ADVIES VAN DE THEMAGROEP BIODIVERSITEIT De themagroep is op 1 april samengekomen en heeft onderstaand document voorbereid na uitvoerige discussie en uitwisseling van kennis. We sommen eerst een aantal algemene uitgangspunten op, daarna volgt een toelichting en uitwerking. Wij hopen dat de landschapsarchitect hiermee uit de voeten kan. Algemene uitgangspunten - Bij de inrichting en beplanting dienen het mogelijk maken van de ontwikkeling van ecologische systemen en samenhang als leidraad: de basis van biodiversiteit - Voor beplanting (bomen, struiken, kruiden) inheemse soorten gebruiken (liefst 100%, tenzij er een bijzondere reden is voor een niet inheemse soort) - Beplanting zo veel mogelijk clusteren - Zorgen voor enkele op het zuiden geëxponeerde open plekken voor warmte-minnende insecten (liefst op plekken met zandgrond) - Bij voorkeur struweel aanbrengen als begrenzing en begeleiding van paden voor rust en dekking voor fauna, waar dat nodig en wenselijk is en in ieder geval langs de paden rond de noordelijke plas - Rond de noordelijke plas, met zijn steile oevers, overal dicht struweel aanbrengen om rust op de plas en langs de oevers te garanderen. - Zorgen voor overgangen in aanplant van hoog naar laag: zoomvegetaties bestaande uit struweel en hogere kruiden als overgang tussen bos en grasland; dergelijke gradiënten bieden erg veel kansen voor fauna - Poelen met moerasvegetatie aanleggen tussen het pad en de rietkraag langs de zuidrand van het terrein (voor amfibieën en libellen); dit komt in de plaats van de eilandjes in de plas die volgens de hondenbezitters en –kenners een geliefd bezoekobject zouden worden. - Lokaal verondieping in de noordwest hoek van de kleine noordelijke plas (voor moerasvegetatie) - Kwaliteit grond moet goed genoeg zijn zodat de planten gegeten kunnen worden. Uitwerking Algemeen Bij de keuze van soorten voor beplanting geven wij de voorkeur aan inheemse soorten omdat die de beste kansen bieden voor inheemse aan vegetatie gebonden fauna. Veel soorten insecten, met name de larven, zijn gebonden aan één soort boom of plant en exotische vegetatie ondersteunt daarom vaak de biodiversiteit niet. Bij de keuze van soorten voor beplanting zal ook gedacht moeten worden aan het belang van eetbare vruchten en zaden, met name voor vogels (rozenbottels, vlierbessen, lijsterbessen, bessen in het algemeen). Bij de keuze van bomen zal rekening gehouden moeten worden met mogelijke pollenallergie bij gebruikers van het terrein, dus merendeels soorten gebruiken die geen overlast bezorgen. Daarom geen berken bijplanten. De themagroep heeft een lijst van bruikbare boomsoorten beschikbaar. Wij geven de voorkeur aan bomen in groepen bij elkaar te zetten en de bomenclusters te omranden met struweel en opgaande kruiden als zoomvegetatie. Dergelijke overgangszones bieden erg veel mogelijkheden voor insecten en ook nestgelegenheid voor vogels. Het (stekelig of dichte) struweel is ook bedoeld om honden te weren uit de boomgroepen. Wij geven de voorkeur aan een mozaïek-achtige beplanting om eentonigheid te voorkomen en meer variatie in de dierlijke bewoners en gebruikers te krijgen. Waar een groter stuk een bosachtig karakter zal krijgen (ten oosten van de noordelijke plas) dienen open plekken te worden uitgespaard. Ongewenst bezoek door recreanten wordt tegengehouden door een dichte zoomvegetatie. Dergelijke beschutte plaatsen zijn zeer aantrekkelijk voor insecten. De beste kansen voor biodiversiteit liggen volgens de themagroep aan de oostzijde (spoorzijde) en rond de noordelijke plas. Voor de paden rond de noordelijke plas lijkt begrenzing van de paden door dicht struweel gewenst. De themagroep stelt voor rond deze plas aan aanlijngebod voor honden in te stellen, minimaal in de broedtijd. Daarmee krijgt de noordelijke plas meer de bestemming natuur en bijbehorende noodzakelijke rust. Ook de nestwand voor oeverzwaluwen past (zie hieronder) in dit beeld. Omdat de plas ondiep is kunnen er waterplanten worden ingebracht (fonteinkruiden, gele plomp, krabbescheer). De verondieping in de noordwest hoek is bedoeld als overgang van land- via moeras naar watervegetatie. Wat de themagroep betreft kan de steiger vervallen. De open en op het zuiden geëxponeerde stukjes helling ten behoeve van warmte-minnende insecten kunnen het beste in het terrein zelf worden opgezocht en afgepaald. Volgens de themagroep liggen er kansen aan de oostzijde bij het uitkijkpunt en aan de zuidoost punt waar reliëf aanwezig is. Zoekopdracht voor themagroep samen met landschapsarchitect. Het is ons nog niet duidelijk waar ruimte kan worden gevonden voor bloemrijk grasland, een noodzakelijk terreintype ten behoeve van biodiversiteit en bovendien aantrekkelijk voor recreanten. Volgens ons ligt hier nog een zoekopdracht voor de landschapsarchitect. Bijzondere inrichting en objecten