11IN001153 Technische vragen van de fracties Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne en CDA voor het AB van 19 januari 2011 en ambtelijke antwoorden Technische vragen fractie Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne Actielijst In de actielijst algemeen bestuur 8 december 2010 staat bij AB 15 september 2010 “Het waterschap benadert de gemeente Breda om het gesprek over parkeren in en om het Mastbos weer op te pakken”: Wordt betrokken bij de toezegging inzake evaluatie vervoerplan en andere afspraken. Vraag: Bij voornoemde actie stond tijdstip Najaar 2010. Dit is nu veranderd in: “Wordt betrokken bij de toezegging inzake evaluatie vervoerplan en andere afspraken.” Graag aangeven wanneer AB heeft ingestemd met wijziging van dit tijdstip. Wanneer heeft het DB het AB expliciet gevraagd om in te stemmen met deze wijziging? Met andere woorden: welk besluit ligt hieraan ten grondslag? Welke zijn “de andere afspraken” precies? Antwoord: Verwezen wordt naar de notulen van 8 december 2010 pagina 24 waarin de voorzitter aangeeft dat het gehele pakket maatregelen rondom het vervoerplan en het parkeren rondom Bouvigne binnen twee jaar wordt geëvalueerd. Binnen het pakket maatregelen valt ook de afspraak om de gemeente Breda weer te benaderen. Met andere afspraken wordt bedoeld de door de AB-leden aangedragen suggesties bij de bespreking van de memo parkeren op en rond Bouvigne op 15 september 2010. Onder meer optimalisatie van de ruimte, verwijzing op de website etc (zie de notulen van 15 september 2010). Vraag: In hoeverre kan het DB eenzijdig tijdstippen in actielijsten wijzigen, zonder hierover expliciet toestemming van het DB te hebben gevraagd (zonder het AB hierover een besluit voor te leggen)? Antwoord: Dit is een bestuurlijke vraag die niet ambtelijk kan worden afgedaan. Agendapunt 3a. Aanpassing Gemeenschappelijke Regeling Aquon Vraag: Beoordeling, Financiële gevolgen: Graag uitleg/onderbouwing (inhoudelijk en financieel) van frictiekosten tot een bedrag van 2,1 M. Antwoord: De frictiekosten voor Aquon (dus voor de 9 deelnemers) bestaan uit kosten voor het sociaal plan (ruim 1 miljoen), huisvesting in verband met het afstoten van 2 locaties (bijna 9 ton) en kosten ten aanzien van roerende activa (bijna 3 ton). Een specifieke onderbouwing is weergegeven in "Business case Aquon, 27 oktober 2010". Vraag: Personele gevolgen:welke extra personele consequenties zijn denkbaar? Antwoord: Bij iedere overgang van personeel van de ene organisatie naar een andere spelen vragen rondom formatie, bezetting, en passende functies. Met de opmerking in de nota wordt gedoeld op de mogelijk extra personele consequenties die uitbreiding naar Aquon+ met zich meebrengt ten opzichte van de situatie Aquon. Een toelichting op deze personele consequenties is weergegeven bij het antwoord op de volgende vraag. Vraag: Wat is goed oplosbaar precies? Welke bandbreedte wordt aan gedacht? Wat is acceptabel in deze en wat niet meer? Antwoord: De totale formatie voor Aquon+ is vastgesteld op 177,3 fte. De huidige structurele bezetting (dus zonder tijdelijke contracten) is in totaal 161,66 fte (dus van alle 9 deelnemers). Dit biedt een kansrijk plaatsingsperspectief. Net zo kansrijk als in de situatie Aquon (dus met 7 deelnemers) het geval was. Vanuit Rivierenland gaat bijna 27 fte aan primaire functies over naar Aquon en slechts 1,4 fte ondersteunende functies. Twee van de drie managementfuncties waren tijdelijke posities, dus deze geven ook geen extra druk op de nieuwe situatie. De verwachting is dat bijna 95% van de medewerkers van Rivierenland probleemloos kan worden