Handleiding voor de leerkracht Aflevering 15 Vrijdag 10 & 17 januari 2014 Pantsers 1 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • dat gewervelde dieren hun skelet aan de binnenkant hebben; • dat dieren als schildpadden en krabben een pantser aan de buitenkant hebben; • waarom dieren een pantser nodig hebben; • waar sommige pantsers van gemaakt zijn. Sluit aan bij kerndoel: 40 en 41. Lesverloop VOOR HET KIJKEN Neem een (fiets-, motor-, bouw-) helm mee naar school. En als u direct de aandacht wilt: zet die op terwijl u het onderwerp ‘pantsers’ introduceert. Wat is kenmerkend voor een helm in vergelijking met bijvoorbeeld een muts of een pet? (een helm is hard) Waarvoor dient een helm? (bescherming) Wat is een ander woord voor pantser? Hint: denk aan een ridder. (harnas) Wat is kenmerkend aan een pantser? (stevig, zit aan de buitenkant). Een mens heeft harde delen aan de binnenkant. Hoe noem je die? (botten, samen: het skelet) Heeft een mens ook harde delen aan de buitenkant? (ja: nagels). Zouden er ook dieren zijn met pantsers? Dat komt aan de orde in het tv-programma. HET TV-PROGRAMMA Mensen hebben een skelet aan de binnenkant. Net zoals de meeste andere dieren met haren. Ook vogels, reptielen en amfibieën hebben dat. Maar je kunt je skelet ook aan de buitenkant maken. Zoals bijvoorbeeld schildpadden, krabben en veel insecten. Dan heb je een schild of een pantser. Wat is nou eigenlijk een goed pantser? Tom en Yannick onderzoeken verschillende pantsers en hun eigenschappen. NA HET KIJKEN In het tv-programma hebben de kinderen kennisgemaakt met allerlei gepantserde dieren. Kijk welke ze nog kunnen noemen. Maak een lijstje op het bord. Laat de kinderen ook iets vertellen over het pantser. Hoe ziet het eruit? Welk deel van het lichaam wordt erdoor bedekt? Laat de kinderen nog meer gepantserde dieren verzinnen. Waarschijnlijk komen ze een aantal hiervan straks ook in het leerlingenblad tegen. Een discutabel geval is de Indische neushoorn, ook wel ‘pantserneushoorn’ genoemd. Dit dier lijkt bepantserd met stalen platen, inclusief ‘klinknagels’. Hij heeft wel een dikke huid, maar die is toch niet echt hard. Het leerlingenblad Pagina 3/4 Op de openingsfoto staat een indrukwekkend gepantserd dier: de reuzenschildpad. Schildpadden hebben een bijzonder skelet. De ribben zijn verbreed en met elkaar en met een groot deel van de rugwervels vergroeid. Rondom die benige doos zitten vergroeide hoornschubben. Dit geheel vormt een stevig pantser rondom het lichaam. De poten, staart en kop steken erdoor naar buiten maar kunnen bij gevaar grotendeels naar binnen worden teruggetrokken. Het zware pantser eist wel zijn tol: landschildpadden zijn geen snelheidsduivels. Overigens zitten er tussen het bot en de hoornlaag wel bloedvaten. Zeeschildpadden hebben niet zo’n sterk pantser nodig. Bij sommige zeeschildpadden is de hoornlaag zo dun dat je je nagel er door kunt drukken. De wond kan zich daarna wel weer herstellen. Ook is het pantser van zeeschildpadden afgeplat om het dier een betere stroomlijn te geven. Zeeschildpadden zijn daardoor juist de snelste reptielen: de snelste haalt in het water 35 km/uur. GROEP 5 (6) 2 OPDRACHT | BLOTE RIDDERS GROEP De pantsers van deze dieren zijn realistisch getekend, maar hoe de dieren er zonder pantser uit zouden zien is gefantaseerd. In werkelijkheid vormen de pantsers een deel van het lichaam en zijn ermee vergroeid. U kunt de kinderen daar nog op wijzen. Van de afgebeelde dieren is alleen de krab in staat zonder schade uit zijn pantser te kruipen. In de introductietekst (pagina 3) komt dat aan de orde. (5) 6 h a r n a s Pagina 5 OPDRACHT | PANTSERS KLEUREN Een kleurplaat inkleuren is makkelijk maar bij deze opdracht is het toch heel wat lastiger. Waarschijnlijk moeten de leerlingen van groep 5 hier wel wat hulp bij krijgen. De scharnieren zijn wat breder getekend dan ze in werkelijkheid zijn om het inkleuren te vergemakkelijken. Bij het gordeldier zijn ze eigenlijk alleen goed te zien in opgerolde toestand. Bij de krab hebben we ervoor gekozen de voelsprieten en de ogen groen te kleuren, maar eigenlijk hebben ook deze delen wel een stevige buitenkant dus geel is ook te verdedigen. geel (hard) groen (zacht) rood (scharnier) geel (hard) groen (zacht) rood (scharnier) De afgebeelde dieren zijn de strandkrab en het driebandgordeldier: een andere soort dan het bekendere zevenbandgordeldier uit de eerste opdracht. Het driebandgordeldier is de mascotte van het wereldkampioenschap voetbal 2014. Heel toepasselijk want dit Braziliaanse dier rolt zich bij gevaar tot een bal op. Via het Nieuws? Uit de natuur!