Resultaatkaart 1 Beroepenoriëntatie ALGEMEEN DOEL De

advertisement
Resultaatkaart 1
Beroepenoriëntatie
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar is in staat een concrete beroepswens voor zichzelf te formuleren op basis van
de sectoren en branches van de Nederlandse arbeidsmarkt.
De inburgeraar kan laten zien dat hij voldoet aan de eisen van het beroep.
WIN
Hoofdstuk 1: Hoe beroepen verdeeld zijn over sectoren.
Hoofdstuk 2: Competenties en vaardigheden die bij beroepen horen.
Hoofdstuk 3: Vormen waarin werk wordt aangeboden.
Hoofdstuk 4: Beroepen in combinatie met eigen competenties en vaardigheden.
Hoofdstuk 5: Beroepen in combinatie met scholing
Zie verder hoofdstuk 9, 10.
Informatieve websites
http://carrierestart.qompas.nl/branches_en_beroepen/branches.aspx
http://www.s-bb.nl/inrichting-sectorkamers.html
TOELICHTING
1.1
Gewenste handeling of kennis bij opdracht:
Kiest een beroep dat hij wil uitoefenen en waarvan hij de haalbaarheid gaat onderzoeken.
1.1
Resultaatkaartopdracht (handeling, kennis):
Ik wil werken in één van deze drie beroepen: (zelf invullen)
De kandidaat moet uit een paar beroepen waarin hij geïnteresseerd is één keuze maken, zijn
gewenste beroep. Aan de hand hiervan moet hij de kaarten invullen. De andere kaarten
kunnen pas definitief ingevuld worden als dit onderdeel definitief is ingevuld.
1.1
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Noemt drie beroepen die hij wil uitoefenen.
 Geeft aan van welk beroep hij de haalbaarheid gaat onderzoeken.
1.2
Gewenste handeling of kennis bij opdracht:
Weet dat men op de Nederlandse arbeidsmarkt werk zoekt via sectoren/branches en benoemt
relevante sectoren/branches voor zichzelf.
1.2
Resultaatkaartopdracht (handeling, kennis):
Het volgende antwoord past bij mijn gewenste beroep:
Om de antwoorden in te vullen is kennis over sectoren en branches een voorwaarde. De
benodigde informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 1
1.2
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Benoemt de sector(en) of branche(s) waarin zijn gewenste beroep thuishoort of kan worden
uitgeoefend.
1.3
Gewenste handeling of kennis bij opdracht:
Achterhaalt de waarde van zijn in eigen land behaalde diploma voor de Nederlandse
arbeidsmarkt.
1.3
Resultaatkaartopdracht (handeling):
De volgende situaties passen bij mij: (kiezen uit tien mogelijkheden)
1.3
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Toont de waardering van zijn diploma/toont zijn Onderwijs Niveau (ION) of geeft aan
waarom dit voor hem niet nodig is.
 Geeft aan of hij ervaring heeft in het gewenste beroep.
Resultaatkaart 2
Realistisch beroepsbeeld
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar heeft een realistisch beeld van de inhoud van zijn gewenste beroep en heeft in
zijn keuze ook zijn persoonlijke mogelijkheden meegewogen.
WIN
Hoofdstuk 2: Welke beroepen er zijn en wat je ervoor nodig hebt.
Hoofdstuk 3: Hoe verschillende beroepen een plaats hebben op de arbeidsmarkt.
Hoofdstuk 4: Persoonlijke factoren die een rol spelen bij het kiezen van een beroep.
Hoofdstuk 8: Hoe je met je gewenste beroep een baan vindt.
Zie verder ook hoofdstukken 1, 9, 10.
TOELICHTING
2.1 + 2.2 + 2.3
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaart:
Weet wat het beroep in Nederland inhoudt en welke eisen ervoor gelden.
2.1
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Als ik het werk van mijn gewenste beroep doe, heb ik de volgende taken: (zelf invullen)
2.1
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Benoemt taken die bij de uitoefening van het gewenste beroep in Nederland horen.
