Voormalige vuilstortplaatsen in het

advertisement
Samenvatting GGD-rapport
Voormalige vuilstortplaatsen in het
Westduinpark in relatie tot gezondheid in
Duindorp in Den Haag
Het onderzoek in het kort
April 2014
GGD Haaglanden
Afdeling Leefomgeving
[email protected]
1
Samenvatting GGD-rapport
1. Aanleiding en opzet onderzoek
Voor u ligt de samenvatting van de rapportage van de GGD Haaglanden over de drie
voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark in Den Haag en mogelijke
gezondheidsrisico’s. Bewoners van Duindorp hebben zorgen geuit over hun gezondheid
in relatie tot de drie voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark. Hun ongerustheid
leidde tot raadsvragen (2012 en 2013). Vervolgens heeft de GGD de opdracht van het
college gekregen om te onderzoeken of het spelen op de vuilstortplaatsen in het
verleden een extra risico op kanker kan hebben opgeleverd en of er aan de voormalige
stortplaatsen gerelateerde gevallen van kanker vast te stellen zijn.
Achtergrond
De GGD is eerst in gesprek gegaan met de bewoners om goed in kaart te brengen welke
vragen en zorgen er precies onder de bewoners van Duindorp leefden. De vragen van
bewoners betreffen hun gezondheid in relatie tot mogelijke blootstelling aan schadelijke
stoffen in het verleden. Men vroeg zich af of het vroeger (als kind) spelen op de
stortplaatsen heeft geleid tot een extra risico om op latere leeftijd kanker te krijgen.
Naast vragen over de situatie in het verleden, hebben de bewoners ook vragen gesteld
over gezondheidsrisico’s van de huidige situatie rondom de vuilstortplaatsen. Daarnaast
hadden zij vragen over de bodemkwaliteit van de nabijgelegen moestuinen en over een
bodemverontreiniging met zink ter hoogte van de nieuwbouw aan de Wieringsestraat.
Ook deze vragen heeft de GGD meegenomen.
Het onderzoek van de GGD is ingegaan op de volgende vragen:
1. Kan blootstelling aan schadelijke stoffen in het verleden, tijdens het spelen op de
vuilstortplaatsen in het Westduinpark, hebben geleid tot een verhoogd aantal
gevallen van kanker in Duindorp?
2. Vormt de huidige situatie rond de voormalige vuilstortplaatsen in het Westduinpark
een risico voor de gezondheid?
3. Vormt de bodem van de moestuinen aan het Markenseplein en de Duivelandsestraat
een risico voor de gezondheid?
4. Is er een verontreiniging met zink in de bodem aanwezig ter hoogte van de
nieuwbouw aan de Wieringsestraat en vormt dit een risico voor de gezondheid?
Informatiebronnen
De gegevens voor dit onderzoek komen uit vele stukken en rapporten van de gemeente
en externe onderzoeksbureaus en uit gesprekken met bewoners. Gegevens over het
aantal gevallen van kanker zijn opgevraagd bij Integraal Kankercentrum Nederland
(IKNL) en geanalyseerd conform de landelijke GGD-richtlijn voor kankerclusters.
Leeswijzer
Deze samenvatting heeft een andere indeling dan het hoofdrapport. In hoofdstuk 2 van
deze samenvatting staat de informatie over de voormalige stortplaatsen in het kort
weergegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op onderzoeksvraag 1 en bespreekt achtereenvolgens
de mogelijke blootstelling in het verleden (milieuspoor), de inventarisatie van het aantal
gevallen van kanker (gezondheidsspoor) en een mogelijke relatie tussen beide
(relatiespoor). Hoofdstuk 4 gaat in op onderzoeksvraag 2 en beschrijft de mogelijke
gezondheidsrisico’s van de vuilstortplaatsen in de huidige situatie. Hierbij is gekeken
naar directe contactmogelijkheden met het stortmateriaal, het grondwater en eventueel
uitdampende stoffen. Hoofdstuk 5 gaat in op vraag 3 (bodemkwaliteit moestuinen) en
hoofdstuk 6 op vraag 4 (bodemkwaliteit nieuwbouw). In hoofdstuk 7 staan de conclusies
op een rij.
