Samenvatting H1-2

advertisement
Samenleving : Deel 1 : De Samenleving als gemeenschap
Hoofdstuk 1: Primaire relaties
Emancipatie  veranderingen ivm opvattingen over seksualiteit, huwelijk en gezin

betekenisverandering van het huwelijk

vruchtbaarheid

niet-traditionele leefvormen
1.
Primaire relaties in cijfers
1.

Huishoudens en gezinnen
-
Huishouden = 1 persoon alleen, of meerdere personen (al dan niet familie) in 1 woning
-
aantal huishoudens gestegen, aantal personen binnen huishouden gedaald
Huishoudtypes (private gezinnen tov collectieve huishoudens)
-
Stijging aantal alleenwonenden
-
Stijging aantal huishoudens met 1 familiekern
-

Meer echtparen zonder kinderen

Meer eenoudergezinnen
Daling aantal huishouden met > 1 familiekern
 Gezinsindividualisering : afnemen in- en samenwoning ouders en gehuwde kinderen
 Gezinsverdunning : kleiner wordende gezinsomvang

Aantal huishoudleden
-
-
2.

Stijging aantal alleenwonenden

Daling huwelijksbereidheid

Stijging aantal echtscheidingen

Daling hertrouwintensiteit

Algemene voorkeur voor zelfstandig wonen (vooral bij jongeren)
Daling aantal huishoudens met ≥ 5 leden

Daling vruchtbaarheid

Gezinsindividualisering

Ideale gezin : (gehuwd) koppel met 2 kinderen
Huwelijkssluitingen
Brutohuwelijkscijfer (= aantal huwelijkssluitingen per 1000 inwoners in 1 kalenderjaar)
-
Daling
-
Verschillen tussen Belgische gewesten
-
Opkomst homohuwelijk
-
Daling hertrouwintensiteit (verweduwden en gescheidenen)
1
3.


Echtscheidingen
Oorzaken
-
Versoepeling van de wetgeving op echtscheidingen (inhaalbeweging)
-
Materiële condities

Toename tewerkstelling vrouwen

Grotere economische zelfstandigheid
-
Daling huwelijksvruchtbaarheid (minder kinderen = minder weerstand)
-
Mentaliteitsverandering (meer sociaal aanvaard)
-
Toename sociale zichtbaarheid
Verschuiving in de gronden waarop echtscheiding wordt aanvaard : wetgeving
Voor 1 september 2007
Na 1 september 2007
Echtscheiding door onderlinge toestemming
Echtscheiding door onderlinge toestemming
Wat?
Wat?

Beide echtgenoten beslissen samen

Beide regelen aspecten en gevolgen

Zelfde als voorheen
(kinderen + vermogen)
Voorwaarden?
Voorwaarden?

Na 2 j huwelijk

Ook na < 2 j huwelijk

Beide min 20 j

Beide min 20 j
Echtscheiding op grond van feiten (fouten)
Echtscheiding op grond van onherstelbare
ontwrichting (EEO)
Wat?
Wat?
Aantonen dat partner fout heeft begaan :

Overspel

Gewelddadig gedrag

Mishandeling

Grove beledigingen

Als voortzetting of hervatting van
samenleven door ontwrichting
onmogelijk is geworden
Voorwaarden?

> 6 maanden feitelijk gescheiden zijn
Echtscheiding op grond van feitelijke scheiding
Wat?

en fout moet niet worden aangetoond, vermoeden
Aanvraag door 1 v/d partners
> 1 j feitelijk gescheiden zijn
Partners leven wegens meningsverschillen bewust
niet meer samen, bewijs feitelijke scheiding volstaat
Gezamenlijke aanvraag :
Fout of schuld enkel rol bij toekenning alimentatie
van schuld ligt wel bij diegene die het aanvraagt
-
Stijging echtscheiding door onderlinge toestemming
-
Daling echtscheiding op grond van feiten (voor 1/9/2007)
-
Huwelijken die vandaag worden afgesloten :

1/3 tot ¼ zal scheiden

Hoe recenter het huwelijk, hoe groter de kans op echtscheiding
2

Gevolgen
4.


