Examenwoorden A t/m F

advertisement
Examenwoorden A t/m F
Opdracht 1
Wat betekenen de volgende woorden? Omcirkel het juiste antwoord.
Let op, het gaat om de betekenis, niet om voorbeelden.
In 4 gevallen zijn beide antwoorden goed.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
de aanbeveling
A
het advies
B
het bevel
de aanleiding
A
reden om ergens mee te beginnen
B
gevolg van een goed bedoelde daad
aanzienlijk
A
met veel status
B
redelijk groot of redelijk veel
acceptabel
A
aanvaardbaar, redelijk, als je iets goedkeurt
B
als iets kort en/of bijna af is
adequaat
A
sterk
B
zoals nodig, goed, op een passende manier
afkerig van
A
vies van, weerzin of walging voelen
B
afzijdig, buiten (de groep) staan
de afweging
A
beredenering, ergens over nagedacht hebben
B
het juiste gewicht meten
agrarisch
A
te maken hebbend met het boerenbedrijf
B
te maken hebbend met dienstverlening
de allergie
A
ongevoeligheid, iets waar je niet goed mee om kunt gaan
B
overgevoeligheid, iets waar je niet tegen kunt
(het) alternatief
A
andere mogelijkheid
B
anders dan anderen
de analogie
A
sterrenkunde
B
overeenkomst
de analyse
A
uitleg hoe iets in elkaar zit
B
uitleg over een experiment
astronomisch
A
heel groot, heel hoog
B
betrekking hebbend op ruimtevaart en/of sterrenkunde
behelzen
A
een held worden, iets dappers doen
B
waar het over gaat
bekrompen
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
A
beperkt in opvattingen, kleingeestig
B
moeilijk doen, zeuren
beschikken over
A
hebben
B
zijn
betwisten
A
aanvallen, zeggen dat iets niet mag of niet waar is
B
vechten
bezwaarlijk
A
te zwaar zijn door het verpakkingsmateriaal
B
wat problemen oplevert, moeilijk
capituleren
A
overwinnen
B
zich overgeven
chronisch
A
op volgorde van de tijd
B
voortdurend, de hele tijd
chronologisch
A
op volgorde van de tijd
B
voortdurend, de hele tijd
claimen
A
opeisen
B
opruimen
de column
A
steeds wisselende artikelen op een bepaalde internetsite
B
vaste rubriek in krant of tijdschrift waarin steeds dezelfde schrijver zijn mening geeft
de compensatie
A
iets wat niet goed is, goed proberen te maken
B
geldbedrag voor slachtoffers
competitief
A
elkaar tegenwerken, elkaar bestrijden
B
sporten in wedstrijdverband
concreet
A
echt bestaand, feitelijk
B
groot, overvloedig
consistent
A
in tegenstelling tot
B
met elkaar kloppend
de constitutie
A
grondwet
B
organisatie
de context
A
alleen, eenzaam, solitair
B
verband waarin iets gebeurt, zaken die ermee te maken hebben
de conventie
A
een overeenkomst tussen verschillende landen
B
gedragsregels, afspraken over wat gebruikelijk is
curieus
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
A
eigenaardig, apart, zeldzaam
B
nieuwsgierig en oplettend
daadwerkelijk
A
echt, in werkelijkheid, feitelijk
B
ongewenste gevolgen van iets wat iemand gedaan heeft
destijds
A
eerder
B
toen, vroeger
doorzagen
A
eindeloos doorpraten
B
een boom in stukken hakken
drastisch
A
krachtig, hevig, doortastend
B
overdreven emoties tonend
duiden
A
teloor gaan
B
uitleggen wat iets betekent
dulden
A
goed vinden, maar niet van harte
B
heel goed vinden, enthousiast zijn
elders
A
ergens anders
B
op een ander moment
essentieel
A
gedetailleerd
B
heel belangrijk
evenmin
A
ook niet
B
toen niet
evenwel
A
dan, later, op enig moment in de toekomst
B
echter, desondanks, maar
exclusief
A
andere dingen zijn uitgesloten
B
bijzonder en duur
exorbitant
A
zeer rijk
B
veel te veel, buitensporig, erg overdreven
expliciet
A
andere dingen zijn uitgesloten
B
duidelijk, uitdrukkelijk
de factor
A
eigenschap
B
gewoonte
falen
A
failliet gaan
B
mislukken, het doel niet bereiken
de fauna
A
dierenwereld
B
plantenwereld
48 de feminisering
A
de ontwikkeling van meisje naar vrouw
B
het toenemen van het vrouwelijke in de maatschappij
49 het fossiel (figuurlijk)
A
iemand die gesteentes uit de oudheid bestudeert
B
iemand met ouderwetse opvattingen
Opdracht 2
Sommige woorden zijn lastig te schrijven. Schrijf onderstaande woorden drie keer foutloos over.