2
Samenvatting GGD-rapport
2. Vuilstortplaatsen en verontreiniging
Drie voormalige vuilstortplaatsen
In het Westduinpark in Duindorp bevinden zich drie voormalige vuilstortplaatsen,
namelijk Baden Powellweg (in gebruik van 1930 tot 1995), Westduinpark I (in
gebruik van 1962 tot 1968) en Westduinpark II (in gebruik van 1952 tot 1962 of
1968). Er zijn verschillende soorten huisvuil en stadsafval gestort. Uit de
rapportages blijkt dat er signalen zijn, onder andere van bewoners, dat er mogelijk
incidenten zijn geweest waarbij niet vergund materiaal is gestort.
Ernstige bodemverontreiniging
Uit de bodemonderzoeken, in de periode 1989 tot 1998, kwam naar voren dat de
bodemmonsters van de voormalige vuilstortplaatsen zichtbaar verontreinigd waren
met puin, metaal, plastic, glas, kooltjes, klinkers, hout, papier, touw, slib, huisvuil,
grind, bladafval, klei, bagger, teer en asfalt.
Uit de verrichte bodemanalyses bleek dat er een ernstige verontreiniging met
koper, zink, lood, PAK, cadmium en minerale olie was. Daarnaast is nikkel, kwik,
barium en EOX (extraheerbaar organisch halogeen) aangetroffen. Deze stoffen
passen bij een voormalige vuilstortlocatie. Een aantal van deze stoffen heeft
potentieel kankerverwekkende eigenschappen.
Sanering en nazorg
In 1997 en 1998 zijn de vuilstortplaatsen Westduinpark I en II gesaneerd volgens
de methode Isoleren, Beheersen en Controleren (IBC). Dit betekent dat de
verontreiniging niet is verwijderd, maar dat er maatregelen zijn toegepast om direct
contact met de verontreiniging te voorkomen en eventuele verspreiding van
verontreiniging tijdig op te merken.
Westduinpark I is geïsoleerd door het herstellen van de afdeklaag van 1 meter dik
en het aanbrengen van beplanting. Westduinpark II is geïsoleerd door het
aanbrengen van beplanting. Om verstuiving (erosie) en aantasting van de deklaag
tegen te gaan zijn Westduinpark I en II ontoegankelijk gemaakt door naast de
begroeiing ook een afrastering in stand te houden.
In het kader van nazorg worden de afrastering, de begroeiing en de deklaag ter
plaatse van de vuilstortplaatsen Westduinpark I en II jaarlijks gecontroleerd. Verder
vindt periodiek monitoring plaats van de grondwaterkwaliteit rondom Westduinpark
I om eventuele verspreiding van stoffen naar het grondwater tijdig op te merken.
Voor Westduinpark II bleek dit niet nodig omdat uit onderzoek bleek dat er geen
sprake was van een risico op verspreiding via het grondwater.
Voor de vuilstortplaats Baden Powellweg golden voorschriften vanuit de Hinderwet
(milieuvergunning) voor de afwerking van de stort. Dit bestond uit het aanbrengen
van een laag duinzand met een blijvende dikte van 1 meter en beplanting ter
voorkoming van verstuiving. Het groenbeheer van de locatie wordt uitgevoerd door
het stadsdeel Segbroek. De controle van de deklaag en begroeiing op de voormalige
vuilstortplaats Baden Powellweg is niet vastgelegd. Deze controle zal in 2014 aan
het nazorg- en monitoringsplan Westduinpark worden toegevoegd. Op deze locatie
wordt, in het kader van nazorg, periodiek het grondwater gemonitord.
3
Samenvatting GGD-rapport
3. Relatie vroegere blootstelling en kanker?
Bij het onderzoek naar een zogenaamd ziekteclustervraagstuk wordt door de GGD
aandacht besteed aan drie ‘sporen’; het milieuspoor, het gezondheidsspoor en de
mogelijkheid dat daar een relatie tussen bestaat. Deze methode is beschreven in de
GGD-richtlijn.
Blootstelling tijdens spelen op de vuilstortplaatsen (milieuspoor)
Bewoners uit Duindorp hebben als kind regelmatig in de duinen gespeeld, ook op de
vuilstortplaatsen. Zij hebben aangegeven dat zij daarbij in aanraking zijn gekomen
met allerlei gestort materiaal.
Een verontreiniging kan een risico vormen als mensen eraan worden blootgesteld.
Blootstelling aan gestorte producten en bodemverontreiniging kan op drie manieren
plaatsvinden, namelijk via huidcontact, via inslikken van verontreinigde
(grond)deeltjes of via inademen van verwaaid stof en uitdampende stoffen.
