M41A presentaties lln soorten periode 3

advertisement
SOORTENKENNIS
M41A PERIODE 3
PRESENTATIES
LEERLINGEN 1
Toegepaste
biologie
M41
2016-2017
AKKERHOORNBLOEM
 HOOFDFOTO
KENMERKEN AKKERHOORNBLOEM
Soortgroep
anjerachtigen
Hoofd-biotoop
Grasland, bermen en duinen
Uiterlijke kenmerken
Tweeslachtig
Gaaf/behaarde bladeren
Witte kroonbladeren
5 kelkbladeren
5 kroonbladeren
10 meeldraden
Extra foto’s
GEWONE HOORNBLOEM
KENMERKEN GEWONE HOORNBLOEM
Soortgroep
anjerachtigen
Hoofd-biotoop
graslanden
Uiterlijke kenmerken
Witte kroonbladeren
Geheel behaard
Tweeslachtig
5 kroon/kelkbladeren
Bladrand is gaaf
Extra foto’s
VOGELMUUR
KENMERKEN VOGELMUUR
Soortgroep
anjerachtigen
Hoofd-biotoop
Akkers en tuinen
Uiterlijke kenmerken
Witte bloemen
Tweeslachtig
5 kroon en kelk bladeren
3 meeldraden
Behaarde stengels
Bladrand is gaaf
Extra foto’s
WITTE KLAVERZURING
 HOOFDFOTO
KENMERKEN WITTEKLAVERZURING
Soortgroep
Geranium en vioolachtigen
Hoofd-biotoop
loofbossen
Uiterlijke kenmerken
Paarse, witte en roze bloemen
Tweeslachtig
5 kelk en kroonbladeren
10 meeldraden
Hartvormige bladeren
Extra foto’s
GROOT KOOLWITJE
 HOOFDFOTO
KENMERKEN GROOT KOOLWITJE
Soortgroep
geleedpotigen
Hoofd-biotoop
Hij heeft geen specifieke eisen aan zijn leefgebied
Uiterlijke kenmerken
Spanwijdte van 60 tot 70 millimeter
Eerste generatie heeft 2 stippen per vleugel
Tweede generatie zijn ze versmolten
De rups vervelt vier keer
De pop is grijs/groen met gele en zwarten stippen
Extra foto’s
ORANJETIPJE
 HOOFDFOTO
KENMERKEN ORANJETIPJE
Soortgroep
geleedpotigen
Hoofd-biotoop
Vochtige graslanden bij bossen
Uiterlijke kenmerken
Spanwijdte is rond de 20 mm
Mannetje heeft oranje uiteinden op hun vleugels
Vrouwtjes hebben dat niet
Extra foto’s
KONINGSKAARS
KENMERKEN KONINGSKAARS
Soortgroep
Helmkruidfamilie
Hoofd-biotoop
De plant groeit in het duin- en krijtgebied
Uiterlijke kenmerken
De bladeren en de stengel zijn bedekt met een dichte
wollige beharing.
De bloemen zijn geel en hebben een doorsnede van 1,5-3
cm. Er zijn vijf kroonbladeren die aan de voet zijn vergroeid.
Er zijn vijf kelkbladen en vijf meeldraden
Tweezaadlobbigen
Extra foto’s
ZWARTE TOORTS
KENMERKEN ZWARTE TOORTS
Soortgroep
Helmkruidfamilie
Hoofd-biotoop
De soort komt overal in Europa voor, behalve in
Scandinavië, Schotland en Ierland. In het oosten van
Vlaanderen is de plant vrij algemeen
Uiterlijke kenmerken
Zwarte toorts is in afwijking tot de andere toortsen een
vaste plant met winterknoppen waarin reservevoedsel
wordt opgeslagen voordat de bovengrondse delen
afsterven. Het is een kruidachtige plant die 60-150 cm lang
kan worden.
