Samenvatting GGD-rapport Voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark in relatie tot gezondheid in Duindorp in Den Haag Het onderzoek in het kort April 2014 GGD Haaglanden Afdeling Leefomgeving [email protected] 1 Samenvatting GGD-rapport 1. Aanleiding en opzet onderzoek Voor u ligt de samenvatting van de rapportage van de GGD Haaglanden over de drie voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark in Den Haag en mogelijke gezondheidsrisico’s. Bewoners van Duindorp hebben zorgen geuit over hun gezondheid in relatie tot de drie voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark. Hun ongerustheid leidde tot raadsvragen (2012 en 2013). Vervolgens heeft de GGD de opdracht van het college gekregen om te onderzoeken of het spelen op de vuilstortplaatsen in het verleden een extra risico op kanker kan hebben opgeleverd en of er aan de voormalige stortplaatsen gerelateerde gevallen van kanker vast te stellen zijn. Achtergrond De GGD is eerst in gesprek gegaan met de bewoners om goed in kaart te brengen welke vragen en zorgen er precies onder de bewoners van Duindorp leefden. De vragen van bewoners betreffen hun gezondheid in relatie tot mogelijke blootstelling aan schadelijke stoffen in het verleden. Men vroeg zich af of het vroeger (als kind) spelen op de stortplaatsen heeft geleid tot een extra risico om op latere leeftijd kanker te krijgen. Naast vragen over de situatie in het verleden, hebben de bewoners ook vragen gesteld over gezondheidsrisico’s van de huidige situatie rondom de vuilstortplaatsen. Daarnaast hadden zij vragen over de bodemkwaliteit van de nabijgelegen moestuinen en over een bodemverontreiniging met zink ter hoogte van de nieuwbouw aan de Wieringsestraat. Ook deze vragen heeft de GGD meegenomen. Het onderzoek van de GGD is ingegaan op de volgende vragen: 1. Kan blootstelling aan schadelijke stoffen in het verleden, tijdens het spelen op de vuilstortplaatsen in het Westduinpark, hebben geleid tot een verhoogd aantal gevallen van kanker in Duindorp? 2. Vormt de huidige situatie rond de voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark een risico voor de gezondheid? 3. Vormt de bodem van de moestuinen aan het Markenseplein en de Duivelandsestraat een risico voor de gezondheid? 4. Is er een verontreiniging met zink in de bodem aanwezig ter hoogte van de nieuwbouw aan de Wieringsestraat en vormt dit een risico voor de gezondheid? Informatiebronnen De gegevens voor dit onderzoek komen uit vele stukken en rapporten van de gemeente en externe onderzoeksbureaus en uit gesprekken met bewoners. Gegevens over het aantal gevallen van kanker zijn opgevraagd bij Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en geanalyseerd conform de landelijke GGD-richtlijn voor kankerclusters. Leeswijzer Deze samenvatting heeft een andere indeling dan het hoofdrapport. In hoofdstuk 2 van deze samenvatting staat de informatie over de voormalige stortplaatsen in het kort weergegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op onderzoeksvraag 1 en bespreekt achtereenvolgens de mogelijke blootstelling in het verleden (milieuspoor), de inventarisatie van het aantal gevallen van kanker (gezondheidsspoor) en een mogelijke relatie tussen beide (relatiespoor). Hoofdstuk 4 gaat in op onderzoeksvraag 2 en beschrijft de mogelijke gezondheidsrisico’s van de vuilstortplaatsen in de huidige situatie. Hierbij is gekeken naar directe contactmogelijkheden met het stortmateriaal, het grondwater en eventueel uitdampende stoffen. Hoofdstuk 5 gaat in op vraag 3 (bodemkwaliteit moestuinen) en hoofdstuk 6 op vraag 4 (bodemkwaliteit nieuwbouw). In hoofdstuk 7 staan de conclusies op een rij. 2 Samenvatting GGD-rapport 2. Vuilstortplaatsen en verontreiniging Drie voormalige vuilstortplaatsen In het Westduinpark in Duindorp bevinden zich drie voormalige vuilstortplaatsen, namelijk