KERK EN ISRAËL ONTMOETINGSDAG GELDERLAND Alex van Heusden: HOE GINGEN DE WEGEN UITEEN EN WAT IS DE BETEKENIS DAARVAN VOOR ONS VANDAAG? 29 MAART 2017 SYNAGOGE ZUTPHEN Gastvrije ontvangst met koffie en koek in de fraaie, lichte synagoge, ingewijd in 1878. Dagvoorzitter Ds. Beatrice Jongkind heet de aanwezigen welkom. Zij memoreert dat wij, als Christenen, geënt zijn op de Joodse stam, maar niet de plaats innemen van Israël. Paulus is daar duidelijk over in Romeinen 11. Zij opent de dag met gebed. Waarom is het christendom geen Joodse stroming meer? Zij geeft het woord aan Alex van Heusden. In het jaar 50 bleek er al een Christen-Joodse1 gemeenschap te zijn in Rome. Maar de nietJoodse volgelingen van Messias Jeshua voelden zich al spoedig superieur aan de Joodse Messiasbelijdende groepering. Tussen beide groeperingen ontstonden spanningen, waarop we in de Romeinenbrief een commentaar van Paulus lezen. ‘We zijn een nieuwe gemeenschap’, duidt Paulus, ‘verschillen zijn opgeheven, maar volgelingen van Jeshua blijven wel de “erbij gekomenen.”’ Onder Caesar Claudius krijgen Joden van de Messiaanse ecclesia bevel de stad te verlaten, vanwege onrusten. Priscilla en Aquila behoorden tot hen. Sterft Caesar Claudius in het jaar 54, dan mogen de verdreven Joden weer terugkeren, Priscilla en Aquila worden daarbij als eersten genoemd. Zij hadden een ecclesia aan huis, die werd bezocht door de uit ballingschap teruggekeerde Joden. Zij bleken zich wat afzijdig te houden, en zochten steun bij elkaar. Paulus laat hen groeten, en zegt tevens dat de Christenen uit de niet-Joden een toontje lager moeten zingen. De brief aan de Galaten (in het huidige Turkije) ademt een heel andere sfeer. Daar worden de niet-Joodse Christenen juist verdedigd tegen de Joden, die bang waren dat door de Messiaanse ecclesia het Jodendom bedreigd werd. Het was Paulus’ bedoeling niet om Joden en Christenen in hetzelfde verbond samen te brengen. Er moest onderscheid blijven tussen de beide etniciteiten, maar hem stond een Messiaanse visie voor ogen, waarbij verschillen tussen man-vrouw, heer-slaaf niet meer telden. Paulus was kosmopoliet, hij wilde de bestaande verschillen overstijgen, wat een les is voor deze tijd. Geen wij-zij denken, stond hij voor, wel de dialoog. In de vierde eeuw wordt een bepaalde stroming van het vroege christendom geannexeerd door keizer Constantijn, die in zijn verdeelde rijk eenheid wilde scheppen. Het christendom werd tot fundament voor de staatsgodsdienst. Er treedt een nieuwe fase in. Op het concilie van Nicea 1 De Nederlandse taal kent regels voor het gebruik van hoofdletters bij volken en religies. Ter wille van de leesbaarheid wijken wij hier van die regels af en gebruiken steeds hoofdletters. Kerk&Israël Gelderland 2 Zutphen 29 maart 2017 (Nicaia, aan de zee van Marmora) werd in 325 de juiste belijdenis geformuleerd. Theologische vragen als: Hoe verhield Jezus zich tot God? Was Jezus er voor de schepping, of is hij verwekt? kwamen nu aan de orde. In deze nieuwe fase werd het christendom losgeweekt van het jodendom. De Sabbat werd vervangen door de zondag, de Paasdatum wordt veranderd, de dagen krijgen heidense namen. Als in die tijd krachtige taal wordt gebruikt tegen de Joden is dat een bewijs dat velen in de ecclesia nog de Joodse gebruiken praktiseerden. De Islam bestond in die tijd nog niet, Noord-Afrika werd bewoond door Joden en door Christenen. Oorspronkelijk was de Islam, die in de zevende en achtste eeuw opgang deed, bestemd als een Arabische aangelegenheid. Bedoeld was dat de drie monotheïstische godsdiensten zouden samenwerken en elkaar aanvullen. Joden, Christenen en Arabieren werkten samen om de wijsheid van de oude Grieken zoals Plato en Aristoteles te vertalen in het Arabisch, zij deden dat in Egypte en in Andalusië. Zonder hun inspanning zou de antieke wijsheid verloren zijn gegaan. Kerkvader