Notitie Van: Aan: Datum: Betreft: Dalila Tabitte Jan-Marcel (Juridisch Beraad Lokale Autonomie & Energie) 9 juli 2015 Referendummogelijkheden voor gemeente, provincie en het Rijk In Nederland kennen we een raadgevend en raadplegend referendum. Het belangrijkste verschil tussen deze twee is dat het raadgevend referendum wordt gehouden op initiatief van de burgers. Een raadplegend referendum wordt gehouden op initiatief van de overheid. In dit stuk zal ik vooral ingaan op een raadplegend referendum en de Wet Raadgevend Referendum. Tot 1 januari 2005 gold in Nederland de Tijdelijke referendumwet. Deze wet is met ingang van 1 januari 2005 vervallen. In de Tijdelijke referendumwet werd geregeld hoe een referendum op nationaal, gemeentelijk en provinciaal niveau moest worden uitgevoerd. Op 1 juli 2015 is de Wet Raadgevend Referendum inwerking getreden, waarin alleen een raadgevend referendum op nationaal niveau geregeld wordt. In dit stuk zal ik met name ingaan op hoe een raadplegend referendum wordt geregeld op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau. In mijn conclusie geef ik aan of een referendum kan worden gehouden over het plaatsen van windturbines. Raadplegend referendum op gemeentelijk niveau Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet kan de raad besluiten om een referendumverordening vast te stellen (zie ook artikel 127 Grondwet), waardoor het uitvoeren van een referendum juridisch gelegitimeerd wordt. In artikel 149 van de Gemeentewet staat dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Ook kan een raadplegend referendum gehouden worden op verzoek van kiesgerechtigden; dit wordt volksinitiatief genoemd. Met een volksinitiatief kunnen burgers proberen een eigen voorstel op de agenda van de raad te zetten. Sommige gemeenten hebben een volksinitiatief mogelijk gemaakt door een verordening. Verder kunnen gemeenten besluiten om tot de invoering van een vorm van burgerinitiatief over te gaan waarbij de burger, de gemeenteraad verzoekt een raadplegend referendum te organiseren. Het volksinitiatief gaat net een stapje verder dan het burgerinitiatief. Bij deze vorm hebben burgers niet alleen de mogelijkheid om een onderwerp op de politieke agenda te plaatsen, maar mogen zij uiteindelijk ook (mee)beslissen. Zonder een verordening kan er geen referendum gehouden worden. Wel kan er een petitie gehouden worden wat uiteindelijk tot een referendum kan resulteren. In Nederland is het petitierecht grondwettelijk vastgelegd in artikel 5 van de Grondwet. Na het vaststellen van de referendumverordening houdt de raad de ruimte om wel of niet over te gaan tot het houden van een referendum. Het is een specifieke democratische opgave voor politieke partijen in gemeenten (en provincies) om te bepalen op zij een referendumverordening wensen en zo ja, welk soort. Indien zij dit niet willen, dan moeten zij hierover verantwoording afleggen aan de eigen kiezers. Indien een gemeente geen referendumverordening heeft, kan er geen raadgevend of raadplegend referendum worden gehouden. De gemeentelijke referendumverordeningen wijken soms onderling af van elkaar, omdat er geen wet is die dwingend een uniforme referendumverordening oplegt.1 Ik heb een aantal gemeentelijke verordeningen bestudeerd waardoor ik de conclusie kan trekken dat voor de meeste gemeenten aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan voordat een gemeente een raadplegend referendum in gang kan zetten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. het onderwerp van het referendum moet ingrijpende gevolgen hebben voor de inwoners van de gemeente; het initiatief voor een raadplegend referendum ligt bij de gemeenteraad; de vraagstelling moet door de raad worden vastgesteld; alleen kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen mogen stemmen bij een referendum; Bij een opkomst van minstens 30% van de kiesgerechtigden is de uitslag geldig; De referendumcommissie houdt toezicht op het proces rondom een referendum. Verder kan over bepaalde besluiten geen referendum worden gehouden. Voor de meeste gemeenten zijn dat raadsbesluiten over arbeidsrechtelijke posities, de begroting, gemeentelijke tarieven en belastingen. Over welke besluiten nog meer geen referendum kan worden gehouden is voor elke gemeente in de referendumverordening te vinden. De uitslag van een referendum is niet bindend. Artikel 129 van de Grondwet bepaalt 1 Kamerstukken II 2005/06, 30 372, 3, (MvT). 