Baden Powellweg (in gebruik van 1930 tot 1995), Westduinpark I (in gebruik van 1962 tot 1968) en Westduinpark II (in gebruik van 1952 tot 1962 of 1968). Er zijn verschillende soorten huisvuil en stadsafval gestort. Uit de rapportages blijkt dat er signalen zijn, onder andere van bewoners, dat er mogelijk incidenten zijn geweest waarbij niet vergund materiaal is gestort. Ernstige bodemverontreiniging Uit de bodemonderzoeken, in de periode 1989 tot 1998, kwam naar voren dat de bodemmonsters van de voormalige vuilstortplaatsen zichtbaar verontreinigd waren met puin, metaal, plastic, glas, kooltjes, klinkers, hout, papier, touw, slib, huisvuil, grind, bladafval, klei, bagger, teer en asfalt. Uit de verrichte bodemanalyses bleek dat er een ernstige verontreiniging met koper, zink, lood, PAK, cadmium en minerale olie was. Daarnaast is nikkel, kwik, barium en EOX (extraheerbaar organisch halogeen) aangetroffen. Deze stoffen passen bij een voormalige vuilstortlocatie. Een aantal van deze stoffen heeft potentieel kankerverwekkende eigenschappen. Sanering en nazorg In 1997 en 1998 zijn de vuilstortplaatsen Westduinpark I en II gesaneerd volgens de methode Isoleren, Beheersen en Controleren (IBC). Dit betekent dat de verontreiniging niet is verwijderd, maar dat er maatregelen zijn toegepast om direct contact met de verontreiniging te voorkomen en eventuele verspreiding van verontreiniging tijdig op te merken. Westduinpark I is geïsoleerd door het herstellen van de afdeklaag van 1 meter dik en het aanbrengen van beplanting. Westduinpark II is geïsoleerd door het aanbrengen van beplanting. Om verstuiving (erosie) en aantasting van de deklaag tegen te gaan zijn Westduinpark I en II ontoegankelijk gemaakt door naast de begroeiing ook een afrastering in stand te houden. In het kader van nazorg worden de afrastering, de begroeiing en de deklaag ter plaatse van de vuilstortplaatsen Westduinpark I en II jaarlijks gecontroleerd. Verder vindt periodiek monitoring plaats van de grondwaterkwaliteit rondom Westduinpark I om eventuele verspreiding van stoffen naar het grondwater tijdig op te merken. Voor Westduinpark II bleek dit niet nodig omdat uit onderzoek bleek dat er geen sprake was van een risico op verspreiding via het grondwater. Voor de vuilstortplaats Baden Powellweg golden voorschriften vanuit de Hinderwet (milieuvergunning) voor de afwerking van de stort. Dit bestond uit het aanbrengen van een laag duinzand met een blijvende dikte van 1 meter en beplanting ter voorkoming van verstuiving. Het groenbeheer van de locatie wordt uitgevoerd door het stadsdeel Segbroek. De controle van de deklaag en begroeiing op de voormalige vuilstortplaats Baden Powellweg is niet vastgelegd. Deze controle zal in 2014 aan het nazorg- en monitoringsplan Westduinpark worden toegevoegd. Op deze locatie wordt, in het kader van nazorg, periodiek het grondwater gemonitord. 3 Samenvatting GGD-rapport 3. Relatie vroegere blootstelling en kanker? Bij het onderzoek naar een zogenaamd ziekteclustervraagstuk wordt door de GGD aandacht besteed aan drie ‘sporen’; het milieuspoor, het gezondheidsspoor en de mogelijkheid dat daar een relatie tussen bestaat. Deze methode is beschreven in de GGD-richtlijn. Blootstelling tijdens spelen op de vuilstortplaatsen (milieuspoor) Bewoners uit Duindorp hebben als kind regelmatig in de duinen gespeeld, ook op de vuilstortplaatsen. Zij hebben aangegeven dat zij daarbij in aanraking zijn gekomen met allerlei gestort materiaal. Een verontreiniging kan een risico vormen als mensen eraan worden blootgesteld. Blootstelling aan gestorte producten en bodemverontreiniging kan op drie manieren plaatsvinden, namelijk via huidcontact, via inslikken van verontreinigde (grond)deeltjes of via inademen van verwaaid stof en uitdampende stoffen. Indien er sprake is van blootstelling, hangt het af