Samenleving : Deel 1 : De Samenleving als gemeenschap Hoofdstuk 1: Primaire relaties Emancipatie veranderingen ivm opvattingen over seksualiteit, huwelijk en gezin betekenisverandering van het huwelijk vruchtbaarheid niet-traditionele leefvormen 1. Primaire relaties in cijfers 1. Huishoudens en gezinnen - Huishouden = 1 persoon alleen, of meerdere personen (al dan niet familie) in 1 woning - aantal huishoudens gestegen, aantal personen binnen huishouden gedaald Huishoudtypes (private gezinnen tov collectieve huishoudens) - Stijging aantal alleenwonenden - Stijging aantal huishoudens met 1 familiekern - Meer echtparen zonder kinderen Meer eenoudergezinnen Daling aantal huishouden met > 1 familiekern Gezinsindividualisering : afnemen in- en samenwoning ouders en gehuwde kinderen Gezinsverdunning : kleiner wordende gezinsomvang Aantal huishoudleden - - 2. Stijging aantal alleenwonenden Daling huwelijksbereidheid Stijging aantal echtscheidingen Daling hertrouwintensiteit Algemene voorkeur voor zelfstandig wonen (vooral bij jongeren) Daling aantal huishoudens met ≥ 5 leden Daling vruchtbaarheid Gezinsindividualisering Ideale gezin : (gehuwd) koppel met 2 kinderen Huwelijkssluitingen Brutohuwelijkscijfer (= aantal huwelijkssluitingen per 1000 inwoners in 1 kalenderjaar) - Daling - Verschillen tussen Belgische gewesten - Opkomst homohuwelijk - Daling hertrouwintensiteit (verweduwden en gescheidenen) 1 3. Echtscheidingen Oorzaken - Versoepeling van de wetgeving op echtscheidingen (inhaalbeweging) - Materiële condities Toename tewerkstelling vrouwen Grotere economische zelfstandigheid - Daling huwelijksvruchtbaarheid (minder kinderen = minder weerstand) - Mentaliteitsverandering (meer sociaal aanvaard) - Toename sociale zichtbaarheid Verschuiving in de gronden waarop echtscheiding wordt aanvaard : wetgeving Voor 1 september 2007 Na 1 september 2007 Echtscheiding door onderlinge toestemming Echtscheiding door onderlinge toestemming Wat? Wat? Beide echtgenoten beslissen samen Beide regelen aspecten en gevolgen Zelfde als voorheen (kinderen + vermogen) Voorwaarden? Voorwaarden? Na 2 j huwelijk Ook na < 2 j huwelijk Beide min 20 j Beide min 20 j Echtscheiding op grond van feiten (fouten) Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EEO) Wat? Wat? Aantonen dat partner fout heeft begaan : Overspel Gewelddadig gedrag Mishandeling Grove beledigingen Als voortzetting of hervatting van samenleven door ontwrichting onmogelijk is geworden Voorwaarden? > 6 maanden feitelijk gescheiden zijn Echtscheiding op grond van feitelijke scheiding Wat? en fout moet niet worden aangetoond, vermoeden Aanvraag door 1 v/d partners > 1 j feitelijk gescheiden zijn Partners leven wegens meningsverschillen bewust niet meer samen, bewijs feitelijke scheiding volstaat Gezamenlijke aanvraag : Fout of schuld enkel rol bij toekenning alimentatie van schuld ligt wel bij diegene die het aanvraagt - Stijging echtscheiding door onderlinge toestemming - Daling echtscheiding op grond van feiten (voor 1/9/2007) - Huwelijken die vandaag worden afgesloten : 1/3 tot ¼ zal scheiden Hoe recenter het huwelijk, hoe groter de kans op echtscheiding 2 Gevolgen 4. - Kwantitatief : meer huishoudens - Kwalitatief : meer mensen met gezinsverleden - Individueel : onstabiele levensloop - Voor gescheidenen zelf - Voor derden (vnl. kinderen) Ongehuwd samenwonen Betekenis kan sterk verschillen - Alternatief voor huwelijk - Pre-maritaal : voorbereiding op huwelijk - Post-maritaal : na echtscheiding of verweduwing = Huishouden dat geen