geplaatst in een volgfunctie of passende functie. Agendapunt 3.b. Protocol Zuidwestelijke Delta Vraag: Beoordeling, Financiële gevolgen: Welke financiële consequentie kan een bijdrage uit investeringsproject IP6311 hebben? Antwoord: IP 6311 voorziet in het opstellen van een inrichtingsvisie voor Binnenschelde en Markiezaatsmeer. Dat is nodig om na te gaan welke maatregelen er genomen moeten worden om de KRW en Natura2000 doelen te halen. Voor het opstellen van de visie en het vastleggen van de nulsituatie wordt binnen dit project € 150.000 geraamd als fase I van het project. Deze fase start dit jaar. Voor de Kadernota 2012 kan bekeken worden of en hoe het vervolg uitgevoerd kan worden. Vanwege een mogelijke interactie van maatregelen in de Binnenschelde en Markiezaatsmeer met het Volkerak-Zoommeer is voorzien dat er vóór 2015 geen maatregelen worden uitgevoerd maar er wel een standstill geldt voor Binnenschelde en Markiezaatsmeer. Eventuele KRW maatregelen moeten dan vóór 2027 zijn uitgevoerd. Er is een bijdrage van derden voorzien van 50% voor dit project vanwege de betrokkenheid van de gemeente Bergen op Zoom, de Provincie en het Rijk. Vraag: Personele gevolgen: Graag fte in jaarlijkse financiële bijdrage vertalen. Antwoord: De personele bijdrage is 0,6 fte/jr voor het programmabureau en 0,5 fte/jr voor beide gebiedsprogramma's = 1,6 fte= 1400 directe uren * 1.6 = 2240 uur. Het tarief (Ontwerp en Realisatie, Beleid) bedraagt gemiddeld ongeveer € 82/uur. Dit leidt tot een totaalbedrag van circa € 184.000,- dat ten laste komt van de exploitatie. Agendapunt 3.c. Aanvraag uitvoeringskrediet project 771, 5e influent-rooster rwzi Bath Vraag: Context: Graag uitleg over begrip “het slechte onderdekse milieu.” Antwoord De zuivering Bath heeft een ruim 50 km lange persleiding vanaf het industrieterrein Moerdijk met daarop onderweg aangesloten een aantal intakkingen. Het water in die persleiding is relatief lang onderweg. De persleiding is (uiteraard) gesloten en dat betekent dat er geen zuurstof kan toetreden. Het afvalwater gaat onder invloed van de stoffen die erin zitten (bijvoorbeeld fecaliën) toch een chemische reactie aan. Deze reactie geeft een sterk zuur karakter aan het uiteindelijk aangevoerde afvalwater op de rwzi Bath. In het influentwerk of roostervuilbouwwerk is de pH van het afvalwater ca. 1 tot 2 en dat is een sterk zuur (m.n. zwavelzuur). Het waterstofsulfide (H2S) gahalte kan oplopen tot 800 à 1000 ppm en dat is voor de mens binnen 1 seconde dodelijk. Het komt erop neer dat het inkomende afvalwater sterk verzuurd is, uiterst agressief en zeer hoge (gevaarlijke) concentraties H2S bevat. Vraag: Afstemming…Een jaarlijkse last van 35.000. Klopt dat? Moet dat niet zijn 30.500? Antwoord Het juiste getal moet zijn 30.500. Agendapunt 3d. Aanvraag uitvoeringskrediet ten behoeve van inrichtingsplan WeerijsZuid Vraag: Strategie: Graag toelichting op verbetering van de landbouwkundige structuur. Antwoord: De verkaveling is één van de grootste knelpunten voor de landbouw in Weerijs-Zuid. Dit leidt veelal tot een inefficiënte bedrijfsvoering en zorgt daarmee voor hoge kosten in de agrarische bedrijfsvoering. De verkaveling voldoet niet bij alle bedrijven aan de eisen van het moderne agrarische bedrijf. Uit een analyse van de verkavelingssituatie blijkt dat met de wettelijke herverkaveling voor 65% van de bedrijven een verbetering bereikt kan worden; 34% heeft reeds een goede verkaveling. Verbetering van de verkaveling van landbouwbedrijven is een uitgesproken mogelijkheid om de sector perspectief te bieden. Het gaat daarbij om vermindering van het aantal kavels