Leerlingen reconstrueren het verleden: Historische narratieven vanuit het perspectief van de leerling. (uitgebeeld in een tijdbalk, ‘eigen verhaal’ en mindmap) Door: Denise M. Meijsing Studentnummer: 0600091 Datum: 27 juni 2016 Contact: [email protected]/ [email protected] Onderzoeksbegeleider: Drs. A. Logtenberg en drs.E. Storck Vak: VDO Geschiedenis Opleidingsschool: Fioretti College Lisse Vakcoach op school: Anoeschka Scheurkogel ([email protected]) 1 Inhoudsopgave Inleiding: ‘Leerlingen reconstrueren het verleden’: Historische narratieven en het perspectief van de leerling p.2 I Theoretische kader 1.1. Historische narrarieven en het perspectief van de leerling 1.2. Betekenis geven aan het verleden 1.3. Leerlingen reconstrueren het verleden 1.4. Hulpmiddelen bij het creëren van ‘eigen verhaal’: de tijdbalk en mindmap 1.5. Methodologie in de Status Quaestionis en eigen onderzoek p.6 p.7 p.7 p.8 p.8 II Praktijkonderzoek & Analyse 2.1 Het doel van het onderzoek en herhaling onderzoeksvragen 2.2 Methode en ontwerpprincipes 2.3 Uitkomsten: werkwijze en narratieven 2.4 Analyse van de uitkomsten: werkwijze en narratieven 2.5 Verdieping: vragenlijst: uitkomsten en analyse p.9 p.9 p.12 p.14 p.16 Conclusie & Aanbevelingen p.18 Literatuurlijst p.20 Bijlagen/ leerlingproducten: 1. Keuzelijst van begrippen, namen, jaartallen en gebeurtenissen 2. Schema Tijdvakken & Kenmerkende aspecten 3. Begrippenlijst uit MEMO H10 Politieke strijd en emancipatie 4. Overzicht leerlingkeuzes 5.Tijdbalk, voorbeelden 6.Eigen verhaal, voorbeelden 7.Mindmap, voorbeelden 8. Vragenlijst, voorbeelden p.21 p.22 p.22 p.23 p.24 p.25 p.26 p.28 9. Assesments Big Six p.29 2 Inleiding Leerlingen reconstrueren het verleden Historische narratieven en het perspectief van de leerling. Introductie en motivatie Mijn vakdidactisch onderzoek concentreert zich op het thema: ‘Leerlingen reconstrueren het verleden: Historische narratieven en het perspectief van de leerling . Dit onderwerp is voortgekomen uit een interesse van mijzelf voor de verschillende narratieven die rond een bepaald historisch thema te vormen zijn en de keuzes die daarin gemaakt worden door docenten en lesmethodes. Peter Seixas geeft in zijn The Big Six een definitie van Geschiedenis: “Geschiedenis zijn de verhalen die we vertellen over het verleden”.1 Ik ga uit van de stelling dat de kennis en vaardigheden die tijdens het schoolvak Geschiedenis door leerlingen worden opgedaan, bijeen worden gehouden door verhalen; narratieven.2 Elk historisch narratief wordt samengesteld door de keuzes en de interpretatie van de verteller: de verteller maakt keuzes om samenhang en betekenis aan te brengen aan het grote, ongeordende verleden én vertelt het verhaal over het verleden door zijn of haar bril. Die bril geeft het narratief het perspectief mee van de persoon van de verteller. In de geschiedschrijving is die verteller de historicus. In het geval van het voortgezet onderwijs wordt het historische narratief dat in de klas verteld wordt voor een groot deel gevormd door het (landelijk bepaald) curriculum, de ondersteundende methode en de lesstof zoals gepresenteerd en ‘verteld’door de docent.3 Naast mijn interesse in het historisch narratief binnen de geschiedenisles ben ik als docent tijdens mijn lessen ook geïnteresseerd in het perspectief van de leerling zelf.4 Tijdens mijn lessen besteed ik bijvoorbeeld regelmatig aandacht aan een onderwijsleergesprek om in kaart te brengen welke associaties leerlingen hebben bij een bepaald historisch thema en wat hun voorkennis is. Vaak doe ik dit bij de introductie van een nieuw onderwerp, als activerende fase en om in kaart te brengen wat de leerlingen al afweten van het betreffende onderwerp. Vervolgens krijgen leerlingen bij de behandeling van het onderwerp doorgaans van mij als hun docent én vanuit de methode en bijbehorende opdrachten een bepaald narratief mee: een historisch thema wordt overgebracht als een verhaal met een kop en een staart. Binnen dit ‘gegeven narratief’, namelijk de navertelling van het verleden die de leerlingen krijgen aangeleerd, leren de leerlingen de lestof toe te passen en te integreren. Hoe goed leerlingen dit historisch narratief, genoemd de lestof, onthouden en begrijpen wordt binnen mijn lessen en die van mijn collega’s op school vaak gemeten met opdrachten die de leerlingen het verleden laten reconstrueren. Deze opdrachten zoemen vaak in op een detail uit het ‘gegeven narratief’en laat de leerlingen hun opgedane kennis over het gegeven narratief gebruiken 1 P. Seixas en T. Morton, The Big Six, Historical Thinking Concepts. (Boston 2013). 2 In Deel 1Theoretisch kader ga ik in op de theorie over historische narratieven narratieven voor het schoolvak Geschiedenis. 3 Zie voor de omschrijving van het landelijk curriculum VO Geschiedenisonderwijs Domein B: http://www.slo.nl/downloads/archief/Examenprogramma_geschiedenis_DEFINITIEF.pdf 4 Literatuur over historische narratieven en het perspectief van de leerling zijn o.a. D. Shemilt, The Califh’s Coin. The Currency of Narrative Frameworks in History Teaching. In P. Stearns, P. Seixas en S. Wineburg (eds.), Knowing, Teaching en Learning History, (New York/Londen: New York University Press 2000), pp. 83-101., en K. van Nieuwenhuyse en K. Wils, Historical narratives and national identities. A Qualitative Study of Young Adults in Flanders. Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis. Journal of Belgian History. 3 door gerichte vragen te beantwoorden of schema’s in te vullen. 5 Een voorbeeld van een methode met opdrachten die de leerlingen het verleden laten reconstrueren is de bundel Leerlingen reconstrueren het verleden. Actief Historisch Denken van Aardema en de Vries (2011).6 Deze bundel wordt ook binnen de geschiedenissectie op het Fioretticollege vaak gebruikt.7 Uit het bovenstaande blijkt dat er binnen het schoolvak geschiedenis en ook binnen de lessen op het Fioretti College al aandacht uitgaat naar het perspectief van de leerlingen, en dan vooral bij de activering van voorkennis en associaties met een nieuw historisch lesthema. Daarnaast gaat er tijdens de lessen veel aandacht uit naar het laten reconstueren van het historisch narratief dat de leerlingen tijdens de lessen krijgen aangeboden, bijvoorbeeld met opdrachten uit Actief Historisch Denken. Hierdoor stuit ik in mijn lespraktijk op de volgende vraag: Hoe zit het met het perspectief van de leerling tíjdens zulke reconstructieopdrachten rond een historisch narratief? Oftewel, welke aandacht is er in de klas voor de rol die het perspectief van de leerling op een historisch narratief speelt in hun reconstructie van het verleden?’ Peter Seixas noemt in zijn boek The Big Six. Historial Thinking Concepts(2012) de historicus als middelpunt bij het reconstrueren van het verleden. Seixas geeft daarbij in zijn inleiding van The Big Six een definitie van ‘historical thinking: “Historisch denken is het creatieve proces dat de historicus doormaakt bij zijn interpretatie van het verleden en zijn reconstructie van dat verleden tot zijn ‘eigen verhaal’ (eigen vertaling).8 Zijn leerlingen niet op dezelfde manier als de historicus bezig met het creëren van een eigen verhaal als hen gevraagd wordt om een historisch thema te reconstrueren? Maar weinig opdrachten in het voortgezet geschiedenisonderwijs zijn gericht op dit primaire, creatieve aspect van het proces bij de leerling en weinig vakspecifieke werkvormen zijn gericht op het blootleggen van de eigen narratieven van leerlingen. Welke keuzes maken de leerlingen en wat is hun eigen interpretatie van het verleden waarmee zij een eigen reconstructie van het verleden, een eigen narratief creëren? Onderzoek en onderzoeksvraag: Met dit vakdidactisch onderzoek doe ik kwalitatief onderzoek naar deze ‘eigen verhalen’ of narratieven van mijn leerlingen. In mijn praktijk heb ik dit onderzoek uitgevoerd in een lessenserie over de emancipatiebewegingen van de 19e eeuw en specifiek het onderwerp dat de methode MEMO in één paragraaf behandelt als ’De strijd van vrouwen en slaven’.9 Ik heb mijn onderzoek uitgevoerd in mijn 4Havo klas van het Fioretti College in Lisse, een groep van 20 leerlingen tussen de 16 en 18 jaar. Ik spits mij in mijn onderzoek toe op het thema ‘de emancipatiebewegingen van de 19e eeuw; de strijd van slaven en vrouwen’.10 5 Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de bundel A. Aardema, H. Havekes, en J de Vries (eds.), Leerlingen reconstrueren het verleden. Actief Historisch Denken. (Boxmeer 2011). 6 Idem 7 De theorie achter de bundel Leerlingen reconstrueren het verleden van Aardema (e.a.eds.) is deels gebaseerd op de theorie van David Leat. Zie o.a. D. Leat, ‘Thinking through the curriculum’. In Pastoral Care in Education 18 (2010), 18-26. en D. Leat en A. Reid, ‘Exploring the role of sudent researchers in the process of curriculum development’. In The Curriculum Journal 23 (2012),189-225. 8 Seixas, The Big Six (2013), 2 9 E. Beukers en S Klein (eds), MEMO, Geschiedenis voor de bovenbouw, Havo. (Malmberg 2011), 186-188. 10 In deel 2 Praktijkonderzoek en Analyse beschrijf ik de inhoudelijke context en informatie over de leerlingen onder 2.2 methode van onderzoek en ontwerpprincipes. 