2.2
Resultaatkaartopdracht:
Dit gewenste beroep heeft de volgende werkomstandigheden: (kiezen uit 13 mogelijkheden)
2.2
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Geeft aan onder welke omstandigheden het beroep wordt uitgeoefend (inkomen,
werken in teamverband of individueel, werktijden, reistijden, uniform en dergelijke).
 Geeft aan welke aanvullende eisen er aan het gewenste beroep in Nederland worden
gesteld naast vakkwalificatie en taalvaardigheid (bijvoorbeeld rijbewijs, talenkennis
of specifieke persoonlijke competenties).
2.2b + 2.3 + 2.4
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaart:
Bepaalt of het gewenste beroep past bij zijn persoonlijke omstandigheden.
2.2 b Resultaatkaartopdracht (kennis):
Deze werkomstandigheden passen bij mij: (ja of nee)
Tijd
Plek
Ten opzichte van leidinggevenden
Ten opzichte van collega’s
Verantwoordelijkheden
Waardering (o.a. salariëring)
Als deze omstandigheden niet passen: andere keuze
2.3
Resultaatkaartopdracht (handeling, kennis):
Dit werk stelt speciale eisen aan mij. Voor dit werk moet ik: (kiezen uit vijf mogelijkheden en
zelf aanvullen.
2.3b Resultaatkaartopdracht (kennis):
Deze eisen passen bij mij: (ja of nee)
2.3c Resultaatkaartopdracht (handeling):
Als ik dit werk wil doen, dan moet ik nog werken aan de volgende speciale eisen: (zelf
invullen)
2.4
Resultaatkaartopdracht (kennis, handeling):
Dit werk past bij mijn persoonlijke omstandigheden: (kiezen uit zes mogelijkheden en zelf
aanvullen)
2.4b Resultaatkaartopdracht (handeling, kennis):
Ik kan mijn persoonlijke omstandigheden veranderen voor het gewenste beroep: (ja of nee
plus uitleg)
2.2b + 2.3 + 2.4
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Stelt op basis van het realistische beroepsbeeld vast of hij nog steeds belangstelling
heeft voor het gewenste beroep.
 Bepaalt aan de hand van het realistische beroepsbeeld of het gewenste beroep
haalbaar is gezien de eigen persoonlijke omstandigheden (thuissituatie, gezondheid,
leeftijd, motivatie voor (bij)scholing en dergelijke) en zo nee: of hij zijn persoonlijke
omstandigheden kan aanpassen aan de uitoefening van het gewenste beroep.
Resultaatkaart 3
Je eigenschappen kennen
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar heeft kennis van de werknemerscompetenties die op de Nederlandse
arbeidsmarkt gewaardeerd worden en is in staat bij sollicitaties en op de werkvloer zijn
positieve eigenschappen te benoemen.
WIN
Hoofdstuk 2: Hoe in het algemeen beroepseisen bij beroepen horen.
Hoofdstuk 6: Over welke persoonlijke eigenschappen jij beschikt die passen bij je gewenste
beroep.
Hoofdstuk 8: Hoe je persoonlijke eigenschappen presenteert tijdens een sollicitatie.
Zie verder ook hoofdstukken 3, 4, 5, 7, 9, 10.
Informatieve websites
http://www.competentieatlas.nl/apex/f?p=109:18
http://www.nationaleberoepengids.nl/Arbeidsmarkt_perspectief
TOELICHTING
3.1 + 3.2
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
Kent vaak voorkomende termen in Nederland voor eigenschappen of competenties van
werknemers.
3.1
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Ik kan eigenschappen/competenties noemen die belangrijk zijn als je werkt in Nederland. Ik
kan van de eigenschappen/competenties zeggen of ik deze heb of niet: (zelf drie invullen; ja
of nee)
3.2
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Ik kan eigenschappen/competenties noemen die belangrijk zijn voor mijn gewenste beroep. Ik
kan voorbeelden geven waarom deze eigenschappen/competenties belangrijk zijn. Ik kan van
de eigenschappen/competenties zeggen of ik deze heb of niet: (zelf vier invullen; ja of nee)
3.1 + 3.2
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Noemt drie eigenschappen of competenties van werknemers die belangrijk worden
geacht op de Nederlandse arbeidsmarkt.