-
Kwantitatief : meer huishoudens
-
Kwalitatief : meer mensen met gezinsverleden
-
Individueel : onstabiele levensloop
-
Voor gescheidenen zelf
-
Voor derden (vnl. kinderen)
Ongehuwd samenwonen
Betekenis kan sterk verschillen
-
Alternatief voor huwelijk
-
Pre-maritaal : voorbereiding op huwelijk
-
Post-maritaal : na echtscheiding of verweduwing
= Huishouden dat geen familiekern vormt, door niet officieel geregistreerd
-
Tenzij samenlevingscontract
-
Tenzij wettelijk samenwonend (sinds 2000) : contract (notaris) voorleggen aan ambtenaar

Verschillen tussen gewesten

Cijfers : NEGO-enquête (CBGS), obv rijksregistergegevens (anders moeilijk te achterhalen)
5.
-
Stijging aantal pre-maritaal ongehuwd samenwonenden
-
Kenmerken :

25 tot 29 j

Geen indicaties voor vervanging huwelijk door ongehuwd samenwonen
Vruchtbaarheid

België : daling

Leeftijdsspecifiek vruchtbaarheidscijfer (LVC)
= gemiddeld aantal kinderen per vrouw als ze
gedurende haar hele leven vruchtbaar zou zijn
=
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑔𝑒𝑏𝑜𝑜𝑟𝑡𝑒𝑛 𝑖𝑛 1 𝑗 𝑏𝑖𝑗 𝑣𝑟𝑜𝑢𝑤𝑒𝑛 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 15 𝑒𝑛
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑟𝑜𝑢𝑤𝑒𝑛 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 15 𝑒𝑛

Totaal vruchtbaarheidscijfer (TVC)

Vervangingsniveau :
45
𝑗
50
45
𝑗
50
= som van 30/35 LVC’s
-
Wanneer vrouwen gem. precies genoeg dochters krijgen om zichzelf te vervangen
-
Vervanging volledig gewaarborgd als :
-

2,1 kinderen per vrouw, want 105 jongens voor 100 meisjes

205 kinderen voor 100 vrouwen, maar 3% sterfte, dus 208 kinderen nodig
Daling vruchtbaarheidscijfer in België : niet halen vervangingsniveau
3

Denataliteit : aantal geboorten zit onder vervangingsniveau
-
Daling geboortecijfers vanaf 19e eeuw
-
Babyboom na WOII : korte onderbreking laatste fase demografische transitie

Demografische transitie : Overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage cijfers

Vermoedens voor verdere daling geboortecijfers, maar toekomstige nataliteit blijft onzeker

Buitenechtelijke geboorten : sterke stijging
 België : toename ontkoppeling tussen huwelijk en vruchtbaarheid
2. Sociaalwetenschappelijke duiding
1.

Interpretatiekader : Veruitwendiging veranderingen op vlak van primaire relaties
Centrale principes kenmerkend voor westerse industriële samenlevingen :
-
Economische groei
-
Individualisering : opkomst van andere motieven
-


Persoonlijke ontplooiing

Meer vrijheid en zelfstandigheid tov partner

Openheid

Bestaansrecht zolang aan persoonlijke behoeften wordt tegemoetgekomen
Pluriformiteit : verleent legitimiteit aan die motieven

Waarden en normen verliezen betekenis

Minder vastomlijnde rolmodellen (eigen inzichten)

Afspraken na onderhandeling

Algemene kadernormen ter regulering (van procedure, niet van inhoud)
Machtsverschillen tussen mannen en vrouwen
-
Verkleining van machtsverschillen tussen mannen en vrouwen
(door individualisering en pluriformiteit) :


Onderhandelingsproces : consensus over doelstellingen en voorkeuren partners

Minder bepaling identiteit van vrouw door partner

Erkenning zelfbepalingsrecht vrouw, man staat deel van macht af
Seksualiteit
-
Seksualiteit = minder taboe (door individualisering en pluriformiteit)

Meer aanvaard als normale, positief te waarderen behoefte

Opkomst anticonceptiemiddelen

Waarde-verschuiving : van functionele naar plezierbeleving

Beleving minder gekoppeld aan huwelijk
4

Relaties ouders-kinderen
-
Verschuiving machtsverhoudingen : kinderen meer zeggenschap en zelfstandigheid
-
Opvoedingsstijl meer democratisch
-
Gezag ouders ≠ vanzelfsprekend  door argumentatie verworven
-
Beperkingen in machtuitoefening door ouders
3. Besluit : van een ‘burgerlijk’ relatietype naar een ‘partnerschaps’-relatietype