familiekern vormt, door niet officieel geregistreerd - Tenzij samenlevingscontract - Tenzij wettelijk samenwonend (sinds 2000) : contract (notaris) voorleggen aan ambtenaar Verschillen tussen gewesten Cijfers : NEGO-enquête (CBGS), obv rijksregistergegevens (anders moeilijk te achterhalen) 5. - Stijging aantal pre-maritaal ongehuwd samenwonenden - Kenmerken : 25 tot 29 j Geen indicaties voor vervanging huwelijk door ongehuwd samenwonen Vruchtbaarheid België : daling Leeftijdsspecifiek vruchtbaarheidscijfer (LVC) = gemiddeld aantal kinderen per vrouw als ze gedurende haar hele leven vruchtbaar zou zijn = 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑔𝑒𝑏𝑜𝑜𝑟𝑡𝑒𝑛 𝑖𝑛 1 𝑗 𝑏𝑖𝑗 𝑣𝑟𝑜𝑢𝑤𝑒𝑛 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 15 𝑒𝑛 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑟𝑜𝑢𝑤𝑒𝑛 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 15 𝑒𝑛 Totaal vruchtbaarheidscijfer (TVC) Vervangingsniveau : 45 𝑗 50 45 𝑗 50 = som van 30/35 LVC’s - Wanneer vrouwen gem. precies genoeg dochters krijgen om zichzelf te vervangen - Vervanging volledig gewaarborgd als : - 2,1 kinderen per vrouw, want 105 jongens voor 100 meisjes 205 kinderen voor 100 vrouwen, maar 3% sterfte, dus 208 kinderen nodig Daling vruchtbaarheidscijfer in België : niet halen vervangingsniveau 3 Denataliteit : aantal geboorten zit onder vervangingsniveau - Daling geboortecijfers vanaf 19e eeuw - Babyboom na WOII : korte onderbreking laatste fase demografische transitie Demografische transitie : Overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage cijfers Vermoedens voor verdere daling geboortecijfers, maar toekomstige nataliteit blijft onzeker Buitenechtelijke geboorten : sterke stijging België : toename ontkoppeling tussen huwelijk en vruchtbaarheid 2. Sociaalwetenschappelijke duiding 1. Interpretatiekader : Veruitwendiging veranderingen op vlak van primaire relaties Centrale principes kenmerkend voor westerse industriële samenlevingen : - Economische groei - Individualisering : opkomst van andere motieven - Persoonlijke ontplooiing Meer vrijheid en zelfstandigheid tov partner Openheid Bestaansrecht zolang aan persoonlijke behoeften wordt tegemoetgekomen Pluriformiteit : verleent legitimiteit aan die motieven Waarden en normen verliezen betekenis Minder vastomlijnde rolmodellen (eigen inzichten) Afspraken na onderhandeling Algemene kadernormen ter regulering (van procedure, niet van inhoud) Machtsverschillen tussen mannen en vrouwen - Verkleining van machtsverschillen tussen mannen en vrouwen (door individualisering en pluriformiteit) : Onderhandelingsproces : consensus over doelstellingen en voorkeuren partners Minder bepaling identiteit van vrouw door partner Erkenning zelfbepalingsrecht vrouw, man staat deel van macht af Seksualiteit - Seksualiteit = minder taboe (door individualisering en pluriformiteit) Meer aanvaard als normale, positief te waarderen behoefte Opkomst anticonceptiemiddelen Waarde-verschuiving : van functionele naar plezierbeleving Beleving minder gekoppeld aan huwelijk 4 Relaties ouders-kinderen - Verschuiving machtsverhoudingen : kinderen meer zeggenschap en zelfstandigheid - Opvoedingsstijl meer democratisch - Gezag ouders ≠ vanzelfsprekend door argumentatie verworven - Beperkingen in machtuitoefening door ouders 3. Besluit : van een ‘burgerlijk’ relatietype naar een ‘partnerschaps’-relatietype Definitie relatietype : Karakteristieke constellatie (stand van zaken) van samenhangende kenmerken, herkenbaar in relaties, betreffende gehuldigde opvattingen, idealen, normen