van de soort stof (eigenschappen), de hoeveelheid stof en hoe lang en hoe vaak iemand wordt blootgesteld aan deze stof, of er gezondheidseffecten kunnen optreden. Voor kinderen die vroeger op de vuilstortplaatsen gespeeld hebben en daarbij in contact kwamen met bepaalde schadelijke stoffen, betekent dit dat het gezondheidsrisico van eenmalig, kort spelen, veel kleiner was dan van dagelijks en langdurig spelen. Uit het dossieronderzoek blijkt dat er verschillende producten zijn gestort en dat de bodem van de voormalige vuilstortplaatsen verontreinigd is met verschillende chemische stoffen. Het is niet vast te stellen met welke stoffen en gestorte producten de kinderen, die in de periode van na de oorlog tot ongeveer 1970 op de stortplaatsen speelden, in aanraking zijn gekomen. Het is niet te achterhalen hoe lang en hoe vaak de kinderen met de stoffen in aanraking zijn geweest en tot welke mate van blootstelling dit destijds heeft geleid. Inventarisatie gevallen van kanker in Duindorp (gezondheidsspoor) Bewoners uit Duindorp geven aan dat zij in hun omgeving diverse mensen kennen die in de afgelopen tien tot vijftien jaar kanker hebben gekregen. Het viel de GGD op dat kanker in bloedvormende organen, zoals leukemie, in het bijzonder werd genoemd. De bewoners vragen zich af of het aantal mensen met kanker in hun wijk hoger is dan normaal en of er een verband kan zijn met blootstelling aan schadelijke stoffen vroeger, tijdens het spelen op de vuilstortplaatsen. De ziekte kanker Er zijn meer dan honderd verschillende soorten kanker. De vele vormen van kanker hebben veelal verschillende oorzaken. Ook voor één vorm van kanker zijn vaak verschillende oorzaken aan te wijzen. De kans op kanker neemt sterk toe bij het ouder worden, vooral bij mensen boven de 45 jaar. Bij bijna 44% van de mannen en bij ongeveer 38% van de vrouwen wordt ooit in het leven de diagnose kanker gesteld. Het is meestal niet mogelijk om in individuele gevallen de oorzaak van kanker vast te stellen. De meeste vormen van kanker staan in verband met leefgewoonten zoals roken, alcoholgebruik, voeding en blootstelling aan zonlicht. Verder kan erfelijke aanleg een rol spelen bij het ontstaan van kanker. Op dit moment is er volgens de wetenschap waarschijnlijk minder dan 5% van de totale kankersterfte te wijten aan milieuverontreiniging. Verder is bekend dat in sommige beroepen in het verleden blootstelling aan kankerverwekkende stoffen is voorgekomen. 4 Samenvatting GGD-rapport Methode Het is bij vraagstukken zoals deze gebruikelijk om de werkelijke aantallen kanker in de wijk te vergelijken met het aantal gevallen van kanker dat op basis van referentiecijfers verwacht kan worden. Deze methode is conform de landelijke GGDrichtlijn. De vergelijking laat zien of er in een bepaalde periode, in een gebied meer gevallen van kanker optreden dan in een ander gebied. Dit zegt echter niets over de oorzaak van verschillen. De analyse is niet geschikt om een relatie aan te tonen tussen lokale omgevingsfactoren en het optreden van kanker. Om inzicht te krijgen in het aantal gevallen van kanker in Duindorp, heeft de GGD de geregistreerde aantallen bij IKNL opgevraagd. Voor de straten van Duindorp konden de kankercijfers (6-positie postcodeniveau) opgevraagd worden voor de periode van 2005-2011 (7 jaar). Voor die tijd werd landelijk alleen op 4-positie postcodeniveau geregistreerd. Om naar een langere periode dan 7 jaar te kunnen kijken, zijn ook, als beste benadering voor Duindorp, de aantallen voor het 4-positie postcodegebied opgevraagd voor de periode 1997-2011 (15 jaar). De GGD heeft de aantallen vergeleken met de berekende aantallen te verwachten gevallen van kanker in de wijk. De te verwachten aantallen zijn voor mannen en vrouwen berekend met referentiecijfers van Zuid-Holland en Den Haag, gecorrigeerd voor leeftijd. Er is gekeken