 Noemt vier eigenschappen of competenties die van belang zijn voor zijn gewenste
beroep en licht toe waarom deze belangrijk zijn.
 Geeft per term aan of hij deze eigenschap of competenties bezit.
Resultaatkaart 4
Beroepskansen
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar is in staat informatie te vinden over de vraag op de arbeidsmarkt naar het
gewenste beroep en deze in zijn keuze mee te wegen.
WIN
Hoofdstuk 4: Beroepskansen hangen samen met de arbeidsmarkt en alle bewegingen die deze
maakt.
Hoofdstuk 7: Door inzicht in processen bij solliciteren en daarop in te spelen vergroot je je
kansen op een baan.
Zie verder hoofdstukken 1, 2, 3, 5, 6, 8.
TOELICHTING
4.1 + 4.2 + 4.3 + 4.4 + 4.5 Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
Brengt de vraag naar het gewenste beroep op de arbeidsmarkt in kaart.
4.1
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Ik kan op deze plekken vacatures vinden voor mijn gewenste beroep: (zelf drie invullen)
4.2
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik heb (aantal) vacatures gevonden voor mijn gewenste beroep (zelf één invullen)
4.1 + 4.2
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Noemt minimaal drie vindplaatsen voor vacatures die bij het gewenste beroep passen.
4.3
Resultaatkaartopdracht (kennis):
De kans op werk in dit gewenste beroep is: (kiezen uit: groot, redelijk, klein)
4.3
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Toont via actuele vacatures of andere bronnen (klantmanager, vakgenoot, uitzendbureau) aan
dat er vraag is naar het gewenste beroep op de arbeidsmarkt.
4.4
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik kan 2 vacatures laten zien. Ik vul de gegevens hieronder in: (zelf twee invullen)
4.4b Resultaatkaartopdracht (kennis):
De vacatures zijn geschikt voor mij: (ja of nee plus uitleg)
4.4
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Laat twee vacatures voor het gewenste beroep zien en licht toe waarom deze voor hem al of
niet geschikt zijn.
4.5
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Hoe ga ik nu verder? (zelf één uit vier kiezen plus uitleg)
4.5
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Bepaalt of hij vasthoudt aan het gewenste beroep en geeft daarvoor argumenten.
Resultaatkaart 5
Beroepscompetenties verwerven
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar is in staat zijn beroepscompetenties, zowel qua taal en communicatie, te
verwerven en onderhouden, om (blijvend) te voldoen aan de eisen die de arbeidsmarkt of de
opleiding aan zijn gewenste beroep stelt.
WIN
Hoofdstuk 5: Over opleidingen en stages die je kunt volgen met het oog op je gewenste
beroep zodat je extra competenties verwerft.
Hoofdstukken 2, 4 en 10: Het begrip beroepscompetentie en inzicht in beroepscompetenties in
het algemeen zijn een voorwaarde om doelbewust aan je eigen beroepscompetenties te
kunnen werken.
Zie verder hoofdstuk 3.
TOELICHTING
5.1 + 5.2 + 5.3 + 5.4 Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
De inburgeraar achterhaalt waar hij zijn (beroeps)kennis kan bijspijkeren of, indien nodig,
een (beroepsopleiding) kan volgen.
5.1
Resultaatkaartopdracht (kennis, handeling):
Een opleiding of cursus die past bij mijn persoonlijke omstandigheden/voorkeur is: (kiezen uit
13 mogelijkheden; meerdere antwoorden mogelijk)
5.2
Resultaatkaartopdracht (handeling):
De volgende opleiding of cursus voor mijn gewenste beroep past bij mijn persoonlijke
omstandigheden: (lijstje van vier gegevens invullen)
Opleiding in de buurt zoeken.
5.1 + 5.2
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Noemt welke vormen van opleidingen mogelijk zijn (bbl/bol, dag/avond,
fulltime/parttime e.d.) en bepaalt welke vorm voor hem geschikt is, gezien zijn
persoonlijke omstandigheden.
