Eenmanszaak H1 Rode Kees • Rente/interest = de vergoeding die je betaalt voor een lening • Rente/ interest zijn de kosten voor een lening • Met het betalen van rente wordt d schuld niet kleiner • Door aflossen neemt de schuld wel af • oorspronkelijk geleende bedrag – aflossingen = schuldrest Annuïteit = een periodiek gelijkblijvend bedrag = rente + aflossing Eenmanszaak H1.2/3 Soorten leningen A. Persoonlijke lening = lening aan consumenten voor de aanschaf van duurzame productiemiddelen. • eisen: meerderjarig, inkomen • omvang lening afhankelijk van inkomen • rente over de hele lening • start direct met aflossen lening B. Doorlopend krediet = consumptief krediet • alleen rente betalen over opgenomen bedrag • aflossen wanneer je wilt • kredietlimiet = maximaal te lenen bedrag Eenmanszaak H1.4 Soorten leningen C. Huurkoop/ koop op afbetaling: •Krediet voor aanschaf duurzame productiemiddelen •Vooral bij impulsaankopen •Duurdere vorm van krediet •Nadeel: consument zit vast aan de koop van een bepaald goed Koop op afbetaling: • koper is direct eigenaar Huurkoop: •Pas eigendom als van het product als laatste termijn is betaald Eenmanszaak H1.5 Hypothecaire lening D. Hypothecaire lening: •Lening met als onderpand onroerend goed • Hypotheek = zakelijk zekerheidsrecht op het onroerend goed van iemand anders. • Hypotheek is een gedekt krediet: het heeft onroerend goed als onderpand • Hypotheek bestaat uit 2 zaken: hypotheekrecht en geldlening. Eigenaar onroerend goed geeft hypotheekrecht aan bank: • eigenaar = hypotheekgever • bank = hypotheeknemer Bank geeft hypothecaire lening aan de eigenaar: • bank = geldgever • eigenaar = geldnemer • Executiewaarde = opbrengst onroerend op bv. veiling (lager dan bij vrijwillige verkoop) • Hoogte lening bepaald door 75 tot 90% van de executiewaarde. • Vervroegd aflossen lening: boete Eenmanszaak H1.5 Drie hypotheekvormen 1. Lineaire hypotheek 2. Spaarhypotheek 3. Annuïteitenhypotheek 1. Lineaire hypotheek • Elk jaar een vast bedrag aflossen • rente betalen over niet- afgeloste deel • lasten lening = rente + aflossing (dit totale bedrag wordt steeds kleiner) Eenmanszaak H1.5 Drie hypotheekvormen 2. Spaarhypotheek • Gedurende de looptijd geen aflossing; alleen rente • Hypotheekrente is aftrekbaar voor de belasting • Maandelijks premie betalen voor verzekering: •Spaarpremie: kapitaal sparen om aan einde looptijd de lening in één keer te kunnen aflossen •Premie voor overlijdensrisicoverzekering: bij eerder overlijden geldlener kan de hypotheek toch worden afgelost. Eenmanszaak H1.5 Drie hypotheekvormen 3. Annuïteitenhypotheek • Totale bedrag aan rente + aflossing is gelijk • Vaste maandlasten 1.6 Enkelvoudige en samengestelde interest Enkelvoudig : alleen rente over de hoofdsom. Burger: bruto lasten = aflossing + rente Bedrijf: bruto lasten = alleen rente Netto lasten = bruto lasten - belastingvoordeel (Hypotheek)rente is aftrekbaar de rente mag je in mindering brengen op je inkomen; minder belasting betalen. Lening is meestal enkelvoudige rente eind periode de interest meteen betalen, interest wordt niet toegevoegd aan schuld . Enkelvoudige en samengestelde interest Samengesteld: rente wordt berekend over kapitaal + de al eerder gevormde rente. Formule Eindwaarde: Kn = K0 ( 1 + p/100)ⁿ Kn = eindwaarde kapitaal Ko = beginwaarde kapitaal n = aantal perioden p = rentepercentage Let op de perioden! Enkelvoudige en samengestelde interest De Eindwaarde en Contante waarde van een…….. RENTE (VERVALLEN) !!!!!!!!!! Enkelvoudige en samengestelde interest Samengesteld: rente wordt berekend over kapitaal + de al eerder gevormde rente. Formule Contante Waarde: K0 = Kn/( 1 + p/100)ⁿ Kn = eindwaarde kapitaal Ko = beginwaarde kapitaal n = aantal perioden p = rentepercentage Let op de perioden! H2 de Oprichting van de kast Starten van een onderneming 1. Diploma’s 2. Vestigingsvergunning 3. Vergunningen bij de gemeente 4. Inschrijven KvK H2 de Oprichting van de kast 5. Administratie 6. Vestigingsplaats 7. Investeringsbegroting 8. Resultatenbegroting 9. Liquiditeitsbegroting H2 de Oprichting van de kast 10. Rechtsvorm 11. Verzekeringen 12. Financiering 13. Diversen H2 de Oprichting van de kast BTW = • Belasting op de Toegevoegde Waarde • Omzetbelasting • Geen kosten voor de