4 Mijn onderzoeksvraag is: Welke narratieven creeëren mijn leerlingen met betrekking tot het historische thema Emancipatiestrijd van slaven en vrouwen in de 19e eeuw, wanneer hen na een lessenserie over dit thema gevraagd wordt zelfstandig gebeurtenissen, begrippen en ontwikkelingen te reconstrueren tot een eigen verhaal? Deze onderzoeksvraag zal door mij in een aantal deelvragen geoperationaliseerd worden: - Hoe gaan de leerlingen te werk bij het reconstrueren van een narratief? Oftewel, welke methode hanteren de leerlingen, welke keuzes maken zij bij het creëren van hun eigen verhaal en hoe staat dit in relatie tot de aangeboden middelen tot reconstructie (werkvormen). - Welke narratieven zijn zichtbaar als leerlingen het verleden reconstrueren en is hier een categorisering en/of typering in te maken? Mijn motivatie voor dit onderzoek ligt, zoals in de inleiding beschreven, voor een groot deel in mijn ervaringen uit mijn lespraktijk. Met dit onderzoek hoop ik daarom ook tot praktijkgerichte inzichten te komen die ik kan omzetten tot bruikbare adviezen voor mijn eigen vakdidactische ontwikkeling en die voor de lespraktijk op het Fioretti College. In mijn conclusie richt ik me dan ook op de deelvraag: - Hoe kan ik mijn bevindingen omzetten in adviezen voor de praktijk op het Fioretti College? Het verslag: Mijn verslag van onderzoek bestaat naast deze inleiding uit de volgende onderdelen: In Deel 1 Theoretisch kader ga ik in op de theorie die ik heb geraadpleegd voor mijn onderzoek. Ik behandel theorie over historische narratieven, hoe deze geconstrueerd worden en betekenis geven aan het schoolvak geschiedenis. Ik ga in op de relatie tussen narratieven en betekenis geven aan het verleden ofwel de historische significantie binnen het schoolvak geschiedenis. 11 Daarnaast doe ik kort verslag van de theorie rond de door mij gebruikte werkvormen: de tijdbalk en de mindmap. Vanuit dit theoretisch kader en kort verslag van de inhoud en methodologie binnen de status queastionis volgt de motivatie voor mijn eigen onderzoek en de kaders die voor mijn onderzoek heb opgesteld. Ik gebruik tevens de theorie om mijn analyse van mijn onderzoeksdata en mijn conclusie te onderbouwen. In Deel 2 Onderzoek & Analyse beschrijf ik mijn ontwerpprincipes en gehanteerde methodologie. Daarna volgt een beschrijving van de uitkomsten: een beschrijving van wat de leerlingen hebben gedaan tijdens een aantal reconstructieopdrachten en een beschrijving van de inhoudelijke resultaten die de werkvomen en meetinstrumenten hebben opgeleverd. Vervolgens geef ik mijn analyse van de beschreven uitkomsten: een analyse van de werkwijze en een analyse van de geconstrueerde narratieven van de leerlingen. Ik gebruik voor deze analyse de theorie uit Deel 1 en kijk daarbij kritisch naar mijn eigen ontwerpprincipes. In mijn Conclusie & Aanbevelingen verwoord ik mijn bevindingen uit Deel 2 in conclusies rond en mogelijke antwoorden op mijn onderzoeksvraag. Mijn doel is om ook met een concreet advies of aanbevelingen te komen voor mijn eigen onderwijspraktijk en die van mijn collega’s. 11 Zie over de term en inhoud van historical significance o.a P. Seixas en T. Morton, The Big Six. Historical Thinking Concepts. (2012), Hfst.1 Historical Significance. 5 Deel 1: Theoretisch kader 1.1 Narratieven, reconstructies van het verleden en historische significantie Binnen vakdidactisch onderzoek bestaat er veel literatuur over historische narratieven en de subjectieve reconstructie van het verleden. Ook de Belgische historici en onderzoekers Karel Nieuwehuyse en Kaat Wils geven in hun eigen studie naar historische narratieven in Vlaanderen aan dat er veel onderzoek is gedaan naar de constructie van en de kijk op historische narratieven binnen de geschiedenislessen in het VO.12 In de studie van van Nieuwenhuyse en Wils kijken de onderzoekers, buiten de context van de school, naar de inhoud en kenmerken van de historische narratieven van jong volwassenen over het nationale verleden van Vlaanderen. Daarbij proberen de onderzoekers ook te benoemen hoe en met welke inhoud de leerlingen met hun narratieven betekenis geven aan het verleden. De historicus Wertsch legt de relatie tussen historische narratieven en betekenis geven aan het verleden als volgt uit: ‘Historische narratieven zijn een reconstructie van het verleden waarmee aan dat verleden ook betekenis wordt gegeven.13 Juist dit ‘betekenis geven’ staat de laatste jaren onder groeiende aandacht binnen vakdidactisch onderzoek en onderwijsbeleid.14 Door middel van een narratief wordt het verleden niet alleen gerangschikt in een chronologische volgorde, maar een narratief geeft ook betekenis aan het verleden en heeft tot doel het verleden te begrijpen en te beoordelen. Hayden White legt in zijn Metahistory uit 1973 al uit dat het proces rond het construeren van een historisch narratief , met de hierboven genoemde doeleinden, bestaat uit een aantal vaste elementen: 1) de chronologische volgorde/de tijdbalk, 2) het verhaal, 3) het narratief met plot en 4) de ideologische toevoeging aan het narratief.15 White legt uit hoe een narratief geconstrueerd wordt én vervolgens wordt aangeboden aan een publiek: Tijdbalk en verhaal zijn de basiselementen en vereisen al een bepaalde selectie: uit een nog ongeordende brij aan gebeurtenissen en acties die tot het verleden behoren wordt een ordening aangebracht. De tijdbalk geeft de opeenvolging in tijd aan, het verhaal geeft kaders met een begin, een midden en een eind. Het historisch narratief geeft vervolgens aan welke begrippen, gebeurtenissen, acties en personen uit het verleden als ‘belangrijk’ worden beoordeeld, legt (causale) verbanden en biedt datgene dat White ‘emplotment’ noemt, het plot van het verhaal. Ik hanteer in mijn verslag White’s definitie van een historisch narratief met emplotment: het perspectief waarmee ‘het verleden’ wordt gereconstrueerd en naverteld én betekenis krijgt. Een subjectieve aangelegenheid dus. 1.2 Betekenis geven aan het verleden. Ook Denis Shemilt gaat in het artikel The Caliphs Coin (2000) in op de manier waarop historische narratieven betekenis geven aan het verleden.16 Het narratief geeft, zoals Shemilt uitlegt, betekenis, waar de tijdbalk of het chronologische verhaal alleen een eerste ordening en structuur geeft. 12 K. van Nieuwenhuyse en K. Wils, Historical Narratives and National Identities. A Quality study of Young Adults in Flanders. (Te verschijnen 2016), 14-17. 13 Zie voor deze definitie o.a J. Wertsch Wertsch, J., ‘Specific Narratives and Schematic Narrative Templates’. In P. Seixas (ed.), Theorizing Historical Consciousness. (Toronto 2004). 14 Platform Onderwijs 2032, Ons Onderwijs 2023 Eindadvies (2016), gevonden op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/23/eindadvies-platform-onderwijs2032-ons-onderwijs2032 15 H. White, Metahistory, The historical imagination in nineteenth-century Europe, (Baltimore 1973), 5 16 D. Shemilt, ‘The Caliphs Coin’, 85 6 Betekenis geven aan het verleden is een belangrijk aspect van historisch besef en wordt (zeker internationaal) vaak omschreven met de term ‘historische significantie’.17 Jeanet van Drie schrijft in een artikel ‘Historische significantie in de klas’(2013) dat in het rapport van de commissie- De Rooij dit ‘betekenis geven’ ofwel de historische significantie wordt omschreven als “de relatie tussen de interpretatie van het verleden aan de ene kant en de perceptie en beoordeling van de werkelijkheid in het heden en toekomstverwachtingen aan de andere kant.”18 Ook van Nieuwenhuyse en Wils doen zoals gezegd onderzoek naar de betekenis die de leerlingen middels hun narratieven geven aan het verleden. De Vlaamse onderzoekers gebruiken daar een categorisering voor van vijf verschillende manieren of soorten van betekenis: causale betekenis, contemporaine (of in het verleden zelf liggende) betekenis, patroon-onderscheidende betekenis, symbolische betekenis, en betekenis vanuit een teleologisch heden-toekomst perspectief.19 Het is deze categorisering waartegen zij de gemaakte keuzen van de deelnemers van hun onderzoek leggen bij hun analyse van de narratieven van jong volwassenen.20 De typering van Van Nieuwenhuyse en Wils gebruiken zijn zelf in een kwalitatief onderzoek naar narratieven van leerlingen en laten zij zien als een bruikbare typering om de narratieven van leerlingen te analyseren. 1.3 Leerlingen reconstrueren het verleden: Zoveel als er over de historische narratieven, soorten narratieven templates en de subjectiviteit van geschiedvertelling, is geschreven, zo weinig studies zijn er naar de wijze waarop leerlingen zelf naratieven ‘consumeren’ en reconstrueren, aldus van Nieuwenhuyse en Wils.21 Daardoor is er weinig bekend welke soorten narrarieven de leerlingen zelf creëren in de klas. Wel schrijven van Nieuwenhuyse en Wils dat kwalitatieve studies suggereren dat jong volwassenen bestaande historisch narratieven niet zomaar en letterlijk overnemen, maar dat ze zelf in de les hun eigen narratief reconstrueren die in lijn staat met hun eigen voorkennis , interesses en waarden.22 Vanuit die stelling is het interessant om te onderzoeken hoe de leerlingen dan te werk gaan wanneer zij een eigen narratief construeren in de klas. White schrijft dat sommige historici vinden dat het de taak van historici is om uit de chronologie/de tijdbalk het verhaal te destilleren, oftewel, het verhaal wordt gevormd door de volgorde van gebeurtenissen op de tijdlijn. Uit Shemilts onderzoek blijkt dat ook bij veel leerlingen het idee overheerst dat er maar één ‘natuurlijk narratief’ bestaat, namelijk datgene dat op natuurlijke wijze blijkt uit en is af te lezen aan de chronologische ordening, de tijdbalk. Veel leerlingen denken, volgens het onderzoek van Shemilt, dat de geschiedenis maar op één mogelijke manier kan worden naverteld, namelijk door de ordening op de tijdbalk nauw te volgen. Geldt dit ook voor mijn leerlingen? 