Prediker 1. Naam De naam van dit Bijbelboek is in het Hebreeuws

advertisement
Predikeri
1. Naam
De naam van dit Bijbelboek is in het Hebreeuws Koheleth, in het Grieks Ecclesiastistes.
Het woord is een ambtelijke naam, het duidt iemand aan die de gemeente bijeenroept.
In 1:1 noemt de schrijver zichzelf “zoon van David en koning in Jeruzalem”. Hij geeft zich
dus uit voor Salomo, al noemt hij diens nam niet. Deze zelfaanduiding van een schrijver als
koning die wijsheid leert, vinden we ook in de Egyptische wijsheidsliteratuur.
Dat in het boek prediker niet Salomo aan het woord is, maar een man uit veel latere eeuwen,
kan op grond van de inhoud en de stijl met zekerheid worden vastgesteld.
Het is wel te begrijpen dat een Israëliet die naar een schuilnaam zocht op Salomo kwam;
immers aan deze koning werd al in 1Kon.3 bijzondere wijsheid en ook het dichten van
spreuken toegeschreven.
Het boek neemt in het Eerste Testament een geheel eigen plaats in door zijn beschouwende
karakter. Dit betekent niet dat je het daarmee ook een filosofisch werk kunt noemen: de auteur
poneert meer dan dat hij zijn gedachten ontwikkelt.
De joodse gemeenschap heeft lang geaarzeld om het boek officieel als canoniek te
beschouwen. De reden hiervan is dat het godsgeloof van Israël in een wel erg versmalde vorm
in het boek is terug te vinden.
2. Inhoud
Vrij algemeen beschouwt men het boek als een verzameling aforismen (korte bondige
uitspraken, vaak niet meer dan een regel lang).
Toch wordt het werk door één idee gedragen en ook is er in de eerste vier hoofdstukken een
voortgaande lijn te ontdekken. Daarna wordt deze losgelaten om plaats te maken voor een
aantal uitspraken/spreuken
In 1:2-3 vinden we de grondtoon van het boek:
“Lucht en leegte, zegt Prediker,
Lucht en leegte, alles is leegte.
Welk oordeel heeft een mens van alles wat hij heeft verworven,
Al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon.”
In 12:8 sluit hij het boek ook weer met deze verzen af:
“Lucht en leegte, zegt Prediker,
alles is leegte.”
De laatste verzen (12:9-14) vormen een toevoeging van andere hand.
Het thema wordt in de eerste hoofdstukken verder uitgelegd. Alles is lucht, de mens komt
niets verder met al zijn gezwoeg op de wereld. Dit is het begin, midden en einde van alle
wijsheid.
Prediker beroept zich op zijn levenservaring (1:12-3:9), om in het laatstgenoemde vers (3:9)
terug te keren tot zijn uitgangspunt: de mens komt met zijn gezwoeg niet verder. Dat dit zo is
komt doordat (al zijn de dingen goed op hun tijd en al kan de mens de wereldgang overzien)
de mens niets van een goddelijke zin kan ontdekken (3:11); alleen God weet alles (3:14vv), de
mens niets; het enige is dat hij het leven aanvaardt met het goede dat het geeft, uit Gods hand
(3:12v).
Dan volgt in 3:16vv en hoofdstuk 4 de grond van zijn beschouwingen: prediker ziet veel
onrecht, maar kan nergens ontdekken dat er vergelding is. Hij ziet niet dat God ingrijpt, kan in
de praktijk geen zedelijke wereldorde ontdekken. Deze teleurstellende ervaring brengt hem in
tegenspraak met de vroegere Israëlitische wijsheid.
Na 4:3 worden de beschouwingen losser: Prediker geeft, evenals de spreukendichter, min of
meer aforistische beschouwingen. Opvallend is de oproep om voor het aangezicht van de
Levende te zwijgen en de Levende te vrezen (4:17-5:6). Ook is er de aansporing om
compromissen te sluiten, de weg van het midden te kiezen (7:15-22).
In 8:10-9:12 wordt nogmaals herhaalt dat de mens van het godsbestuur niets ziet, ant allen
sterven en niemand weet er iets van of de deugd beloond wordt. Het enige is daarom zich met
het aardse leven tevreden te stellen.
Min of meer onverwacht komt in 11:9 en 12:1 een aansporing om het gericht van God in het
oog te houden en de Schepper in zijn jonge jaren te gedenken.
Merkwaardig is dat bij de Prediker elke zinspeling op JHWH, die zijn volk redde uit Egypte,
en ook zijn openbaring op de Sinaï waar de Thora werd gegeven, wordt gemist.
Prediker heeft wel vastgehouden aan het geloof in de ene God, maar Hij is een verbogen God
die door de mensen niet kan worden gekend. De mens begrijpt God ook niet.
Wat toch wel opvalt is het individualisme. Prediker spreekt van zichzelf, maar nergens van
zijn volk, noch van de geschiedenis
i
Prof.Dr.M.A. Beek, Wegen en voetsporen van het oude testament, Driebergen, 1969 Dr.Th.C.Vriezen & Dr.A.S. van der Woude, Literatuur van Oudā€Israël, Wassenaar, 1973 Dr.G.Th.Rothuizen, Scherven brengen geluk, Baarn 1983 
Download