Indien er sprake is van blootstelling, hangt het af van de soort stof
(eigenschappen), de hoeveelheid stof en hoe lang en hoe vaak iemand wordt
blootgesteld aan deze stof, of er gezondheidseffecten kunnen optreden. Voor
kinderen die vroeger op de vuilstortplaatsen gespeeld hebben en daarbij in contact
kwamen met bepaalde schadelijke stoffen, betekent dit dat het gezondheidsrisico
van eenmalig, kort spelen, veel kleiner was dan van dagelijks en langdurig spelen.
Uit het dossieronderzoek blijkt dat er verschillende producten zijn gestort en dat de
bodem van de voormalige vuilstortplaatsen verontreinigd is met verschillende
chemische stoffen. Het is niet vast te stellen met welke stoffen en gestorte
producten de kinderen, die in de periode van na de oorlog tot ongeveer 1970 op de
stortplaatsen speelden, in aanraking zijn gekomen. Het is niet te achterhalen hoe
lang en hoe vaak de kinderen met de stoffen in aanraking zijn geweest en tot welke
mate van blootstelling dit destijds heeft geleid.
Inventarisatie gevallen van kanker in Duindorp (gezondheidsspoor)
Bewoners uit Duindorp geven aan dat zij in hun omgeving diverse mensen kennen
die in de afgelopen tien tot vijftien jaar kanker hebben gekregen. Het viel de GGD
op dat kanker in bloedvormende organen, zoals leukemie, in het bijzonder werd
genoemd. De bewoners vragen zich af of het aantal mensen met kanker in hun wijk
hoger is dan normaal en of er een verband kan zijn met blootstelling aan
schadelijke stoffen vroeger, tijdens het spelen op de vuilstortplaatsen.
De ziekte kanker
Er zijn meer dan honderd verschillende soorten kanker. De vele vormen van kanker
hebben veelal verschillende oorzaken. Ook voor één vorm van kanker zijn vaak
verschillende oorzaken aan te wijzen. De kans op kanker neemt sterk toe bij het
ouder worden, vooral bij mensen boven de 45 jaar. Bij bijna 44% van de mannen
en bij ongeveer 38% van de vrouwen wordt ooit in het leven de diagnose kanker
gesteld.
Het is meestal niet mogelijk om in individuele gevallen de oorzaak van kanker vast
te stellen. De meeste vormen van kanker staan in verband met leefgewoonten zoals
roken, alcoholgebruik, voeding en blootstelling aan zonlicht. Verder kan erfelijke
aanleg een rol spelen bij het ontstaan van kanker. Op dit moment is er volgens de
wetenschap waarschijnlijk minder dan 5% van de totale kankersterfte te wijten aan
milieuverontreiniging. Verder is bekend dat in sommige beroepen in het verleden
blootstelling aan kankerverwekkende stoffen is voorgekomen.
4
Samenvatting GGD-rapport
Methode
Het is bij vraagstukken zoals deze gebruikelijk om de werkelijke aantallen kanker in
de wijk te vergelijken met het aantal gevallen van kanker dat op basis van
referentiecijfers verwacht kan worden. Deze methode is conform de landelijke GGDrichtlijn. De vergelijking laat zien of er in een bepaalde periode, in een gebied meer
gevallen van kanker optreden dan in een ander gebied. Dit zegt echter niets over de
oorzaak van verschillen. De analyse is niet geschikt om een relatie aan te tonen
tussen lokale omgevingsfactoren en het optreden van kanker.
Om inzicht te krijgen in het aantal gevallen van kanker in Duindorp, heeft de GGD
de geregistreerde aantallen bij IKNL opgevraagd. Voor de straten van Duindorp
konden de kankercijfers (6-positie postcodeniveau) opgevraagd worden voor de
periode van 2005-2011 (7 jaar). Voor die tijd werd landelijk alleen op 4-positie
postcodeniveau geregistreerd. Om naar een langere periode dan 7 jaar te kunnen
kijken, zijn ook, als beste benadering voor Duindorp, de aantallen voor het 4-positie
postcodegebied opgevraagd voor de periode 1997-2011 (15 jaar).