en verwachtingen, houdingen, morele noties en gedragsnormen ten aanzien v/e aantal nader te definiëren aspecten of dimensies v/e relatie Verschuiving van burgerlijk relatietype naar partnerschaps-relatietype Burgerlijk huwelijkstype Partnerschapstype e Sinds 18 eeuw Sinds jaren ‘60 Huwelijk = ideaal Persoonlijke vrijheid Zelfstandigheid Huwelijk = onverbreekbaar Tijdelijk contract Koppeling huwelijk-voortplanting-seks Ontkoppeling huwelijk-voortplanting-seks Strikte rolverdeling Gelijkwaardigheid Verdringing en lustbeleving Plezierbeleving Basisoriëntaties : Hecht gezinsleven Basisoriëntaties : Behoud van individualiteit en eenheid van optreden en kameraadschappelijkheid Explicitering : Meer reflecteren over aspecten v/d relatie die voorheen vanzelfsprekend waren Kanttekeningen - Afbrokkeling van traditioneel huwelijk mag niet overdreven worden - Veel relaties zijn burgerlijk (slechts enkele partnerschaps-relaties) Bewustzijn dat andere relatie mogelijk is ≠ gedraging ernaar Mogelijkheid : combinatie van beide types Afbraak burgerlijke relatiecultuur : vooral in hogere sociale milieus Grotere gevoeligheid voor vernieuwing Betere communicatieve vaardigheden Maatschappelijke positie : biedt meer mogelijkheid tot reflectie en bewustwording Meer financiële middelen = minder afhankelijk van relatie 5 Hoofdstuk 2: Leven in een ouder wordende samenleving 1. De (toekomstige) vergrijsde samenleving Demografisch portret - Demografische vergrijzing : toenemend aantal ouderen (60+) in bevolking - Vanaf 2010 : naoorlogse babyboomers 60+ - Opvallende toename hoogbejaarden (80+) - Bevolkingsveroudering vnl. in meer ontwikkelde landen Verouderingstendensen in 2 transities (overgangsperiodes) Eerste demografische transitie Tweede demografische transitie Eerste industriële revolutie (+/- parallel) Naoorlogse periode Bevolkingsgroei : hoge vruchtbaarheid, Babyboom : tijdelijke heropleving v/d vruchtbaarheid daling kindersterfte tussen 1946 en 1965 Verstedelijking : daling vruchtbaarheid Bevolkingsaantal neemt toe in mindere mate (Geleidelijke daling bevolkingscijfer) Einde jaren ’30 : stagnatie bevolkingsgroei Mondiale ontwikkeling : (geboortecijfers = sterftecijfers) transitie in alle westerse landen, aanzet in ontwikkelingslanden Oorzaken van bevolkingsveroudering Probleem : aandeel ouderen afhankelijk van aanwezigheid kinderen en jongeren Totaal Vruchtbaarheidscijfer (TVC) voor meting Geboortecijfer = nataliteit : weergave aantal geboorten per 1000 inwoners over 1 j Vervangingsniveau = vervanging van generaties bij 2.1 kinderen per vrouw Ontgroening = vermindering v/h aantal jongeren door geboortedaling (lasten stijgen, en drukken op krimpende actieve bevolking) A. - - Dalende vruchtbaarheid Ontgroening als gevolg van culturele factoren Zelfontplooiing en emancipatie vrouw Anticonceptie en later huwen Ontgroening als gevolg van economische factoren - Toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen Nataliteitspolitiek : de oplossing ? Kortere arbeidsduur Sociale zekerheid en kinderopvang Financiële tegemoetkoming voor grote gezinnen Weinig impact 6 B. - Langere levensverwachting Gem. levensverwachting : statistische index die gem. aantal jaren weergeeft dat mensen v/e bep. leeftijd nog te leven zullen hebben, indien sterftecijfers v/h moment blijven voortduren - Ouderen : geen homogene groep Verschillen in opleiding, tewerkstelling en gezinsontwikkeling Verschillen in leeftijd : vergrijzing binnen de vergrijzing : oudste groep wordt steeds groter, in aantallen en aandelen - Babyboomers op pensioen : vanaf 2010 : een oma/opaboom - Uitstel van sterfte : een succes Verbeterde levensomstandigheden Vooruitgang van geneeskunde Betere gezondheidsvoorzieningen en hygiëne C. Migratie - Migratiesaldo = verschil tussen aantal immigranten en emigranten - Immigratie kan bijdragen tot bevolkingsverjonging, maar dan moet 30.000 per jaar Immigratiebeleid ≠ realistisch Immigranten worden ook ouder Immigranten passen vruchtbaarheidsgedrag aan nieuw land aan (binnen 1 generatie) 2. Uitdagingen van een vergrijsde samenleving - Houdbaarheid verzekeringssysteem in gevaar - Actieve bevolking : steeds meer ouderen, steeds langer onderhouden - Vergrijzing binnen vergrijzing : verhoogde mantelzorg en sterk stijgende nood aan hulp - Sociale vraagstukken (vb. armoede, risico op marginalisering en uitsluiting bejaarden) Uitdagingen in cijfers - Verouderingsratio’s Vergrijzingscoëfficiënt = ouderdomscoëfficiënt : Intensiteit van de vergrijzing : 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 80 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠 Afhankelijkheidsindex = Pensioenlastenindex : 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 60 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑜𝑢𝑑𝑒𝑟𝑒𝑛 (60+) 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑗𝑜𝑛𝑔𝑒𝑟𝑒𝑛 (19−) × 100 × 100 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 60 𝑝𝑙𝑢𝑠𝑠𝑒𝑟𝑠 × 100 𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔 𝑜𝑝 𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑 (20 − 59𝑗) - Vergrijzing van de beroepsbevolking : 𝑜𝑢𝑑𝑠𝑡𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑𝑠𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝 (40−59𝑗) 𝑗𝑜𝑛𝑔𝑒𝑟𝑒 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑𝑠𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝 (20−39 𝑗) × 100 Bevolkingspiramide : grafische voorstelling van bevolking ingedeeld in leeftijdscategorieën ‘natuurlijke’ vorm bevolkingsstructuur = piramidaal (elke leeftijdsklasse in staat om te zorgen voor voorgaande leeftijdsklasse) Geen piramide meer : Basis versmald : dalend aantal geboorten Top verbreed : groter aantal ouderen 7 Een aantrekkelijke oude dag - 3. Nadruk op actief en zelfstandig ouder worden : Pensioen ≠ begin van het einde Pensioen = begin van nieuw leven - Wens om baas te zijn over eigen leven : angst voor afhankelijkheid van derden - Relatief welvarende oude dag (enkel meerderheid) Toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen Belgische pensioenlandschap - Theorie v/d 3 pijlers 1e pijler : wettelijke pensioenen (inkomensgarantie) 2e en 3e pijler : private instituties (initiatief bij individu), onrechtstreekse tussenkomst onderneming 3e pijler •Vrijwillig •Belastingsincentives 2e pijler •Beroepsgebonden •CAO's 1e pijler •Wettelijk •Wn, zelfst., ambt., IGO 1e pijler 1) Werknemersstelsel - Verplicht - 3 voorwaarden - Pensioenleeftijd (65j) Beroepsactiviteiten gestopt (rustpensioen) In België verblijven Uitzondering - Vervroegd pensioen vanaf 60j, indien loopbaan van 35j Berekening Loopbaan : periodes van effectieve tewerkstelling en gelijkgestelde periodes Loopbaanbreuk : 1/45 : wordt toegepast op het loon van elk loopbaanjaar Loon : geherwaardeerd en geplafonneerd Onderscheid tussen pensioen als alleenstaande en gezinspensioen Gezinspensioen : 75% (als partner geen arbeids- of vervangingsinkomen) Pensioen voor alleenstaande : 60% (alle anderen) 8 - Repartitie : huidige gepensioneerden worden gefinancierd door huidige actieven - Oorspronkelijk : sterke aanleuning bij concept