Zwaluwwand Oriëntatie binnen de wereld van specialisten met ervaring p het gebied van aanleg en onderhoud van speciale nestwanden voor oeverzwaluwen leverde nieuwe inzichten op. De themagroep stelt voor de zwaluwwand aan de noordzijde van de noordelijke plas aan te leggen (en niet aan de zuidzijde als eerder voorgesteld) en deze een eilandkarakter te geven zodat de wand geheel door water is omgeven, zonder welke voorziening de kans van slagen gering wordt geacht wegens het risico van verstoring. Een zwaluwwand vergt specialistisch onderhoud, wat door burgers met belangstelling voor dit object belangeloos zal worden uitgevoerd. Tijdens eerdere bijeenkomsten is gesproken over een vogelkijkwand of -hut, maar deze kan volgens themagroep vervallen. Een aanzienlijke besparing op de aanlegkosten. Wilgen Voor beplantingsideeën heeft de themagroep een bomenlijst van geschikte boomsoorten beschikbaar. Wilgen passen uitstekend in deze omgeving, waarbij voor de Boswilg (Salix caprea) voor de drogere stukken en voor Grauwe wilg (Salix cinerea) voor de nattere delen kan worden gekozen. Beide wilgensoorten bloeien vroeg in het jaar en vormen dan een belangrijke voedselplanten (stuifmeel, nectar) voor veel insecten. Eiken Wij pleiten voor inheemse eik op daarvoor geschikte plekken vanwege de enorme ecologische waarde van deze soort. Graanakkertje De themagroep stelt voor de mogelijkheid te onderzoeken om een klein graanakkertje aan te leggen met een graansoort en akkeronkruiden. De functie is allereerst ecologisch: voedselbron voor zaadetende vogels en bloem-bezoekende insecten. Daarnaast heeft het educatieve waarde en kan het leuk zijn voor de gebruikers van het gebied. Wij realiseren ons dat het beheer extra inspanning vraagt. Waarschijnlijk is het alleen mogelijk als een groepje burgers het idee adopteert en het beheer op zich neemt. En het is de vraag (aan de landschapsarchitect) of het in het ontwerp valt in te passen. Stenen muurtjes Waar in het ontwerp sprake is van stenen muurtjes stelt de themagroep voor geen gebruik te maken van graniet, maar van kalksteen, waarop planten kunnen groeien. Bijenlandschap Groene Cirkels Wij bevelen aan om aan te sluiten bij het regionale initiatief Bijenlandschap van Groene Cirkels en in de gedachtevorming te betrekken. Volgens ons is dit een taak voor de gemeente. Voor bijen en insecten in het algemeen zijn de inspanningen die Groene Cirkels promoot van groot belang. De themagroep wil daar graag bij helpen. De Stichting EIS-Nederland, kantoor houdend op Naturalis in Leiden en een van de partners in Groene Cirkels, kan daarbij goed helpen met detail-advisering. Informatiepanelen Informatiepanelen plaatsen bij de belangrijkste ingangen met daarop een overzicht van wat men kan zien en beleven aan planten en dieren. Nulmeting en monitoring Voor de doelstelling van de gemeente Oegstgeest om de biodiversiteit in het gebied te vergroten is het verstandig in 2016 een aantal soortgroepen in het gebeid te inventariseren en als ijkpunt voor de toekomstige ontwikkeling vast te leggen. Dit wordt nulmeting genoemd. Latere monitoring kan dan met de uitgangssituatie worden vergeleken. De themagroep zet zich al in voor inventarisaties in 2016 en zal de monitoring in komende jaren verzorgen. Soortgroepen die nu in de planning voor nulmeting staan zijn hogere planten, oevervegetatie, mossen, watervogels, vissen, visetende vogels, libellen, bijen, lieveheersbeestjes. Er wordt nog gezocht naar andere specialisten, zoals paddenstoelen. In de toekomst zal mogelijk het publiek worden gevraagd met inventarisatie te helpen; een protocol daarvoor zal door studenten worden ontwikkeld. Beheer en beheerplan De themagroep Biodiversiteit is bereid een beheerplan op te stellen of te helpen opstellen voor de vegetatie en de bijzondere inrichtingen (zwaluwwand, warme open plekken voor insecten, poelen). Volgens de themagroep kan op een aantal punten het beheer worden geminimaliseerd, zoals bij rietkragen, waar maaien zelfs helemaal niet nodig lijkt en contrair is aan de ontwikkeling van biodiversiteit. Dit scheelt bovendien in de jaarlijkse onderhoudskosten. Zij stelt dan wel de vraag of de gemeente bereid is op een later tijdstip te investeren in veranderingen in de inrichting wanneer uit de meetgegevens blijkt dat de doelstelling niet of onvoldoende wordt gehaald? De themagroep hoopt dat de gemeente in goed overleg met de provincie zal proberen te regelen dat inrichtingswerkzaamheden die de provincie nog wil uitvoeren in het kader van de overdracht aan de gemeente worden uitgevoerd conform het ontwerp van de landschapsarchitect en de ideeën die de verschillende themagroepen hebben ontwikkeld. 9 april 2016 De Themagroep Biodiversiteit: Johan Goudzwaard, Peter van Helsdingen, Roos Los, Laura Rijnink, en Wil Tamis, Esther van der Meer, Milan Oostwouder