Verslag Panelgesprek Lustrumsymposium ‘It takes three to Tango’ Op 30 september jongst leden vond het tweede lustrumsymposium van Tranzo plaats. Het thema luidde: ‘It takes three to Tango, Interactie tussen wetenschap, praktijk en zorgvraag’. De rol van de vraagzijde werd bekeken vanuit verschillende hoeken namelijk: individuele zorgvragers en familiezorgers, de patiëntenorganisatie, de zorgverzekeraar en de gemeente. Vervolgens werd er met de zaal een paneldiscussie gehouden over deze zorgvraag. Hieronder volgt een verslag van de vier sprekers en het panelgesprek. Dr. Deidre Beneken genaamd Kolmer, coördinator Academische Werkplaats Ouderenbeleid en Familiezorg bij Tranzo, UvT en Opvoedingsfilosoof, Expertisecentrum Familiezorg/Familie Academie. Mevrouw Beneken genaamd Kolmer belicht het thema over zorgvragers en familiezorgers; wat hebben zij nodig om beter zorg te kunnen krijgen en te kunnen verlenen? Het blijkt dat veel gezinnen die zorg nodig hebben graag gehoord willen worden. Er is in deze gezinnen een professional nodig voor de hulp in de zorgvraag maar daarnaast is het belangrijk dat deze professional luistert naar de situatie van het gezin. Wat willen de families dan van wetenschappers? Dat ze mede door wetenschappelijke resultaten betere zorg ontvangen. Door onderzoek is de methode familiezorg ontwikkeld die de zorgverlener er bij kan helpen om betere zorg te verlenen aan hulpbehoevende families. Het is belangrijk dat wetenschappelijk onderzoek niet alleen gepubliceerd wordt maar ook daadwerkelijk in de praktijk wordt gebracht. Ook de bestuurders en beleidsmaker zijn hierbij van belang, zij bepalen of de methoden geïmplementeerd worden. Dit is niet alleen gunstig voor de zorgvrager maar ook voor de bestuurders en beleidsmakers zelf, er komen minder kosten en het ziekteverzuim kan worden teruggebracht. Uiteindelijk bestaan er twee zorgtriades; de eerste triade is de triade van zorgvragers, familiezorgers en beroepskrachten. De tweede triade is de triade die ook in de titel van het lustrumsymposium voorkomt en die een groter geheel omvat namelijk: het beleid, de praktijk en de wetenschap. Drs. Anemone Bögels MBA, directeur Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK). Mevrouw Bögels belicht het thema over de zorgvraag vanuit haar ervaring bij de patiëntenorganisatie. Wat hebben patiënten nodig van zorgprofessionals en onderzoekers? Allereerst bestaan er patiëntenorganisaties om de belangen van patiënten te behartigen en voor de empowerment van de achterban. Er zijn verschillende fasen die genoemd kunnen worden wanneer men spreekt over een ziekteproces. Namelijk: Gezond blijven, beter worden, leven met de aandoening en als laatste waardig sterven. Voor patiëntenorganisaties is het erg belangrijk dat de individuele patiënt zowel in zijn rol als consument van zorg en als coproducent van zorg wordt versterkt. Dit zien wij als kernelementen van (ondersteuning van) zelfmanagement. Patiëntenorganisaties verhouden zich vervolgens tot verzekeraars en behandelaars. Daarnaast kunnen zij patiënten informeren over lopend onderzoek naar bijvoorbeeld kanker, het patiëntenperspectief in wetenschappelijk onderzoek in beeld brengen en wezenlijke inbreng van patiënten in het onderzoek genereren. Het is erg belangrijk dat patiënten worden betrokken in onderzoek. Patiënten kunnen een rol spelen in het aangeven van de relevantie van een onderzoek en kunnen benadrukken dat bijvoorbeeld niet alleen klinische uitkomsten belangrijk zijn maar ook de kwaliteit van leven. Wim van der Meeren, Voorzitter Raad van Bestuur van CZ Zorgverzekeraar De heer Van der Meeren belicht de keuzes die verzekeraars maken ten aanzien van patiënten. De patiënt staat anno 2010 steeds vaker centraal, het spectrum van de zorg is veranderd bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Door de marktwerking heeft CZ de mogelijkheid om op zoek te gaan naar de beste zorg. De bodemkwaliteit voor verantwoorde zorg wordt door de inspectie gegarandeerd, maar CZ wil graag dat ziekenhuizen zich specialiseren zodat de kwaliteit omhoog kan. Door specialisatie kan de kwaliteit worden verbeterd en de kosten worden verlaagd. Er is echter steun nodig om dit voor elkaar te krijgen en veel mensen staan hier nog wantrouwend tegenover. De wetenschap is hierbij een erg belangrijke factor. Door middel van het evidence based werken kan men beter opkomen voor het belang van de patiënt. CZ probeert dit nu in samenwerking met Tranzo te verbeteren onder andere door het opzetten van de Academische Werkplaats Preventie Verzekerd. Daarnaast is het contact vanuit de verzekeraar met de patiëntenorganisaties erg belangrijk om deze positie te versterken. Dr. Hugo Backx, Directeur GGD Hart voor Brabant en GGD West-Brabant en voormalig wethouder gemeente Tilburg. De heer Backx benadrukt in zijn presentatie dat de gemeenten en GGD-en optreden als zaakwaarnemers van de vraagpartij. Dit is in de laatste jaren wel lastiger geworden. Instituten die namens de gemeente optreden, zoals GGD’en, zijn verder van de gemeente af komen staan. De wetenschap heeft hier een rol in gespeeld, door het evidence based werken is de relatie met de gemeente veranderd. Op dit moment heeft de gemeente meer een controlefunctie dan een zaakwaarnemerfunctie. Naast evidence based werken zou men meer practice based moeten werken. De gemeente kent de vragende partij namelijk niet goed meer en zou daarom meer op vraag moeten werken dan op kennis. Het is hierbij van belang dat de inhoudelijke doelen scherp worden gesteld en er een multidisciplinaire samenwerking plaatsvindt waarbij er een goede verbinding is tussen de sociale en economische wetenschappen. Paneldiscussie: De algemene vraag die er aan de zaal werd gesteld door de dagvoorzitter was: Wie is nou die zorgvrager? Wie kan zijn belangen het beste behartigen en gebeurt dit op de juiste manier? De reacties vanuit het publiek waren divers, er zou meer naar de individuele patiënt gekeken moeten worden en er zou vaker met mensen op de werkvloer gesproken moeten worden zodat de problemen die er zijn goed in beeld komen. Daarnaast merkt men op dat het wel lastig om met de diversiteit van de patiënten om te gaan. Ook werd er opgemerkt dat er veranderingen plaatsvinden in het consumentengedrag van personen met betrekking tot de nieuwe media, dit beinvloedt het keuzegedrag van de patiënt. Er zouden daarom meerdere marktsegmenten moeten worden onderscheiden in plaats van de patiënten individueel te beschouwen. Dhr. Van der Meeren merkt op dat er goed naar de patiënt geluisterd moet worden maar dat men niet alles moet doen en kan wat de patiënt vraagt, ook het oordeel van de professional is van groot belang. Mevrouw Beneken genaamd Kolmer stelt dat de gehele zorgsituatie centraal staat en dat die een behoefte heeft. Mevrouw Bögels sluit af met de stelling dat het proces van de patiënt centraal staat, dat van hieruit de zorgbehoefte op populatieniveau in beeld moet worden gebracht en dat tegelijkertijd op microniveau goed geluisterd moet worden naar de vraag die gesteld wordt.