v/d sociale verzekering Maatregelen : uitholling verzekeringsbeginsel Loongrenzen forfaitair basispensioen Gewaarborgd minimumpensioen Inkomsten bestaan vnl. uit bijdragen en overheidstoelagen 2) Pensioenstelsel der zelfstandigen - Verplicht - Rechthebbend : zelfstandigen en helpers - Zelfde 3 basisvoorwaarden en uitzonderingen als werknemersstelsel - Berekening : vergelijkbaar wn - Repartitie - Financiering door bijdragen Lagere bijdragen dan wn en wg : lager pensioen (minimum) 3) Stelsel van de openbare sector (ambtenarenpensioen) - Verplicht - Rechthebbend : statutaire ambtenaren na 5j dienst - - Ten vroegste opnemen vanaf 60j Indien arbeidsongeschikt verklaard (ipv invalide) Berekening : Enkel brutoloon laatste 5j Wordt beschouwd als ‘uitgesteld loon’ Geen onderscheid gezin – alleenstaande Pensioen < 75% loon dat als grondslag heeft gediend voor berekening Financiering : ≠ bijdragen, uit lopend budget in overheidsbegroting Maar : bijdragen voor weduwepensioen - Pensioenbedrag : gunstiger dan voor andere werkenden - Perequatie : ambtenarenpensioenen stijgen als ambtenarenlonen stijgen 4) Vangnet van de sociale bijstand - Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) - Rechthebbenden : - - - Nooit tot professionele categorie behoord Wel gewerkt, maar onvoldoende pensioenrechten Voorwaarden : Hoofdverblijfplaats in België (Vroeger : Belgische nationaliteit) Min. 65j (geen uitzonderingen) Geen of onvoldoende bestaansmiddelen (bij elke aanvraag : onderzoek) Berekening : Forfaitair bedrag Afhankelijk van gezinssituatie Financiering vanuit algemene middelen 9 Stijgende pensioenuitgaven - Oorzaken Aanhoudende vergrijzing Meer mensen op pensioengerechtigde leeftijd + langer uitbetalen Minder mensen op beroepsactieve leeftijd + latere intrede op arbeidsmarkt Rijpingsproces van pensioenen eerst : forfaitaire lonen Nu : feitelijke lonen (duurder) Gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen Eerst : positieve impact op evenwicht pensioenstelsel Later : tweeverdieners 60%*2 > gezinspensioen 75%*1 Tewerkstelling in overheidsdiensten na oorlog sterk gegroeid Berekening : Deze ambtenaren gaan nu met pensioen, aantal overheidspensioenen stijgt Vervroegde uittreding (vanaf midden jaren ’70) Vervroegd pensioen : directe kost Brugpensioen = jaren die men niet meer gewerkt heeft, maar uitkering kreeg worden gelijkgesteld met gewerkte periode Gelijkgestelde jaren = uitgestelde kost - Oplossingen Debat repartitie – kapitalisatie Repartitie (werkenden voor gepensioneerden) : gevoelig aan demografische verschuivingen en evoluties op arbeidsmarkt Kapitalisatie (generatie voor eigen pensioen) : inflatie– en beleggingsrisico Debat : publiek vs privaat John Myles : economie van de vergrijzing (3 alternatieven) Fixed Replacement Rate model (FRR) : Gaat uit van vast vervangingsratio : gepensioneerden hebben recht op bepaald % van het loon kost valt volledig op beroepsbevolking Fixed Contribution Rate model (FCR) beroepsbevolking staat vast deel van inkomen af voor pensioenen : uitkeringen zijn afhankelijk van bijdragen kost valt volledig op gepensioneerden Fixed Relative Position model (Musgrave) : oplossing kost wordt gelijkmatig verdeeld over beide partijen uitkeringen en bijdragen worden bepaald volgens verhouding tussen inkomen v/d actieven en uitkeringen v/d gepensioneerden Zilverfonds : demografische reserve Openbare instelling met rechtspersoonlijkheid Doel : reserves aanleggen om in periode 2010-2030 extra uitgaven wettelijke pensioenstelsels als gevolg v/d vergrijzing