De GGD heeft de aantallen vergeleken met de berekende aantallen te verwachten
gevallen van kanker in de wijk. De te verwachten aantallen zijn voor mannen en
vrouwen berekend met referentiecijfers van Zuid-Holland en Den Haag,
gecorrigeerd voor leeftijd. Er is gekeken naar kanker totaal (alle soorten), de meest
voorkomende kankersoorten (longkanker, prostaatkanker, darmkanker, borstkanker
en huidkanker) en kanker van de bloedvormende organen. De GGD heeft gekeken
naar de leeftijdscategorieën 40-54 jaar, 55-69 jaar en 70+.
Uitkomst van de inventarisatie
Hieronder worden de uitkomsten van de inventarisatie beschreven. In het
hoofdrapport zijn alle uitkomsten in tabellen weergegeven.
In de periode 2005-2011 waren er in Duindorp:


135 gevallen van kanker onder mannen. Dit is meer dan ongeveer te
verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (78 tot 125) en
referentiecijfers van Zuid-Holland (79 tot 126). In de leeftijdsgroep 55-69 jaar
was het aantal iets hoger dan te verwachten, in de leeftijdscategorie 70+ was
het aantal ook aan de hoge kant maar dit viel net binnen de te verwachten
aantallen.
o
29 gevallen van longkanker onder mannen. Dit is iets meer dan ongeveer
te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (7 tot 24) en
referentiecijfers van Zuid-Holland (7 tot 26). Ook in de leeftijdsgroep 5569 jaar was het aantal iets hoger dan te verwachten.
o
34 gevallen van prostaatkanker onder mannen. Dit is iets meer dan
ongeveer te verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (11 tot 32)
en referentiecijfers van Zuid-Holland (11 tot 33).
97 gevallen van kanker onder vrouwen. Dit valt binnen de te verwachten
aantallen op basis van Haagse referentiecijfers (68 tot 112) en referentiecijfers
van Zuid- Holland (65 tot 108). Ook de aantallen voor de specifieke
leeftijdsgroepen en alle onderzochte specifieke kankersoorten vallen binnen de
te verwachten aantallen.
5
Samenvatting GGD-rapport
In de periode 1997-2011 waren er in het postcodegebied 2583:


642 gevallen van kanker onder mannen. Dit is meer dan ongeveer te
verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (458 tot 563) en
referentiecijfers van Zuid-Holland (463 tot 569). In alle onderzochte
leeftijdsgroepen was het aantal hoger dan te verwachten.
o
42 gevallen van longkanker onder mannen in de leeftijdsgroep 55-69
jaar. Dit is niet hoger dan te verwachten op basis van Haagse
referentiecijfers (18 tot 43) maar wel iets hoger dan te verwachten op
basis van referentiecijfers van Zuid-Holland (16 tot 40).
o
153 gevallen van prostaatkanker. Dit is meer dan ongeveer te
verwachten op basis van Haagse referentiecijfers (82 tot 130) en
referentiecijfers van Zuid-Holland (86 tot 134). Vooral in de leeftijdsgroep
70+ was het aantal hoger dan te verwachten.
o
15 gevallen van huidkanker onder mannen in de leeftijdsgroep 40-54
jaar. Dit is meer dan ongeveer te verwachten op basis van Haagse
referentiecijfers (0 tot 9) en referentiecijfers van Zuid-Holland (1 tot 11).
465 gevallen van kanker onder vrouwen. Dit valt binnen de te verwachten
aantallen op basis van Haagse referentiecijfers (414 tot 514) en referentiecijfers
van Zuid- Holland (396 tot 494).
o
62 gevallen van longkanker onder vrouwen. Dit is meer dan te
verwachten op basis van referentiecijfers van Zuid-Holland (25 tot 54)
maar niet op basis van Haagse referentiecijfers (33 tot 65). Ook in de
leeftijdsgroep 55-69 jaar was het aantal iets hoger dan te verwachten.
Voor beide gebieden en beide onderzochte perioden geldt:

het totaal aantal gevallen van kanker in bloedvormende organen, darmkanker
en borstkanker valt binnen de te verwachten aantallen.
Conclusie en mogelijke verklaringen
In zowel het postcodegebied 2583 als het daarbinnen gelegen gebied Duindorp kan
het hoge totaal aantal gevallen van kanker niet worden verklaard doordat één
specifieke vorm van kanker meer voorkomt. Het blijkt dat meerdere vormen van
kanker aan de hoge kant zijn. Soms valt het aantal net binnen de te verwachten
marge, zoals bij darmkanker. Soms ligt het er (net) boven, zoals bij longkanker en
prostaatkanker. Ook bewoners hebben een hoog aantal gevallen van kanker
opgemerkt.
Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor het hoge aantal gevallen van kanker.
Een mogelijke verklaring is dat de eerder beschreven factoren die van invloed zijn
op het ontwikkelen van kanker, zoals erfelijkheid, leefstijl, voeding en milieu- en
werkomstandigheden, in deze buurt meer voorkomen en bijdragen aan het aantal
gevallen van kanker.
Roken is in Nederland verantwoordelijk voor ongeveer een derde van alle gevallen
van kanker. Van longkanker is bekend dat het in ruim 80% van de gevallen wordt
veroorzaakt door roken. Er zijn aanwijzingen vanuit de Gezondheidsenquête 2012
dat momenteel in Duindorp meer bewoners roken dan gemiddeld in Den Haag.
Mogelijk heeft (mee-)roken in het verleden een bijdrage geleverd aan het aantal
gevallen van kanker in Duindorp.
6
Samenvatting GGD-rapport
Het is daarnaast mogelijk dat werkgerelateerde factoren bijvoorbeeld bij
fabriekswerk en havenwerk in het verleden een bijdrage hebben geleverd aan het
aantal gevallen van kanker in Duindorp.
Ook kan natuurlijke variatie een verklaring zijn. Als alle buurten van Den Haag
zouden worden onderzocht, dan zouden daar ook altijd een paar buurten worden
gevonden met een hoger aantal gevallen van kanker en een paar buurten met een
lager aantal, zonder dat een bijzondere oorzaak een rol hoeft te spelen.
Het is met deze inventarisatie niet vast te stellen welke specifieke factoren hier een
rol gespeeld hebben of welke bijdrage deze hebben geleverd.
Relatie tussen kanker en vuilstortplaatsen (relatiespoor)
Enkele van de in de voormalige vuilstortplaatsen aangetroffen stoffen hebben
potentieel kankerverwekkende eigenschappen, zoals minerale olie, PAK en
cadmium. Deze kankerverwekkende eigenschappen zijn aangetoond in
wetenschappelijk onderzoek in werksituaties waarin medewerkers jarenlang elke
dag, intensief zijn blootgesteld aan deze stoffen. Een dergelijke beroepsmatige
blootstelling is veel hoger dan de mogelijke blootstelling van kinderen tijdens het
spelen op de vuilstortplaatsen, zelfs als ze er dagelijks speelden. In de
wetenschappelijke literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor een verband
tussen wonen nabij vuilstortplaatsen en het risico op het krijgen van (een specifieke
vorm van) kanker beschreven.
Omdat niet is vast te stellen aan welke stoffen en in welke mate kinderen destijds
zijn blootgesteld, is een bijdrage van het spelen op de vuilstortplaatsen aan het
aantal gevallen van kanker in Duindorp en postcodegebied 2583 niet aan te tonen
of uit te sluiten. Als er een bijdrage is van het spelen op de vuilstortplaatsen, dan
schat de GGD deze klein in ten opzichte van andere risicofactoren voor het krijgen
van kanker.
Nader onderzoek naar de relatie tussen kanker en vuilstortplaatsen
Om nader epidemiologisch onderzoek te kunnen doen naar een eventuele relatie
tussen kanker en een milieufactor, moet de situatie aan een aantal voorwaarden
voldoen. Een van die voorwaarden is dat de blootstelling aan een lokale milieufactor
goed is vast te stellen. Het is in dit geval niet mogelijk om vast te stellen wat de
blootstelling aan stoffen en gestorte producten is geweest van mensen die als kind
op de stortplaatsen hebben gespeeld. Ook is het niet mogelijk om dit nu nog door
medisch onderzoek vast te stellen.
De GGD concludeert daarom dat nader onderzoek naar de relatie tussen het
optreden van kanker en het als kind spelen op de vuilstortplaatsen niet mogelijk is.
7
Samenvatting GGD-rapport
4. Vormt de huidige situatie rond de vuilstortplaatsen een
risico voor de gezondheid?
Bewoners van Duindorp vragen zich af of er in de huidige situatie schadelijke
stoffen uit de oude vuilstortplaatsen kunnen vrijkomen. Zij hebben vooral hun
zorgen geuit over mogelijk vervuild grondwater dat vanuit de voormalige
vuilstortplaatsen richting Duindorp zou stromen.