Tweezaadlobbigen
Extra foto’s
MUSKUSKAASJESKRUID
KENMERKEN MUSKUSKAASJESKRUID
Soortgroep
Kaasjeskruidfamilie
Hoofd-biotoop
De plant komt voor op voedselrijke grond, vooral op
plaatsen met lichte schaduw en nabije bebouwing.
Uiterlijke kenmerken
Het muskuskaasjeskruid is een algemeen voorkomende,
tweejarige plant uit de kaasjeskruidfamilie. De plant kan
30-70 cm hoog worden en bloeit van juli tot september met
lichtroze of witte bloemen, die licht naar muskus ruiken. Hij
wordt ook als tuinplant gebruikt en ingezaaid in
wegbermen.
De vrucht is een splitvrucht
Extra foto’s
ZANDBLAUWTJE
KENMERKEN ZANDBLAUWTJE
Soortgroep
Klokjesfamilie
Hoofd-biotoop
Het is een plant van droge, kalkarme zandgrond: tussen het
gras of op open plekken.
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 10-45 cm hoog. De stengels en bladeren zijn
ruw behaard. Naar boven toe zitten er geen bladeren aan
de stengel en is deze daar niet behaard. De bladeren
hebben een gelobde rand. De onderste, stompe bladeren
zijn omgekeerd eirond en de bovenste, vrij spits en lancettot lijnvormig.
Extra foto’s
BONT ZANDOOGJE
KENMERKEN BONT ZANDOOGJE
Soortgroep
Insecten
Hoofd-biotoop
De vlinder geeft de voorkeur aan gemengde bossen en
naaldbossen als leefgebied.
Uiterlijke kenmerken
De spanwijdte is 32 tot 42 mm. Het mannetje is iets kleiner
dan het vrouwtje, heeft rondere vleugeltippen en een
vagere tekening.
De vliegtijd is van februari tot en met oktober. Ze vliegen in
twee tot drie generaties per jaar. De mannetjes zijn vrij fel
tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes van
dezelfde soort weg.
Extra foto’s
BRUIN ZANDOOGJE
KENMERKEN BRUIN ZANDOOGJE
Soortgroep
Insecten
Hoofd-biotoop
De vlinder geeft de voorkeur aan matig voedselrijk
grasland als leefgebied.
Uiterlijke kenmerken
Het bruin zandoogje heeft een voorvleugellengte van 21 tot
28 millimeter. Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje.
Bij het mannetje is de bovenkant van de vleugels bruin. In
de vleugelpunt van de voorvleugel bevindt zich een zwarte
"oogvlek". Bij het vrouwtje bevindt zich op de voorvleugel
een oranje veld, en heeft de oogvlek meestal een witte kern
Extra foto’s
AKKERVIOOLTJE
 HOOFDFOTO
KENMERKEN AKKERVIOOLTJE
Soortgroep
Viooltjesfamilie
Hoofd-biotoop
In Europa op bouwland
Uiterlijke kenmerken
Eenjarige plant
Onkruid
Na het rijpen gaan de kleppen open
De zaden worden dan weggeslingerd
Extra foto’s
MAARTS VIOOLTJE
KENMERKEN MAARTS VIOOLTJE
Soortgroep
Viooltjes familie
Hoofd-biotoop
Voedselrijke, kalkhoudende grond
Uiterlijke kenmerken
Tweeslachtig
Bloemen alleenstaand op een steeltje
Laxerend middel
Extra foto’s
ZINKVIOOLTJE
KENMERKEN ZINKVIOOLTJE
Soortgroep
Viooltjesfamilie
Hoofd-biotoop
Van nature uit Luik, vochtige zinkhoudende grond
Uiterlijke kenmerken
Vanwege mijnbouw naar Nederland
Nederlandse rode lijst van planten
Zeer zeldzaam
Onderste bladeren eirond
Extra foto’s
KOOLMEES
 HOOFDFOTO
KENMERKEN KOOLMEES
Soortgroep
Bosrijke gebieden, vaak ook in tuinen
Hoofd-biotoop
Echte mezen
Uiterlijke kenmerken
Ong. 14 centimeter groot, spanwijdte van 22-25cm
Gele borst met een zwarte band
Zang iets zachter dan de Pimpelmees
Worden gemiddeld 10 jaar
Gebruikt voor rupsbestrijding
Extra foto’s
PIMPELMEES
 HOOFDFOTO
KENMERKEN PIMPELMEES
Soortgroep
Echte mezen
Hoofd-biotoop
Bossen en tuinen in heel Europa
Uiterlijke kenmerken
12 cm groot, spanwijdte van 17-20cm
Kleiner dan de koolmees
Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet
waar te nemen
Extra foto’s
STAARTMEES
 HOOFDFOTO
KENMERKEN STAARTMEES
Soortgroep
Staartmezen
Hoofd-biotoop
Bossen, struiken, parken en tuinen
Uiterlijke kenmerken
15cm groot, spanwijdte 16-19cm
Klein voor een zangvogel
De donkere ogen zijn bij sommige vogels omrand met een
felgekleurde oogring.