naar kanker totaal (alle soorten), de meest voorkomende kankersoorten (longkanker, prostaatkanker, darmkanker, borstkanker en huidkanker) en kanker van de bloedvormende organen. De GGD heeft gekeken naar de leeftijdscategorieën 40-54 jaar, 55-69 jaar en 70+. Uitkomst van de inventarisatie Hieronder worden de uitkomsten van de inventarisatie beschreven. In het hoofdrapport zijn alle uitkomsten in tabellen weergegeven. In de periode 2005-2011 waren er in Duindorp: 135 gevallen van kanker onder mannen. Dit is meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (78 tot 125) en referentiecijfers van Zuid-Holland (79 tot 126). In de leeftijdsgroep 55-69 jaar was het aantal iets hoger dan te verwachten, in de leeftijdscategorie 70+ was het aantal ook aan de hoge kant maar dit viel net binnen de te verwachten aantallen. o 29 gevallen van longkanker onder mannen. Dit is iets meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (7 tot 24) en referentiecijfers van Zuid-Holland (7 tot 26). Ook in de leeftijdsgroep 5569 jaar was het aantal iets hoger dan te verwachten. o 34 gevallen van prostaatkanker onder mannen. Dit is iets meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (11 tot 32) en referentiecijfers van Zuid-Holland (11 tot 33). 97 gevallen van kanker onder vrouwen. Dit valt binnen de te verwachten aantallen op basis van Haagse referentiecijfers (68 tot 112) en referentiecijfers van Zuid- Holland (65 tot 108). Ook de aantallen voor de specifieke leeftijdsgroepen en alle onderzochte specifieke kankersoorten vallen binnen de te verwachten aantallen. 5 Samenvatting GGD-rapport In de periode 1997-2011 waren er in het postcodegebied 2583: 642 gevallen van kanker onder mannen. Dit is meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (458 tot 563) en referentiecijfers van Zuid-Holland (463 tot 569). In alle onderzochte leeftijdsgroepen was het aantal hoger dan te verwachten. o 42 gevallen van longkanker onder mannen in de leeftijdsgroep 55-69 jaar. Dit is niet hoger dan te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (18 tot 43) maar wel iets hoger dan te verwachten op basis van referentiecijfers van Zuid-Holland (16 tot 40). o 153 gevallen van prostaatkanker. Dit is meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (82 tot 130) en referentiecijfers van Zuid-Holland (86 tot 134). Vooral in de leeftijdsgroep 70+ was het aantal hoger dan te verwachten. o 15 gevallen van huidkanker onder mannen in de leeftijdsgroep 40-54 jaar. Dit is meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (0 tot 9) en referentiecijfers van Zuid-Holland (1 tot 11). 465 gevallen van kanker onder vrouwen. Dit valt binnen de te verwachten aantallen op basis van Haagse referentiecijfers (414 tot 514) en referentiecijfers van Zuid- Holland (396 tot 494). o 62 gevallen van longkanker onder vrouwen. Dit is meer dan te verwachten op basis van referentiecijfers van Zuid-Holland (25 tot 54) maar niet op basis van Haagse referentiecijfers (33 tot 65). Ook in de leeftijdsgroep 55-69 jaar was het aantal iets hoger dan te verwachten. Voor beide gebieden en beide onderzochte perioden geldt: het totaal aantal gevallen van kanker in bloedvormende organen, darmkanker en borstkanker valt binnen de te verwachten aantallen. Conclusie en mogelijke verklaringen In zowel het postcodegebied 2583 als het daarbinnen gelegen gebied Duindorp kan het hoge totaal aantal gevallen van kanker niet worden verklaard doordat één specifieke vorm van kanker meer voorkomt. Het blijkt dat meerdere vormen van kanker aan de hoge kant zijn. Soms valt het aantal net binnen de te verwachten marge, zoals bij darmkanker. Soms ligt het er (net) boven, zoals bij longkanker en prostaatkanker. Ook bewoners hebben een hoog aantal gevallen van kanker opgemerkt. Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor het hoge aantal gevallen van kanker. Een mogelijke verklaring is dat de eerder beschreven factoren die van invloed zijn op het ontwikkelen van kanker, zoals erfelijkheid, leefstijl, voeding en milieu- en werkomstandigheden, in deze buurt meer voorkomen en bijdragen aan het aantal gevallen van kanker. Roken is in Nederland verantwoordelijk voor ongeveer een derde van alle gevallen van kanker. Van longkanker is bekend dat het in ruim 80% van de gevallen wordt veroorzaakt door roken. Er zijn aanwijzingen vanuit de Gezondheidsenquête 2012 dat momenteel in Duindorp meer bewoners roken dan gemiddeld in Den Haag. Mogelijk heeft (mee-)roken in het verleden een bijdrage geleverd aan het aantal gevallen van kanker in Duindorp. 6 Samenvatting GGD-rapport Het is daarnaast mogelijk dat werkgerelateerde factoren bijvoorbeeld bij fabriekswerk en havenwerk in het verleden een bijdrage hebben geleverd aan het aantal gevallen van kanker in Duindorp. Ook kan natuurlijke variatie een verklaring zijn. Als alle buurten van Den Haag zouden worden onderzocht, dan zouden daar ook altijd een paar buurten worden gevonden met een hoger aantal gevallen van kanker en een paar buurten met een lager aantal, zonder dat een bijzondere oorzaak een rol hoeft te spelen. Het is met deze inventarisatie niet vast te stellen welke specifieke factoren hier een rol gespeeld hebben of welke bijdrage deze hebben geleverd. Relatie tussen kanker en vuilstortplaatsen (relatiespoor) Enkele van de in de voormalige vuilstortplaatsen aangetroffen stoffen hebben potentieel kankerverwekkende eigenschappen, zoals minerale olie, PAK en cadmium. Deze kankerverwekkende eigenschappen zijn aangetoond in wetenschappelijk onderzoek in werksituaties waarin medewerkers jarenlang elke dag, intensief zijn blootgesteld aan deze stoffen. Een dergelijke beroepsmatige blootstelling is veel hoger dan de mogelijke blootstelling van kinderen tijdens het spelen op de vuilstortplaatsen, zelfs als ze er dagelijks speelden. In de wetenschappelijke literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor een verband tussen wonen nabij vuilstortplaatsen en het risico op het krijgen van (een specifieke vorm van) kanker beschreven. Omdat niet is vast te stellen aan welke stoffen en in welke mate kinderen destijds zijn blootgesteld, is een bijdrage van het spelen op de vuilstortplaatsen aan het aantal gevallen van kanker in Duindorp en postcodegebied 2583 niet aan te tonen of uit te sluiten. Als er een bijdrage is van het spelen op de vuilstortplaatsen, dan schat de GGD deze klein in ten opzichte van andere risicofactoren voor het krijgen van kanker. Nader onderzoek naar de relatie tussen kanker en vuilstortplaatsen Om nader epidemiologisch onderzoek te kunnen doen naar een eventuele relatie tussen kanker en een milieufactor, moet de situatie aan een aantal voorwaarden voldoen. Een van die voorwaarden is dat de blootstelling aan een lokale milieufactor goed is vast te stellen. Het is in dit geval niet mogelijk om vast te stellen wat de blootstelling aan stoffen en gestorte producten is geweest van mensen die als kind op de stortplaatsen hebben gespeeld. Ook is het niet mogelijk om dit nu nog door medisch onderzoek vast te stellen. De GGD concludeert daarom dat nader onderzoek naar de relatie tussen het optreden van kanker en het als kind spelen op de vuilstortplaatsen niet mogelijk is. 7 Samenvatting GGD-rapport 4. Vormt de huidige situatie rond de vuilstortplaatsen een risico voor de gezondheid? Bewoners van Duindorp vragen zich af of er in de huidige situatie schadelijke stoffen uit de oude vuilstortplaatsen kunnen vrijkomen. Zij hebben vooral hun zorgen geuit over mogelijk vervuild grondwater dat vanuit de voormalige vuilstortplaatsen richting Duindorp zou stromen. Grondwatermonitoring rondom de vuilstortplaatsen Van 1999 t/m 2008 zijn de vuilstortplaatsen aan de Baden Powellweg