Grondwatermonitoring rondom de vuilstortplaatsen
Van 1999 t/m 2008 zijn de vuilstortplaatsen aan de Baden Powellweg en het
Westduinpark I jaarlijks gemonitord, in en aan de randen van de vuilstortplaatsen.
Sinds 2008 gebeurt dit eens per 5 jaar, de laatste monitoringsronde was in 2013.
Risicobeoordeling grondwater
Het grondwater ter plaatse van de vuilstortplaatsen is plaatselijk zeer licht
verontreinigd met verschillende stoffen. Deze mate van verontreiniging vormt geen
gezondheidsrisico. De GGD concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat deze
stoffen zich vanuit de stortplaatsen in relevante concentraties verspreiden via het
grondwater. Vanwege de vragen over grondwaterstroming en de mogelijkheden van
direct contact met grondwater wordt hierop apart in het rapport ingegaan.
Uit onderzoek is op te maken dat er een waterscheiding in het Westduinpark loopt,
evenwijdig aan de kustlijn, over de hoogste duintoppen, ongeveer ter hoogte van
de voormalige vuilstortplaats Baden Powellweg. Aan de ene zijde van de
waterscheiding stroomt het grondwater richting zee, aan de andere zijde stroomt
het grondwater landinwaarts. De locatie Westduinpark I ligt aan de zeekant van de
waterscheiding waarbij grondwater richting zee stroomt en niet richting Duindorp.
Alleen vanuit de voormalige vuilstortlocatie Baden Powellweg stroomt een deel in de
richting van de bebouwing van Duindorp.
Direct contact met het grondwater zelf is onwaarschijnlijk. Het grondwater bevindt
zich ter hoogte van Duindorp ruim 6 meter onder de grond zodat mensen daar niet
mee in aanraking kunnen komen. Dit geldt ook voor het grondwater onder de in
Duindorp gelegen moestuinen.
Risicobeoordeling direct contact en uitdampende stoffen
Zoals eerder beschreven, is de bodem ter plaatse van de voormalige
vuilstortplaatsen ernstig verontreinigd. De GGD concludeert dat er in de huidige
situatie geen blootstelling plaatsvindt via direct contact met stortmateriaal. Het is
niet toegestaan de locaties te betreden en dit wordt ook door een afrastering
tegengegaan. Vanwege de deklaag en begroeiing is direct contact met
stortmateriaal op de voormalige stortlocaties bij een persoon die oneigenlijk de
locatie betreedt niet waarschijnlijk. Er is dan ook geen sprake van een
gezondheidsrisico.
De omstandigheden (type deklaag, weersomstandigheden aan zee) bij de
voormalige stortplaatsen maken het onwaarschijnlijk dat vluchtige stoffen vanuit de
verontreiniging en eventueel gevormd stortgas een gezondheidsrisico vormen.
8
Samenvatting GGD-rapport
5.Vormt zink in de bodem onder de nieuwbouw aan de
Wieringsestraat een risico voor de gezondheid?
De bewoners hebben zorgen geuit over verhoogde concentraties zink die zijn
aangetoond in de bodem onder de wijk, specifiek ter hoogte van de
Wieringsestraat. Het zou gaan om een ernstige bodemverontreiniging met zink. De
bewoners refereren aan een brief die hierover door de gemeente in 2004 is
gestuurd aan bewoners.
Uit het oriënterend bodemonderzoek van de Wieringsestraat uit 2004 blijkt dat er
inderdaad sprake is geweest van een ernstige bodemverontreiniging met zink. Er
was sprake van overschrijding van de interventiewaarde voor zink. De
interventiewaarde voor zink is gebaseerd op de risicogrenswaarde voor het
ecosysteem en deze ligt vele malen lager dan de risicogrenswaarde voor de mens.
Ter hoogte van de Wieringsestraat werd de risicogrenswaarde voor zink voor de
mens niet overschreden en er is dan ook geen sprake geweest van een
gezondheidsrisico.
In 2005 en 2006 is, voorafgaand aan de nieuwbouw, de bodem gesaneerd en is
minimaal de bovenste 50 centimeter van de grond vervangen door schone grond.
De GGD concludeert dat er voorafgaand aan de sanering, geen sprake was van een
gezondheidsrisico en ook in de huidige situatie niet. Ten aanzien van het gebruik als
tuin zijn er dan ook geen beperkingen aanwezig, ook niet als er groenten worden
gekweekt.