 Noemt een passend opleidingsinstituut waar hij de benodigde kennis kan verwerven
en/of onderhouden voor het gewenste beroep.
 Noemt een cursus of opleiding die de benodigde kennis biedt.
5.3
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Om met deze opleiding te mogen beginnen: (lijstje met drie mogelijkheden plus uitleg)
Vooropleiding bepalen
Diplomawaardering
5.3
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft aan welke toelatingseisen aan de opleiding gesteld worden en of hij daaraan voldoet
(eventueel na diplomawaardering, zie eindterm 1).
5.4
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Deze opleiding of cursus kost € (zelf invullen) per jaar.
5.4
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft aan welke kosten verbonden zijn aan deze vorm van de opleiding.
5.4b Resultaatkaartopdracht (handeling):
Hoe ga je deze opleiding of cursus betalen? (kiezen uit vier mogelijkheden plus uitleg)
5.4b Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft aan of er voor hem financieringsmogelijkheden voor deze kosten zijn en zo ja, welke.
5.5
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik zorg dat ik genoeg geld heb om van te leven als ik deze opleiding of cursus doe. Dat doe ik
zo: (zelf invullen)
5.5
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft aan hoe hij in zijn levensonderhoud kan voorzien tijdens de opleiding.
5.6 + 5.7
Gewenste handeling of kennis bij de resultaatkaart:
Is op de hoogte van de eisen die aan de taal- en communicatievaardigheden gesteld worden in
het gewenste beroep.
5.6
Resultaatkaartopdracht:
Voor deze opleiding of cursus moet ik dit taalniveau in het Nederlands hebben: (kiezen uit zes
mogelijkheden)
Taalniveau vooropleiding
5.6b Resultaatkaartopdracht:
Ik heb dit taalniveau: (ja of nee)
5.6c Resultaatkaartopdracht:
Ik heb een diploma voor dit taalniveau: (ja of nee)
5.6b + 5.6c Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Benoemt het taalniveau van een bij zijn beroep passende beroepsopleiding.
 Licht toe welke specifieke communicatieve situaties veel voorkomen en belangrijk zijn
op de werkvloer van zijn gewenste beroep (bijvoorbeeld overleggen, klantcontact, emailen, telefoneren).
5.7
Resultaatkaartopdracht:
Als ik het gewenste werk doe, dan moet ik in het Nederlands kunnen: (lijstje met tien
mogelijkheden en zelf aanvullen)
5.7
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Licht toe welke specifieke communicatieve situaties veel voorkomen en belangrijk zijn op de
werkvloer van zijn gewenste beroep (bijvoorbeeld overleggen, klantcontact, e-mailen,
telefoneren).
5.7b + 5.8
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdracht:
Ontwikkelt zijn taal- en communicatievaardigheden voor de werkvloer en eventueel een
beroepsopleiding.
5.7b Resultaatkaartopdracht:
Ik kan dit goed: (ja of nee)
5.8
Resultaatkaartopdracht:
Ik moet aan mijn taal werken voor dit gewenste beroep of de opleiding/cursus: (kiezen uit vier
plus zelf uitleg)
5.7b + 58
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Geeft aan welke (taal)trajecten er zijn om de taalvaardigheid voor de opleiding en de
werkvloer van zijn gewenste beroep te verhogen (bijvoorbeeld Staatsexamens NT2).
 Licht toe hoe hij aan de ontwikkeling van deze taal- en communicatievaardigheden
werkt of geeft aan hoe, waar en wanneer hij dat gaat doen.
Resultaatkaart 6
Netwerk opbouwen
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar is in staat een netwerk op te bouwen en uit te breiden, waardoor hij de kans
vergroot via dit netwerk zelfstandig werk te vinden.
WIN
Hoofdstuk 7: Werk vinden lukt beter met de hulp anderen.
Hoofdstuk 10: Hier wordt netwerken expliciet als activiteit besproken.
Zie verder hoofdstukken 2, 3, 4.