en het Westduinpark I jaarlijks gemonitord, in en aan de randen van de vuilstortplaatsen. Sinds 2008 gebeurt dit eens per 5 jaar, de laatste monitoringsronde was in 2013. Risicobeoordeling grondwater Het grondwater ter plaatse van de vuilstortplaatsen is plaatselijk zeer licht verontreinigd met verschillende stoffen. Deze mate van verontreiniging vormt geen gezondheidsrisico. De GGD concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat deze stoffen zich vanuit de stortplaatsen in relevante concentraties verspreiden via het grondwater. Vanwege de vragen over grondwaterstroming en de mogelijkheden van direct contact met grondwater wordt hierop apart in het rapport ingegaan. Uit onderzoek is op te maken dat er een waterscheiding in het Westduinpark loopt, evenwijdig aan de kustlijn, over de hoogste duintoppen, ongeveer ter hoogte van de voormalige vuilstortplaats Baden Powellweg. Aan de ene zijde van de waterscheiding stroomt het grondwater richting zee, aan de andere zijde stroomt het grondwater landinwaarts. De locatie Westduinpark I ligt aan de zeekant van de waterscheiding waarbij grondwater richting zee stroomt en niet richting Duindorp. Alleen vanuit de voormalige vuilstortlocatie Baden Powellweg stroomt een deel in de richting van de bebouwing van Duindorp. Direct contact met het grondwater zelf is onwaarschijnlijk. Het grondwater bevindt zich ter hoogte van Duindorp ruim 6 meter onder de grond zodat mensen daar niet mee in aanraking kunnen komen. Dit geldt ook voor het grondwater onder de in Duindorp gelegen moestuinen. Risicobeoordeling direct contact en uitdampende stoffen Zoals eerder beschreven, is de bodem ter plaatse van de voormalige vuilstortplaatsen ernstig verontreinigd. De GGD concludeert dat er in de huidige situatie geen blootstelling plaatsvindt via direct contact met stortmateriaal. Het is niet toegestaan de locaties te betreden en dit wordt ook door een afrastering tegengegaan. Vanwege de deklaag en begroeiing is direct contact met stortmateriaal op de voormalige stortlocaties bij een persoon die oneigenlijk de locatie betreedt niet waarschijnlijk. Er is dan ook geen sprake van een gezondheidsrisico. De omstandigheden (type deklaag, weersomstandigheden aan zee) bij de voormalige stortplaatsen maken het onwaarschijnlijk dat vluchtige stoffen vanuit de verontreiniging en eventueel gevormd stortgas een gezondheidsrisico vormen. 8 Samenvatting GGD-rapport 5.Vormt zink in de bodem onder de nieuwbouw aan de Wieringsestraat een risico voor de gezondheid? De bewoners hebben zorgen geuit over verhoogde concentraties zink die zijn aangetoond in de bodem onder de wijk, specifiek ter hoogte van de Wieringsestraat. Het zou gaan om een ernstige bodemverontreiniging met zink. De bewoners refereren aan een brief die hierover door de gemeente in 2004 is gestuurd aan bewoners. Uit het oriënterend bodemonderzoek van de Wieringsestraat uit 2004 blijkt dat er inderdaad sprake is geweest van een ernstige bodemverontreiniging met zink. Er was sprake van overschrijding van de interventiewaarde voor zink. De interventiewaarde voor zink is gebaseerd op de risicogrenswaarde voor het ecosysteem en deze ligt vele malen lager dan de risicogrenswaarde voor de mens. Ter hoogte van de Wieringsestraat werd de risicogrenswaarde voor zink voor de mens niet overschreden en er is dan ook geen sprake geweest van een gezondheidsrisico. In 2005 en 2006 is, voorafgaand aan de nieuwbouw, de bodem gesaneerd en is minimaal de bovenste 50 centimeter van de grond vervangen door schone grond. De GGD concludeert dat er voorafgaand aan de sanering, geen sprake was van een gezondheidsrisico en ook in de huidige situatie niet. Ten aanzien van het gebruik als tuin zijn er dan ook geen beperkingen aanwezig, ook niet als er groenten worden gekweekt. De GGD sluit niet uit dat ook in de bodem op andere locaties in Duindorp, die niet gesaneerd zijn, vergelijkbare concentraties zink aanwezig kunnen zijn. Deze concentraties vormen geen gezondheidsrisico. 