17 Zie ook de omschrijving van Betekenis geven als belangrijk onderdeel binnen Domein a op http://www.slo.nl/downloads/archief/Examenprogramma_geschiedenis_DEFINITIEF.pdf geraadpleegd op 20 juni 2016 18 J. van Drie, ‘Hoe bepalen we wat belangrijk is om te leren? Historische significantie in de klas.’ In Kleio 5 (2013), 38 19 Zie voor een uitleg van deze manier van betekenis geven: Van Nieuwenhuyse, ‘Historical Narratives and National Identities’,23-25. Deze categorisering hebben de Vlaamse onderzoekers overgenomen van o.a. C. Peck Carla Peck, “‘It’s Not Like [I’m] Chinese and Canadian 20 Deze categorisering wijkt enigzins af de typering van historische significantie die bijvoorbeeld van Drie beschrijft Van Drie, ‘Historische significantie in de klas.’ In Kleio 5 (2013), 38 21 Van Nieuwenhuyse, ‘Historical Narratives and National Identities’, 14 22 Van Nieuwenhuyse en Wils schrijven vooral over de invloed van de eigen ethnische of religieuse identiteit van de leerlingen op hun recinstructie van een historisch narratief. Hetzelfde zou op kleinere schaal kunnen gelden voor de invloed van eigen voorkennis, interesses, associaties, en waarden. 7 Docenten kunnen aan de leerlingen tijdens de les activerende werkormen en opdrachten geven, waarbij de leerlingen een bepaalde mate van creatieve vrijheid krijgen om een narratief te creëren of te reconstueren. Een methode om dit te doen is om de leerlingen simpele of minimalistische frameworks te laten gebruiken bij de reconstructie van het verleden, zoals de tijdbalk, een essay en de mindmap. 1.4 Hulpmiddelen bij het creëren van eigen verhaal: de tijdbalk en mindmap Om de leerlingen hun eigen reconstructie van het verleden te laten maken zijn verschillende werkvormen inzetbaar. Twee voorbeelden hiervan zijn de de tijdbalk en de mindmap. De tijdbalk geeft de leerlingen de mogelijkheid om een eerste, namelijk chronologische, ordening aan te brengen rond het historische thema. Niet voor niets staat binnen het curriculum voor het VO Geschiedenis sinds de commissie -de Rooij de chronologische volgorde in tien tijdvakken centraal.23 De gedachte hierachter is dat het chronologisch ordenen van historische gebeurtenissen aan de basis staat van historische kennis en vaardigheden .24 In de geschiedenisles is de tijdbalk dus een nuttige werkvorm; een historisch narratief begint bij een kadering en ordening in chronologie; de tijdbalk maakt een chronologische reconstructie zichtbaar. De mindmap biedt andere mogelijkheden dan de tijdbalk. Over de mindmap als een beproefde template in onderwijs is veel geschreven. De mindmap wordt ingezet om informatie te ordenenen, om verbanden te laten zien, een persoonlijk perspectief weer te geven en informatie te verbeelden. Tijdbalk en mindmap als template kunnen dus beiden als simpele of ‘minimalistische’ templates in de les ingezet worden om het verleden te reconstrueren. 1.5 Methodologie binnen de Statis Q uaestionis en eigen onderzoek Voor mijn onderzoek ben ik vooral geïnspireerd door de uitkomsten van de door mij geraadpleegde onderzoeken. Met name een stelling van Nieuwenhuyse en Wils (2016) heeft mij bevestigd in mijn keuze voor onderzoeksthema: dat kwalitatieve studies suggereren dat jong volwassenen niet letterlijk narratieven overnemen, maar dat ze zelf hun eigen narratief construeren.25 Met mijn onderzoek ga ik op zoek naar deze eigen narratieven. Van Nieuwenhuyse en Wils proberen de narratieven van een aantal jong volwassen zichtbaar te maken door deze te beschrijven en te analyseren op basis van een categorisering vanuit verschillende soorten bestaande narratieve templates over de Vlaamse geschiedenis. Ik zal in mijn onderzoek geen gebruik maken van zulk een verscheidenheid aan bestaande narratieve templates als criteria of meetlatten om de verhalen van mijn leerlingen langs te leggen. Ik gebruik derhalve geen uitgebreide categorisering van bestaande historische templates om de narratieven van mijn leerlingen over het thema ‘strijd van vrouwen en slaven’ mee te vergelijken. In mijn onderzoek staat namelijk een reconstructie van één historisch narratief centraal; het narratieve template zoals deze door het curriculum en de gebruikte lesmethode MEMO wordt gegegeven met de, door het curriculum aangegeven, bijbehorende kenmerkende aspecten, begrippen en gebeurtenissen: de narratief van de emancipatiestrijd in de 19e eeuw. 23 24 25 Zie voor de chronologische indeling van het geschiedenis curriculum op school: https://www.tijdvakken.nl/ A. Wildschut, Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent. (Bussum 2004). Van Nieuwenhuyse en Wils, Historical Narratives and National Identities, 10. 8 Van Nieuwenhuyse en Wils werken echter, naast de gebruikte narratieve templates, ook met een categorisering vanuit de hierboven beschreven verschillende ‘manieren van betekenis geven aan het verleden (zie 2.1Betekenis geven aan het verleden). De catagorie van ‘betekenis geven’ waar een narratief toe behoort, wordt volgens Van Nieuwenhuyse bepaald door het plot dat uit het verhaal naar voren komt. Ik gebruik in de analyse van mijn eigen onderzoek deze theorie over de relatie tussen verschillende soorten narratieven en de manier waarop betekenis wordt gegeven aan het verleden. White noemt deze relatie ‘het emplotment’ in een narratief. Volgens White kan men door middel van het plot van een bepaald narratief een betekenis aan het verleden geven. Vanuit mijn theoretisch kader besteed ik in de analyse van mijn onderzoek dan ook aandacht aan White’s ‘emplotments’ en aan de manier waarop de leerlingen met emplotments betekenis geven betekenis geven aan hun reconstructie van het historisch thema ‘De strijd van vrouwen en slaven’. Ik neem deze theorie van White en de categorisering van het onderzoek van Van Nieuwenhuyse met betrekking tot ‘betekenis geven’ mee bij mijn analyse. (Deel 2 .4 Analyse van de uitkomsten). Ik voer mijn eigen praktijkonderzoek uit op kleine schaal en nu speciek in de setting van het klaslokkaal. Deel 2 Praktijkonderzoek en Analyse 2.1 Het doel van het onderzoek en herhaling onderzoeksvragen Mijn onderzoek naar de eigen reconstructies van het verleden door mijn leerlingen en de daaruit voortkomende narratieven heeft een praktijkgericht doel. Zoals ik in de inleiding aangaf, wil ik met mijn onderzoek nagaan of het mogelijk is met een aantal verschillende werkvormen inzichtelijk te maken welke narratieven mijn 4Havo leerlingen creëren tijdens de les. Hoe gaan de leerlingen te werk en welke keuzes maken ze binnen de kaders van een aantal activerende werkvormen? Inhoudelijk wil ik met dit onderzoek nagaan hoe de narratieven van de leerlingen eruit zien. Zijn er overeenkomsten en verschillen zichtbaar tussen de narratieven van mijn leerlingen? En is er een typering of categorisering te maken die informatie geeft over de ‘emplotments’ in de narratieven van de leerlingen (White) en de manier waarop ze met deze ´emplotmens´betekenis geven aan hun ´eigen verhaal´ (Van Nieuwenhuyse en Wils) ? Met het zichtbaar maken van de narratieven van mijn leerlingen hoop ik in mijn vakdidactische praktijk in de les meer ruimte te kunnen bieden aan het perpectief van de leerlingen en eventuele verschillen in perspectief tussen leerlingen en ruimte te maken voor de subjectieve, maar creatieve rol die de leerling speelt binnen de receptie en reconstructie van een historisch narratief. 