Informatieve website
http://www.gemeentebest.nl/werk-en-uitkering/uitkering/uitkering-aanvragen.html
TOELICHTING
6.1 + 6.2 + 6.3
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
Bouwt een netwerk op en breidt het uit.
6.1
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik heb een netwerk van mensen die mij kunnen helpen. De mensen in mijn netwerk zijn:
(lijstje met tien mogelijkheden plus zelf aanvullen)
6.2
Resultaatkaartopdracht (handeling):
In mijn netwerk zitten mensen die mij kunnen helpen om werk te vinden in mijn gewenste
beroep of een werkervaringsplek of stage: (ja of nee plus zelf drie mogelijkheden invullen)
6.1 + 6.2
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Bouwt een netwerk zijn eigen netwerk en benoemt met welk type contacten het
versterkt kan worden.
 Beschrijft of en hoe de contacten in zijn netwerk hem kunnen helpen.
6.3
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik ga mijn kans op werk vergroten. Ik ga (nog meer) mensen zoeken die mij kunnen helpen.
Ik schrijf hier op hoe en wanneer ik ga zoeken: (invullen)
6.3
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Benoemt hoe hij zijn netwerk gaat uitbreiden en wanneer hij dat gaat doen.
Resultaatkaart 7
Werk vinden
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar kan op een bij zijn gewenste beroep passende wijze zoeken naar werk, een
werkervaringsplaats, stage of vrijwilligerswerk. Hij weet hoe hij voor het vinden van
werk(ervaring) moet solliciteren op de Nederlandse arbeidsmarkt en zich moet presenteren.
In het proces van zoeken naar werk is hij in staat actief te participeren op een werkplek of
door vrijwilligerswerk en hierdoor contacten te leggen en een begin te maken met toetreden
tot de arbeidsmarkt.
WIN
Hoofdstuk 3: Kennis over verschillende soorten contracten, uitzendwerk, werken als zzp’er is
de basis om je sollicitatiestrategie te kunnen bepalen.
Hoofdstuk 6, 7, 8: De techniek van het solliciteren.
Hoofdstuk 10: Verder nadenken over je loopbaan.
Zie verder hoofdstuk 4.
TOELICHTING
7.1
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdracht:
Kan op geschikte manier zoeken naar werk in zijn gewenste beroep.
7.1
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik kan op deze manieren werk vinden in mijn gewenste beroep: (lijstje met drie
mogelijkheden plus zelf aanvullen)
7.1
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft aan hoe hij werk in zijn gewenste beroep kan zoeken: via open sollicitaties, vacatures,
netwerk enz.
7.2 + 7.3
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
Oriënteert zich op de mogelijkheden om een werkervaringsplaats, stageplaats of
vrijwilligerswerk te vinden op de Nederlandse werkvloer.
7.2
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Een werkervaringsplaats, stageplaats of vrijwilligerswerk is voor mij belangrijk: (ja of nee
plus uitleg)
7.3
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik heb werk, een werkervaringsplaats of stageplaats en/of doe vrijwilligerswerk: (ja of nee
plus uitleg)
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven 7.2 + 7.3:
 Legt uit waarom een werkervaringsplaats, stageplaats of vrijwilligerswerk voor hem
van belang kan zijn.
 Benoemt mogelijkheden die hij heeft om werkervaring op te doen, stage te lopen of
vrijwilligerswerk te doen.
7.4 + 7.5 + 7.6
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdrachten:
Weet wat sollicitatieformulieren en sollicitatiebrieven zijn en kan deze invullen en schrijven.
7.4
Resultaatkaartopdracht (kennis):
Ik kan drie redenen noemen waarom sollicitatieformulieren en sollicitatiebrieven worden
gebruikt: (zelf invullen)
7.5
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik kan de volgende bewijzen laten zien: (lijst met vier mogelijkheden)
7.4 + 7.5
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Licht toe wat de functie is van sollicitatieformulieren en -brieven.
 Geeft aan of het voor zijn gewenste beroep gebruikelijk is om te solliciteren via
sollicitatieformulieren of via sollicitatiebrieven.