Veel ondersoorten
Extra foto’s
MOERASVERGEETMIJNIETJE
KENMERKEN MOERASVERGEETMIJNIETJE
Soortgroep
Ruwbladigen familie
Hoofd-biotoop
Moerassen, langs waterkanten, op bouwlanden en op
akkers.
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 15 tot 40 cm hoog. Hij heeft geel/blauwe
bloemen. Hij bloeit van mei tot augustus. Hij heeft
lancetvormige bladeren.
Extra foto’s
ZOMPVERGEETMIJNIETJE
KENMERKEN ZOMPVERGEETMIJNIETJE
Soortgroep
Ruwbladigenfamilie
Hoofd-biotoop
Nat grasland, oevers, vennen
Uiterlijke kenmerken
De plant bloeit van mei tot september. Het blad is
lancetvormig. Eenjarig of soms overblijvend.
Extra foto’s
AKKERVERGEETMIJNIETJE
KENMERKEN AKKERVERGEETMIJNIETJE
Soortgroep
Ruwbladigenfamilie
Hoofd-biotoop
Akkers, bossen, duinen, bermen
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 10 tot 60 cm hoog. De bloemen zijn
geel/blauw. Hij bloeit van mij tot oktober. Hij heeft
lancetvormige bladeren.
Extra foto’s
BEVER
KENMERKEN BEVER
Soortgroep
Bever achtigen
Hoofd-biotoop
In de buurt van water
Uiterlijke kenmerken
De bever heeft een geschubde platte staart. Zijn
achterpoten hebben zwemvliezen. Hij heeft een rossige
bruine vacht. Hij heeft een lengte van 75 tot 90 cm. Hij leeft
in een beverburcht
Extra foto’s
OTTER
KENMERKEN OTTER
Soortgroep
Marter achtigen
Hoofd-biotoop
oevers
Uiterlijke kenmerken
De otter is 80 tot 140 cm lang. Hij heeft zwemvliezen
tussen al zijn poten. Hij heeft een ovale staart. Ook heeft hij
een waterdichte bruine vacht.
Extra foto’s
FAZANT
KENMERKEN FAZANT
Soortgroep
Fazant achtigen
Hoofd-biotoop
Bossen
Uiterlijke kenmerken
Het mannetje wordt 75–89 cm groot. Vrouwtjes worden
53–62 cm groot. Het mannetje heeft een bruine kleur met
zwarte en lichtblauwe plekken. Het mannetje heeft ook een
lange goud-bruine staart. Zijn hoofd en nek zijn
donkergroen. Het vroutje licht licht bruin.
Extra foto’s
BLEKE KLAPROOS
KENMERKEN BLEKE KLAPROOS
Soortgroep
Papaverfamilie
Hoofd-biotoop
Ruderale (platteland) plaatsen, in bermen
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 20 t/m 60 cm hoog. De stengel is behaard.