2.2 Methode van onderzoek: inhoudelijke context, de leerlingen, mijn ontwerpprincipes , meetinstrumenten en leerdoelen Inhoudelijke context Mijn onderzoek valt binnen een lessenserie over de emancipatiebewegingen van de 19e eeuw Voorafgaande lessen over modern imperialisme, de industriële revolutie en de politieke strijd tussen conservatieven en liberalen na de Franse Revolutie gelden als achtergrond van de werkvormen die ik bij dit onderzoek inzet. Deze voorafgaande lessen vormen (voor een deel) de voorkennis van de leerlingen op het moment dat ik aan dit onderzoek begin. Bij de behandeling van de lesstof in deze lessenserie heb ik de methode MEMO gebruikt. De paragraaf die we behandel hebben over ‘De strijd 9 van slaven en vrouwen’ is zelf weer onderdeel van het hoofdstuk Politieke strijd en Emancipatie, waarbij MEMO de keuze maakt de emancipatiestrijd van slaven, vrouwen en arbeiders onder één noemer ( Emancipatiebewegingen in de 19e eeuw) te behandelen. Dit historische thema is gekoppeld aan Tijdvak 8 Burgers en Stoommachines.26 De leerlingen hebben de les voorafgaande aan de hieronder beschreven uitgevoerde opdrachten, een les gehad met als thema ’De strijd van vrouwen en slaven’, waarin ik de lesstof uit MEMO heb toegelicht. Ook hebben de leerlingen de bijbehorende paragraaf moeten leren met de bijbehorende begrippen en kenmerkende aspecten. Ik verwijs hiervoor naar Bijlage Schema Tijdvakken en naar de Bijlage Begrippenlijst uit MEMO.27 De leerlingen: Aan mijn onderzoek deden 20 leerlingen uit mijn 4Havo klas mee. De werkvormen voor mijn onderzoek heb ik geplaatst binnen het lesplan van twee reguliere lessen aan mijn 4havo klas. De klas bestaat uit 22 leerlingen, waarvan er 2 afwezig waren. Er waren 11 jongens en 9 meisjes aanwezig tijdens de lessenserie. De klas bestaat uit leerlingen tussen de 16 en 18 jaar met enige verscheidenheid in schoolloopbaan: 2 meisjes zijn vorig jaar blijven zitten in 4 vwo, 1 meisje doet de 4havo voor de tweede keer en 1 jongen is doorgestroomd vanuit de mavo. Alle 20 deelnemers aan mijn onderzoek hebben de voorafgaande lessen gevolgd en de paragaaf over ‘De strijd van vrouwen en slaven’ geleerd. Ik ga er voor mijn onderzoek vanuit dat er wat betreft de behandelde lestof een vergelijkbare voorkennis bestaat bij alle 20 leerlingen die aan mijn onderzoek meedoen. Ik heb mijn leerlingen voor dit onderzoek niet verder getypeerd op leerniveau of identiteit. Ik maak voorafgaand aan de instructie geen onderscheid tussen zwakke en sterke leerlingen en beschouw alle leerlingen op gelijke wijze in staat de werkvormen van dit onderzoek en de bijbehorende vakinhoud en vakvaardigheden te kunnen toepassen. Uiteraard houd ik rekening met mogelijk optredende verschillen in werkhouding en uitwerking . Ontwerpprincipes Definities Ik gebruik in mijn onderzoek een aantal definities die voortkomen uit mijn theoretisch kader. Ik hanteer als definitie van ‘het narratief van de leerling’: de wijze waarop individuele leerlingen ‘het verleden reconstrueren tot een ‘eigen verhaal’. Met het verleden bedoel ik in dit onderzoek de voorkennis en aangereikte elementen van door het MEMO gegeven narratief van de Emancipatiestrijd van slaven en vrouwen. Ik hanteer daarnaast in mijn verslag White’s definitie van een historisch narratief met ‘emplotment’: het perspectief waarmee middels een reconstructie met een plot ‘het verleden’ wordt naverteld en betekenis krijgt. Deze definitie hanteer ik als basis van mijn analyse onder 2.4. 28 Werkwijze en meetinstrumenten: 26 En de volgende KA’s uit het schema van Gep Hoogendijk: De Industriëele revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving De opkomst van emancipatiebewegingen. Voortschrijdende democratisering, met de deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces. - De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. 27 Zie Bijlage 2 en 3. Van Nieuwenhuyse, 28 10 Ik volg voor een gedeelte de ontwerpprincipes van Van Nieuwehuyse en Wils die op hun beurt weer de methodologie van Carla Peck volgen29: Ik zet gedurende twee lessen een aantal werkvormen uit en analyseer de werkwijze , uitkomsten en een nabespreking van de uitkomsten in de klas . Hierin volg ik de volgende werkwijze met de hieronder genoemde meetinstrumenten. 1.Ik laat de leerlingen een aantal werkvormen uitvoeren, vergelijkbaar met de door Van Nieuwenhuyse en Wils gebruikte ‘performance tasks’, en gebruik deze als meetinstrument. De werkvormen die de leerlingen hebben moeten uitvoeren zijn: a)een tijdbalk construeren op basis van een keuze uit belangrijkse gebeurtenissen, b)Het uitleggen van de eigen tijdbalk door middel van een geschreven verhaal van 150 woorden, waarbij ook weer een keuze gemaakt moest worden uit belangrijke begrippen en ontwikkelingen. C) Als derde opdracht: het omzetten van de tijdbalk en geschreven verhaal in een mindmap, die het eigen gereconstrueerde verhaal uitbeeldt in beeld en tekst. Hieronder volgt een beschrijving van de leerdoelen, de instructie en het verloop van deze werkvormen tijdens de les. (2.3 Uitkomsten: werkwijze en narratieven). 2.Daarnaast heb ik gedurende de bijbehorende lessenserie een korte tussenbespreking gehouden. De leerlingantwoorden tijdens deze tussenbespreking neem ik ook mee als meetinstrument. 3.Tot slot heb ik de leerlingen een evaluatie-en vragenlijst laten invullen, met 11 vragen over voornamelijk de werkwijze van de leerlingen en de waardering voor de opdrachten. Leerdoelen en actief historisch denken Leerdoelen: De werkvormen en opdrachten die ik bij dit onderzoek gebruik, zijn opgebouw vanuit het volgende les- en leerdoel: Een reconstructie van de emancipatiestrijd van slaven en vrouwen in de 19e eeuw tot een eigen narratief. Elk meetinstrument van mijn onderzoek (zie punt 1, 2 en 3 hierboven) en elke werkvorm had weer een eigen leerdoel of leervragen voor de leerlingen: Ad1)De activerende werkvormen -De Tijdbalk: De bijbehorende leervragen in leerlingentaal waren: ‘Welke belangrijke gebeurtenissen komen te staan in een tijdbalk over de strijd van slaven/ vrouwen?’ -Geschreven verhaal: Het huiswerk van les 1 naar les 2 was het schrijven van een verhaal van 150 woorden. Hierbij was het leerdoel om de gebeurtenissen op de eigen tijdbalk uit te leggen in een geschreven verhaal met toevoeging van een keuze uit een aantal begrippen. -De Mindmap: Van de eerstvolgende les (les 2)was het belangrijkste les- en leerdoel gericht op een vaardigheid: De tijdbalk en het ‘eigen verhaal’ verbeelden in een mindmap (beeld+ tekst). Bij dit lesdoel hoorden de volgende leervragen in leerlingentaal: ‘Welke strijd voerden slaven/welke strijd voerden vrouwen in de 19e eeuw? Welk verhaal over de strijd van slaven/ vrouwen is af te lezen uit je tijdbalk en je ‘eigen verhaal’? Waar denk je daarnaast nog meer aan bij de strijd van vrouwen/ de strijd van slaven? En tot slot een leervraag gericht op werkwijze en de werkvorm zelf: ‘Hoe verbeeld ik mijn verhaal in een mindmap?’ Ad2) De leervraag bij de korte tussenbespreking was: ‘welk verschil (/len) met je eigen verhaal lees je in het geschreven verhaal van je buurman of buurvrouw?’ Ad3) Het evalutatieformulier omvat zelf 11 vragen. Leerdoel voor de leerlingen bij deze vragenlijst was: nadenken over de manier waarop je je eigen verhaal hebt gecreëerd: ‘Hoe ben je te werk gegaan, welke keuzes heb je gemaakt? Wat denk je dat je er aan hebt dat je een eigen reconstructie van het verleden hebt gemaakt?’(zie bijlage 8) 29 C. Peck, “‘It’s Not Like [I’m] Chinese and Canadian. I am in between’ : Ethnicity and Students’ conceptions of Historical Significance”, in Theory and Research in Social Education, no. 38, 2010 (4), p. 574-617. 11 Actief Historisch denken: Ik heb de leerlingen bij het maken van de tijdbalk laten samenwerken in tweetallen om samenwerking en overleg te stimuleren. Tijdens de nabespreking in les 2 van de geschreven verhalen heb ik de leerlingen elkaars verhaal laten lezen en vergelijken. Hiermee heb ik de leerlingen gestimuleerd te letten op verschillen in de verhalen en dus op verschillen in elkaars reconstructie van het narratief. De leerlingen moesten zelf keuzes maken uit de lijst van gebeurtenissen begrippen (Bijlage 1). Ik heb hiermee vrijheid willen implementeren, opdat verschillende leerlingen vanuit hun eigen interesse, kennis of keuzes hebben gewerkt aan de werkvormen. Tijdens de les mochten de leerlingen op hun telefoon zoeken naar jaartallen, namen of afbeeldingen voor hun tijdbalk en mindmap. Daarmee heb ik ze enige vrijheid gegeven om bronnen te gebruiken voor hun opdrachten. Wel bleven de leerlingen gebonden aan de keuzelijst, waaruit ze elementen moesten kiezen om hun reconstructie uit op de bouwen. Ik heb ze met deze instructie niet gestimuleerd op zoek te gaan naar extra informatie buiten de gegeven keuzenlijst, anders dan naar jaartallen en afbeeldingen bij de gegeven woorden. 2.3 Uitkomsten: werkwijze en narratieven Werkwijze -Tijdens les 1 heb ik de leerlingen een tijdbalk laten maken over De strijd van vrouwen en slaven in de 19e eeuw. De leerlingen mochten kiezen of ‘De strijd van slaven’ of ‘De strijd van vrouwen’ als onderwerp en titel van hun tijdbalk. De leerlingen heb ik bij deze opdracht in tweetallen laten samenwerken, maar iedereen moest wel een eigen mindmap maken en inleveren. Van de 20 leerlingen kozen 13 voor ‘De strijd van vrouwen’en 7 voor ‘De strijd van slaven’als onderwerp voor hun reconstructie. Het overleg in tweetallen resulteerde erin dat er 4 groepjes ontstonden die met de strijd van slaven aan de slag gingen en 6 groepjes met de strijd van vrouwen. Per tweetal waren de tijdbalken nagenoeg hetzelfde. Dit was het resultaat van het overleg en samen jaartallen opzoeken. De leerlingen hebben op hun telefoon jaartallen opgezocht. Dat deden ze veelal op wikipedia. Ik heb de tijdbalken binnen les 1 laten afmaken: de leerlingen hebben 15 minuten aan de tijdbalk gewerkt. -Het huiswerk voor les 2 was een geschreven kort verhaal van 150 woorden. Opnieuw hebben de leerlingen gebruik gemaakt van de gegeven lijst van begrippen, namen, jaartallen en gebeurtenissen ( Bijlage 1). De instructie luidde: ‘Leg de gebeurtenissen op je tijdbalk uit in een geschreven verhaal (kort essay) en vul je verhaal aan met een keuze uit de begrippen die op de keuzelijst vermeld staan De leerlingen hebben deze korte essayopdracht individueel en zelfstandig thuis gemaakt en meegenomen naar les 2. Ze hadden op 1 na allemaal hun verhaal met de hand uitgeschreven op het uitgedeelde opdrachtenvel. Ik heb geen zicht gehad op hoe de leerlingen thuis te werk zijn gegaan en welke bronnen ze hebben gebruikt. - In de daarop volgende les hebben de leerlingen eerst in tweetallen hun uitgeschreven verhaal met elkaar vergeleken. Ik vroeg hen daarbij te letten op verschillen en één opvallend verschil te noteren. In een korte klassikale nabespreking vroeg ik een aantal tweetallen naar wel verschil ze hadden ontdekt. Voorbeeld: Beide jongens uit een tweetal hadden een tijdbalk over ‘De strijd van slaven’gemaakt. Docent:”Noem een verschil tussen jullie verhalen. Er is geen goed of fout.” Leerling: “Hij heeft abolitionisme in zijn verhaal staan, ik had dat helemaal niet”. Docent: ”Lees eens voor wat je buurman over abolitionisme in zijn geschreven verhaal had staan”. De leerling A”Abolitionisme is de stroming die voor de afschaffing van slavernij is.”