O hs5 prijselasticiteit 24.50KB

advertisement
OEFENOPGAVEN
prijselasticiteit - prijsvorming`
1/2
1.
Bij een prijs van € 5 worden 500 stuks van goed A verkocht. De prijs was aanvankelijk € 4. Bij die prijs
werden 571 stuks verkocht.
Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.
2.
Een marktkoopman in schoeisel heeft een maandelijkse omzet van € 78.750 bij een gemiddelde prijs van
€ 45 per paar schoenen. Hij verwacht bij een prijsstijging van 10% een vermindering van de afzet met 6%.
De marktkoopman verhoogt de prijs met 10%. Bereken, bij gelijkblijvende elasticiteit, de nieuwe omzet.
3.
Van een bepaald goed is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid -1,25. De prijs stijgt vervolgens
met 10%. Met welk percentage veranderen de gevraagde hoeveelheid en de omzet?
4.
Op iedere werkdag is de vraag naar nieuwe haring q v = -1/3p + 120. Het aanbod is steeds qa = 90.
In de evenwichtssituatie geldt: qv = qa
a. Bereken de evenwichtsprijs.
b. Geef een grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
(per cm. 20 q en 30 p)
De gezamenlijke verkopers van nieuwe haring zijn van mening, dat de evenwichtsprijs te laag is en
besluiten tot het voeren en financieren van een collectieve reclamecampagne om de verkoop van nieuwe
haring te stimuleren. Zo wordt er meer televisiezendtijd gekocht om 'vlaggetjesdag' en de 'aankomst van de
nieuwe haring' uitvoerig op de buis te brengen.
Als gevolg van de collectieve reclamecampagne wordt de vraagvergelijking: q v = -1/3p + 130. De
aanbodvergelijking verandert niet.
c. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs.
5.
Jaarlijks wort in Nederland 134 miljoen liter ijs geconsumeerd: 8,5 liter per inwoner. De uitgaven aan ijs in
2000 bedroegen 438 miljoen euro. De ijsconsumptie liep voor 30% via supermarkten, de rest ging vooral via
snackbars, benzinestations, bioscopen en ijssalons.
a. Bereken welk bedrag in 2000 in Nederland per inwoner aan ijs werd uitgegeven (in centen nauwkeurig).
Op de markt van consumptie-ijs opereren veel aanbieders en zijn de producten heterogeen
b. Hoe wordt deze marktvorm genoemd?
Op de markt van consumptie-ijs doen zich voortdurend veranderingen voor. Hierbij wordt een onderscheid
gemaakt tussen differentiatie, integratie, parallellisatie en specialisatie.
c. Van welke verandering is sprake als benzinestations ijs in het assortiment opnemen?
De markt van consumptie-ijs kan worden ingedeeld in een segment luxe ijs en een segment gewoon ijs. Stel
dat de prijs van luxe ijs in een bepaalde periode met 38% is gestegen, terwijl de gemiddelde prijs van ijs met
slechts 2% steeg. Veronderstel verder dat luxe ijs in deze periode steeds 40% van de totale afzetmarkt
uitmaakt.
d. Bereken met welk percentage de prijs van gewoon ijs in deze periode is gedaald.
Voor gewoon ijs wordt uitgegaan van een negatief verband tussen de prijs en de afzet.
e. Wat houdt dit negatieve verband in?
De prijsstijging van luxe ijs ging tussen 1990 en 2000 gepaard met een stijging van de afzet vfan luxe ijs.
f. Noem twee oorzaken voor het stijgen van de afzet van luxe ijs terwijl de prijs van luxe ijs steeg.
OEFENOPGAVEN
prijselasticiteit - prijsvorming`
1.
Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid: (500-571)/571 * 100% = -12,43%
Procentuele verandering van de prijs (€ 5 - € 4)/€4 * 100% = 25%
Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid: -12,43 / 25 = - 0,50.
2.
De afzet voor de prijsstijging: € 78.750 / € 45 = 1.750 paar schoenen.
De nieuwe prijs wordt € 45 * 1,10 = € 49,50
De afzet wordt dan : 1.750 * 0,94 = 1.645.
De nieuwe omzet is 1.645 * € 49,50 = € 81.427,50.
3.
x / 10 = -1,25 d.w.z. x = -1,25 * 10 ofwel x = -12,5.
Dus de gevraagde hoeveelheid daalt met 12,5% bij een prijstoename van 10%.
Stel de hoeveelheid is 100 en de prijs is € 100, dan is de omzet voor prijsstijging € 10.000.
Na de prijsstijging is hoeveelheid 87,5 en de prijs € 110 dus de omzet na prijsstijging € 9.625.
Verschil is € 10.000 - € 9.625 = € 375.
Dus de omzet daalt met € 375 / €10.000 * 100% = 3,75%
4.
a.
c.
5.
a.
b.
c.
d.
e.
f.
qv = qa
- 1/3 p + 120 = 90 d.w.z. - 1/3 p = - 30 d.w.z. p = 90.
- 1/3 p + 130 = 90 d.w.z. - 1/3 p = - 40 d.w.z. p = 120.
€ 438 miljoen / 134 miljoen * 8,5 liter = € 27,78 per inwoner.
monopolistische concurrentie
benzinestations gaan een artikel uit een andere bedrijfskolom verkopen: parallellisatie.
0,40 * 38% + 0,60 * (prijsverandering gewoon ijs) = 2%
prijsverandering gewoon ijs is - 22% (let op: prijsdaling!)
als de prijs van gewoon ijs daalt stijgt de afzet van gewoon ijs.
- toename inkomen en
- toename voorkeur luxe ijs.
2/2
Download