De bladvorm is ingesneden dubbel geveerd. De plant heeft
een oranje roodachtige bloem. Hij bloeit van eind mei tot
augustus.
Extra foto’s
GROTE KLAPROOS
KENMERKEN GROTE KLAPROOS
Soortgroep
Papaverfamilie
Hoofd-biotoop
Ruderale (platteland) plaatsen, in bermen
Uiterlijke kenmerken
De plant wort ong. 80 cm hoog. De bloem is rood en heeft
een zwarte vlek aan de voet van het kroonblad. Het blad is
oneven geveerd. De bloeitijd is van juni tot juli.
Extra foto’s
AKKERWINDE
KENMERKEN AKKERWINDE
Soortgroep
windefamilie
Hoofd-biotoop
Grazige plekken, langs wegen.
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 20 tot 100 cm hoog. Hij heeft witte en roze
bloemen. Hij bloeit van juni tot september. Het blad is
spiesvormig/pijlvormig.
Extra foto’s
HAAGWINDE
KENMERKEN HAAGWINDE
Soortgroep
windefamilie
Hoofd-biotoop
rietlanden, aan de rand van moerasbossen, in akkers,
plantsoenen en tuinen
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 1 tot 3 meter hoog. Hij heeft witte bloemen.
Hij bloeit van juni tot september. Het bladeren zijn
pijl/spiesvormig.
Extra foto’s
EKSTER
KENMERKEN EKSTER
Soortgroep
Kraai achtigen
Hoofd-biotoop
Overal
Uiterlijke kenmerken
De vogel is 40 tot 51 cm lang. Kop nek en borst zijn
glanzend zwart met een metaal groene/blauw glans. De
buik en schouders zijn wit. Hij heeft zwarte poten en een
zwarte snavel
Extra foto’s
GAAI
 HOOFDFOTO
KENMERKEN GAAI
Soortgroep
Kraai achtigen
Hoofd-biotoop
Cultuurlandschap, bossen
Uiterlijke kenmerken
De vogels is 32 t/m 35 cm lang. Hij is grijsbruin met een
roze tint. Bij zijn vleugels heeft hij lichtblauwe veertjes. De
keel, onderbuik en anaalstreek zijn wit.
Extra foto’s
ZOMERTORTEL
KENMERKEN ZOMERTORTEL
Soortgroep
vogels
Hoofd-biotoop
Bossen
Uiterlijke kenmerken
Kleinste duif van ons land, met blauwgrijze kop en
meerdere zwart-witte strepen op de hals. De bovendelen
zijn roodbruin met zwarte vlekken. De zomertortel heeft
een kenmerkende getrapte, ruitvormige staart met een
witte eindband.
Extra foto’s
HOUTDUIF
KENMERKEN HOUTDUIF
Soortgroep
vogels
Hoofd-biotoop
bossen
Uiterlijke kenmerken
Deze vogel heeft een grijs paarse kop, grijze bovendelen en
grijs roze borst. Ze hebben zwarte armpennen en een brede
zwarte eindband op de staart. Deze vogels hebben een
witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels.
Extra foto’s
TURKSE TORTEL
KENMERKEN TURKSE TORTEL
Soortgroep
vogels
Hoofd-biotoop
Steden, parken, tuinen
Uiterlijke kenmerken
Het verenkleed is licht beige grijs, met een zwart-witte
nekband. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en
lichte buitenste staartpennen op. Turkse tortels zijn bijna
altijd met z'n tweeën
Extra foto’s
GEEL WALSTRO
KENMERKEN GEELWALSTRO
Soortgroep
Sterbladigenfamilie
Hoofd-biotoop
Geel walstro komt voor in weilanden, heggen, duinen, aan
wegkanten, oevers en op droge zandgronden.
Uiterlijke kenmerken
De plant kan 15cm tot 100cm hoog worden. De bladranden
zijn omgerold. De bovenzijde is donkergroen en glanzend;
de onderzijde is bleker.
De plant vormt kransen van acht tot twaalf bladeren. De
bloem is goudgeel of citroengeel en heeft een grootte van
2-4 mm.