. Andere leerling B uit de klas; “Dat had ik ook, 12 dat is gewoon de definitie”. In deze korte tussenbespreking heb ik een aantal tweetallen de verschillen tussen hun verhaal laten noemen. - Als laatste werkvorm of ‘performance task’ hebben de leerlingen tijdens les 2 hun eigen tijdbalk en geschreven verhaal verwerkt in een mindmap. Ze mochten tekst en tekening gebruiken en zelf kiezen in welke vorm ze hun mindmap ontwierpen. Daarbij heb ik de leerlingen geïnstrueerd om 2 gebeurtenissen of begrippen van hun eigen tijdbalk of geschreven verhaal uit te lichten en middels de mindmap meer aandacht te geven door daar zo veel mogelijk over te schrijven of tekenenen; oftwel te verbeelden met wat ze over die uitgelichte onderwerpen weten (kennis) of aan dachten (associaties). De leerlingen zijn zelfstandig aan de slag gegaan. Er mocht overlegd worden en telefoons werden gebruikt om namen en afbeeldingen op te zoeken. De leerlingen hadden allemaal hun tijdbalk en uitgeschreven verhaal mee. Slechts 2 leerlingen gaven de mindmap de vorm van een tijdbalk, de andere 18 maakten een woordenweb met woorden, tekeningen en verbindingslijnen.(zie bijlage 7) Er werd enthousiast gewerkt, tekeningen gemaakt. Ik heb al observerende geen inhoudelijke discussies gezien. De leerlingen waren allemaal met hun eigen mindmap bezig. Interactie was er af en toe als iemand een andere leerling om hulp vroeg: “Hoe ziet een katoenplant er ook al weer uit” “Hoe teken je een stembus?” Ik heb geen tussen-of nabespreking ingelast en de leerlingen hebben dus geen gelegenheid gehad om te reageren op elkaars mindmap en om hun eigen werk toe te lichten.30 -Bij het invullen van de vragenlijst hebben de leerlingen teruggeblikt op de drie opdrachten. Narratieven: Welke narratieven zijn zichtbaar geworden met deze reconstructieopdrachten ? Ik vermeld hieronder de overzichten van de gemaakte keuzes uit de keuzenlijst van alle leerlingen en spreek in algemene termen als de narratieven van alle leerlingen aan een bepaalde omschrijving voldoen. Voor de concrete voorbeelden en concrete beschrijvingen heb ik een aantal narratieven (2 tijdbalken, 3 geschreven verhalen en 3 mindmaps) uitgelicht als voorbeeld. Deze voorbeelden zijn terug te vinden in Bijlage 5, 6 en 7). - De 13 tijdbalken over ‘De strijd van vrouwen’ laten de volgende gebeurtenissen zien: De Franse Revolutie, de 1e feministische golf, de toespraak van Sojourner Truth, de Conventie van Seneca Falls, het algemeen kiesrecht van vrouwen in Amerika en in Nederland. De 7 tijdbalken over ‘De strijd van slaven’: De Franse Revolutie, Amerikaanse burgeroorlog, Amerikaanse Revolutie, de slavenopstand op Haïti, en het Britse, Amerikaanse en Nederlandse verbod op slavenhandel. De leerlingen gaven de gebeurtenissen die op verschillende geografische plekken plaatsvonden (bijvoorbeeld het verbod op slavernij in Amerika danwel in Nederland) weer op één tijdbalk. Sommigen gaven gebeurtenissen weer als een periode, zoals de 1e feministische golf als een periode van 1840-1920 of de Franse Revolutie als periode van 1789-1799 (zie bijlage 5a). Anderen gaven alleen losse punten aan op de tijdbalk, waaronder bijvoorbeeld de 1e feministsiche golf op punt 1840 en de Franse Revolutie op 1789 (Zie bijlage 5b). Alle 20 tijdbalken lieten de Franse Revolutie zien. -De geschreven verhalen over ‘De strijd van vrouwen’ werden aangevuld met de volgende begrippen uit de keuzelijst: liberalisme, feminisme, emancipatiebewegingen. Van de 7 geschreven verhalen over ‘De strijd van slaven’ hadden 6 het begrip abolitionisme verwerkt in hun verhaal. Iedereen koos het 30 Zie de Conclusie voor een kritische conclusie met betrekking tot mijn ontwerpprincipes. 13 ‘liberalisme’ om in hun verhaal te verwerken. Daarnaast werden veel eigen gekozen woorden toegevoegd: bijvoorbeeld maatschappelijke ongelijkheid, vrijheid, rechtvaardige samenleving, vrouwenrechten, revoluties. (zie bijlage 4 en 6 a, b en c) De leerlingen hebben met hun geschreven teksten een uitleg gegeven van het thema door ook causale verbanden te leggen. Veel leerlingen schrijven dat de Franse Revolutie het begin was van een besef van gelijkheid en vrijheid en dat dat de oorzaak was van de opkomst van de emancipatiebewegingen. Ik lees veel causale verbanden tussen het liberalisme en de strijd voor meer vrijheid voor slaven en vrouwen. Hierbij wordt de wereld vaak als 1 uniform geheel gezien: Dit zelfde geldt voor het liberalisme:”toen in de wereld het liberalisme opkwam, wekte dat over de hele wereld revoluties op”. (zie Bijlage 6b). De narratieven die voortkomen uit de geschreven verhalen hebben naast een casaule opbouw ook veelal een teleologisch plot. De leerlingen schrijven toe naar de door hen beschreven beoogde doelstellingen van de twee emancipatiegroepen: de slaven streefden naar de afschaffing van de slavernij en de vrouwen naar algemeen kiesrecht (zie bijlage 6a). De meeste leerlingen vertellen hun narratief met de Franse revolutie als beginpunt. Het midden van hun verhaal vermeldt de strijd voor meer gelijkheid en vrijheid met het liberalisme als een drijvende kracht. Het emplotment van de voorbeeldnarratieven (die op hun beurt weer representatief zijn voor de 20 narratieven) eindigt in een duidelijk doel. In de drie voorbeelden (bijlage 6 a, b en c) ligt bij 2 van de narratieven het doel in een gebeurtenis of verandering: het kiesrecht voor vrouwen en de afschaffing van de slavernij. In narratief 6c beschrijft de leerling het plot van het verhaal als een bereikt doel in meer algemene termen: “de vrouw kreeg steeds meer te zeggen”. Wat deze blootgelegde emplotments in de narratieven van de leerlingen betekenen voor een typering van de narratieven of een analyse met betrekking tot ‘betekenis geven’, bespreek ik in onderdeel 2.4 Analyse van de uitkomsten. Alle verhalen hebben aan de opdracht voldaan; in die zin dat de leerlingen de tijdbalk en gekozen bergippen hebben samengevoegd en uitgelegd in een verhaal. Dit verhaal wordt bijeen gehouden door voornamelijke causale verbanden en hebben een begin, midden en eind, waarbij de leerlingen de eigen tijdbalk lijken over te nemen in chronologie, maar wel zelf een emplotment maken in het narratief door te schrijven vanuit oorzaak, gevolg en bereikt doel. - De Mindmaps gaven, geheel volgens de instructie, de gebeurtenissen weer uit de tijdbalk en de bijkomende begrippen uit het geschreven verhaal. De leerlingen hebben hun tijdbalk en hun geschreven verhaal uitgebeeld in een mindmap en daaruit kwamen geen wijzigingen in de algehele lijn van hun narratief, zoals hierboven beschreven. Dat wil zeggen: de leerlingen vermelden alle gebeurtenissen van hun tijdlijn in de mindmap en beelden de verbanden die ze in het geschreven verhaal hadden gelegd met pijlen en lijnen uit. Daarbij hebben ze hun narratieven aangevuld of ‘gekleurd’door 2 begrippen of gebeurtenissen extra aandacht te geven met tekeningen of steekwoorden die ze zelf mochten bedenken.