Toelichting en doorrekening beslissing BPFO in 2008 Voor welke afweging stond het BPFO-bestuur in 2008? In 2006 is tussen werkgevers en werknemers afgesproken dat de premiedruk van de pensioenen tot 2015 voor de totale optiekbranche niet hoger zou worden dan 10,6% van de loonsom. Bepalend voor deze premiedruk zijn: het percentage pensioenpremie (bij BPFO 19,9 voor de basisregeling en 1,3 voor de overgangsregeling); de pensioengrondslag = over welk gedeelte van het loon wordt de pensioenpremie geheven. Deze pensioengrondslag is voor de basisregeling het januari contractloon van een medewerker minus de franchise en voor de overgangsregeling het volledige januari contractloon. De premiedruk leek eind 2008 boven de 10,6% uit te komen. Er moest een maatregel worden genomen om dit te voorkomen. Binnen de BPFO-regeling was aanpassing van de franchise aan de loonontwikkeling of AOW stijging geen automatisme. Hierover moest jaarlijks besloten worden. De instrumenten die daarmee overbleven waren: het verlagen van de pensioenpremie en het verlagen van de pensioenopbouw. Deze maatregelen wilden de werknemersvertegenwoordigers niet. Uiteindelijk zijn de werknemers akkoord gegaan met het voorstel van de werkgevers om de franchise per direct te verhogen en daarmee de pensioengrondslag te verlagen. Tevens is afgesproken om de franchise voortaan jaarlijks te verhogen met de algemene prijsindex. Daartegenover is afgesproken dat de premieverdeling tussen werknemers en werknemers per 2013 zal worden aangepast. Wat heeft het BPFO-bestuur daarom op 8 december 2008 besloten? Premie Het premiepercentage voor het jaar 2009 blijft gehandhaafd op het niveau van 2008. De premieverdeling voor de basispensioenregeling blijft tot 1 januari 2013 gehandhaafd op 50% werknemer – 50% werkgever. Vanaf 1 januari 2013 zal de premieverdeling worden gesteld op (afgerond) 26% werknemer – 74% werkgever. De premieverdeling voor de zogenaamde 15-jarenregeling (in totaal 1,3% van het salaris) blijft gehandhaafd op 50% werknemer – 50% werkgever ook na 1 januari 2013. Franchise Per 1 januari 2009 wordt de franchise verhoogd met 3%. Vanaf 2009 zal de franchise jaarlijks worden aangepast aan de algemene loonindex. Stijgt de loonindex, dan stijgt ook de franchise jaarlijks met hetzelfde percentage. Wat was er gebeurd met de BPFO-regeling als bovenstaande afspraak niet gemaakt was? Wanneer de afspraken van 8 december 2008 niet gemaakt zouden zijn, zou de premiedruk in 2009 op 11% zijn gekomen. Dit is 0,4% boven de afgesproken 10,6% van de loonsom. Oorzaak: als de franchise niet verhoogd was, zou de pensioengrondslag (het gedeelte van het loon waarover pensioenpremie wordt geheven) gestegen zijn. Daarmee zouden de kosten voor de werkgever per 2009 hoger zijn geweest. Dezelfde discussie over de vaststelling van de hoogte van de franchise zou dan ook elk jaar terug komen. Vandaar dat de werkgevers in het reglement opgenomen wilden hebben dat de franchise jaarlijks gelijke tred zou houden met de loonontwikkeling. Bij gebrek aan een CAO in de Optiekbranche is gekozen voor de algemene loonindex. Als de franchise tot en met 2013 niet aangepast zou zijn, zou de premiedruk jaarlijks zijn gestegen en op basis van een schatting van Syntrus Achmea in 2013 uitgekomen zijn op ongeveer 11,8%. Pagina 1 woensdag 2 december 2009 Door Hewitt Associates, de actuarieel adviseur van BPFO, is berekend dat als het pensioenfonds zelfstandig zou blijven voortbestaan, de pensioenpremie over drie tot vijf jaar zal moeten stijgen als gevolg van de verwachte veroudering van de deelnemerspopulatie van