan kan men grootse prestaties verwachten STEINER: o De mate waarin het potentieel van de individuele groepsleden tot een groepsprestatie leidt Is taakafhankelijk o Groepsproductiviteit is gelijk aan de potentiële productiviteit Met vermindering van de procesverliezen Procesverliezen: o Door een gebrekkige coördinatie / door lage motivatie Taakvereisten: o De mate waarin een taak opdeelbaar is (sommige taken kunnen in kleine delen worden gesplitst), Het type van groepsuitkomst dient bereikt te worden Motivatieverliezen: o Belangrijker bij maximaliserende taken (additieve taken zijn gevoelig voor motivatieverliezen) o coördinatieverliezen belangrijker bij optimaliserende taken Conjunctieve taak: o Enkel succesvol als alle groepsleden bijdragen Groepsprestatie wordt bepaald door het individu met de geringste capaciteiten Ieder groepslid moet bijdragen / zijn gedeelte van de taak uitvoeren Köhlereffect: Zwakste groepsleden worden aangezet harder hun best te doen (waardoor hun individuele prestatie een beetje stijgt) Disjunctieve taken: o Van de groep wordt een enkele oplossing / beslissing verwacht Keuze maken uit de verzameling van individuele prestaties, bijdragen Hoe meer personen die aan de taak werken hoe groter de kans dat iemand de oplossing vindt Compenserende taken: o De uitkomst vormt het gemiddelde van alle individuele bijdragen Groepen kunnen tot belangrijke prestatieverliezen leiden Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 85 Brainstormen Brainstormen: o Groepsleden worden aangezet om ongeremd & zonder censuur een maximaal aantal ideeën te genereren Zonder elkaars bijdragen te bekritiseren Verhoogde expressiviteit van de teamleden Nadruk op kwantiteit en minder op kwaliteit o Werd in de brainstormenmethode ontwikkeld OSBORN: Betoogde dat groepen via deze procedures meer & betere ideeën kunnen genereren dan individuen o Basisprincipes: Formuleer alle ideeën die opkomen Hoe meer ideeën, hoe beter Maak je geen zorgen over de kwaliteit van de ideeën Bekritiseer & evalueer andermans ideeën niet Praktische overwegingen zijn niet relevant (eventueel later) Een ontspannen, coöperatieve sfeer Op het werk van de andere groepsleden kunnen voortbouwen Nominale groepen: o Waarin individuen alleen brainstormen Aantal individuen die alleen & onafhankelijk aan een taak werken Individuele prestatie optellen vergelijkingsstandaard voor de prestatie van interactieve groepen met een gelijk aantal individuen o Produceren vaak meer & betere ideeën dan in interactieve groepen o MULLEN, JOHNSON en SALAS: Brainstormgroepen behalen slechts de helft van de productie van nominale groepen van evenveel personen 1. Productieblokkering: o Reden waarom groepen minder presteren Men wordt afgeleid & men vergeet gedeeltelijk de eigen ideeën Men heeft bovendien geen tijd om nieuwe ideeën te genereren (wanneer men naar anderen moet luisteren) 2. Profitariaat / parasiteren: o Groepsleden laten anderen het merendeel van het werk doen Omdat men denkt dat de eigen inspanningen toch niet belangrijk zijn 3. Evaluatieverwachting: o Men vreest door de andere groepsleden negatief geëvalueerd te worden Terughoudend om gekke, ongewone ideeën naar voren te brengen 4. Prestatiematching: o Initiële zwakke groepsprestaties worden gecontinueerd omdat elk individu zich aan de overheersende lage norm spiegelt Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 86 Illusie van groepsproductiviteit: o Groepsleden evalueren de eigen prestaties positiever dan individuen in nominale groepen ze vinden het ook leuker Indirecte voordelen van groepsbrainstormen: o Leuke ervaring welbehagen & cohesie Vertekende steekproeftrekking en communicatie: ideeën op tafel krijgen Waarom hanteren we groepen ? o Groepen zijn nodig om zoveel mogelijk informatie beschikbaar te hebben Individuele beslissingen gebaseerd op wat slechts dat ene individu weet Groepen informatie die bij meerdere groepsleden beschikbaar is Gedeelde informatie: o Informatie die beschikbaar is voor alle groepsleden voordat de groepsdiscussie start Vóór de discussie bij iedereen al bekend Unieke informatie: o Informatie die slechts beschikbaar is bij 1 groepslid STASSER: o Vertekende steekproeftrekking: De kans is groter dat de gedeelde informatie besproken wordt Terwijl de unieke informatie weinig kans maakt om aan bod te komen Hoe meer mensen een informatie – item kennen, hoe groter de kans dat het in de inhoud van het groepsgesprek voorkomt De kans op een foutieve beslissing ? wordt groter Hidden profile: Verdeling van informatie waarbij de individuele groepsleden de beste oplossing niet kunnen herkennen, tenzij ze alle informatie uitwisselen Gedeelde & unieke informatie bevoordeelt verschillende beslissingsalternatieven Groepen met een grotere taakervaring & een langere geschiedenis van samenwerken o Meer gedeelde informatie & minder unieke informatie gebruiken De mogelijkheid om unieke informatie in de groepsdiscussie te brengen Afhankelijk van de status van de groepsleden Teamleden met een hoge status ? meer unieke informatie Deze informatie wordt ook beter herinnerd dan wanneer groepsleden met een lage status dit doen Groepsleiders ? neiging om unieke informatie (van andere groepsleden) te herhalen Lage status ? vertellen wat iedereen al weet (dus bevestigende knikjes & positieve feedback over hun kennis) Groepen bediscussiëren wat