File

advertisement
Tractus Digestivus – anatomie en fysiologie blok 1.1.
Mondholte (cavum oris).
Farynx (keelholte).
Oesofagus (slokdarm).
Maag (ventriculus, gaster).
Dunne darm
 Duodenum (12 vingerige darm)
Jejunum
Ileum
Dikke darm (colon).
Caecum
Colon ascendes
Colon transversum
Colon Descandes
Colon Sigmoides
rectum
Papil van vater
lever
(hepar) 1,5Kg. Tot linkertepel doorlopende.
alvleesklier (pancreas) Langwerpig orgaan! Over buikholte.
Caput, corpus en cauda.
Galblaas
(
Milt
(lien). Linksboven in buikholte).
Nier
( ren)
Uvula = huig
Lingua = tong
Maxilla = bovenkaak.
Mandibula – onderkaak
Tonsillen= ?
Onderoorspeekselklier = glaundula parotidea
Onder tong speekselklier = Glandula sublingualis
Onderkaaksspeekselklier = Glandula submandibulairs
Larynx (strottenhoofd van kraakbeen).
Adampsappel (schildkraakbeen) = Cartilago thyroidea
Kraakbeenring
= Cartilago cricoidea
Luchtpijp
= trachea
Epiglottis (strottenklepje)
Nadat het voedsel door de oesophagus het diafragma…….
Cardia (bovenste zijde maag rond de oesophagus, oftewel de kraag).
Fundus (boven zijde maag).
Corpus (grootste deel van de maag).
Antrum (laatste stuk voor het duodenum).
Pylorus (maagportier)
3 delen van de dunne darm
appendix vermiformis = (wormvormigaanhangsel).
1–
2–
3–
Omentum majus – het grote vetschort (buik inhoud overdekkend).
Darmen zijn opghangen aan het mesenterium (darmvlies) waarin ook bloed en
lymfevaten lopen.
Het ontstaan van het peritoneum (viscerale = binnenste vlies en parietale = buitenste
vlies).
Intraperitoneaal.
Sub.
Retro
Pre
*Baarmoeder is intraperiotenaal
*Cervix en blaas is subperit.
*** SALOOM holte***
Darm
Verschillende lagen van TD.
Mucosa = binnenste slijmvlies.
Submucosa = laag met o.a. bloedvaten etc.
Muslcularis = spierlaag in de darm (circulaire spierlaag en lengte spierlaag).
Serosa = buitenste laag van de darm.
Mucosa maag
Zeer sterk geplooid bij een lege maag! Bij meer vulling minder geplooid en vrijkomen
maagverteringssappen.
Eenlagig cilindrisch epitheel met daaronder hoofd en wandcellen.
 halscellen (produceren slijm (basisch)).
 Wandcellen produceren HCl.
 Hoofdcellen produceren pepsinogeen.
 Pepsinogeen is een inactief enzym dat m.b.v. zoutzuur actief eiwitten gaat
afbreken.
Exocriene secretie van de maag.
Exocriene klier is een klier die zijn secreet afscheid naar milieu exterieur.
Endocriene klier is een klier die zijn secreet afscheiden naar milieu interieur.
De maag produceert Gastrine (hormoon) en geeft deze af aan het bloed. Gastrine
stimuleert de maagsapkliertjes tot secretie. De maag wordt gestimuleerd door allerlei
factoren, o.a. eten zien, eten ruiken, eten, slikken etc.
Mucosa dunne darm.
Plooiing t.b.v. oppervlakte vergroting. (Villi).
Mucosa colon
Geen villi.
Relatie innervatie & peristaltiek en doorbloeding.
Vitale organen; hart, lever, longen en hersenen.
Doorbloeding en peristaltiek en ook secretie van mucosaproducten worden gerugeleerd
door de innervatie.
Innervatie is vrijwel volledig autonoom.
Autonoom/vegatatief zenuwstelsel is zelfstandig/onafhankelijk.
Parasymphatisch = in rust.
Orthosymphatisch = in actie.
Parasymphatisch stimuleerd de darm.
Plexus = zenuwknoop.
plexus submucosis: onder de mucosa 
Plexus myentericus: onder de spier van de darm 
Plexus subserosis (vasomotoriek).
??
Hongergevoel
Hongergevoel (laterale hypothalamus) = altijd actief.
Verzadingscentrum (ventromediale hypothalamus).
Wat zorgt voor verzading: vetten, darmpeptiden, (hoog) glucose, hoge temperatuur.
(arterieel bloed).
Hoofdbestanddelen voedsel
Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Vitaminen
Mineralen/spore elementen.
Endocriene secretie van de maag  uitzoeken voor WC.
Vetering vetten en eiwitten
Eiwit + vet in maaltijd
 Cholecystokinine (in hele dunne darm).
 galblaascontractie + pancreassecretie.
 gal met galzuren zouten + pancreasvocht met protease + lipasen.
 vertering.
Secretine
Pylorus opent zich  zure chymus (spijsbrij) in duodenum.  pylorus sluit weer 
afgifte secretine (hormoon) in duodenum  HCO3- (Waterstofcarbonaat) rijke
pancreassecretie.
Neutralisatie zure chymus (alleen dan weken pancreasenzymen lipasen, proteasen,
amylasen).
 herhaling.
Pylorusstenose  kind drinkt wel door, braakt erg veel (projectiel braken), suffig
worden door uitdroging.
Eilandjes van Langerhans
Alpha cellen produceren glucagon. (maakt glucose weer vrij uit cellen).
Beta cellen produceren insuline. ( Insuline maakt dat glucose wordt opgenomen in
lichaamscellen, En vervolgens verbrand, opgeslagen, opgezet etc, etc.)
Zenuwcellen zijn niet afhankelijk (niet gevoelig voor) van insuline.
Antagonisten van insuline
Glucagon
Cortisol
Adrenaline
Groeihormoon
HPL
Check blackboard!!
Download