te betalen Inkomsten : niet-fiscale ontvangsten, overschotten in sociale zekerheid, eventuele begrotingsoverschotten Uitdagingen op vlak van werkgelegenheidsbeleid Eindeloopbaanproblematiek 10 Lage gem. uittredingsleeftijd in België Lage activiteitsgraad van 55-plussers Vervroegde uittreding = cultuur- en generatiefenomeen Ouders wns langer aan het werk : voordelen Bijdragekant : mogelijk pensioenen financieren Uitgavekant : voorkomen soc. uitsluiting door hogere uitkeringen Privatisering van de pensioenen (2e en 3e pijler) Aanvullende pensioenregelingen aanmoedigen Discussie over pensioenpijlers = discussie over kapitalisatie – repartitie Aanvullende pensioenen : ongelijkheden Geen individuele beslissing : hangt af van werkgever 3e pijler : hogere inkomens = meer geld om opzij te zetten Nieuwe wet voor aanvullende pensioenen (WAP) : basis voor veralgemeende 2e pensioenpijler voor wns Toekomst : stijgende pensioenuitgaven Demografische evolutie Belangrijkste voorwaarde : economische groei Randvoorwaarden : afbouw staatsschuld en opdrijven activiteitsratio Conclusie : evenwicht ≠ mogelijk 4. Ouderen en zorg Zelfzorg - Ouderen dragen in grote mate zorg voor zichzelf - Vrouwen doen meer aan zelfzorg dan mannen - Alleenwonenden : zelfde graad zelfzorgzaamheid mannen en vrouwen - Hoe ouder, hoe minder zelfredzaam Mantelzorg : zorg gegeven aan hulpbehoevende door 1 of meerdere mensen uit omgeving - = Niet-medische hulp - Partner en/of kinderen = voornaamste hulpverlener - Door maatschappelijke ontwikkelingen daalt zorg vanuit mantelnetwerk Meer bejaarden = meer hulpbehoevenden Veel hulpverleners zijn zelf bejaard (partner = voornaamste hulpverlener) Daling aantal kinderen per gezin Gestegen arbeidsparticipatie vrouwen (minder vrouwen om zorg op zich te nemen) Professionele zorg - Informele > formele zorg - Vnl. complexere en intensievere zorgtaken - Mantelzorg : kortere tijd hulp nodig Professionele zorg : langere tijd/permanent hulp nodig minder hulp directe omgeving 11 Intramurele of extramurele zorg - - Ouderen verkiezen thuiszorg : ontwikkeling extramurele voorzieningen Gezins- en bejaardenhulp Specifieke huisvesting (serviceflats en wooncomplexen met dienstverlening) Semimurale of transmurale voorzieningen (dag- en nachtopvang) Bejaardendecreet van de Vlaamse gemeenschap (1985) - Rusthuis = laatste keuze, enkel als zelfstandige huisvesting onmogelijk is Grote nood aan intramurale voorzieningen Intramurale zorg = tijdelijke/definitieve opname in zorginstelling 2 soorten instellingen voor ouderen Rustoorden voor bejaarden (ROB) : Collectieve woonst met vereiste huishoudelijke verzorging Rust- en verzorgingsthuis (RVT) : Voor bejaarden met langdurige aandoening, die sterk afhankelijk zijn van derden (fysiek en/of psychisch) Criteria voor opname in rusthuis omgekeerd Eerst : bejaarde in goede gezondheid Sinds bejaardendecreet : Hulpbehoevenden (zelfstandige huisvesting onmogelijk) : rusthuis Minder zorgbehoevenden : thuiszorg (met tussenschakels) Aandeel bejaarden in rusthuis stijgt met de leeftijd Rusthuis = hoge verblijfskost : 1/3 bejaarden in thuis ontvangt financiële steun Ouderen als zorgverleners - Zorgen voor kinderen en kleinkinderen - Zorgen voor (hoogbejaarde) ouders en schoonouders in leven Vergrijzing (ook) een probleem voor zorg ? - Betaalbaarheidsprobleem : Vlaamse zorgverzekering (2001) = Gehele/gedeeltelijke dekking kosten niet-medische zorg door professionelen of mantelzorgers - Betaald door bijdragen van alle Vlaamse inwoners ≥ 25j Tekort aan zorgverleners 12