per bedrijf, vergroting van de huiskavel, verbetering van de perceelsvormen en verbetering van de ontsluiting. Deze herverkaveling wordt conform de Wet inrichting landelijk gebied uitgevoerd en heeft betrekking op bijna 2500 ha landbouwgebied. Daarvoor worden ondermeer gronden ingezet die de afgelopen jaren door de overheid (Bureau Beheer Landbouwgronden, BBL) aangekocht zijn. De herverkaveling vindt plaats met inachtneming van en afgestemd op de publieke doelen in het gebied op het gebied van natuur, water, landschap en recreatie. Omdat hier geen waterschapstaakstelling ligt, draagt het waterschap niet bij aan de financiering van deze kosten. Vraag: In de nota wordt gesproken over 2.500.000 subsidie. Onder financieel wordt genoemd 2.800.000. Graag uitleg over deze twee getallen. Verschil/overeenkomst? Antwoord: Op basis van de inzichten in 2009 is voor het project Weerijs-Zuid een bruto investeringsbedrag geraamd van € 10 miljoen. Daarbij is uitgegaan dat derden voor 25% zouden bijdragen. Het investeringsbedrag (€ 10 miljoen) en de verwachte bijdragen van derden (€ 2,5 miljoen) zijn opgenomen in de Kadernota van 2010. Op basis van de Kadernota 2010 zou de netto bijdrage van het waterschap dus € 7,5 miljoen bedragen. Sindsdien is het inrichtingsplan met de bijbehorende kostenraming verder uitgewerkt. Het inmiddels vastgestelde inrichtingsplan bevat de meeste recente kostenraming, op basis waarvan ook een kostenverdeling gemaakt is tussen de verschillende partijen. Hieruit blijkt dat het eerder geraamde bruto investeringsbedrag voor het waterschap toereikend is. Ook blijkt dat de netto bijdrage van het waterschap geen € 7,5 miljoen bedraagt, maar € 7,2 miljoen. Het subsidiepercentage ligt dus 3% hoger dan in 2009 ingeschat werd. Technische vragen fractie CDA Agendapunt 3.d Aanvraag uitvoeringskrediet Weerijs-Zuid Vraag: Zit de genoemde cofinanciering (blz 2) ook in het investeringsbedrag van 9 miljoen of komt er dat bovenop? Want er wordt in de adviesnota verwezen naar een separate besluitvorming voor cofinanciering door het DB? Antwoord: Van cofinanciering is sprake, indien een andere partij dan het waterschap een trekkende rol heeft bij het opstellen en realiseren van een uitvoeringsplan voor een bepaald deelgebied en waarbij waterschapsdoelstellingen gerealiseerd worden. Met een cofinancieringsovereenkomst stelt het waterschap haar financiële bijdrage beschikbaar. De bedragen die hiermee gemoeid zijn, maken deel uit van het investeringsbedrag van € 9 miljoen. Vraag: Onderhoud en beheer (blz. 3.) Is het gezien de eerdere “discussie” in deze omgeving (Balleman) niet gewenst om tegelijk met het inrichtingsplan ook duidelijkheid te geven over het onderhoudsen beheerplan, gezien de gevolgen van de inrichtingsmaatregelen? Wij noemen met name de waterlopen, de oevers, ecologische verbindingszones, waterberging. Antwoord: Omdat het door GS vastgestelde plan een plan op hoofdlijnen is en dus nog uitgewerkt moet worden naar inrichtingsmaatregelen (uitvoeringsplannen), kan op dit moment nog geen duidelijkheid gegeven worden over beheer- en onderhoudsaspecten. De uitvoeringsplannen zullen gelijktijdig met beheer- en onderhoudsplannen opgesteld worden. In zijn algemeenheid kan wel aangegeven worden wie waarvoor qua beheer en onderhoud verantwoordelijk is. Dat is aangegeven in de nota op blz 3. Vraag: De toelichting over de toewijzing van EVZ-gronden op blz. 3 is niet duidelijk. De ene keer staat er toewijzing , de andere keer toewijzing en toedeling. De kaartbijlage spreekt alleen van toewijzing. Ook wordt particulier natuurbeheer genoemd? Wat is hier juist? Antwoord: De gronden voor de EVZ's komen beschikbaar gesteld via toewijzing (stroken variërend van 4 meter breed, 5 meter breed of 2 keer 10 meter breed; zie kaart 1B) en via toebedeling. Via toebedeling wordt getracht om het resterende deel van de EVZ te realiseren. De toebedeling wordt bepaald door het resultaat van het herverkavelingsproces (ruilplan) dat een doorlooptijd kent vanaf februari 2011 tot eind 2013. Het ruilplan wordt -na een ter visie legging- vastgesteld door GS. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de rechtbank. Daarmee is op voorhand niet exact aan te geven of via toebedeling voldaan kan worden aan de resterende EVZ-opgave. Het realiseren van EVZ via particulier natuurbeheer behoort onder bepaalde voorwaarden tot de mogelijkheden. Voorafgaand aan de ter inzage legging van het ontwerp-ruilplan moet er met betrokkenen overeenstemming zijn over het opnemen van een kwalitatieve verplichting, zodat instandhouding voor de toekomst verzekerd is. In die zin is hetgeen wat vermeld is op pagina 3 allemaal juist en niet in tegenspraak met elkaar. Vraag: Is het bedrag van € 18.000 als ons aandeel van 25% voor herstel natte natuurparel wel juist? M.a.w. kan voor een totaal van € 72.000 18 ha natte natuurparel hersteld worden? Antwoord: Dit bedrag is gebaseerd op de normbedragen uit de Tweede Bestuursovereenkomst (herstel natte natuurparel à € 4.000 per ha). Daarnaast is er ook inrichtingsbudget voor de EHS beschikbaar; dit zijn rijksmiddelen (ILG-buget) dat door de provincie -buiten BO2 om- beschikbaar gesteld wordt. Het totale beschikbare budget is kaderstellend voor de uitvoering. Vraag: Worden bestaande en doorlopende overeenkomsten betreffende jacht – faunabeheer op de door het waterschap te verkrijgen gronden gerespecteerd en aldus voortgezet? Antwoord: Indien het waterschap gronden verwerft, waarop een jachthuurovereenkomst rust, dan wordt die overeenkomst overgenomen. De jachthuur wordt vervolgens ook aan het waterschap betaald. Wanneer een jachthuurovereenkomst na een termijn van 6 of 12 jaar afloopt is het waterschap vrij om een nieuwe overeenkomst aan te gaan voor betreffend perceel. Het perceel wordt dan opgenomen in de mantelovereenkomst met de locale wildbeheereenheid. De jachthouder ter plaatse kan deze gronden vervolgens via de wildbeheereenheid (onder-)huren. Agendapunt 4.a. Mededeling Planstudie Waterberging Volkerak Zoommeer Vraag: In de mededeling worden de consequenties voor het Waterschap genoemd. Daarbij worden enkele gebieden, en objecten genoemd. Zijn alle noodzakelijke maatregelen in het watersysteem wel voldoende in beeld? Antwoord: Nee, door de initiatiefnemer RWS zijn wel globaal de effecten in beeld gebracht. Dat geeft een allereerst beeld van de noodzakelijke compenserende maatregelen. Over de omvang van de effecten is nog discussie met de initiatiefnemer van de Planstudie, RWS. Vraag: Tot hoever reikt het invloedsgebied van de Mark-Vlietboezem? Antwoord: Zonder compenserende maatregelen reikt deze tot in Breda en Roosendaal en zal een aantal poldergemalen problemen krijgen met gestremde lozing waardoor wateroverlast binnendijks ontstaat. Vraag: Worden de kunstwerken buiten de primaire waterkeringen ook in beeld gebracht en op de gevolgen beoordeeld? Welke kunstwerken betreft dat? Antwoord: Voor de kunstwerken langs de regionale keringen langs de Mark en Vliet zijn geen dubbele afsluitmiddelen noodzakelijk op grond van toetsvoorschriften. Bovendien is nog niet helder voor welk type compensatie gekozen gaat worden: inzet van (nood)gemalen waardoor het peil op de Mark en Vliet in principe niet wijzigt en / of dijkverhoging.