( zie bijlage 7 a, b en c) Ik verwijs voor de gekozen begrippen en gebeurtenissen in de mindmas naar Bijlage 4 Overzicht leerlingkeuzes 2.4 Analyse van de uitkomsten: werkwijze en narratieven Bij deze analyse van de eigen narratieven van mijn leerlingen zal ik mijn deelvragen uit de inleiding (p.5) proberen te beantwoorden op basis van de hierboven beschreven uitkomsten: 14 - Hoe gaan de leerlingen te werk bij het reconstrueren van een narratief? Oftewel, welke methode hanteren de leerlingen, welke keuzes maken zij bij het creëren van hun eigen verhaal en hoe staat dit in relatie tot de aangeboden middelen tot reconstructie (werkvormen). Ik let bij deze analyse op de keuzes die mijn leerlingen hebben gemaakt en hoe hun methode voor het reconstrueren van hun eigen narratief in relatie staat met de instructie en uitvoering van de door mij ontworpen lesvormen. Daarbij kijk ik kritisch naar mijn eigen ontwerpprincipes. Bij de tijdbalk hebben de leerlingen duidelijk onderscheid gemaakt uit de lijst met begrippen en gebeurtenissen in wat bij de strijd van slaven en wat bij de strijd van vrouwen hoort. Ik heb hierin achteraf gezien ook bij het ontwerp van deze opdracht geen moeilijke, verwarrende of overlappende keuzes voorgelegd. De lijst gebeurtenissen kwam direct uit de geleerde paragraaf uit MEMO en de voorafgaande lessen. Het is dus niet opvallend dat de narratieven van de verschillende leerlingen veel overeenkomsten laten zien: de voorkennis was hetzelfde en de keuzes beperkt. De beperkte keuzenlijst zorgde schijnbaar voor een relatief grote sturing: ten eerste vanuit mij als docent door de gegeven instructie en keuzenlijst. Ten tweede door de methode MEMO, waar de keuzenlijst op gebaseerd was. Omdat de gebeurtenissen en begrippen direct uit de leerstof en MEMO kwam zou je kunnen zeggen dat zeker in de reconstructie van de tijdbalk de narratieven van de leerlingen nogal gestuurd werden door het ‘bestaande en gegeven narratief vanuit de methode. Het eigen narratief van de leerlingen wordt pas duidelijker zichtbaar bij de werkvorm ‘het geschreven verhaal’: daarin leggen zij zelf verbanden, geven het verhaal een begin, midden en eind (‘een kop en een staart’) en leggen zij, door de causale verbanden die ze leggen en door de teleologische opzet die in de meeste verhalen is terug te vinden, een eigen ‘emplotment ’in hun verhaal. Met dit emplotment (zoals hierboven beschreven onder 2.3 Beschrijving narratieven) in hun eigen narratief geven de leerlingen tegelijkertijd ook een betekenis aan het omschreven historische thema. Hier ga ik hier later verder op in. Van te voren had ik verwacht dat de leerlingen in de mindmapopdracht veel van hun eigen perspectief kwijt zouden kunnen en daarmee zouden kunnen tonen aan mij als onderzoeker. De instructie legde ook de nadruk op het toevoegen van eigen kennis en eigen associaties. De leerlingen hebben echter veelal hun tijdbalk en geschreven verhaal 1 op 1 overgenomen. Sommigen leerlingen gaven wel wat extra informatie, waarbij ze ingaan op specifieke personen of de inhoud van gebeurtenissen (zie bijlage 4 leerlingkeuzes) Ook deze informatie kwam grotendeels uit de lestof, maar de leerlingen geven door hun keuzes en verbeelding van hun naratief toch hun eigen perspectief weer. Ik verwijs hiervoor opnieuw naar bijlage 7 voor voorbeelden van mindmaps. Ondanks de beperkingen van mijn ontwerpprincies en werkvormen en de grote rol die het door MEMO gegeven narratief over Emancipatiestrijd in de 19e eeuw speelde in de instructie en uitvoering van de werkvormen, hebben de leerlingen wel zelf een eigen narratief geconstrueerd. Wat kan ik zeggen over de inhoud van deze eigen narratieven? - Welke narratieven zijn zichtbaar als leerlingen het verleden reconstrueren en is hier een categorisering en/of typering in te maken? Vanuit de beschrijving en bestudering van alle 20 narratieven en vooral de specifiek door mijn uitgelichte voorbeelden (Bijlage 5,6 en7) kan ik het een en ander zeggen over de inhoud en vorm van de narratieven van mijn leerlingen. 15 De meeste geschreven verhalen van de leerlingen hebben, naast een begin, midden en eind, een duidelijk plot.31 Dit plot, gevonden in de meesten van mijn leerlingnarratieven, kan ik hier typeren als een teleologisch ‘emplotment’, een verhaallijn met kop en een staart, waarin een ontwikkeling beschreven wordt richting een duidelijk doel . In deze teleologische narratieven van mijn leerlingen wordt dat doel ook in alle gevallen behaald. Daarmee zou je de narratieven van mijn leerlingen kunnen typeren als ‘succesverhalen’. Hieronder mijn uitleg van deze analyse: De drie door mij uitgelichte voobeelden schrijven hun verhaal in de richting van een doel. Dat doel lijkt te liggen in datgene wat de hoofdrolspelers van het omschreven thema nastreven: meer gelijke rechten en vrijheden. In de narratieven van mijn leerlingen ligt het doel ook in een concrete gebeurtenis of verandering die wordt nagestreefd. De slaven willen afschaffing van de slavernij en de vrouwen invoering van algemeen kiesrecht. Deze doelen worden in de narratieven ook behaald en vormen tegelijkertijd het eindpunt van het narratief. De narratieven hebben een goede afloop en typeer ik daarom als succesverhalen . Betekenis geven door middel van het narratief: Met hun plot, dat ik hierboven heb getypeerd als een succesverhaal, geven de leerlingen ook betekenis aan hun verhaal, dat nu meer is dan de chronologische ordening van de tijdbalk en ook meer is dan alleen een verhaal met een kop en een staart (White). Als ik teruggrijp op de theorie van White en Van Nieuwenhuyse en Wils over ‘emplotment’ en ‘betekenis’ geven leg ik de narratieven van mijn leerlingen langs de 5 typeringen van ‘betekenis geven’ die Van Nieuwenhuyse onderscheidt: causale betekenis, contemporaine (of in het verleden zelf liggende) betekenis, patroononderscheidende betekenis, symbolische betekenis, en betekenis vanuit een teleologisch hedentoekomst perspectief.32 Deze laatste catagorie van betekenis geven kan je omschrijven als een teleologische wijze van kijken naar ontwikkelingen, gebeurtenissen, veranderingen en verbanden uit het verleden. Het historisch verschijnsel wordt in een teleologische narratief uitgelegd vanuit een duidelijke richting en een duidelijk doel. Binnen de heden-toekomst typering van ‘betekenis geven’van Van Nieuwenhuyse ligt de betekenis van het verleden in het behalen van een doel dat ook significantie heeft voor het heden en de toekomst. Ik herken in de narratieven van mijn leerlingen een duidelijk ‘emplotment’ rond vrijheid, gelijkheid en democratie. Van Nieuwenhuyse en Wils herkennen dit ook in hun eigen onderzoek naar narratieven rond de Vlaamse geschiedenis. Zij schrijven: “When examining students’ present-oriented attribution of significance, it is striking how nine of them choose as starting or turning points those events that mark progress towards freedom, equality and democracy’. Ik zou kunnen concluderen, net als Van Nieuwenhuyse en Wils, dat de narratieven van mijn leerlingen, hun ‘succesverhalen’, een teleologische plot bevatten. En dat ze vanuit de heden-toekomst typering van betekenis geven, net als de deelnemers aan het onderzoek van Van Nieuwenhuyse in hun narratief sterk de nadruk leggen op het teleologische proces richting vrijheid, gelijkheid en democratie. Bij deze conclusie zet ik wel de strenge kanttekening dat een analyse van het gegeven narratief “Emancipatiestrijd in de 19e eeuw’, behandeld in MEMO en in de voorafgaande lessen, plus de gegeven voorgeschiedenis (zie2.2 inhoudelijke context) eenzelfde typering opleverd. 31 Zie de theorie van White over emplotment en betekenis geven in deel 1 Theoretisch Kader. Zie voor een uitleg van deze manier van betekenis geven: Van Nieuwenhuyse, ‘Historical Narratives and National Identities’,23-25. Deze categorisering hebben de Vlaamse onderzoekers overgenomen van o.a. C. Peck Carla Peck, “‘It’s Not Like [I’m] Chinese and Canadian 32 16 Overige uitkomsten: -Bij de bestudering en analyse van de narratieven is ook gebleken dat de werkvormen (en dan met namen het geschreven verhaal of korte essay) gemakkelijk misconcepties blootleggen. Ik was hier in mijn onderzoek niet naar op zoek, maar vind deze conclusie wel het vermelden waard. De misconcepties die ik heb aangetroffen, betreffen vooral incorrecte generalisaties of verkeerd uitgelegde definities. Bijvoorbeeld: ”het kiesrecht voor vrouwen zorgde voor gelijke inspraak van álle burgers in de politiek” of “Na de FR werd iedereen als gelijk gezien”. Ik ga in mijn onderzoek niet verder in op deze misconcepties. -Ik heb voor dit onderzoek ook gekeken naar welke elementen van de Big Six van Peter Seixas (vergelijkbaar met de historische vaardigheden zoals omschreven in Domein A33)- Historische significantie, Bronnenkritiek, Continuïteit & vernadering, Causaliteit, historische perspectieven of standplaatsgebondenheid, en de ethische of morele dimensie-, zichtbaar zijn in de reconstructies van de leerlingen. In mijn onderzoek analyseer ik van deze 6 elementen de narratieven van mijn leerlingen op de manier waarop de leerlingen met hun narratief betekenis geven aan het verleden . Wel heb ik in een rubric opgenomen in welke mate de 6 elementen van de Big Six zichtbaar zijn in het denken en in de producten van een aantal leerlingen. Hiervoor verwijs ik naar bijlage 9 Assesment Big Six. 2.5 Verdieping.Vragenlijst: uitkomsten en analyse Wat vinden de leerlingen zelf van hun eigen narratieven, hoe deze tot stand zijn gekomen en van het nut van deze opdrachten? In de bijlagen staat de vragenlijst van elf vragen die ik na afloop van de drie opdrachten door de leerlingen heb laten invullen (Bijlage 8). De vragen zijn opgedeeld in twee thema’s: 1) Hoe is je eigen narratief tot stand gekomen? En 2) Hoe denk je dat het zelf reconstrueren van een eigen verhaal rond een historisch thema je kan helpen bij het onthouden en het begrip van het onderwerp en de bijbehorende onderdelen. Ad1). Opvallend is dat de meeste leerlingen zeiden dat ze de tijdbalk als leidend hadden gezien. Ze hadden de gebeurtenissen en jaartallen uit de lesstof en het boek geleerd en de volgorde van de gebeurtenissen op de tijdbalk bepaalde voor de meesten hun eigen geschreven verhaal en de mindmap over de emancipatiebewegingen van de 19e eeuw. Bij de vraag waarom ze de door hun gekozen 2 begrippen in hun mindmap meer aandacht hadden geven, antwoorden de helft dat die begrippen toch volgens het boek en de lesstof het meest belangrijk waren of op zichzelf het meest belangrijk waren voor het narratief (zie ook Bijlage 1) De meerderheid geeft aan dat hun eigen narratief niet veel verschilt van dat van het boek of de lesstof. Wel zegt een meerderheid dat ze een beter beeld hebben van het narratief nu ze het narratief zelf hebben moeten reconstrueren. Ad2) De helft van de leerlingen zegt dat ze door deze opdrachten de lesstof uit de lessen en het boek beter zullen onthouden. Sommigen geven als reden: “omdat ik er nu een beeld bij heb”. De andere helft geeft aan toch opnieuw te moeten leren of te moeten stampen totdat ze het onthouden. Op de vraag of het verwoorden of verbeelden van hun eigen verhaal helpt bij een beter begrip van de tijdslijn antwoord de meerderheid positief met als redenen: ‘nu heb ik een volgorde gemaakt, ‘beter beeld bij’, ‘eigen woorden begrijp ik beter’, ‘meer verhaal’. 