Aurelius Augustinus had er bijvoorbeeld niet van willen weten. Hij “dacht omhoog” en had weinig op met de antieke rede. Na de implosie van het West-Romeinse rijk zou de antieke wijsheid verloren zijn gegaan. De oudst overgeleverde documenten in het Tweede Testament zijn de brieven van Paulus. De Evangeliën zijn pas geschreven ná de catastrofe, ná de verwoesting van Jeruzalem. De verschillende groepen gelovigen moesten hun identiteit formuleren, hun verhaal hebben. Het oudste Evangelie is dat van Marcus. De Evangeliën zijn niet historisch, Van Heusden spreekt van ‘fictie’ (wat bij veel hoorders niet goed viel). Beter is de term “tendensgeschriften,” verhalen om te bewijzen dat Jezus, Jeshua, de Messias is. (Leidraad was hierbij een overgeleverde lijst met woorden en daden van Jezus, L.K.) De auteurs waren goed bekend met het Eerste Testament, en putten daaruit. De Geest van de Thora en de Geschriften inspireerde hen tot schrijven van het Nieuwe Testament, dat de evangelist laat beginnen in het noorden, in Galilea, dat door de Romeinen, onder keizer Vespasianus, het eerst bezet werd. Verzetsstrijders vluchtten naar Jeruzalem om daar de strijd voort te zetten. Keizer Vespasianus werd opgevolgd door Nero, die als opdracht zag Judea en Galilea weer in Romeinse handen te krijgen. Nero had geen opvolgers, na zijn dood ontbrandde een burgeroorlog, die door Vespasianus gewonnen werd. Drie keizers waren kortstondig aan het bewind. In het jaar 69 ging de tempel van Jupiter Capitolinus in vlammen op, wat als een slecht voorteken werd beschouwd. Was de Romeinse tempel verwoest? Dan moest ook de tempel in Jeruzalem eraan geloven. Het kon toch niet zo zijn dat de God van de Joden machtiger zou zijn dan Jupiter? De opstanden in Judea, om propagandistische redenen beschreven als “Joodse oorlogen” waren niet meer dan lokale opstanden. De Romeinen wilden het doen voorkomen alsof Judea door hen veroverd was. Titus, de zoon van Vespasianus, kreeg in Rome een ereboog. ‘Judea Capta’ Judea veroverd, kunnen we daar lezen. Kerk&Israël Gelderland 3 Zutphen 29 maart 2017 Tot aan de verwoesting van de tempel moesten Joden een tempelbelasting betalen van twee drachmen jaarlijks. Nu er geen tempel meer was, werd deze belasting verzwaard en moest de opbrengst de Romeinse tempel ten goede komen. Deze ´Fiscus Judaïcus’ gold nu alle gezinsleden. De tempel herbouwen op een andere plaats stond de Tora niet toe. Na de verwoesting van de tempel met haar eredienst ontstond een politiek, ideologisch en religieus vacuüm. Het duurde enige tijd totdat de legitimatie, waaraan de Joden hun identiteit ontleenden, op schrift werd gesteld. Overleven was de eerste noodzaak. Joden moesten er weer bovenop zien te komen. In navolging van de Christenen begonnen ook Joden nu hun verhalende mythen op schrift te stellen. Dit wordt beschouwd als de geboorte van het Rabbijnse jodendom. In de oudheid deed men nog niet aan geschiedschrijving, overdracht van de traditie was belangrijker. Er waren verschillende groeperingen in de messiaanse ecclesia. Hoe moest het nu verder? De verwachte Messias was in het jaar 70 g.j. niet gekomen, wél was een catastrofe gekomen. Was het Messiaanse project mislukt? In 135 g.j. vond er opnieuw een opstand tegen de Romeinse bezetting plaats onder leiding van Simon Bar Kochba, (Sterrenzoon) zo genoemd door Rabbi Akiva n.a.v. Numeri 24: 17, waar Bileam zegt: “Ik zie een ster opgaan in Jacob…” Rabbi Akiva zag in deze verzetsstrijder de Messias. Bij opstanden verhevigt zich altijd de Messiasverwachting. Er bestond in die tijd nog geen verschil van leer tussen Joden en Messiasbelijdende Joden. Gaandeweg gingen Messiasbelijdenden alles wat Joods was toepassen op één persoon, n.l. Jezus. De zware belasting die door Joden moest worden opgebracht en die door niet-Joodse gelovigen ontweken werd, was een belangrijke oorzaak van de scheiding