2 namelijk dat de gemeenteraadsleden stemmen zonder last. De uitslag van het referendum moet daarom gezien worden als een advies. De procedure Het proces voor het op gang zetten van een raadplegend referendum is voor elke gemeente anders. De meeste gemeenten hebben hun referendumverordening gebaseerd op de toenmalige Tijdelijke referendumwet. Op basis van de meeste gemeentelijke verordeningen wordt tijdens het proces allereerst door de gemeenteraad een startdocument vastgesteld, waarin de probleemstelling en een beeld van oplossingsrichting wordt beschreven. Het startdocument bevat tevens een communicatieparagraaf. Hierin wordt onder andere aangegeven op welke wijze de objectieve, informatieverstrekkende voorlichting inhoudelijk en financieel vorm wordt gegeven. Omdat de uitslag van referendum niet bindend is kunnen de raadsleden een uitspraak doen over hoe zij zullen omgaan met de uitslag van de referendum. Een raadplegend referendum kan worden beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, indien de aangelegenheid slechts dat deel van de gemeente betreft en het te nemen besluit buiten dat gebied geen effecten kan hebben. Zo spoedig mogelijk nadat is besloten een raadplegend referendum te houden, bepaalt de gemeenteraad de datum van het referendum. Het referendum mag niet later plaatsvinden dan uiterlijk vier maanden nadat de raad besloten heeft om een referendum te houden. In (zo mogelijk de eerste) vergadering van de gemeenteraad na het plaatsvinden van het referendum, vindt besluitvorming plaats omtrent het onderwerp. Mijns inziens kan zonder verordening strikt genomen niet op ‘ad hoc’ basis een referendum worden gehouden (een wettelijke grondslag lijkt alsdan te ontbreken), alhoewel het resultaat van een ‘ad hoc’ referendum weldegelijk onderdeel kan gaan uitmaken van een door de gemeenteraad te nemen besluit, mits het besluit deugdelijk wordt gemotiveerd. Dat kan bijvoorbeeld door aan te haken bij de omschreven procedures zoals geregeld in gangbare referendumverordeningen en die te beschrijven in het besluit, zodat daarmee een zorgvuldige voorbereiding van het besluit kan worden gemotiveerd. Raadplegend referendum op provinciaal niveau Hiervoor geldt grosso modo hetzelfde als hiervoor bij gemeenten aangegeven. De bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 145 van de Provinciewet. 3 Op dit moment hebben vier provincies een referendumverordening, namelijk de provincies Fryslân, Limburg, Noord-Holland en Zeeland. De referendumverordeningen van de provincies wijken onderling van elkaar af. De referendumverordeningen van de vier provincies, waarin de voorwaarden en het proces te vinden zijn, zijn te vinden op www.overheid.nl.2 Een referendum door de provincie heeft eveneens een juridisch nietbindend karakter. Raadplegend referendum op nationaal niveau Tot 1 januari 2005 gold in Nederland de Tijdelijke referendumwet (Trw). Deze wet is met ingang van 1 januari 2005 vervallen.3 Op 1 juli 2015 is de Wet Raadgevend Referendum inwerking getreden. Vanaf dan kunnen burgers ex artikel 4 Wet Raadgevend Referendum nationale referenda aanvragen over wetten en stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden. Het referendum die kan worden aangevraagd is ex artikel 1 sub b WRR een raadgevend correctief referendum. Een correctief referendum is dus gericht op het tegenhouden of terugdraaien van een overheidsbeslissing. Niet alle wetten en verdragen komen in aanmerking voor een referendum. In de Wet raadgevend referendum staan een aantal uitzonderingen. In de Wet Raadgevend Referendum wordt alleen een raadgevend referendum op nationaal niveau geregeld. Dit betekent dat het initiatief tot het houden van een referendum bij de burgers ligt. De uitslag is niet bindend, omdat de Grondwet dit niet toestaat. Ondertussen loopt er nog steeds een initiatiefwetsvoorstel van de leden Duyvendak (GroenLinks), Dubbelboer (PvdA) en