Deze woorden komen uit het boekje: 5000 venijnige dicteewoorden.
curieus
……………………………………….
……………………………………..
…………………………………
efficiënt
……………………………………….
……………………………………..
…………………………………
essentieel
……………………………………….
……………………………………..
…………………………………
exorbitant
……………………………………….
……………………………………..
…………………………………
Opdracht 3
Vul in de onderstaande zinnen een passend woord in. Let erop dat je de woorden goed schrijft. Kies
uit de volgende woorden:
aanleiding - afkerig - analyseren - chronisch – claimde – competitief – constitutie - daadwerkelijk elders – feminisering.
1
Het feit dat steeds meer vrouwen een topfunctie bereiken in het bedrijfsleven is een
voorbeeld van ……………………………………………………………………..
2
Als je met bepaalde gezondheidsklachten te lang door blijft lopen, worden ze
………………………………………………
3
Jacqueline ………………………………. een schadevergoeding toen ze aangereden was door een
taxi.
4
Bij natuurkunde moeten we de onderzoeksgegevens goed ………………………………………..
5
Zij doet …………………………………… haar boodschappen.
6
Ook sociale grondrechten staan in onze ………………………………………….
7
Mijn vader houdt van erwtjes, maar is ……………………………………….. van tuinbonen.
8
Bij sommige YouTubefilmpjes twijfel je of het …………………………………….. is gebeurd.
9
Saskia en Liënne zijn dikke vriendinnen, maar bij turnwedstrijden zijn ze heel
………………………………………………. ingesteld en willen ze allebei winnen.
10
De ……………………………………………………….. voor het schrijven van deze e-mail is een klacht
over Windows 10.
Opdracht 4
Welk woord past in de zin? Streep het foute woord door.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Volgend weekend eten we in een heel concreet / exclusief restaurant.
Zet de volgende gebeurtenissen op chronologische / expliciete volgorde.
Er zijn verschillende afwegingen / factoren waardoor haar webwinkel zo’n succes is.
Mijn oom wilde een stuk grond kopen, maar het had een agrarische / essentiële
bestemming.
De politie geloofde Joris’ verhaal niet, omdat het niet consistent / drastisch was.
Het tegenovergestelde van abstract is concreet / duiding.
Toen de twee leerlingen met elkaar op de vuist gingen, reageerden de
leerlingbegeleiders adequaat / astronomisch.
Mark Zuckerberg ontving een astronomisch / futiel bedrag voor Facebook toen hij dat
verkocht.
De Duitsers capituleerden / zaagden door in mei 1945, maar de Japanners pas in
september van dat jaar.
Mijn zus gaat nooit naar de bioscoop en ik ga evenmin / evenwel.
Antwoorden examenwoorden A t/m F
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
A
A
B
A
B
A
A
B
B
A+B
B
A
A +B
B
A
A
A
B
B
B
A
A
B
A
A
Opdracht 3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
feminisering
chronisch
claimde
analyseren
elders
constitutie
afkerig
daadwerkelijk
competitief
aanleiding
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
A
B
A
B
A+B
A
A
B
A
A
B
A
A
B
A
B
A+B
B
B
A
B
A
B
B
Opdracht 4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
exclusief
chronologisch
factoren
agrarische
consistent
concreet
adequaat
astronomisch
capituleerden
evenmin
Download