33 Zie voor de omschrijving van het landelijk curriculum VO Geschiedenisonderwijs Domein A: http://www.slo.nl/downloads/archief/Examenprogramma_geschiedenis_DEFINITIEF.pdf 17 Ik leid hieruit af dat veel leerlingen de tijdbalk een belangrijk houvast vonden bij het reconstrueren van hun narratief. De leerlingen geven daarnaast aan dat het eigen verhaal hun een beter beeld heeft gegeven van het narratief, en zien geen duidelijk onderscheid tussen hun eigen narratief en het gegeven narratief vanuit MEMO. Conclusie Ik heb uit mijn analyse een aantal conclusies kunnen trekken over mijn onderzoek en de uitkomsten daarvan. De leerlingen volgden bij de tijdsbalk en bij het geschreven verhaal sterk het narratief dat ze geleerd hadden tijdens de les en uit het boek. Dat lag voor een groot deel aan mijn ontwerpprincipes. Vanuit mijn onderzoek is mijn aanbeveling bij het in kaart brengen van de narrarieven van de leerlingen om zo min mogelijk te sturen als docent; door onder meer de begrippen en gebeurtenissen zelf door de leerlingen te laten zoeken en de leerlingen zelf bronnen te laten kiezen om te gebruiken. Nu waren de opdrachten, en daarmee de leerlingen, erg gebonden aan het boek en de door mij en het boek aangedragen of ‘bestaande’ narratief. Om meer conclusies te trekken over in hoeverre de leerlingen aan het ‘gegeven historische narrief’ gebonden zijn, zullen de leerlingen vrijer gelaten moeten worden in het het creatieve proces van reconstructie. De lesstof en geleerde paragraaf uit het boek vormen dan wel een deel van de achtergrondkennis, maar de leerlingen krijgen dan meer vrijheid om eigen informatie te zoeken en op te nemen in hun reconstructie, hun narratief. Bovendien kan een keuzelijst worden opgesteld die het de leerlingen moeilijker maakt keuzes te maken. Vandaaruit kan meer samenwerking en discussie tussen de leerlingen onderling gestimuleerd worden, waarbij de leerlingen ook aangeven waarom ze bepaalde keuzes maken. Daarnaast heb ik in mijn analyse geconcludeerd dat de leerlingen tijdens mijn onderzoek weinig ruimte hebben gekregen om hun narratieven met elkaar te vergelijken, hun keuzen en methode te beargumenteren of hun verhaal zelf te analyseren. Door deze zaken wel in een onderzoek te implementeren kunnen de perspectieven van de leerlingen, hun narratieven en de verschillen en overeenkomsten daartussen meer zichtbaar gemaakt worden. Mijn onderzoek heeft deze inzichten opgeleverd met betrekking tot werkwijze en ontwerpprincipes. Daarnaast heeft mijn onderzoek weldegelijk zichtbaar gemaakt hoe mijn leerlingen binnen de instructies en kaders van mijn onderzoek te werk gaan bij een eigen reconstructie van het verleden. Daarbij speelt de tijdbalk een belangrijke rol, zoals ik hierboven ( 2.4 Analyse) heb beschreven. Ik heb inzichtelijk kunnen maken welke narratieven mijn leerlingen construeren en welke typering daaraan verbonden kan worden. Uit een bestudering van de ‘emplotments’ in de naratieven heb ik de narratieven getypeert als succesverhalen. De typering van betekenis geven van Van Nieuwenhuyse bleek tot op zeker hoogte toepasbaar binnen mijn onderzoek. Ik heb mij laten inspireren door de onderzoeken van White en Van Nieuwenhuyse en Wils en heb die onderzoeken en theorie toegepast in mijn eigen praktijksituatie, binnen de context van de reguliere geschiedenisles. Tot slot zal ik hieronder ingaan om mijn laatste deelvraag: Hoe kan ik mijn bevindingen omzetten in adviezen voor de praktijk op het Fioretti College? 18 Aanbevelingen voor Fioretti College Lisse en eigen praktijk. ‘Hoe geef je meer ruimte aan het perspectief van de leerling? Hoe besteden we aandacht aan verschillende perspectieven van leerlingen in de klas?’ Dit zijn vragen die ik vaak hoor vanuit mijn mede-studenten en collega’s, ook binnen het thema differentiatie wat hoog onder de aandacht staat op scholen. In de geschiedenislessen op het Fioretti College wordt regelmatig gewerkt met opdrachten uit de bundel van Arnoud Aardema (e.a. eds.), Actief Historisch Denken. Er is aandacht voor reconstructieoefeningen om te zien of leerlingen hun historische kennis en vaardigheden kunnen toepassen door gerichte vragen te beantwoorden die betrekking hebben op het gegeven narratief vanuit het curriculum. Daarbij moeten de leerlingen ook soms stilstaan bij de aanwezigheid van verschillende perspectieven in het verleden zelf (standplaatsgebondenheid). Maar zelden wordt de leerling echter gevraagd na te denken over de verschillende contemporaine perspectieven vanwaaruit een historisch narratief kan ontstaan. Lopen we als docenten daardoor niet voorbij aan de vraag of de leerlingen zich überhaubt wel beseffen dat het reconstrueren en beoordelen van het verleden een zeer subjectieve aangelegenheid is? De subjectiviteit van historische narratieven is een lastig onderwerp voor leerlingen. Uit mijn onderzoek blijkt dat veel leerlingen denken dat er één natuurlijk naratief is. Door vaker het perspectief van de leerling zelf te betrekken bij de geschiedenisles kunnen we als vakdocenten de leerlingen zelf een grotere rol laten spelen in het creatieve en subjectieve proces rond historische narratieven. Hiermee kunnen we de leerlingen ook helpen een besef te krijgen van het bestaan van verschillen in perspectief ook in hun eigen omgeving en tussen de leerlingen in de klas. De geschiedenisles biedt een zeer goede omgeving voor het vergroten van het besef bij leerlingen dat er meerdere perspectieven bestaan, dat het belangrijk is je af te vragen wat je zelf weet en vind en waarom, en oog te hebben voor het perspectief van een ander. Leerlingen zelf een eigen narratief laten (re)construeren is een goede oefening om de leerlingen een grotere creatieve rol te laten spelen in de klas en hen te laten werken met hun eigen perspectief en dat van anderen, terwijl ze actief bezig zijn met het verleden en historische gebeurtenissen. Ik adviseer opdrachten die de leerlingen zo min mogelijk sturen, hen zelf op zoek laten gaan naar de gebeurtenissen, namen en begrippen uit het verleden die zij belangrijk achten en zich vandaaruit bewust worden van de aanwezigheid van hun eigen perspectief. De inzet van de minimalistische frameworks, de tijdbalk, staat aan de basis van dit creatieve proces, namelijk het bewust zijn van de chronologische ordening van het verleden bij de leerlingen. Daarnaast bieden meer creatieve frameworks als het geschreven verhaal en de mindmap de mogelijkheid om leerlingen de ruimte te geven aan hun eigen perspectief. Een goede klassikale nabespreking van de werkvormen is cruciaal om verschillen in perspectief bloot te leggen. Geschiedenis is het creëren van een verhaal over het verleden en daar zijn er nogal wat van. Ook de leerling neemt deel aan dit creatieve proces. 19 Literatuurlijst A. Aardema, Leerlingen reconstrueren het verleden. Actief Historisch Denken. (Boxmeer 2011). Beukers, E. en S. Klein (eds.), MEMO, Geschiedenis voor de bovenbouw, Havo. (Malmberg 2011). Van Drie, J., ‘Hoe bepalen we wat belangrijk is om te leren? Historische significantie in de klas.’ In Kleio 5 (2013), 38-41 Hoodless, P., ‘An investigation into children’s developing awareness of time and chronology in story.’ In Journal of Curriculum Studies Vol. 34 (2002), 173-200. Leat, D., Thinking through the curriculum’. In Pastoral Care in Education 18 (2010), 18-26. Leat, D. en A. Reid, ‘Exploring the role of student researchers in the process of curriculum development’. In The Curriculum Journal 23 (2012), 189-225. Van Nieuwenhuyse, K., Wils, K. (2015). Historical narratives and national identities. A Qualitative Study of Young Adults in Flanders. Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis. Journal of Belgian History. C. Peck, “‘It’s Not Like [I’m] Chinese and Canadian. I am in between’ : Ethnicity and Students’ conceptions of Historical Significance”, in Theory and Research in Social Education, no. 38, 2010 (4), 574-617. Seixas, P. en T. Morton, The Big Six. Historical Thinking Concepts. (Boston 2013). Shemilt, D., ‘The Califh’s Coin. The Currency of Narrative Frameworks in History Teaching.’ In P. Stearns, P. Seixas en S. Wineburg (eds.), Knowing, Teaching en Learning History (New York/ Londen University Press 2000), 83-101. Wertsch, J., ‘Specific Narratives and Schematic Narrative Templates’. In P. Seixas (ed.), Theorizing Historical Consciousness. (Toronto 2004). White, H., Metahistory, The historical imagination in nineteeth-century Europe, (Baltimore 1973). Wildschut, A., D. van Straaten en M. Van Riesen, Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent. (Bussum 2013). 