Van der Ham (D66) om de Grondwet te wijzigen teneinde de uitslag van het raadgevend referendum bindend te maken.4 Dit wetsvoorstel werd op 16 november 2005 aanhangig gemaakt door de Tweede Kamerleden. Omdat dit een Grondwetswijziging betreft, is er daar nog een tweede lezing voor nodig.5 Voor het raadplegend referendum, waarbij het initiatief tot het houden van een referendum bij de staat ligt, bestaat geen vaste regeling. Dit omdat het slechts bij hoge www.overheid.nl; overheidsinformatie; regeling van gemeenten, provincies en waterschappen; uitgebreid zoeken; alle provincies (zoek op: referendumverordening), laatst geraadpleegd op 26 juni 2015. 3 www.eerstekamer.nl (zoek op: Tijdelijke referendumwet), laatst geraadpleegd op 26 juni 2015. 4 Kamerstukken II 2005/06, 30 372, 3, (MvT). 5 www.sconline.nl; Wetsvoorstel; Voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham houdende regels, geraadpleegd op 29 juni 2015. 2 4 uitzonderingen plaatsvindt. Een apart wetgevingstraject per referendum is daarvoor een adequate methode. In 2005 werd het eerste raadplegende referendum ad hoc gehouden over een Europese Grondwet. Daarvoor moest een aparte wet aangenomen worden, namelijk de Wet raadplegend referendum Europese Grondwet. Verder kan met een burgerinitiatief een burger een voorstel doen, met ondersteuning van 40.000 handtekeningen, om een bepaald onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer te plaatsen. Indien het voorstel aan de vereisten voldoet, komt het onderwerp op de Kameragenda. Voor het invoeren van het burgerinitiatief was geen wetswijziging nodig. Alleen het Reglement van Orde van de Tweede Kamer is aangepast. Conclusie Het is door de inwerking getreden Wet Raadplegend Referendum voor burgers mogelijk geworden om een raadgevend referendum te laten houden over wetten en verdragen. Wil de rijksoverheid een raadplegend referendum houden dan moet er per referendum een wet aangenomen worden. Voor gemeenten en provincies geldt dat er een raadgevend en raadplegend referendum gehouden kan worden indien de gemeente of provincie een verordening heeft. Een ‘ad hoc’ referendum binnen een gemeente zonder een vastgestelde referendumverordening, kan ‘de facto’ een vergelijkbare rol vervullen als een gehouden referendum op basis van een verordening, mits het besluit blijk geeft van een zorgvuldige voorbereiding en motivering (aanhaken bij de omschreven procedures en waarborgen uit gangbare referendumverordeningen). De belangrijkste functie terzake zal zijn een draagvlakmeting ten aanzien van het onderwerp, ter ondersteuning van het door de gemeenteraad te nemen besluit. Op de vraag of een referendum kan worden gehouden over nationale wetgeving met betrekking tot windmolens na inwerkingtreding van de WRR, moet ontkennend worden geantwoord. Dit omdat de wetgeving omrent windmolens reeds in werking is, zoals de Elektriciteitswet en de Crisis- en herstelwet. In hoofdstuk twee van De Kloof, het proefschrift van dhr. Lunsing, geeft dhr. Lunsing aan dat het plaatsen van windmolens een provinciale taak is en gemeenteraden geen betekenisvol besluit nemen die de plaatsing van windmolens mogelijk maakt. Hij komt tot de conclusie dat ook in die gemeenten die beschikken over een referendumverordening de mogelijkheid niet bestaat om een referendum te organiseren. 5 Deze mening deel ik niet. Gemeenten hebben namelijk de bevoegdheid om te bepalen wat op hun eigen grondgebied mogelijk is door het vaststellen van bestemmingsplannen. De Raad van State heeft op 27 mei 20156 bepaald dat op grond van artikel 9e Elektriciteitswet 1998 jo artikel 3.26 lid 1 Wet ruimtelijke ordening de Provinciale Staten rechtstreeks bevoegd zijn om een inpassingsplan vast te stellen voor windparken van 5 tot 100 MW. Uit artikel 9e lid 1 van de Elektriciteitswet 1998 volgt niet dat de Provinciale Staten exclusief bevoegd zijn tot het vaststellen van een plan ten behoeve van windpark met een capaciteit van 5 tot 100 MW. De raad blijft eveneens – naast GS - bevoegd om een bestemmingsplan voor windparken tot 100 MW vast te stellen (zolang ze niet door de provincie worden overruled). 6 Raad van State, 27 mei 2015, 201409190/1/R6. 6