Definitie relatietype :
Karakteristieke constellatie (stand van zaken) van samenhangende kenmerken, herkenbaar in relaties,
betreffende gehuldigde opvattingen, idealen, normen en verwachtingen, houdingen, morele noties en
gedragsnormen ten aanzien v/e aantal nader te definiëren aspecten of dimensies v/e relatie

Verschuiving van burgerlijk relatietype naar partnerschaps-relatietype
Burgerlijk huwelijkstype
Partnerschapstype
e
Sinds 18 eeuw
Sinds jaren ‘60
Huwelijk = ideaal
Persoonlijke vrijheid
Zelfstandigheid
Huwelijk = onverbreekbaar
Tijdelijk contract
Koppeling huwelijk-voortplanting-seks
Ontkoppeling huwelijk-voortplanting-seks
Strikte rolverdeling
Gelijkwaardigheid
Verdringing en lustbeleving
Plezierbeleving
Basisoriëntaties : Hecht gezinsleven
Basisoriëntaties : Behoud van individualiteit
en eenheid van optreden
en kameraadschappelijkheid
Explicitering :
Meer reflecteren over aspecten v/d relatie die
voorheen vanzelfsprekend waren

Kanttekeningen
-
Afbrokkeling van traditioneel huwelijk mag niet overdreven worden

-
Veel relaties zijn burgerlijk (slechts enkele partnerschaps-relaties)
 Bewustzijn dat andere relatie mogelijk is ≠ gedraging ernaar
 Mogelijkheid : combinatie van beide types
Afbraak burgerlijke relatiecultuur : vooral in hogere sociale milieus

Grotere gevoeligheid voor vernieuwing

Betere communicatieve vaardigheden

Maatschappelijke positie : biedt meer mogelijkheid tot reflectie en bewustwording

Meer financiële middelen = minder afhankelijk van relatie
5
Hoofdstuk 2: Leven in een ouder wordende samenleving
1.


De (toekomstige) vergrijsde samenleving
Demografisch portret
-
Demografische vergrijzing : toenemend aantal ouderen (60+) in bevolking
-
Vanaf 2010 : naoorlogse babyboomers 60+
-
Opvallende toename hoogbejaarden (80+)
-
Bevolkingsveroudering vnl. in meer ontwikkelde landen
Verouderingstendensen in 2 transities (overgangsperiodes)
Eerste demografische transitie
Tweede demografische transitie
Eerste industriële revolutie (+/- parallel)
Naoorlogse periode
Bevolkingsgroei : hoge vruchtbaarheid,
Babyboom : tijdelijke heropleving v/d vruchtbaarheid
daling kindersterfte
tussen 1946 en 1965
Verstedelijking : daling vruchtbaarheid
Bevolkingsaantal neemt toe in mindere mate
(Geleidelijke daling bevolkingscijfer)
Einde jaren ’30 : stagnatie bevolkingsgroei
Mondiale ontwikkeling :
(geboortecijfers = sterftecijfers)
transitie in alle westerse landen, aanzet in
ontwikkelingslanden

Oorzaken van bevolkingsveroudering

Probleem : aandeel ouderen afhankelijk van aanwezigheid kinderen en jongeren

Totaal Vruchtbaarheidscijfer (TVC) voor meting

Geboortecijfer = nataliteit : weergave aantal geboorten per 1000 inwoners over 1 j

Vervangingsniveau = vervanging van generaties bij 2.1 kinderen per vrouw

Ontgroening = vermindering v/h aantal jongeren door geboortedaling
(lasten stijgen, en drukken op krimpende actieve bevolking)
A.
-
-
Dalende vruchtbaarheid
Ontgroening als gevolg van culturele factoren

Zelfontplooiing en emancipatie vrouw

Anticonceptie en later huwen
Ontgroening als gevolg van economische factoren

-
Toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen
Nataliteitspolitiek : de oplossing ?