7.6
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Als ik hulp nodig heb bij het schrijven van een sollicitatiebrief, kan ik die hier vinden: (zelf
invullen)
7.6
Indicatoren dat de handeling is gedaan of de kennis verworven:
 Laat minimaal twee verschillende sollicitatieformulieren zien die zijn ingevuld met de
eigen gegevens en laat één sollicitatiebrief zien die hij met betrekking tot zichzelf heeft
opgesteld en die kan dienen als basis voor andere sollicitatiebrieven.
 Laat zijn basis-cv zien.
 Geeft aan waar hulp kan worden gevonden bij het schrijven van sollicitatiebrieven.
7.7
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaart:
Bereidt zich voor op het voeren van sollicitatiegesprekken.
7.7
Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik weet dat het belangrijk is om in een sollicitatiegesprek een goede indruk te maken. Ik kan
een goede indruk maken op de volgende punten: (zelf invullen)
7.7b Resultaatkaartopdracht (handeling):
De volgende punten kan ik nog verbeteren: (zelf invullen drie mogelijkheden)
7.7c Resultaatkaartopdracht (handeling):
Ik ga dit op de volgende manier doen: (zelf invullen drie mogelijkheden)
7.7
Indicatoren dat de handeling is gedaan of de kennis verworven:
 Benoemt vier punten die van belang zijn voor een goede indruk bij een
sollicitatiegesprek voor zijn gewenste beroep (bijvoorbeeld met betrekking tot
uiterlijke verzorging, presentatie van zichzelf in termen van sterke eigenschappen,
houding).
 Geeft aan of hij in een sollicitatiegesprek op deze punten een goede indruk kan maken
en benoemt hoe hij aan de zwakke(re) punten aandacht gaat besteden.
Overige eindtermen (geen specifieke opdrachten in de resultaatkaart):
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaart:
Doet ervaring op de Nederlandse werkvloer op.
Indicatoren dat handeling is gedaan of kennis verworven:
 Toont aan dat hij regulier werk, een werkervaringsplek, stageplaats of
vrijwilligerswerk heeft op een Nederlandse werkvloer.
 Geeft aan hoe hij een werkervaringsplek, stageplaats of vrijwilligerswerk op een
Nederlandse werkvloer kan zoeken.
Resultaatkaart 8
Werkcultuur
ALGEMEEN DOEL
De inburgeraar kan zich op passende wijze gedragen op de Nederlandse werkvloer.
WIN
Hoofdstuk 9: Regels en gewoonten op het werk.
Met betrekking tot je eigen positie als je een baan hebt:
Formele kanten: rechten en plichten.
Informele kanten: gewoonten.
Wie het onderwerp ruimer opvat, ontdekt dat alle hoofdstukken raakvlakken hebben met
werkcultuur. Interessant is de vraag hoe ‘open’ de Nederlandse samenleving is in vergelijking
met het land van herkomst. Zijn ‘goede banen’ voor iedereen weggelegd, bezien vanuit het
gelijkheidsbeginsel? Is er verschil tussen ‘kruiwagens hebben’ en ‘een netwerk opbouwen’?
Informatieve websites
http://www.stepstone.nl/Carriere-Advies/Artikels/hoe-je-een-bedrijfscultuur-herkent.cfm
TOELICHTING
8.1
Gewenste handeling of kennis bij resultaatkaartopdracht:
Benoemt de verschillen tussen de cultuur op de werkvloer in Nederland en in het
herkomstland.
8.1
Resultaatkaartopdracht (kennis):
In Nederland is de cultuur op het werk in mijn gewenste beroep anders dan in mijn land van
herkomst. Ik noem drie verschillen: (zelf invullen)
8.1
Indicator dat handeling is gedaan of kennis verworven:
Geeft drie voorbeelden van verschillen in cultuur op de werkvloer van het gewenste beroep in
Nederland en die van het herkomstland (bijvoorbeeld ten aanzien van zelfstandigheid,
initiatief, op tijd komen, ten aanzien van omgang met collega's, scheiding tussen werk en
privé, bedrijfsfeestjes).
Download