§2 Zwaartekracht, gewicht en stabiliteit -Zwaartekracht en gewicht -Doordat voorwerpen door de aarde worden aangetrokken, oefenen ze op hun beurt weer een kracht uit op de ondergrond waarop ze staan of waar ze aan hangen. -gewicht G: een kracht van het voorwerp op de ondergrond of waaraan het voorwerp hangt -Zwaartekracht en gewicht zijn verschillende krachten -Zwaartekracht werkt altijd op het voorwerp -De grootte van de zwaartekracht en het gewicht zijn in rustsituaties gelijk. -Tijdens je val heb je geen gewicht, je oefent geen kracht uit op de ondergrond of ophangpunt. -Zwaartekracht en stabiliteit -Alle voorwerpen oefenen een aantrekkende kracht op elkaar uit. Deze aantrekkingskracht is groter: -Als de massa’s van de voorwerpen groter zijn -als de voorwerpen zich dichter bij elkaar bevinden -Het zwaartepunt -Elk voorwerp heeft een zwaartepunt: een (denkbeeldig) punt waar je de zwaartekracht kunt laten ‘aangrijpen’. -Als het zwaartepunt van het voorwerp boven het steunvlak is dan is het voorwerp in evenwicht, anders kantelt het. -Je hebt 2 manieren om het zwaartepunt te bepalen: 1. Hang het voorwerp op verschillende punten op en teken telkens een rechte lijn naar beneden, het snijpunt is het zwaartepunt. 2. Laat het voorwerp op je vinger balanceren als het blijft liggen is je vinger onder het zwaartepunt. -Stabiliteit -Een voorwerp kan in evenwicht zijn, maar toch gemakkelijk omvallen als je er een zetje tegenaan geeft. -Dit vergroot je door: 1. Door het steunvlak groter te maken 2. Door te zorgen dat het zwaartepunt lager komt te liggen 3. Door meer massa aan de onderkant van een voorwerp aanbrengen -Plus: Het lichaamszwaartepunt -Ook je eigen lichaam heeft een zwaartepunt. Als je rechtop staat is dit in de buurt van je navel -Je bent in evenwicht als je lichaamszwaartepunt zich boven het steunvlak van je voeten bevindt. Je kunt dit vergroten door wijdbeens te gaan staan