Kortere arbeidsduur

Sociale zekerheid en kinderopvang

Financiële tegemoetkoming voor grote gezinnen
Weinig
impact
6
B.
-
Langere levensverwachting
Gem. levensverwachting : statistische index die gem. aantal jaren weergeeft dat mensen v/e
bep. leeftijd nog te leven zullen hebben, indien sterftecijfers v/h moment blijven voortduren
-
Ouderen : geen homogene groep

Verschillen in opleiding, tewerkstelling en gezinsontwikkeling

Verschillen in leeftijd : vergrijzing binnen de vergrijzing :
oudste groep wordt steeds groter, in aantallen en aandelen
-
Babyboomers op pensioen : vanaf 2010 : een oma/opaboom
-
Uitstel van sterfte : een succes

Verbeterde levensomstandigheden

Vooruitgang van geneeskunde

Betere gezondheidsvoorzieningen en hygiëne
C. Migratie
-
Migratiesaldo = verschil tussen aantal immigranten en emigranten
-
Immigratie kan bijdragen tot bevolkingsverjonging, maar dan moet 30.000 per jaar
 Immigratiebeleid ≠ realistisch
 Immigranten worden ook ouder
 Immigranten passen vruchtbaarheidsgedrag aan nieuw land aan (binnen 1 generatie)
2.

Uitdagingen van een vergrijsde samenleving
-
Houdbaarheid verzekeringssysteem in gevaar
-
Actieve bevolking : steeds meer ouderen, steeds langer onderhouden
-
Vergrijzing binnen vergrijzing : verhoogde mantelzorg en sterk stijgende nood aan hulp
-
Sociale vraagstukken (vb. armoede, risico op marginalisering en uitsluiting bejaarden)
Uitdagingen in cijfers
-
Verouderingsratio’s

Vergrijzingscoëfficiënt = ouderdomscoëfficiënt :

Intensiteit van de vergrijzing :
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 80 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠

Afhankelijkheidsindex = Pensioenlastenindex :
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 60 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑜𝑢𝑑𝑒𝑟𝑒𝑛 (60+)
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑗𝑜𝑛𝑔𝑒𝑟𝑒𝑛 (19−)
× 100
× 100
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 60 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠
× 100
𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔 𝑜𝑝 𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑 (20 − 59𝑗)

-
Vergrijzing van de beroepsbevolking :
𝑜𝑢𝑑𝑠𝑡𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑𝑠𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝 (40−59𝑗)
𝑗𝑜𝑛𝑔𝑒𝑟𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑𝑠𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝 (20−39 𝑗)
× 100
Bevolkingspiramide : grafische voorstelling van bevolking ingedeeld in leeftijdscategorieën

‘natuurlijke’ vorm bevolkingsstructuur = piramidaal
(elke leeftijdsklasse in staat om te zorgen voor voorgaande leeftijdsklasse)

Geen piramide meer :

Basis versmald : dalend aantal geboorten

Top verbreed : groter aantal ouderen
7

Een aantrekkelijke oude dag
-
3.

Nadruk op actief en zelfstandig ouder worden :

Pensioen ≠ begin van het einde

Pensioen = begin van nieuw leven
-
Wens om baas te zijn over eigen leven : angst voor afhankelijkheid van derden
-
Relatief welvarende oude dag (enkel meerderheid)
Toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen
Belgische pensioenlandschap
-
Theorie v/d 3 pijlers

1e pijler : wettelijke pensioenen (inkomensgarantie)

2e en 3e pijler : private instituties (initiatief bij individu), onrechtstreekse
tussenkomst onderneming

3e pijler
•Vrijwillig
•Belastingsincentives
2e pijler
•Beroepsgebonden
•CAO's
1e pijler
•Wettelijk
•Wn, zelfst., ambt.,
IGO
1e pijler
1) Werknemersstelsel
-
Verplicht
-
3 voorwaarden
-

Pensioenleeftijd (65j)

Beroepsactiviteiten gestopt (rustpensioen)

In België verblijven
Uitzondering

-
Vervroegd pensioen vanaf 60j, indien loopbaan van 35j
Berekening

Loopbaan : periodes van effectieve tewerkstelling en gelijkgestelde periodes

Loopbaanbreuk : 1/45 : wordt toegepast op het loon van elk loopbaanjaar

Loon : geherwaardeerd en geplafonneerd

Onderscheid tussen pensioen als alleenstaande en gezinspensioen

Gezinspensioen : 75% (als partner geen arbeids- of vervangingsinkomen)

Pensioen voor alleenstaande : 60% (alle anderen)
8
-
Repartitie : huidige gepensioneerden worden gefinancierd door huidige actieven
-
Oorspronkelijk : sterke aanleuning bij concept v/d sociale verzekering