De GGD sluit niet uit dat ook in de bodem op andere locaties in Duindorp, die niet
gesaneerd zijn, vergelijkbare concentraties zink aanwezig kunnen zijn. Deze
concentraties vormen geen gezondheidsrisico.
6.Vormt de bodem van de moestuinen een risico voor de
gezondheid?
Door de gemeente Den Haag is in januari 2014 een afzonderlijk onderzoek verricht
naar de bodemkwaliteit van beide moestuinen.
Uitkomsten bodemonderzoek Markenseplein
In de bovengrond, tot 50 cm diepte, zijn licht verhoogde concentraties chroom,
kobalt, PAK en PCB aangetroffen. In de ondergrond, van 50 tot 100 cm diepte, zijn
geen verhoogde concentraties aangetroffen.
Uitkomsten bodemonderzoek Duivelandsestraat
In de bovengrond, tot 50 cm diepte, zijn licht verhoogde concentraties lood,
zink, kobalt, PAK en PCB aangetroffen. In de ondergrond, van 50 tot 100 cm diepte,
zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.
Uit de risicobeoordeling van de GGD blijkt dat de concentraties in de bovenlaag
geen gezondheidsrisico vormen en dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de
functie moestuin. Er zijn geen risico's voor de gezondheid bij het gebruik van de
moestuin (tuinieren en eten van groenten) aan het Markenseplein en de
Duivelandsestraat. De aangetroffen lichte verontreinigingen in de bovengrond zijn
niet verontrustend en komen in Den Haag vaker voor.
9
Samenvatting GGD-rapport
7.Conclusies
Uit het dossieronderzoek blijkt dat er verschillende producten zijn gestort en dat de
bodem van de voormalige vuilstortplaatsen verontreinigd is met verschillende
chemische stoffen. Het is niet vast te stellen met welke potentieel
kankerverwekkende stoffen de kinderen die in de periode van na de oorlog tot
ongeveer 1970 op de stortplaatsen speelden, in aanraking zijn gekomen. Het is niet
te achterhalen hoe lang en hoe vaak de kinderen met deze stoffen in aanraking zijn
geweest en tot welke mate van blootstelling dit destijds heeft geleid.
In Duindorp en postcodegebied 2583 waren er in de onderzochte periodes meer
gevallen van kanker onder mannen dan te verwachten op basis van referentiecijfers
van Den Haag en Zuid-Holland. In beide gebieden kan het hoge aantal gevallen van
kanker niet door één specifieke vorm van kanker worden verklaard. Het blijkt dat
meerdere vormen van kanker aan de hoge kant zijn.
Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor de hoge aantallen kanker. Het is
mogelijk dat algemene risicofactoren voor het krijgen van kanker zoals erfelijkheid,
leefstijl (bijvoorbeeld roken) en voeding en meer specifieke factoren zoals werk- en
milieugerelateerde factoren in deze buurt meer voorkomen en bijdragen aan het
aantal gevallen van kanker. Daarnaast kan natuurlijke variatie een rol spelen. Het is
met deze inventarisatie niet vast te stellen welke specifieke factoren hier een rol
gespeeld hebben of welke bijdrage deze hebben geleverd.
Omdat niet is vast te stellen aan welke stoffen en in welke mate kinderen destijds
zijn blootgesteld, is een bijdrage van het spelen op de vuilstortplaatsen aan het
aantal gevallen van kanker in Duindorp en postcodegebied 2583 niet aan te tonen
of uit te sluiten. Om dezelfde reden is nader onderzoek naar een eventuele relatie
niet mogelijk. Als er een bijdrage is van het spelen op de vuilstortplaatsen, dan
schat de GGD deze klein in ten opzichte van andere risicofactoren voor het krijgen
van kanker.
Ten aanzien van de huidige situatie concludeert de GGD dat de maatregelen die
getroffen worden ten behoeve van de nazorg van de vuilstortlocaties voldoende zijn
om gezondheidsrisico’s te voorkomen.
De GGD concludeert dat de bodem van de moestuinen ter hoogte van het
Markenseplein en de Duivelandsestraat geen gezondheidsrisico oplevert bij het
gebruik als moestuin.
Ten aanzien van de bodem ter hoogte van de nieuwbouw aan de Wieringsestraat
concludeert de GGD dat er geen gezondheidsrisico is.
10
Download