Extra foto’s
GLAD WALSTRO
KENMERKEN GLAD WALSTRO
Soortgroep
sterbladigenfamilie
Hoofd-biotoop
De plant groeit op dijken, bermen en onder kreupelhout.
Komt van nature in een heel groot deel voor in Europa.
Uiterlijke kenmerken
De plant heeft een vierkante stengel met enkelvoudige,
kruiswijze bladen, die ongeveer 2,5 mm breed zijn.
De plant bloeit van juni tot augustus. De plant heeft witte
bloemen met 4 kroonbladen.
Extra foto’s
KLEEFKRUID
KENMERKEN KLEEFKRUID
Soortgroep
sterbladigenfamilie
Hoofd-biotoop
Kleefkruid groeit het best in gebieden met een
voedselrijke vochtige bodem.
Uiterlijke kenmerken De plant heeft veel haakjes die aan de stengel en de
vruchten van kleefkruid zitten. Bladeren zijn veer nervig.
Kleine onopvallende witte bloemetjes. De vruchtjes zijn
paarsachtig of groen.
Extra foto’s
BOSANEMOON
KENMERKEN BOSANEMOON
Soortgroep
Ranonkelfamilie
Hoofd-biotoop
Loofbossen
Uiterlijke kenmerken
De bosanemoon groeit tussen maart en mei. Het is een
kensoort voor eiken- en beukenbossen op voedselrijke
grond. De plant wordt tot 25 cm groot. Hij groeit meestal in
hele grote groepen. Het is een tweeslachtige bloem. Het
blad is handvormig en de bladrand is grof bochtig getand.
Extra foto’s
SPEENKRUID
KENMERKEN SPEENKRUID
Soortgroep
Ranonkelfamilie
Hoofd-biotoop
Loofbossen
Uiterlijke kenmerken
Speenkruid groeit tussen februari en mei. Het kan tot 30
cm groot worden. Hij komt vooral voor op vochtige gronden.
De plant heeft hartvormige bladen. De bloemen hebben 8
tot 12 kroonbladen en 3 kelkbladen, dit is apart voor een
plant uit de ranonkelfamilie.
Extra foto’s
ZWANENBLOEM
KENMERKEN ZWANENBLOEM
Soortgroep
Zwanenbloemfamilie
Hoofd-biotoop
Moeras
Uiterlijke kenmerken
Zwanenbloem is de enige soort uit zijn familie. Hij kan tot
150 cm lang worden. De bloemen vormen een
schermvormige tros. De bladeren zijn lijnvormig met een
gave bladrand. Hij heeft 6 dekbladeren.
Extra foto’s
KAUW
KENMERKEN KAUW
Soortgroep
Kraaienfamilie
Hoofd-biotoop
Bebouwde omgevingen
Uiterlijke kenmerken
De kauw is een van de kleinste vogels van de
kraaienfamilie. Hij kan tussen 30 en 34 cm groot worden.
Hij is zwart en grijsachtig met een relatief kleine snavel en
witte ogen.
Extra foto’s
ZWARTE KRAAI
KENMERKEN ZWARTE KRAAI
Soortgroep
Kraaienfamilie
Hoofd-biotoop
(Half) open landschappen
Uiterlijke kenmerken
De zwarte kraai is zoals de naam al zegt, helemaal zwart.
Hij kan tussen de 44 en 51 cm groot worden. Als de zwarte
kraai een verkeerde voeding heeft, kan het zijn dat er veren
wit gaan kleuren.
Extra foto’s
ROEK
KENMERKEN ROEK
Soortgroep
Kraaienfamilie
Hoofd-biotoop
Open akker afgewisseld met bossen
Uiterlijke kenmerken
De roek wordt ongeveer net zo groot als de zwarte kraai (41
tot 49 cm). Hij is verder ook helemaal zwart, behalve voor
de snavel. De snavel is in het begin wel zwart, maar
naarmate het dier ouder wordt, vergrijst het. De roek heeft
ook extra veren aan de bovenkant van zijn poten, waardoor
het lijkt alsof hij een broek aan heeft.