Maatregelen : uitholling verzekeringsbeginsel

Loongrenzen  forfaitair basispensioen

Gewaarborgd minimumpensioen
Inkomsten bestaan vnl. uit bijdragen en overheidstoelagen
2) Pensioenstelsel der zelfstandigen
-
Verplicht
-
Rechthebbend : zelfstandigen en helpers
-
Zelfde 3 basisvoorwaarden en uitzonderingen als werknemersstelsel
-
Berekening : vergelijkbaar wn
-
Repartitie
-
Financiering door bijdragen

Lagere bijdragen dan wn en wg : lager pensioen (minimum)
3) Stelsel van de openbare sector (ambtenarenpensioen)
-
Verplicht
-
Rechthebbend : statutaire ambtenaren na 5j dienst
-
-

Ten vroegste opnemen vanaf 60j

Indien arbeidsongeschikt verklaard (ipv invalide)
Berekening :

Enkel brutoloon laatste 5j

Wordt beschouwd als ‘uitgesteld loon’

Geen onderscheid gezin – alleenstaande

Pensioen < 75% loon dat als grondslag heeft gediend voor berekening
Financiering : ≠ bijdragen, uit lopend budget in overheidsbegroting

Maar : bijdragen voor weduwepensioen
-
Pensioenbedrag : gunstiger dan voor andere werkenden
-
Perequatie : ambtenarenpensioenen stijgen als ambtenarenlonen stijgen
4) Vangnet van de sociale bijstand
-
Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)
-
Rechthebbenden :
-
-
-

Nooit tot professionele categorie behoord

Wel gewerkt, maar onvoldoende pensioenrechten
Voorwaarden :

Hoofdverblijfplaats in België (Vroeger : Belgische nationaliteit)

Min. 65j (geen uitzonderingen)

Geen of onvoldoende bestaansmiddelen (bij elke aanvraag : onderzoek)
Berekening :

Forfaitair bedrag

Afhankelijk van gezinssituatie
Financiering vanuit algemene middelen
9

Stijgende pensioenuitgaven
-
Oorzaken


Aanhoudende vergrijzing

Meer mensen op pensioengerechtigde leeftijd + langer uitbetalen

Minder mensen op beroepsactieve leeftijd + latere intrede op arbeidsmarkt
Rijpingsproces van pensioenen



eerst : forfaitaire lonen  Nu : feitelijke lonen (duurder)
Gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen

Eerst : positieve impact op evenwicht pensioenstelsel

Later : tweeverdieners 60%*2 > gezinspensioen 75%*1
Tewerkstelling in overheidsdiensten na oorlog sterk gegroeid


Berekening :
Deze ambtenaren gaan nu met pensioen, aantal overheidspensioenen stijgt
Vervroegde uittreding (vanaf midden jaren ’70)

Vervroegd pensioen : directe kost

Brugpensioen = jaren die men niet meer gewerkt heeft, maar uitkering
kreeg worden gelijkgesteld met gewerkte periode
 Gelijkgestelde jaren = uitgestelde kost
-
Oplossingen

Debat repartitie – kapitalisatie

Repartitie (werkenden voor gepensioneerden) : gevoelig aan demografische
verschuivingen en evoluties op arbeidsmarkt


Kapitalisatie (generatie voor eigen pensioen) : inflatie– en beleggingsrisico

Debat : publiek vs privaat
John Myles : economie van de vergrijzing (3 alternatieven)

Fixed Replacement Rate model (FRR) : Gaat uit van vast vervangingsratio :
 gepensioneerden hebben recht op bepaald % van het loon
 kost valt volledig op beroepsbevolking

Fixed Contribution Rate model (FCR)
 beroepsbevolking staat vast deel van inkomen af voor pensioenen :
uitkeringen zijn afhankelijk van bijdragen
 kost valt volledig op gepensioneerden

Fixed Relative Position model (Musgrave) : oplossing
 kost wordt gelijkmatig verdeeld over beide partijen
 uitkeringen en bijdragen worden bepaald volgens verhouding tussen
inkomen v/d actieven en uitkeringen v/d gepensioneerden

Zilverfonds : demografische reserve

Openbare instelling met rechtspersoonlijkheid

Doel : reserves aanleggen om in periode 2010-2030 extra uitgaven
wettelijke pensioenstelsels als gevolg v/d vergrijzing te betalen

Inkomsten : niet-fiscale ontvangsten, overschotten in sociale zekerheid,
eventuele begrotingsoverschotten

