European Commission

advertisement
EUROPESE COMMISSIE
MEMO
Brussel, 6 september 2012
Veelgestelde vragen over het alfabetiseringsbeleid van
de Europese Commissie en over het verslag van de
deskundigenwerkgroep
op
hoog
niveau
voor
alfabetisering
IP/12/940
Waarom heeft de Europese Commissie een deskundigenwerkgroep
voor alfabetisering ingesteld hoewel onderwijs en alfabetisering
grotendeels tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren?
Alle lidstaten hebben belang bij betere lees- en schrijfvaardigheden van zowel kinderen als
volwassenen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het werkprogramma van de
Commissie "Onderwijs en opleiding" van 2002 bestond erin de leesvaardigheden te
verbeteren. Deze doelstelling werd nogmaals als prioriteit bevestigd voor de periode
2010-2020. De lidstaten hebben zich ertoe verbonden het aantal 15-jarigen dat slecht
leest tegen het eind van het decennium terug te dringen tot maximaal 15 %.
In november 2010 heeft de Raad van ministers de Commissie verzocht een
deskundigenwerkgroep op hoog niveau in te stellen om te onderzoeken hoe de
leesvaardigheden gedurende het hele leven effectief en doeltreffend kunnen worden
ondersteund. In het verslag van de groep wordt de aandacht gevestigd op de
alfabetiseringscrisis waarmee alle lidstaten worden geconfronteerd en worden
aanbevelingen gedaan om deze crisis op te lossen. De Commissie zal de inspanningen van
de lidstaten om de lees- en schrijfvaardigheden te verbeteren blijven ondersteunen. De rol
van de Commissie doet geenszins afbreuk aan de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten
voor de opzet en de inhoud van hun onderwijsstelsels.
Hoe werden de deskundigen in de werkgroep geselecteerd?
Waarom werd prinses Laurentien gekozen om de werkgroep voor
te zitten?
De leden van de werkgroep op hoog niveau zijn deskundigen op het gebied van
alfabetisering. De Europese Commissie heeft hen op grond van hun deskundigheid en
status geselecteerd. De Commissie heeft ook rekening gehouden met geografische en
genderevenwichten.
HKH prinses Laurentien der Nederlanden is een bekende voorvechtster van alfabetisering.
Zij is speciaal gezant van de UNESCO voor alfabetisering met het oog op ontwikkeling en
zij is voorzitster van de Nederlandse Stichting Lezen & Schrijven.
MEMO/12/646
Wat houdt de campagne "Europe loves reading" in?
De campagne "Europe loves reading" is een initiatief van commissaris Androulla Vassiliou
om de aandacht te vestigen op de alfabetiseringscrisis in Europa en lezen voor het plezier
te bevorderen. De commissaris heeft her en der in Europa voorleessessies voor kinderen,
adolescenten en volwassenen bijgewoond. Deze evenementen hebben vaak een
meertalige dimensie, aangezien kinderen ertoe worden aangemoedigd in verschillende
talen luidop te lezen. Zo wordt ook het belang van taalverscheidenheid benadrukt.
Wat wordt onder "slechte lezers" verstaan?
Slechte lezers kunnen slechts de eenvoudigste leestaken aan, zoals eenvoudige informatie
terugvinden, weten wat het hoofdthema van een tekst is, of een eenvoudig verband
leggen met dagelijkse kennis.
Om ervoor te zorgen dat de gegevens van de verschillende EU-lidstaten vergelijkbaar zijn,
gebruikt de EU-benchmark de definities van het programma voor internationale
studentenbeoordeling van de OESO (PISA), dat vijf niveaus onderscheidt (van 1 tot 5,
waarbij 5 het hoogste is). Slechte lezers zijn leerlingen die in de PISA-test onder niveau 2
scoren. Deze leerlingen kunnen slechts de eenvoudigste leestaken aan.
De OESO heeft nu ook een nieuw programma voor de internationale evaluatie van de
competenties van volwassenen (Programme for the International Assessment of Adult
Competences - PIAAC). Dat programma zal een gedetailleerd profiel opleveren van de
vaardigheden van volwassenen van 16 tot 65 jaar. Het zal de lees-, schrijf- en
rekenvaardigheden evalueren, alsook het probleemoplossend vermogen in een technologie
rijke omgeving. Ook de vaardigheden die op het werk worden gebruikt, zullen worden
geëvalueerd. De eerste resultaten zullen in oktober 2013 worden gepubliceerd.
Wat is het effect, indien dat er al is, van internet, sociale media en
het gebruik van smartphones op de lees- en schrijfvaardigheden?
Het internet en de digitalisering hebben de aard, de frequentie en het belang van schrijven
veranderd. Digitale instrumenten zetten vooral jongeren sterk tot schrijven aan. De
communicatie via sociale netwerken zoals Facebook, MSN en SMS bevindt zich ergens
tussen de gesproken en de geschreven taal. Doordat sms'jes gemakkelijker en sneller
toegankelijk zijn, kunnen zij vooral voor wie moeilijker leest zeer motiverend zijn.
Deze informele communicatievormen beginnen ingang te vinden in de leerprocessen van
bepaalde scholen en andere onderwijsinstellingen, echter meestal als individuele
projecten. Aangezien deze informele communicatievormen sterk motiverend werken,
moeten de onderwijsstelsels ze beter erkennen.
In de debatten over schrijven en de digitale media duiken steevast twee vragen op: of
met de hand schrijven beter is dan typen om kleine kinderen te leren lezen en schrijven,
en of de schrijfvaardigheden en de spelling er door sms'en op vooruit of juist op achteruit
gaan. Volgens het weinige onderzoek dat tot nu toe is gedaan, blijken er voor beide
standpunten ongeveer evenveel argumenten te zijn. Er is meer informatie nodig over het
effect van digitale media en met de hand schrijven om in deze nieuwe context passende
benaderingen vast te stellen.