Extra foto’s
H
Gewone braam
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Zaadplanten, rozenfamilie
Hoofd-biotoop
Nederland/Vlaanderen
Uiterlijke kenmerken
-Bladeren overlappen elkaar niet
-bloemen wit en roze
-vruchten donkerblauw of rood
– 1,5 tot 3m
Extra foto’s
framboos
KENMERKEN FRAMBOOS
Soortgroep
Hoofd-biotoop
Uiterlijke kenmerken
Extra foto’s
Zaadplanten, rozenfamilie
europa
-2m lang
-rode vruchten
EGELANTIER
KENMERKEN EGELANTIER
Soortgroep
Hoofd-biotoop
Uiterlijke kenmerken
Extra foto’s
Zaadplanten, rozenfamilie
Duinen/zuid limburg
-60/200cm hoog
-juli juni augustus
-eironde getande/dubbel getande
-rozerode bloem van 1,8/2,8 cm
“hondsroos”
 HOOFDFOTO
KENMERKEN HONDSROOS
Soortgroep
Zaadplanten, rozenfamilie
Hoofd-biotoop
Europa noordwest afrika en noord-amerika
Uiterlijke kenmerken
-1 tot 3 m
-bladeren takken groen tot rood uitgelopen
-stekels haakvormig gebogen
Extra foto’s
Brasem
 HOOFDFOTO
KENMERKEN BRASEM
Soortgroep
straalvinnige
Hoofd-biotoop
nederland
Uiterlijke kenmerken
-maximale lengte 90cm
-ruitvorm
-lange aarsvin
-kort puntige rugvin
-zilverachtige schubben
-zwarte tot grijze vinnen
Extra foto’s
“karper”
 HOOFDFOTO
KENMERKEN KARPER
Soortgroep
straalvinnige
Hoofd-biotoop
Hele wereld
Uiterlijke kenmerken
-120 cm lang
-4 baarddraden
-lange rugvin
-30/40 jaar
Extra foto’s
TORMENTIL
 HOOFDFOTO
KENMERKEN
Soortgroep
rozenfamilie
Hoofd-biotoop
Zandgronden, moerassen en duingebieden
Uiterlijke kenmerken
De bloem is geel en heeft een doorsnede van 0,7-1,1 cm.
Er zijn vier kroonblaadjes, die ingekeept zijn. De
kroonblaadjes zijn langer dan de kelkblaadjes. De bloem
bevat veel meeldraden.
Extra foto’s
ZILVERSCHOON
KENMERKEN
Soortgroep
Rozenfamilie
Hoofd-biotoop
vochtige plekken langs wegen en in het weiland.
Uiterlijke kenmerken
De bladeren vormen een bladrozet. Uitlopers wortelen op
de knopen tot op 80 cm van de plant
Extra foto’s
LANTAANTJE
KENMERKEN
Soortgroep
geleedpotigen
Hoofd-biotoop
Moerassen en binnenwateren
Uiterlijke kenmerken
Het achterlijf is zwart, op één blauw segment (het achtste)
na, waarvan de naam Lantaarntje is afgeleid.
De larve kan vrij goed tegen watervervuiling, daarom
veelvoorkomend.
2 paar vleugels, niet opvouwbaar
Extra foto’s
GROTE KEIZERLIBEL
 HOOFDFOTO
KENMERKEN
Soortgroep
Geleedpotigen
Hoofd-biotoop
plassen, poelen, vennen, vijvers, sloten en langzaam
stromende wateren
Uiterlijke kenmerken
Het zijn grote, zeer krachtige libellen van 60 tot 85 mm
lang en een spanwijdte van 6,5 tot 9 cm. Het achterlijf, dat
langer is dan de vleugels, is donker met een lichtere
mozaïektekening, of licht met een donkere rugstreep
Extra foto’s
PLATBUIK
 HOOFDFOTO
KENMERKEN
Soortgroep
Geleedpotigen
Hoofd-biotoop
in wateren waar nog weinig tot geen plantengroei is
Uiterlijke kenmerken
een pionierssoort.