onderneming • Betalen aan fiscus over de goederen/diensten die de onderneming verkoopt Drie tarieven: • 6% • 19% • 0% Verkoopprijs excl. Btw + btw = Verkoopprijs incl. btw = = = 100% 19% 119% H2 de Oprichting van de kast Investeringsbegroting in drie posten: • Vaste Activa • Vlottende Activa • Liquide middelen H2 de Oprichting van de kast Financiering Eigen Vermogen = Eigen geld = permanent vermogen Vreemd Vermogen = geleend geld Vaste Activa financieren met EV of LVV Vlottende Activa financieren met KVV (of EV, LVV) LVV (Lang Vreemd Vermogen) • Hypothecaire lening • Onderhandse lening H2 de Oprichting van de kast Financiering KVV (Kort Vreemd Vermogen) • r/c krediet • Te ontvangen leverancierskrediet/ crediteuren • Te ontvangen afnemerskrediet • Vooruit ontvangen bedragen • Nog te betalen bedragen • Te betalen BTW H4 de Categorale kostenindeling Omzet (= verkoopopbrengst van de verkochte goederen) - Inkoopwaarde van de goederen = Brutowinst (= brutoverkoopresultaat) - Overige kosten = Nettowinst (Nettoresultaat) +/- Privé storting/opname = Verandering van het Eigen Vermogen Eigen Vermogen kan op 2 manieren veranderen: 1. Opbrengsten verhogen EV; Kosten verlagen EV 2. Eigenaar stort geld, verhoogt EV; eigenaar neem t geld op uit de onderneming, verlaagt EV. H4 de Categorale kostenindeling Wat zijn kosten? • De geldwaarde van alle productiemiddelen die je nodig hebt voor het produceren van goederen en diensten. De berekening van kosten heeft 3 functies: 1. Berekening van de kostprijs: a) om de verkoopprijs te kunnen bepalen b) Planning en beheersing van het productieproces 2. Hulpmiddel bij de balanswaardering en de bepaling van het resultaat 3. Hulpmiddel bij het nemen van beslissingen Investeren? Nieuwe machine? Welk product ga je produceren? Indeling van de kosten: a) Naar soort b) Naar functie in het productieproces (EMZ2) c) Constant/ variabel (EMZ2) H4 de Categorale kostenindeling Betaling Kosten = een tijdstipgrootheid = een periodegrootheid Permanentie = opnemen van een resultatenoverzicht van de kosten en opbrengsten die ook daadwerkelijk toebehoren aan de periode waarover het resultatenoverzicht verslag doet. Overlopende posten Kostensoorten 1. De kosten van vermogen Balans Gebouwen Voorraden Kas Bank etc….. EV = Vermogensbehoefte = Vermogensverschaffing VV H4 de Categorale kostenindeling 1. Het aantrekken van vermogen kost geld : vermogenskosten Vb interestkosten provisiekosten notariskosten 2. De kosten van grond: vb pacht 3. De kosten van arbeid Loonkosten: • Brutoloon • Werkgeversaandeel in premies werknemersverzekeringen • Werkgeversaandeel in pensioenpremie Sociale verzekeringen bestaan uit: 1. Volksverzekeringen: AOW, ANW, AKW, AWBZ 2. Werknemersverzekeringen: WW, WIA ,ZVW Loonheffing (loonbelasting + sociale premies werknemersaandeel) H4 de Categorale kostenindeling 4. Kosten van diensten van derden 5. De inkoopwaarde van de omzet ( ≠ inkopen); wat is de waarde van dat gedeelte van de voorraad wat is verkocht. Matching- beginsel = 6. • • • de kosten dienen altijd te worden toegerekend aan de producten die in een bepaalde periode worden verkocht. Het tijdstip van betaling is dus niet van belang. Kosten van duurzame productiemiddelen. Technische/economische levensduur Restwaarde/residuwaarde Boekwaarde 7. Kostprijsverhogende belastingen Vb: motorrijtuigenbelasting, onroerendzaakbelasting, invoerrechten, milieuheffingen. H5 De Begroting Liquiditeitsbegroting = een overzicht van alle ontvangsten en uitgaven van een onderneming in een toekomstige periode. • Meestal per kwartaal/ jaar • Geeft aan hoeveel liquide middelen een onderneming overhoudt/tekort komt in een bepaalde periode. • Gaat om verwachte ontvangsten en uitgaven en niet om kosten en opbrengsten. Verschil tussen kosten en uitgaven: Kosten hebben betrekking op een periode en uitgaven vinden altijd plaats op een bepaald tijdstip. Vb. opgave 101 blz. 100 H5 De Begroting Resultatenbegroting = een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming in een toekomstige periode. • Meestal per kwartaal/ jaar • Geeft aan of een onderneming in de toekomst winst of verlies zal maken Opgave 104 blz. 104 en 105 Verbanden tussen balans, liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting: Opgave 106, 107 en 108