2
Waarom is er zo'n grote kloof tussen de leesvaardigheden van
meisjes en jongens?
De genderkloof is vooral een motivatiekloof. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat
mannen op alle leeftijden minder voor hun plezier lezen dan vrouwen. De analyse van
PISA-tests heeft aangetoond dat tienerjongens minder lezen dan tienermeisjes, en dat
heeft slechtere leesprestaties en meer slechte lezers onder de jongens tot gevolg.
Er zijn manieren om jongens voor lezen te motiveren en hen tot lezen te brengen: het
frequentere gebruik van digitale formaten, de aanpassing van het leesmateriaal op school
aan hun interesse en over het algemeen voor alle leerlingen (jongens en meisjes) meer
vrijheid om te kiezen wat ze lezen. In het verslag wordt ook voorgesteld dat in het
onderwijs meer mannen worden aangetrokken, zodat zij als rolmodel voor jongens kunnen
fungeren.
De werkgroep op hoog niveau lijkt zich tot de leesvaardigheid te
hebben beperkt; is dat zo?
De werkgroep op hoog niveau heeft zich geconcentreerd op lees- en schrijfvaardigheden,
maar hield ook rekening met verschillende aspecten van lezen, zoals nieuwe
technologieën, en met de invloed van de digitalisering op lees- en schrijfvaardigheden. Er
werd veel meer onderzoek verricht en er zijn veel meer vergelijkbare gegevens over lezen
dan over schrijven. Een van de aanbevelingen van de werkgroep op hoog niveau is dat er
internationaal vergelijkbare tests inzake schrijfvaardigheden zouden worden ontwikkeld en
dat het onderzoek op dit gebied zou worden versterkt.
De groep op hoog niveau heeft een gelaagde definitie van geletterdheid gebruikt, van
basisgeletterdheid tot functionele en meervoudige geletterdheid. Basisgeletterdheid houdt
de kennis in van letters, woorden en teksten die nodig is om te lezen en te schrijven op
een niveau dat zelfvertrouwen geeft en voor verdere ontwikkeling motiveert; functionele
geletterdheid is het vermogen om te lezen en te schrijven om zich te ontwikkelen en te
functioneren in de samenleving, thuis, op school en op het werk; meervoudige
geletterdheid is het vermogen om lees- en schrijfvaardigheden te gebruiken om teksten
via uiteenlopende media en in tal van vormen (gedrukt, digitaal, audiovisueel) te
produceren, te begrijpen, te interpreteren en kritisch te evalueren. Meervoudige
geletterdheid is een basis voor digitale participatie en het maken van gefundeerde keuzes
inzake financiën, gezondheid enz. Ook internationale studies gebruiken deze definitie.
Bestaan er naast de PISA-studie van de OESO nog andere studies
die de lees- en schrijfvaardigheden van leerlingen meten?
Er bestaan nog andere studies, zoals de Progress in International Reading Literacy Study
(PIRLS), die wordt gecoördineerd door de International Association for the Evaluation of
Educational Achievement. Deze studie betreft leerlingen in de vierde graad (9 tot 11 jaar).
De OESO heeft nu ook een nieuw programma voor de internationale evaluatie van de
competenties van volwassenen (PIAAC). De eerste resultaten zullen in oktober 2013
worden gepubliceerd.
3
Hoe zal de werkgroep op hoog niveau een verschil maken?
Het verslag van de werkgroep op hoog niveau bevat de belangrijkste gegevens en
bewijzen over alfabetiseringsniveaus, die worden toegelicht met voorbeelden uit
verschillende landen en korte portretten waarin mensen zichzelf schriftelijk voorstellen.
Het geeft een toegankelijk overzicht van het belangrijkste onderzoek op dit gebied en van
de belangrijkste beleidsmaatregelen, programma's en campagnes ter verbetering van de
lees- en schrijfvaardigheden in Europa.
In het verslag worden eveneens specifieke aanbevelingen gedaan voor verschillende
leeftijdsgroepen (jonge kinderen, kinderen in het primair onderwijs, adolescenten en
volwassenen), en wordt de aandacht gevestigd op wat de verschillende betrokkenen
kunnen en zouden moeten doen om een verschil te maken.
Het verslag zal worden besproken tijdens een debat over leesvaardigheid op de informele
vergadering van de ministers van Onderwijs van de EU in Cyprus op 4 en 5 oktober. Hun
besprekingen zullen leiden tot conclusies die op de Raad Onderwijs in november zullen
worden goedgekeurd. Deze zullen in detail beschrijven hoe Europa verder profijt zal
trekken uit de lessen die het heeft geleerd.
Is het waar dat de EU in 2011 ongeveer 75 miljoen laagopgeleide
volwassenen telde, en dat velen van hen waarschijnlijk ook
problemen ondervinden met lezen?
We beschikken niet over precieze cijfers over de lees- en schrijfvaardigheden van
volwassenen. Alleen Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben onlangs een
enquête uitgevoerd. Daaruit blijkt dat ongeveer één op de vijf volwassenen onvoldoende
kan lezen en schrijven om aan de minimumvereisten van de hedendaagse samenleving te
voldoen. Omgerekend zijn dat bijna 75 miljoen volwassenen in de EU. Het nieuwe
programma voor de internationale evaluatie van de competenties van volwassenen
(PIAAC) zal in oktober 2013 nauwkeuriger gegevens opleveren.
4
Download