Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar

advertisement
Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011-2012
1
Burgerschap
1.1
De politiek-juridische dimensie
De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan
politieke besluitvorming.
Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer
(inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus
(Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues
gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering,
ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing.
Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en
waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die
erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de
basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de
basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische
dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie,
de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen
en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van
belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het
Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed
van de (massa)media.
1.2
De economische dimensie
De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op
-
de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de
arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt;
-
de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te
nemen aan de maatschappij.
Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het
verantwoord handelen op de consumptiemarkt.
Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een student
zich algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan
houdt. De student kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op.
Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een student weet hoe hij informatie over
producten en diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft
inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de
aanschaf van producten en diensten afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke
belangen zoals duurzaamheid en gezondheidsaspecten.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische
dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die
van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed
van branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de
verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering,
kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van
consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten.
1.3
De sociaal-maatschappelijke dimensie
De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel
uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en
in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid.
Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de student de
aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in
verschillende situaties. De student heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn
opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaalmaatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken
van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen
tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch
en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken.
1.4
De dimensie vitaal burgerschap
De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te
reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer.
Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de
juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en
ontspannen.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal
burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale
norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten
in de samenleving en het arbeidsproces.
Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de student zich bewust is van
zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan
verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde
leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en
seksualiteit.
2
Loopbaan
Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en
ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke
ontplooiing.
Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs
dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven.
Daarvoor is nodig dat een student inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en
motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt
biedt. De student is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te
vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie
op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of
andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de
loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de student tot
weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren.
De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn
‐
capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan,
‐
motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan,
‐
werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan,
‐
loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces,
‐
netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op
loopbaanontwikkeling.
Download