6.Vormt de bodem van de moestuinen een risico voor de gezondheid? Door de gemeente Den Haag is in januari 2014 een afzonderlijk onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit van beide moestuinen. Uitkomsten bodemonderzoek Markenseplein In de bovengrond, tot 50 cm diepte, zijn licht verhoogde concentraties chroom, kobalt, PAK en PCB aangetroffen. In de ondergrond, van 50 tot 100 cm diepte, zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen. Uitkomsten bodemonderzoek Duivelandsestraat In de bovengrond, tot 50 cm diepte, zijn licht verhoogde concentraties lood, zink, kobalt, PAK en PCB aangetroffen. In de ondergrond, van 50 tot 100 cm diepte, zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen. Uit de risicobeoordeling van de GGD blijkt dat de concentraties in de bovenlaag geen gezondheidsrisico vormen en dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de functie moestuin. Er zijn geen risico's voor de gezondheid bij het gebruik van de moestuin (tuinieren en eten van groenten) aan het Markenseplein en de Duivelandsestraat. De aangetroffen lichte verontreinigingen in de bovengrond zijn niet verontrustend en komen in Den Haag vaker voor. 9 Samenvatting GGD-rapport 7.Conclusies Uit het dossieronderzoek blijkt dat er verschillende producten zijn gestort en dat de bodem van de voormalige vuilstortplaatsen verontreinigd is met verschillende chemische stoffen. Het is niet vast te stellen met welke potentieel kankerverwekkende stoffen de kinderen die in de periode van na de oorlog tot ongeveer 1970 op de stortplaatsen speelden, in aanraking zijn gekomen. Het is niet te achterhalen hoe lang en hoe vaak de kinderen met deze stoffen in aanraking zijn geweest en tot welke mate van blootstelling dit destijds heeft geleid. In Duindorp en postcodegebied 2583 waren er in de onderzochte periodes meer gevallen van kanker onder mannen dan te verwachten op basis van referentiecijfers van Den Haag en Zuid-Holland. In beide gebieden kan het hoge aantal gevallen van kanker niet door één specifieke vorm van kanker worden verklaard. Het blijkt dat meerdere vormen van kanker aan de hoge kant zijn. Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor de hoge aantallen kanker. Het is mogelijk dat algemene risicofactoren voor het krijgen van kanker zoals erfelijkheid, leefstijl (bijvoorbeeld roken) en voeding en meer specifieke factoren zoals werk- en milieugerelateerde factoren in deze buurt meer voorkomen en bijdragen aan het aantal gevallen van kanker. Daarnaast kan natuurlijke variatie een rol spelen. Het is met deze inventarisatie niet vast te stellen welke specifieke factoren hier een rol gespeeld hebben of welke bijdrage deze hebben geleverd. Omdat niet is vast te stellen aan welke stoffen en in welke mate kinderen destijds zijn blootgesteld, is een bijdrage van het spelen op de vuilstortplaatsen aan het aantal gevallen van kanker in Duindorp en postcodegebied 2583 niet aan te tonen of uit te sluiten. Om dezelfde reden is nader onderzoek naar een eventuele relatie niet mogelijk. Als er een bijdrage is van het spelen op de vuilstortplaatsen, dan schat de GGD deze klein in ten opzichte van andere risicofactoren voor het krijgen van kanker. Ten aanzien van de huidige situatie concludeert de GGD dat de maatregelen die getroffen worden ten behoeve van de nazorg van de vuilstortlocaties voldoende zijn om gezondheidsrisico’s te voorkomen. De GGD concludeert dat de bodem van de moestuinen ter hoogte van het Markenseplein en de Duivelandsestraat geen gezondheidsrisico oplevert bij het gebruik als moestuin. Ten aanzien van de bodem ter hoogte van de nieuwbouw aan de Wieringsestraat concludeert de GGD dat er geen gezondheidsrisico is. 10