-bordboek kunt u van deze gepantserde dieren een clipje laten zien. Extra PANTSERBEESTJES MAKEN Met halve walnootschillen kun je leuke schildpadjes knutselen. Maak een lijfje met staart, poten en kop van stevig papier en plak de notendop op de rug. Daarna oogjes en andere details erop schilderen. Met andere materialen en wat fantasie kunt u de kinderen ook allerlei andere gepantserde dieren laten maken: kevers, slakken, krabben en andere dieren die in het tv-programma en het leerlingenblad voorbijgekomen zijn. Tip voor het schubdier: een sparrenkegel. Handleiding voor de leerkracht Aflevering 16 Vrijdag 17 & 24 januari 2014 Poten 3 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • waarom de mens op twee benen is gaan lopen; • welke aanpassingen er komen kijken bij het op twee benen lopen; • dat landdieren zijn ontstaan uit dieren die in de zee leefden; • verschillende soorten poten te herkennen. Sluit aan bij kerndoel: 40 en 41. aanleiding hiervan kunt u een klassengesprek houden met vragen als: zou het niet handig zijn als we wielen aan onze benen hadden? Wat gaat makkelijker, hinkelen of lopen? Op twee benen lopen of op handen en voeten? Praat over vooren nadelen van wielen (voordeel: sneller, minder moeite; nadeel: werkt alleen op egale, harde ondergrond) en van meer of minder ‘pootjes’. Dat brengt het gesprek vanzelf op dieren met meer (duizend?!) poten. HET TV-PROGRAMMA Lesverloop VOOR HET KIJKEN Om de aandacht te trekken kunt u als introductie met een stepje de klas in rijden. Heeft u geen step bij de hand, kom dan hinkelend binnen. Naar Niet alle dieren lopen op twee poten zoals wij mensen. Sterker nog, de meeste dieren lopen op vier poten. Of op 6, 8 of zelfs 42. Waarom loopt de mens eigenlijk op twee poten? Het is namelijk nog best lastig. En waarom hebben we eigenlijk poten en geen wielen, dat is toch veel handiger? Tom en Yannick gaan op bezoek bij een heuse robotbouwer. Daar komen ze er pas echt achter hoe moeilijk dat op twee poten lopen eigenlijk is. En ze doen een wedstrijd met een bijzondere tweevoeter. NA HET KIJKEN In het tv-programma hebben de kinderen verschillende veelpoters voorbij zien komen. Maak na het kijken samen een beperkt overzichtje van verschillende dieren (of beter: diergroepen) met meer dan 4 poten: insecten (6), spinnen (8), krabben (10) en dieren met nog meer poten (sommige kreeftachtigen zoals de pissebed en uiteraard de duizend- en miljoenpoten). Een leuke activiteit hierna of helemaal na afloop is om de kinderen veelpoters te laten knutselen met kurken, cocktailprikkers en andere materialen. Het mag met fantasie maar het aantal pootjes moet wel kloppen. Het leerlingenblad Pagina 6/7 De kleine, vrijstaande foto op deze pagina is een dier dat de meeste leerlingen wel kennen: een pissebed. Maar dat dit beestje tot de kreeften behoort zullen ze waarschijnlijk niet weten. Pissebedden ademen ook met kieuwen en kunnen alleen in vochtige plaatsen leven. En ze hebben zeven paar pootjes, meer dus dan een insect of een spin. Het dier op de grote foto is minder bekend. Het is een miljoenpoot. In ons land komen ongeveer 50 soorten voor maar die vallen niet erg op. Ze zijn tussen de 4 en 30 mm lang en leven teruggetrokken in strooisel of vermolmd hout. Sommige daarvan – de oprollers – lijken oppervlakkig gezien op een pissebed, tot je ze oppakt: dan rollen ze op tot een glad kogeltje. De oprollers zijn kort en hebben relatief weinig pootjes: rond de 15 paar. De meeste