Hoofdstuk 8: Natuurkunde Overal (havo 5) Evenwicht Beweging verplaatsing van het zwaartepunt draaiing om het zwaartepunt Evenwicht = geen beweging geen verplaatsing geen krachten; Fsom = 0 geen draaiing geen “draaikrachten” ; Msom = 0 Zwaartepunt Z zwaartepunt is het snijpunt van de zwaartelijnen Het “echte” voorwerp en “lege” voorwerp waarbij alle massa is geconcentreerd in het zwaartepunt gedragen zich precies hetzelfde Draaikracht = Moment Draaikracht berekenen ten opzichte van een draaipunt Grootte van de draaikracht hangt af van: grootte van de kracht meer kracht meer moment afstand van de kracht tot draaipunt grotere afstand groter moment Moment = kracht x arm M=Fxr Arm Arm is de afstand tussen het draaipunt en de werklijn van de kracht Werklijn ligt in het verlengde van de kracht Moment is positief als het een draaiing tegen de klok in veroorzaakt Huiswerk Maken opgaven 4 t/m 8 Maken opgaven 9, 11, 14, 15 Hefboomwet Evenwicht als: (massa x afstand)links = (massa x afstand)rechts m1 x d1 = m2 x d2 Werkwijze Voorwerp “vrij”maken Zwaartekracht in Z Krachten in “contact”-punten formules toepassen Fsom = 0 (x- en y-richting) F1,x = F2,x Fz = F1,y + F2,y Msom = 0 Kies een handig draaipunt, b.v. A want dan doen F1,x en F1,y niet meer mee (arm = 0) Msom,A = -Fz·dz + F2,x·dx + F2,y·dy = 0 Voorbeeld 1: balans Fsom = 0 F1 + F2 = Fs Msom,B = 0 F1 d1 - F2 d2 = 0 of F1 d1 = F2 d2 of m1 g d1 = m2 g d2 m1 d 1 = m2 d 2 hefboomregel Voorbeeld 2: auto Fsom = 0 F1 + F2 = Fz Msom,A = 0 -Fz d1 + F2 (d1+d2) = 0 of Fz d1 = F2 (d1+d2) Voorbeeld 3: liniaal nog net in evenwicht Fsom = 0 FA + FZ = FP Msom,A = 0 FP dA - FZ (dA + dZ)= 0 Msom,P = 0 F A dA - F Z dZ = 0 Msom,Z = 0 FA (dA + dZ) - FP dZ = 0 Onthoud Als je een opgave hebt met 3 krachten Kies één van de aangrijpingspunten als draaipunt De momenten van de andere twee krachten ten opzichte van het gekozen draaipunt zijn dan gelijk aan elkaar Huiswerk maken opgaven 17, 20, 23, 24 Katrollen in één touw is de spankracht overal hetzelfde vast katrol verandert de richting van de kracht; niet de grootte losse katrol halveert de kracht kijk hoeveel meter touw je moet binnenhalen om het voorwerp 1 meter omhoog te tillen Voorbeeld Krat weegt 200 N Hoe groot is de trekkracht? Oplossing: Om het voorwerp 1 meter op te tillen moet je 5 meter touw binnen halen Trekkracht is dus 200/5 = 40 N • Als de wielen massa hebben wordt het iets ingewikkelder! Opgaven Bij de volgende opdrachten moet je steeds de volgende vragen beantwoorden: 1. Hoeveel meter touw moet je binnenhalen om het voorwerp 1 meter op te tillen. 2. Met welke kracht moet je trekken om het voorwerp net op te tillen 3. Hoeveel kracht werkt er op het plafond opgave 1 Antwoorden 1. 1 meter 2. 550 N 3. 1150 N opgave 2 Antwoorden 2 meter 2. 300 N 3. 950 N 1. opgave 3 Antwoorden 4 meter 2. 650/4 = 163 N 3. 913 N 1. opgave 4 Antwoorden 4 meter 2. 160 N 3. 890 N 1. Huiswerk Maken 18, 22, 25 Stabiel en labiel evenwicht Stabiel Na een verstoring gaat het terug naar de oorspronkelijke stand Door een verstoring gaat het zwaartepunt omhoog Zwaartepunt ligt onder het draaipunt Labiel Na een verstoring valt het om Door een verstoring gaat het zwaartepunt omlaag Zwaartepunt ligt boven het draaipunt Huiswerk Maken opdrachten 29, 30, 32, 33