Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Bodem: bovenste gedeelte van de grond waarin planten wortelen en dat verkleurd is door de toevoeging van organisch materiaal en het water dat erdoorheen sijpelt. Verandert door: - Toevoeging organische stoffen - Regenwater dat erdoorheen spoelt - Chemische (verwering)processen Mineralisatie: afbreken van planten: - Volledig → losse stoffen - Gedeeltelijk → humus (humificatie) Bodemsamenstelling is afhankelijk van klimaat (bebossing/beplanting) - Tropisch: - warm, vochtig, continu groeiseizoen - sterke chemische verwering → snelle en volledige afbraak stoffen → wegspoeling door overschot aan neerslag → ijzer en aluminium blijven achter → dikke rode bodem zonder zwarte humuslaag. - Woestijn: - droog: meer verdamping dan neerslag - capillaire werking (sponseffect): weinig neerslag → bovenste laag droog en poreus → diep grondwater wordt omhoog gezogen (aantrekkingskracht van korrelwandjes) → verdampt → laat zoutlaag achter (verzilting) - Chernozem: - evenwicht tussen uitspoeling en capillaire werken → dikke zwarte humuslaag van organisch materiaal. - Podsol: - kort groeiseizoen door lage temperaturen, organische processen liggen lang stil, weinig verdamping - veel neerslag → veel uitspoeling van voedingsstoffen → dunne grijze uitspoelingslaag van podsolbodem Geofactoren: de onderdelen van een landschap die op elkaar inwerken en samen de processen aan het uiterlijk van het aardoppervlak bepalen. (mens, water, lucht, klimaat, gesteend, organismen) - Klimaat en ondergrond zijn de dominante geofactoren! Wisselwerking tussen de geofactoren Nuttige neerslag: neerslag die valt – neerslag die verdampt. - Wanneer de nuttige neerslag groot is, is er sprake van veel uitspoeling (neerwaarts transport) - Wanneer de nuttige neerslag klein is, is er sprake van capillaire werking (opwaarts transport) De bodemsamenstelling is deels afhankelijk van de breedteligging: - Lage breedte: zeer droog → woestijnbodem; kalk, gips en zout * → tropisch: vochtig en warm; rode bodem - Gematigde breedte: nuttige neerslag vrijwel nul; humus hoopt zich op in de bovenste laag → grassteppe; humus - Hoge breedte: lage temperatuur en kort groeiseizoen → alleen grassen mossen en heide → toendra’s; veen Invloed van de mens: - Voedselkringloop wordt doorbroken - Van diversiteit naar monocultuur (kwetsbaarder landschap) Chemische vruchtbaarheid: hoeveelheid voedingsstoffen in de bodem Fysische vruchtbaarheid: verdeling in de bodem van vaste bestanddelen; water en lucht. Kleigrond: - Worden zwaar door plakken - Bevatten veel voedingsstoffen - Weinig lucht - Zandgrond: Zijn grover Weinig voedingsstoffen Goede verdeling van water, lucht en vaste stoffen. De mondiale landschapzones Tropische zone - Twee soorten klimaten: warm, vochtig tropisch klimaat en droog savanneklimaat - Lage chemische vruchtbaarheid → zwerflandbouw - Uitzondering: vulkanische gebieden Aride zone - Twee soorten klimaten: steppeklimaat ( <500mm) en woestijnklimaat (<250 – variabel!) - Sedentaire akkerbouw (vaste plek) en nomadische veeteelt (veranderde plek). - Wadi’s: rivierbedding die het grootste deel van het jaar droog staat. Subtropische zone - Overgangsgebied tussen tropische en gematigde zone - Droge, hete zomers en natte winters Gematigde zone - Twee soorten klimaten: gematigd zeeklimaat (vruchtbaar) en grassteppe (geringe vruchtbaarheid) - Goede landbouw Boreale zone: - Landklimaat - Lage wintertemperaturen en kort groeiseizoen - Slechte landbouwmogelijkheden door veel uitspoeling Polaire zone - Twee soorten klimaten: toendraklimaat ( zomers 0-10) poolklimaat (altijd <0) - Hele lage vruchtbaarheid dus geen landbouw ( wel veeteelt en fossiele brandstoffen) Landdegradatie Landdegradatie is het afnemen van de kwaliteit van de bodem. Factoren: -water -droogte - reliëf Bodemerosie: humus houdende laag spoelt weg. (anders dan normale erosie) Ontstaat door: - Onbedekte grond na de oogst - Monocultuur - Kale plekken door overbeweiding en ontbossing Versterkt door: - Neerslag valt op momenten dat er net geoogst of geploegd is - Heftige regenbuien (veel regen in korte tijd en grote druppels) - Grond bestaat uit fijne korrel zoals klei of löss: slechte infiltratie mogelijkheid - Steilere gebieden worden ontbost en in gebruik genomen door landbouw - Er wordt geploegd loodrecht op hoogtelijnen - Grond komt braak te liggen doordat boeren vertrekken. Irrigatie: gaat alleen goed wanneer al het water door de plant wordt opgenomen en het overschot aan water geen kans krijgt om te verdampen. Verwoestijning Verwoestijning is het proces waarbij land dat ooit begroeid was onbegroeid raakt, en waarbij vervolgens het bovenste deel van de bodem wegspoelt of wegwaait. Oorzaken: - Overbevolking - Welvaartsgroei - Sedentarisatie - Monocultuur - Vergroting kuddes - Kappen brandhout en ontbossing - Verlaging grondwaterpeil - Toegenomen branden - Verzilting door irrigatie - Klimaatverandering, al dan niet lokaal - Globalisering Oplossing; duurzame landbouw: - Beperken kuddes (minder vlees eten) - Gecontroleerd irrigeren - Minder ploegen - Behoud van begroeiing - Technologische innovatie (nieuwe gewassen, bodemkorrels) Steppen en woestijnsteppen hebben een grote variabiliteit aan neerslag, dat maakt de kans op verwoestijning groter. Verwoestijning in de Sahel en het middenwesten van de VS Bevolkingsgroei → uitbreiding landbouw → droogte in de jaren ’60 → (voedsel)kringloop verstoord → erosie en ontvruchtbaarheid nemen toe. Natuur- en milieurampen Lithosfeer Hydrosfeer Menselijke activiteit - Intensivering landbouw - Activiteiten in berggebieden - Ontbossing - Afval lozen - Overbevissing Gevolgen - Aardverschuivingen - Bodemerosie - Verzilting - Biosfeer - Ontbossing - Atmosfeer - Luchtvervuiling - Veranderingen in regiem van de rivier Watervervuiling Daling van de biodiversiteit Daling van biodiversiteit Smog Klimaatverandering Aantasting ozonlaag Schaal - regionaal - Continentaal Fluviatiel - Regionaal - Mondiaal Lokaal Rampen: er is sprake van een ramp wanneer er veel slachtoffers vallen of wanneer er veel schade wordt aangericht. - Natuurramp: veroorzaakt door een natuurlijk proces - Milieuramp: veroorzaakt door de menselijke invloed op het milieu Mitigatie: vermindering Adaptatie: aanpassing Hazard management: maatregelen die getroffen worden om de schade van (milieu-/)natuurrampen te beperken.