van de 12.000 soorten leven in de tropen. Daar komen soorten voor van 8 cm lang met tot wel 750 poten. Geen miljoen maar toch indrukwekkend. Anders dan duizendpoten hebben miljoenpoten per segment (ring) twee paar poten, zijn ze meestal rolrond en eten ze vegetarisch: meestal rottende plantenresten. GROEP OPDRACHT | POOTJES GEVEN (5) 6 Over het aantal poten per dier hebben de kinderen tijdens het kijken naar het tv-programma en bij de introductie al kennis opgedaan, maar aan welk deel van het lichaam ze zijn aangehecht weten ze soms nog niet. Op zich is het ook niet erg als ze hier fouten mee maken. Het gaat er om dat ze er even bij stilstaan en uitgedaagd worden om plaatjes te zoeken – en liefst natuurlijk: een echte mier of spin – en daar gericht naar te kijken. Bij de duizend- en de miljoenpoot is het aantal te tekenen pootjes niet eenduidig. Voor de opdracht mag u ervan uitgaan dat de kinderen aan alle segmenten achter de kop één respectievelijk twee paar poten tekenen. Bij de opdracht komt dat bij de duizendpoot (12 segmenten) neer op 2 x 12 = 24 poten (waarvan 3 al getekend). De miljoenpoot (25 segmenten) krijgt 4 x 25 = 100 poten (waarvan 6 al getekend). In werkelijkheid zitten er bij de miljoenpoten aan de uiterste segmenten soms minder poten. GROEP 5, 6 4 OPDRACHT | POTIGE DIEREN Deze opdracht staat in het verlengde van de voorgaande. Hier kunnen de kinderen vanuit een specifiek geval (bijvoorbeeld de hond) een algemene conclusie trekken (in dat geval: zoogdieren). Hiervoor hoeven ze geen voorkennis te hebben, het blijkt vanzelf uit de opdracht. Het is wel goed om de opdracht nog na te bespreken zodat de vers verworven kennis beter aankomt. Onderstaand vindt u bij de dieren van de opdrachten nog wat meer informatie, toegespitst op de poten en de plaats daarvan aan het lichaam. Via het Nieuws? Uit de natuur!-bordboek kunt u van deze dieren clipjes laten zien. Informatie over de pissebed en de miljoenpoot vindt u eerder in deze handleiding in de toelichting bij de openingspagina. De hond staat model voor de zoogdieren. Vrijwel alle zoogdieren hebben vier poten. Walvissen en dolfijnen vormen een uitzondering. Bij deze zeezoogdieren zijn de achterpoten verdwenen en hebben de voorpoten de vorm van vinnen. Alle spinnen hebben acht poten. Ze zitten aangehecht aan het voorste deel van het lichaam (het kopborststuk). Voor aan de kop zitten wel wat kleine, beweeglijke uitsteeksels maar dat zijn geen poten. De zogenaamde spintepels achteraan het achterlijf zijn dat evenmin. De mier is een insect. Net als de meeste andere insecten is zijn lichaam opgebouwd uit drie delen: een kop, een borststuk en een achterlijf. De voor insecten kenmerkende zes pootjes zitten altijd aan het borststuk: het middelste deel dus. Bij veel insecten – ook vliegende mieren – zitten aan het borststuk ook één of twee paar vleugels. Aan de kop zitten voelsprieten. De krab hoort bij de tienpotigen: een groep kreeftachtigen die zoals de naam al aangeeft gekenmerkt wordt door het bezit van vijf paar poten. Het voorste paar is voorzien van scharen, de acht poten daar achter zijn looppoten. Als miljoenpoten al nooit duizend poten hebben, haalt een duizendpoot dat zeker niet. Rond de 15 paar is een normaal aantal voor deze snelvoetige rovers. In de tropen komen soorten voor die 30 cm lang worden met een stel gifkaken waarmee ze ook mensen pijnlijk kunnen bijten. hond mier spinnen krabben pissebedden duizendpoten miljoenpoot Extra VEELPOTERS ZOEKEN Deze tijd van het jaar is niet ideaal om op zoek te gaan naar veelpotige kriebelbeestjes, maar ze zijn er wel. Zeker tussen bladeren zitten nog wel pissebedden, spinnen, kevers, duizendpoten en miljoenpoten verborgen. Als je strooisel op een grove zeef op een bak legt met een lamp erboven, vluchten de beestjes naar onder en vallen in de bak. Daarna kunnen de kinderen ze bekijken en als het even kan: op naam brengen. Daarvoor zijn goede zoekkaarten beschikbaar, ontwikkeld door Veldwerk Nederland. De zoekkaart ‘bodemdiertjes’ mag op geen school ontbreken.