iedereen eigenlijk al op voorhand wist Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 87 Groepsgeheugen: samen onthouden Groepen bieden toch een voordeel o De beschikbare informatie onder de groepsleden verdelen De leden onthouden hierdoor elk apart een portie van die informatie Transactief geheugen: Gedeeld systeem om informatie te memoriseren waarbij de groepsleden verschillende informatie onthouden. Hierdoor presteren groepen heel goed wanneer ze geconfronteerd worden met complexe taken Gerelateerd aan een betere teamprestatie & een verhoogde creativiteit Heuristieken Verwachtingen ? o Vooral informatie zoeken die overtuigingen bevestigt Terwijl disconfirmerende informatie over het hoofd wordt gezien DAWES: Aan de deelnemers werd gevraagd zich een oordeel te vormen over een scenario waarin een bedrijf zijn productie naar lageloonlanden wou overbrengen Deelnemers werden in groepen ingedeeld: Leden met dezelfde opinie 1 Minderheidslid 2 leden met een minderheidsopinie Controleconditie: individuen werkten alleen o Deelnemers mochten extra informatie lezen (die hun oordeel bevestigde / ontkrachtte) Resultaat: Unanieme groepen vertoonden de grootste vertekening (het meest opzoek naar confirmerende informatie) Groepen met devianten vertoonden minder vertekening Groepen met twee minderheidsleden vertoonden zelfs minder vertekening dan individuen Groepen doen niet per definitie beter dan individuen Vertekenen de beoordelingen van groepen nog sterker dan die van individuen Verstrikking: o Escalatie van het engagement voor een falende onderneming om de al gedane investeringen te rechtvaardigen Treedt op wanneer het engagement voor een falende actie wordt verhoogd om de al gedane investeringen te rechtvaardigen Groepen engageren zich nog sterker & extremer voor een falend project dan individuen Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 88 Strategieën die groepsefficiëntie verhogen Normen Normen die aanzetten tot de kritische & grondige verwerking van informatie o Kunnen de groepsprestatie bevorderen Verhoogde motivatie om informatie te verwerken o Leidt tot een betere verspreiding & integratie van informatie in de groep Waardoor de kwaliteit van de oordelen & beslissingen stijgt Duidelijke doelstellingen en beloningen Duidelijke doelstellingen leiden tot een betere groepsprestatie o Moeten wel specifiek, uitdagend & haalbaar geformuleerd worden Groepsleden: Hebben de neiging om gemakkelijke doelstellingen te selecteren waaraan de meeste groepsleden kunnen voldoen Waardoor de groep minder goed presteert Beloningen: o Kunnen de groepsprestatie bevorderen Wat bij hybride beloningen ? Het team wordt beloond, maar de best presterende teamleden ontvangen nog meer Planning Expliciet nadenken over hoe men te werk zou gaan o Leidt tot een betere prestatie GURTNER, TSCHAN: o Groepsprestaties verbeterden significant Wanneer de groepen de instructie kregen om expliciet na te denken over de taakprestatie & hoe ze die in de toekomst zouden kunnen verbeteren Groepstaken plannen ? o Optimaal gebruikmaken van de beschikbare informatie En van elkaars vaardigheden profiteren, waardoor de groep beter presteert GROEPSDENKEN: HET PERSPECTIEF VERLIEZEN Het groepsdenken model Groepsdenken: o Een wijze van denken Waarin mensen vast raken wanneer ze lid zijn van heel hechte groepen & wanneer het verlangen om overeenstemming en consensus te bereiken Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 89 Symptoom 1: overschatting van de groep o Er heerst een gevoel van ‘oneindig vertrouwen’ Komt voor bij hechte groepen met een sterk ‘wij – gevoel’ Een grote bewondering voor de groepsleider Symptoom 2: gesloten groepsgeest Symptoom 3: verhoogde druk tot uniformiteit o Groepsleden hebben bij besluiten soms twijfels Maar ze zijn bang om als ‘zwak’ en ‘zacht’ afgeschilderd te worden Dit vertrouwen in de groepsconsensus vervangt het individuele, kritische denken & de onafhankelijke inschatting van de realiteit o Subtiele beperkingen: Groepsleden denken niet meer ten volle kritisch na & drukken niet meer openlijk hun persoonlijke twijfels uit Empirische onderzoeken 1. Groot aantal antecedente variabelen die groepsdenken veroorzaken o Vereist een flink aantal onafhankelijke factoren Terwijl groot aantal symptomen van groepsdenken dan weer een groot aantal metingen vereist 2. Grote theoretische onduidelijkheden o Groepsdenken model strikt interpreteren & ervan uitgaan dat groepsdenken slechts voorkomt indien alle antecedente factoren aanwezig zijn o Additief model: De aanwezigheid van een of meer antecedente variabelen zorgt voor een evenredig stijging van variabelen 3. Groepsdenkenstudies o Zich baseren op gevalstudies narratieve studies die in verhaalvorm de aanwezigheid van groepsdenken trachtten aan te geven o Laboratoriumexperimenten Groepsdenken voorkomen Groepen aanzetten om actieve inspanningen te leveren o Om de relevante informatie zorgvuldig & nauwkeurig te verwerken Computergestuurde discussiegroepen: o Bevorderen anonimiteit & reduceren statusverschillen zich minder geremd voelen Kunnen groepen helpen om beslissingen te optimaliseren SLOTWOORD De aanwezigheid van anderen kan productie beïnvloeden o Impact op de prestatie op taken waarvoor weinig interactie & coördinatie (sociale facilitatie & sociaal lijntrekken) nodig is Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 90