dat vaandrig Christoph Gieseling en proviand-schrijver Christiaan Thyssen waren omgekocht en later in Zeeland hun beloning hadden ontvangen. Een derde betrokkene, korporaal Cort Schwichers, zou eveneens een aandeel in het verraderlijk gebeuren hebben gehad, maar daarover was kennelijk onzekerheid ontstaan, want sommigen zeggen dat hij wel degelijk geld in Zeeland zou hebben gekregen - omdat hij voor een ander werd aangezien -, maar anderen laten dat in het midden. Uit de verhoren wordt wel duidelijk dat men in Zeeland liever had gezien dat de Koerlanders op Tobago zouden zijn gebleven. Andere betrokkenen moesten verder niet zeuren om geld, want er werd besloten dat iedereen twee maanden extra loon zou ontvangen^). Die overgave had zich op 11 december 1659 afgespeeld^) en van de teruggave kwam natuurlijk niets terecht, ook al was de hertog vanaf mei 1660 weer op vrije voeten. De hertog liet het er niet bij zitten en heeft zowel bij de Lampsins als bij de Staten Generaal stappen ondernomen om verklaringen te krijgen waarin zijn rechten op Tobago openlijk en onvoorwaardelijk zouden worden erkend'"). Dat leidde tot een procedure van de vertegenwoordiger van de hertog van Koerland Peter von Volckershoven tegen de Lampsins bij de Staten Generaal. Daarbij werd in het dossier ook een brief opgenomen die de Engelse koning Karel II op 16 mei 1671 aan de Staten Generaal had geschreven en waarin hij eiste dat de 'sujets' van de Staten Generaal die zich op Tobago bevonden dat eiland aan de hertog van Koerland of diens plaatsvervanger zouden overgeven^). Dat schrijven behoefde nauwkeurige studie 'tot de sake van de Triple Alliantie', het bondgenootschap waarin de Republiek sedert 23 januari 1668 officieel met Zweden en Engeland was verbonden, zodat enige voorzichtigheid was geboden. De Staten Generaal kwamen dan ook niet tot een uitspraak^). Die hertog was dus de vorst van Koerland: een stuk Letland waar als erfenis van de expansie van de Duitse Orde een hertogdom was ontstaan^) waarmee de Engelsen en 'wij' betrekkelijk nauwe betrekkingen onderhielden^). 'Vrienden' waren we, maar af en toe spande het toch ook wel een beetje. Afgezien van Europese verwikkelingen speelde daarin vooral de WestafrikaansCaraïbische connectie een rol, zo belangrijk voor de lucratieve slavenhandel als essentieel onderdeel van de veelomvattender Noordatlantische handel^). De Koerlandse hertog was van de voordelen van die handel overtuigd, omdat zij mogelijkheden bood om de overwegend agra196