BPFO en de verwachte stijging van de levensverwachting. Berekend is dat de premie voor de basispensioenregeling op termijn zal moeten stijgen van 19,9% naar circa 23,5% van de pensioengrondslag. Dit geeft een stijging van de totale premiedruk met circa 1,75% van de loonsom. De twee bovengenoemde effecten samen geven een premiestijging van circa 2,75% van de loonsom, waarvan 1,4%-punt voor rekening van de werkgever zou komen. Wat zijn de gevolgen van een mogelijke fusie met het BPFD? Door een fusie met het BPFD dalen de kosten van het pensioenfonds per deelnemer en worden tevens de risico’s meer gespreid over meer deelnemers. De totale premie (werknemers- en werkgeverspremie tezamen) daalt hierdoor met ongeveer 0,9% (gemiddelde voor de vijf berekende voorbeeldwerkgevers), waarvan 0,45% ten gunste voor de werkgevers. De pensioenregelingen BPFO en BPFD verschillen op nagenoeg alle punten zoals premiepercentage, loonbegrip, franchise en premieverdeling. Het BPFO-bestuur heeft onder deskundige begeleiding de effecten van de verschillen beoordeeld. De regeling voor het pensioen bij het BPFD is (werknemersen werkgeverspremie tezamen) voor nagenoeg alle optiekbedrijven goedkoper dan de BPFO-regeling. Dit is alleen niet het geval voor de bedrijven die een gemiddeld salaris hebben (gebaseerd op een volledige werkweek) lager dan € 26.800,= op jaarbasis. Verder is het BPFD een vaste-bijdrageregeling. Dit betekent dat naast het wijzigen van de pensioenpremie en de franchise, het bestuur van het BPFD ook kan besluiten de jaarlijkse pensioenopbouw aan te passen, een maatregel die het BPFO niet kan nemen. Kosten werkgever Door de afspraken over de franchise is een jaarlijkse stijging van de premiedruk voorkomen. Daarnaast zou de premie bij BPFO op een termijn van drie tot vijf jaar moeten stijgen, waardoor de totale premiedruk voor de werkgever in 2013 zou stijgen met 1,4%. Door de overgang naar Detailhandel daalt de premiedruk per 2009 met 0,45% voor de werkgever. Al met al daalt de werkgeverslast met 1,85%. De nieuwe premieverdeling per 2013 werkt echter wel kostenverhogend voor werkgevers, want werkgevers betalen in de pensioenregeling van het BPFD afgerond 76% van de pensioenpremie in plaats van 50%. Voor de vijf voorbeeld-werkgevers kost dit gemiddeld 2,1%. Voordeel is echter dat deze nieuwe premieverdeling pas verplicht ingaat op 2013. Dit betekent dat u in aanloop naar 2013 eventuele loonruimte (geld dat u in de komende jaren aanwendt voor loonstijgingen, zoals inflatiecorrectie) kunt gebruiken om de werkgeversbijdrage aan het pensioen te verhogen in plaats van dit voor stijging van het brutoloon aan te wenden. Dit biedt werkgevers en werknemers voordeel. De werkgever groeit toe naar de nieuwe premieverdeling zonder dat de loonkosten meer stijgen dan gewenst (dus niet meer dan dat ze gestegen zouden zijn door een stijging van het brutoloon die u anders doorgevoerd zou hebben in de jaren tot 2013). De werknemer profiteert doordat zijn nettoloon stijgt, net zo als het gestegen zou zijn bij een stijging van het brutoloon. Hoeveel uw werkgeversbijdrage verandert, is sterk afhankelijk van de salarissen en dienstverbanden (fulltime of parttime) van uw medewerkers. Gemiddeld moet u rekenen op een te verdisconteren bedrag in de periode tot 2013 van 2% van de loonkosten. Wat precies de financiële gevolgen zijn voor uw bedrijf kunt u berekenen in de volgende spreadsheet: klik hier. In december 2009 brengt de NUVO richtlijnen uit over hoe u toe kunt werken naar de nieuwe premieverdeling op 1 januari 2010. Pagina 2 woensdag 2 december 2009