Uitdagingen op vlak van werkgelegenheidsbeleid

Eindeloopbaanproblematiek
10
 Lage gem. uittredingsleeftijd in België
 Lage activiteitsgraad van 55-plussers
 Vervroegde uittreding = cultuur- en generatiefenomeen

Ouders wns langer aan het werk : voordelen
 Bijdragekant : mogelijk pensioenen financieren
 Uitgavekant : voorkomen soc. uitsluiting door hogere uitkeringen

Privatisering van de pensioenen (2e en 3e pijler)

Aanvullende pensioenregelingen aanmoedigen

Discussie over pensioenpijlers = discussie over kapitalisatie – repartitie

Aanvullende pensioenen : ongelijkheden
 Geen individuele beslissing : hangt af van werkgever
 3e pijler : hogere inkomens = meer geld om opzij te zetten

Nieuwe wet voor aanvullende pensioenen (WAP) :
basis voor veralgemeende 2e pensioenpijler voor wns

Toekomst : stijgende pensioenuitgaven

Demografische evolutie

Belangrijkste voorwaarde : economische groei

Randvoorwaarden : afbouw staatsschuld en opdrijven activiteitsratio
 Conclusie : evenwicht ≠ mogelijk
4.



Ouderen en zorg
Zelfzorg
-
Ouderen dragen in grote mate zorg voor zichzelf
-
Vrouwen doen meer aan zelfzorg dan mannen
-
Alleenwonenden : zelfde graad zelfzorgzaamheid mannen en vrouwen
-
Hoe ouder, hoe minder zelfredzaam
Mantelzorg : zorg gegeven aan hulpbehoevende door 1 of meerdere mensen uit omgeving
-
= Niet-medische hulp
-
Partner en/of kinderen = voornaamste hulpverlener
-
Door maatschappelijke ontwikkelingen daalt zorg vanuit mantelnetwerk

Meer bejaarden = meer hulpbehoevenden

Veel hulpverleners zijn zelf bejaard (partner = voornaamste hulpverlener)

Daling aantal kinderen per gezin

Gestegen arbeidsparticipatie vrouwen (minder vrouwen om zorg op zich te nemen)
Professionele zorg
-
Informele > formele zorg
-
Vnl. complexere en intensievere zorgtaken
-
Mantelzorg : kortere tijd hulp nodig
Professionele zorg : langere tijd/permanent hulp nodig  minder hulp directe omgeving
11

Intramurele of extramurele zorg
-
-
Ouderen verkiezen thuiszorg : ontwikkeling extramurele voorzieningen

Gezins- en bejaardenhulp

Specifieke huisvesting (serviceflats en wooncomplexen met dienstverlening)

Semimurale of transmurale voorzieningen (dag- en nachtopvang)
Bejaardendecreet van de Vlaamse gemeenschap (1985)

-
Rusthuis = laatste keuze, enkel als zelfstandige huisvesting onmogelijk is
Grote nood aan intramurale voorzieningen

Intramurale zorg = tijdelijke/definitieve opname in zorginstelling

2 soorten instellingen voor ouderen

Rustoorden voor bejaarden (ROB) : Collectieve woonst met vereiste
huishoudelijke verzorging

Rust- en verzorgingsthuis (RVT) : Voor bejaarden met langdurige
aandoening, die sterk afhankelijk zijn van derden (fysiek en/of psychisch)

Criteria voor opname in rusthuis omgekeerd

Eerst : bejaarde in goede gezondheid

Sinds bejaardendecreet :
 Hulpbehoevenden (zelfstandige huisvesting onmogelijk) : rusthuis
 Minder zorgbehoevenden : thuiszorg (met tussenschakels)



Aandeel bejaarden in rusthuis stijgt met de leeftijd

Rusthuis = hoge verblijfskost : 1/3 bejaarden in thuis ontvangt financiële steun
Ouderen als zorgverleners
-
Zorgen voor kinderen en kleinkinderen
-
Zorgen voor (hoogbejaarde) ouders en schoonouders in leven
Vergrijzing (ook) een probleem voor zorg ?
-
Betaalbaarheidsprobleem :

Vlaamse zorgverzekering (2001)

= Gehele/gedeeltelijke dekking kosten niet-medische zorg door
professionelen of mantelzorgers

-
Betaald door bijdragen van alle Vlaamse inwoners ≥ 25j
Tekort aan zorgverleners
12
Download