tussen Joden en Christenen. Een economische oorzaak dus, geen religieuze. De Flavische dynastie, waaruit de vorige keizers stamden, werd opgevolgd door keizer Domitianus, die zich ontpopte als een tiran. De Joodse religie werd door het slijk gehaald, de spijswetten moesten het ontgelden, evenals de besnijdenis en de Sabbat. Romeinen vonden Joden barbaars. Ontkenning van de goddelijke status van de keizer, en de weigering om aan hem te offeren leidde weer tot strijd. De belasting werd met meedogenloze strengheid geïnd. Ook sympathisanten die als Joden leefden en proselieten moesten betalen, evenals de nietJoodse aanhangers van de Jezus-beweging. Die belasting werd tenslotte tot een breekijzer tussen Joden en Christenen. De naam Christianoi, (zij die van Christus zijn) werd aanvankelijk als scheldnaam gebruikt, later werd deze tot een geuzennaam. Kerk&Israël Gelderland 4 Zutphen 29 maart 2017 In 96 g.j. werd Domitianus vermoord, er was geen erfopvolging. De 65- jarige Nerva, anderhalf jaar aan het bewind, voerde een politiek tot eerherstel van de Joden. Alleen Joden die vasthielden aan de voorvaderlijke gebruiken, de halachische Joden, werden belastingplichtig bevonden, niet religieuze Joden niet. Joden en Christenen, groeiden verder uit elkaar, maar gingen nog niet definitief gescheiden wegen. De Judeo-christelijke cultuur kende, en kent nog, verscheidene varianten. De Paus kreeg politieke macht, scheiding tussen kerk en staat maakte later daar een einde aan. Van Verlichting was nog geen sprake, keurvorsten bepaalden welke religie in hun rijk werd toegestaan. In de oudheid, waar elke cultus een staatscultus was, was het ondenkbaar dat een vorst regeerde met religie als machtsmiddel, pas veel later sloeg de secularisatie toe. Aanvankelijk had het Joodse volk voor de Romeinen dezelfde cultuur als de andere overwonnen volkeren. Bij de cultus werden offers gebracht om de goden gunstig te stemmen. Bij de veroveringstochten van Julius Caesar, die steun kreeg uit het Joodse Hasmoneese huis, werd aan de Joden als dank een eigen status toegekend. Samenvattend: Niet religieuze, maar economische redenen waren de voornaamste oorzaak voor het uiteengaan van Jodendom en Christendom. (Er waren ook nog wel andere redenen, L.K.) Middagprogramma Na de voortreffelijke lunch, verzorgd door mevrouw Hannie Jacobs en haar culinaire team werd onder leiding van deskundige gidsen een stadswandeling gemaakt door “Joods Zutphen.” Voor de oorlog bestond in de stad een bloeiende Joodse gemeenschap, die wel 600 leden telde. Onder hen waren veel Joden uit Duitsland. De naam Krukziener werd genoemd. Sommige Joden verdienden de kost als slager, ook was er een werkplaats waar petten werden gemaakt. (In die tijd droeg iedereen een pet.) De meeste Joden werden onder de Duitse bezetting weggevoerd. Sommigen, die beschikten over relaties en/of geld konden onderduiken. Met veel waardering werd gesproken over de heer en mevrouw Van de Vegte, die twee Joodse gezinnen onderduik verleenden. Na de oorlog bestond de Joodse gemeenschap nog slechts uit zestig leden, zij die terug kwamen, en zij die ondergedoken waren geweest. Kerk&Israël Gelderland 5 Zutphen 29 maart 2017 Verscheidene Stolpersteine werden voor huizen geplaatst als aandenken aan de vroegere bewoners. Niet iedereen was het eens met het plaatsen van Stolpersteine. Wie een met naam vermelde steen plaatst doet te kort aan anderen, die daar eveneens hun geschiedenis hadden. Bovendien wordt over Stolpersteine heen gelopen en kunnen ze bevuild worden. De stadswandeling nam anderhalf uur in beslag, waarna iedereen toe was aan thee, koffie of fris, met een heerlijk stuk gebak, waaronder de “Hanniekoek” (eigenhandig gebakken door Mw. Hannie Jacobs). We zien terug op een mooie dag, hartelijk dank aan de organisatoren! Verslag: Louise Katus-Luyendijk Kerk&Israël Gelderland 6 Zutphen 29 maart 2017