De Middeleeuwen Les 9 – De Islam en de Arabische wereld H6:§6:p117-8 1 600 700 – Dus van en naar Byzantijns gebied 500 • Mohammed een jonge handelaar kwam omstreeks 570 NC ter aarde • Trok mee/leidde handelskaravanen naar van Jemen, Palestina, Syrië en de Middellandse Zee 400 Begin van de islam • Komt in aanraking met verschillende culturen & geloven 1200 – De aartsengel Gabriel bezoekt hem in de nacht – Hij brengt Mohammed de boodschap het woord van Allah (God) te verspreiden; Mohammed wordt dan een (de) profeet 1100 • In 610 krijgt Mohammed zijn eerste openbaring 1000 • Tot dan toe hingen de Arabieren een polytheïstisch geloof aan 900 – Raakt gefascineerd door het Christendom en Jodendom – Ziet in deze geloven een middel om zijn verdeelde volk (Arabieren) te binden 1300 Openbaring 1 700 900 1000 1100 – Er ontstond een strijd tussen hen, Mohammed en zijn groeide gevolg/groep volgelingen – In 622 moest Mohammed zelf Mekka ontvluchten en kwam via een omweg in Medina aan waren al veel volgelingen waren de zogenaamde hedsjra. Hier begint begin islamitische jaartelling – Na een lange tijd triomfeerde Mohammed en vestigde zich weer in Mekka (630) waar hij twee jaar later stierf 600 De toenmalige machthebbers in Mekka moesten niets van Mohammed en zijn boodschap weten 500 • 400 Vlucht naar Medina 1200 1300 1 – Oorzaken 1100 1200 • Tot staan gebracht uiteindelijk in Poitier (732); midden in het Frankische Rijk Tot tweemaal toe trachtten de Arabieren Constantinopel te veroveren, maar dat mislukt 1000 • 900 • • (1) kracht van het woestijnleger (2) welkom zijn van de legers in veel steden (Byzantijnen en Persen stonden er niet goed op) (3) populariteit van het geloof (weerbaarheid / gelijkheid) (4) normale behandeling Joden en Christenen 700 • • 600 Na de dood van Mohammed zien we een snelle verovering van gebieden 500 • 400 Verspreiding van de islam 1300 1 – Oorzaak/reden 700 900 1000 1100 • Dan werden de genoemde restricties opgeheven • Grote mate van vrijheid onder de Arabische heersers • Inzet Joden/Christenen als bestuurders • Intrinsieke aantrekkingskracht van het geloof (weerbaarheid /gelijkheid) 600 – Geloven in veelgoderij werd verboden; onder dwang bekeerd – Joden en Christenen (mensen van hét boek) konden hun geloof behouden, maar kregen enkele restricties opgelegd • Velen bekeren zich tot de islam 500 • Bij de verovering van de gebied (lees: stad) ontvouwde zich telkens een zelfde patroon 400 Betrekkelijke verdraagzaamheid 1200 1300 1 400 Verspreiding tot ca 750 NC 500 600 Poitier 700 900 1000 1100 1200 1300 De vijf zuilen van de Islam 1. de geloofsbelijdenis: Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet Vijfmaal daags bidden 2. – – 3. 4. Geven van Aalmoezen Vasten in de maand van de Ramadan – 5. Richting Mekka Een maal per week naar de Moskee Verdieping in het geloof en aandacht voor de zwakkeren in de samenleving De hadj Islamitische Cultuur • Hoog beschaafd – Taal: Arabisch door het hele rijk • oorzaak: heilige boek, De Koran was in deze taal geschreven • De islam legde wetenschappelijk vooruitgang niets in de weg – In tegendeel, het werd gestimuleerd! • Bestudering klassieke cultuur – van alles, maar zeker allerlei grote schrijvers (o.a. Grieks én Romeins) • Wetenschap – – – – – – Geneeskunde (vb. het standaardwerk voor de anatomie geschreven) Wiskunde (vb. de uitvinding van het cijfer 0) Sterrenkunde Geografie Plantkunde Muziek • Irrigatiesystemen • Prachtige kunst – Bouwkunst, maar ook voorwerpen Islamitische Cultuur • Schakel tussen het Oosten en Westen – De kennis uit het Oosten (India, China, Byzantium) werd vertaald en doorgegeven aan het Westen (Europa) • Bijvoorbeeld: het getallensysteem, rekenkunde en alchemie (buskruit) (China & India) • Klassieke werken & bouwkunst (Byzantium) • Iberisch schiereiland ( El Andaluz,) األندلس – De culturele brug tussen het Islamitische rijk en het Europa van de middeleeuwen • Uitwisseling van mensen, kennis en ideeën Cultuur Bouwkunst Kaligrafie Arabisch, taal van de Koran Astronomie Huiswerk • Opdracht: Hoe werd Europa beïnvloed vanuit ‘het voorportaal van het paradijs?’ (HB, p133) (hoort eigenlijk bij § 6/7)