20 Bijlagen Bijlage 1 : Lijst van namen gebeutenissen en begrippen waaruit de leerlingen konden kiezen om hun tijdbalk, hun verhaal en hun mindmap mee te construeren. Deze lijst bestaat uit namen, gebeurtenissen en begrippen die MEMO behandelt en noemt in de paragraaf over Emancipatiebewegingen, ‘De strijd van vrouwen en slaven’. Ook in de lessenserie over dit thema zijn deze namen, begrippen en gebeurtenissen en de bijbehorende jaartallen behandeld. De lijst staat in alfabetische volgorde. - 1e feministische golf - Abolitionisme - Algemeen kiesrecht voor vrouwen in Amerika - Algemeen kiesrecht voor vrouwen in Nederland - Amerikaanse burgeroorlog - Amerikaanse revolutie - Amerikaanse verbod op slavenhandel - Britse verbod op slavenhandel - De conventie van Seneca Falls - Emancipatiebewegingen - Feminisme - Franse revolutie - Liberalisme - Nederlandse verbod op slavenhandel - Slavenopstand in Haiti - Sojourner Truth 21 Bijlage 2 Schema Tijdvakken en Kenmerkende aspecten van Gep Hoogendijk: De kenmerkende aspecten en begrippen van tijdvak 8 horen bij de voorkennis van de leerlingen bij het historisch thema Emancipatiebewegingen in de 19e eeuw. Bijlage 3 Begrippenlijst MEMO H10.2 Politieke strijd en emancipatie 22 Bijlage 4: Overzicht leerlingkeuzes Vanuit de keuzelijst ( Bijlage 1) hebben de leerlingen gebeurtenissen en begrippen gekzoen om narratief mee te construeren. Hieronder volgt een overzicht van de gemaakte keuzes uit de keuzelijst en daarbij een globaal overzicht van eigen woorden ( eigennamen en begrippen) en tekeningen die de leerlingen gebruit hebben om hun narratief in het geschrven stuk en de minmdmap vorm en betekenis te geven. Tijdbalk De tijdbalken ‘De strijd van vrouwen’ gaven allemaal de volgende gebeurtenissen weer: De Franse Revolutie. de 1e feministische golf, de toespraak van Sojourner Truth, de Conventie van Seneca Falls, het algemeen kiesrecht van vrouwen in Amerika en in Nederland. De tijdbalken over ‘De strijd van slaven’: De Franse Revolutie, Amerikaanse burgeroorlog, Amerikaanse Revolutie, de slavenopstand op Haïti, en het Britse, Amerikaanse en Nederlandse verbod op slavenhandel. Geschreven verhaal De geschreven verhalen over ‘De strijd van vrouwen’ de volgende begrippen: liberlisme, feminisme, emancipatiebewegingen. Daarnaast de woorden vrijheid, gelijkheid De geschreven verhalen over ‘De strijd van slaven’: allemaal: abolitionisme, liberalisme. Mindmap De Mindmaps gaven, geheel volgens de instructie, de gebeurtenissen weer uit de tijdbalk en de bijkomende begrippen uit het geschreven verhaal. In 18 mindmappen werden ook de jaartallen genoemd uit de tijdbalk, 2 vermelden geen enkel jaartal. Gekozen 2 begrippen of gebeurtenissen om uit te lichten/ vrouwen: feminisme (4), algemeen kiesrecht (4), 1e feministische golf (3), Seneca Falls (1), emancipatie (1), emancipatiebeweging (1), gelijkheid (1) Gekozen 2 begrippen of gebeurtenissen om uit te lichten/ slaven: slavernij (1), abolitionisme (1), afschaffing slavernij (4), slavenopstand (1), slavenhandel (1), Franse Revolutie (1), De Mindmaps werden in aangevuld met namen en andere begrippen die de leerlingen zelf meenamen: Aletta Jacobs, universiteitsdiploma, toespraak ‘’ Aint I a woman’, ongelijkheid, vrijheid, vechten, stembus, grondwet, slavernij, katoenplantages, zweepslagen, Engeland, India, uitbuiting, Suriname, ‘zwarte piet’. Tekeningen: Amerikaanse, Britse, Franse en Nederlandse vlag, de tafel van de conventie van Seneca Fall, vrouwen en slaven met tekstwolkje met emoties (boos, bang, verdrietig, blijdschap,), staf van Sinterklaas. 23 Bijlage 5: Tijdbalk, enkele voorbeelden 5a 5b 24 Bijlage 6: Geschreven verhaal: enkele voorbeeld 6c) Leerling 3 25 Bijlage 7: Mindmap, enkele voorbeelden 26 27 Bijlage 8 Vragenlijst, enkele voorbeelden 28 Bijlage 9. Assesments Big Six bij leerling 1, 2 en 3 Rubrics a) 1 Assessment Historical Significance To some Very well extent Criteria for Historical Thinking When determining historical significance using the resulting in change criterion, students identifiy how an event, person, or development resulted in change. X To a limited degree Not at all Not applicabl e When determining historical significance using the resulting in change criterion, students identifiy the degree of impact of the change (on how many people, how profoundly, and for how long). Students explain how an event, person, or development is revealing; that is, how he, she, or it sheds light on enduring historical or contemporary issues. X x Students explain how an author constructs historical significance by showing how an event, person, or development occupies a meaningful place in an historical narrative. x Students construct historical significance by writing an historical narrative that gives an event, person, or development a meaningful place in the narrative. X X Students identifiy a large, over-arching question of historical significance under examination (e.g., How was industrialization an important part of nation-building?). X x Students describe the plot of an historical narrative (e.g., What story of industrialization is being told?). x X Students identifiy the role of a particular (e.g., How did the railroad contribute to industrialization in Canada?). x Copyright © 2013 by Nelson Education Ltd. The Big Six Historical Thinking Concepts 2 Assessment Continuity and Change Criteria for Historical Thinking Very well Studentss use the conventions and vocabulary of chronology. To some extent Not at all x x x x Not applicable x Studentss create a chronology (e.g., a timeline) that shows continuity and change existing together. x Studentss demonstrate understanding that change is a process, by identifying an example of change that varies in pace or pattern. Students identifiy turning points: moments when the process of change shifts in direction or pace. To a limited degree x x 29 Students use the terms progress and decline to describe a broad evaluation of the direction of change over time. X Students consider the impacts of change on more than one group of people, noting that progress for one people may be decline for another. x Copyright © 2013 by Nelson Education Ltd. Concepts The Big Six Historical Thinking 4 Assessment Cause and Consequence Criteria for Historical Thinking Students identifies multiple short- and long-term causes of an historical event. Very well To some extent To a limited degree Not at all x Students describes the interrelationship among the various causes of an historical event. x Students identifies multiple short- and long-term consequences of an historical event. x x Students describes the complex interrelationship among the consequences of an historical event. x x Students ranks the causes of a particular historical event according to their influence. x Students describes the interplay between the actions of historical actors and the conditions at the time. x Copyright © 2013 by Nelson Education Ltd. x x Students differentiates between an intended and unintended consequence. Students demonstrates that an event of history was not inevitable. Not applicable x x x The Big Six Historical Thinking Concepts 30 5 Assessment Historical Perspectives Criteria for Historical Thinking Very well To some extent To a limited degree Not at all Students identifiy an example of relevant difference between the worldview of an historical actor and current worldviews by considering, for example, – social norms – dominant belief systems Not applicable x Students avoid anachronism—the introduction of technologies or practices that did not exist in a particular period of the past. x Students avoid presentism—the imposition of present ideas on the past x Students use historical context to make sense of the perspective of an historical actor. x x Students use textual, visual, oral, or artifactual evidence to make valid inferences about an historical actor’s thoughts and feelings X Students identifiy a variety of perspectives among historical actors participating in a given event. x Copyright © 2013 by Nelson Education Ltd. The Big Six Historical Thinking Concepts 6 Assessment The Ethical Dimension Criteria for Historical Thinking Very well To some extent To a limited degree Not at all Students identify both explicit and implicit ethical stances in historical narratives in a variety of media, for example: – films – museum exhibits – books Students use his or her knowledge of historical context to make a reasoned ethical judgment about a controversial action of people in the past. Students demonstrate caution about imposing contemporary standards of right and wrong when making an ethical judgment about the past. Not applicable x x x x 31 Students make a fair assessment of the ethical implications of an historical action for today. Students use historical accounts to make an informed judgment on a contemporary issue, while recognizing the limitations of “lessons” from the past. Copyright © 2013 by Nelson Education Ltd. Concepts x x x x The Big Six Historical Thinking 32