De volwassen mannetjes van de platbuik zijn blauw van
kleur terwijl de vrouwtjes een bruingele kleur hebben.
Borststuk is 65 tot 75 mm groot
Extra foto’s
WEIDEBEEKJUFFER
 HOOFDFOTO
KENMERKEN
Soortgroep
Geleedpotigen
Hoofd-biotoop
Stromend water van redelijke kwaliteit
Uiterlijke kenmerken
is een 45 à 48 mm grote juffer.
De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam
en een grote zwarte vlek in de vleugels (van de knoop tot
vlak onder de top). De vleugeladers hebben een blauwe
glans. lichaamslengte van volwassen dieren is 45-48 mm
Extra foto’s
BREM
 HOOFDFOTO
KENMERKEN BREM
Soortgroep
Vlinderbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Hellingen, bermen, langs spoorwegen , bossen
Uiterlijke kenmerken
De donkergroene takken zijn wintergroen.
De opstijgende tot rechtopstaande stam heeft een bruine
schors.
De onderste bladeren zijn drietallig.
De bloemen staan alleen of met twee bij elkaar op kromme
stelen, met een paar schutblaadjes in de bladoksels.
Tweeslachtig
Extra foto’s
STEKELBREM
KENMERKEN STEKELBREM
Soortgroep
Vlinderbloemfamilie
Hoofd-biotoop
Hellingen, bermen, langs spoorwegen , bossen
Uiterlijke kenmerken
De liggende tot rechtostaande stengels zijn sterk vertakt,
vrijwel kaal en meestal stekelig.
De blauwachtig groene blaadjes aan de niet-bloeiende
takken zijn langwerpig tot lijnvormig.
Tweeslachtig
Extra foto’s
GEWONE ROLKLAVER
KENMERKEN GEWONE ROLKLAVER
Soortgroep
Vlinderbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Grasland
Uiterlijke kenmerken
De meestal liggende tot opstijgende stengels zijn kaal of
behaard.
De bladen zijn vaak blauwachtig groen.
Een forse penwortel zonder uitlopers.
Tweeslachtig
Extra foto’s
MOERASROLKLAVER
 HOOFDFOTO
KENMERKEN MOERASROLKLAVER
Soortgroep
Vlinderbloemfamilie
Hoofd-biotoop
Grasland
Uiterlijke kenmerken
De donkergroene stengels zijn opstijgend of klimmend en
meestal hol.
De gewimperde deelblaadjes hebben duidelijke zijnerven.
De ondiep liggende wortels vormen ondergrondse uitlopers.
Tweeslachtig
Extra foto’s
PALING
 HOOFDFOTO
KENMERKEN PALING
Soortgroep
Anguillidae (Echte palingen)
Hoofd-biotoop
Europa en noordelijk Afrika
Uiterlijke kenmerken
De paling heeft een lang slangachtig lichaam met zeer
slijmerige huid.
De paling heeft een spitse, bovenwaarts afgeplatte en
enigszins wigvormige kop die gemakkelijk van de
achterzijde is te onderscheiden doordat de staart sterk
zijwaarts is afgeplat.
Extra foto’s
SNOEK
 HOOFDFOTO
KENMERKEN SNOEK
Soortgroep
Esocidae (Snoeken)
Hoofd-biotoop
Europa, Azië en Noord-Amerika
Uiterlijke kenmerken
De snoek is een zoetwatervis en heeft een karakteristieke,
torpedo-achtige lichaamsbouw. Snoeken kunnen 15 jaar
oud worden.
De rug- en aarsvin zijn bijna symmetrisch en naar achteren
geplaatst.
Extra foto’s
GEWONE REIGERBEK
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Ooievaarbekfamilie
Hoofd-biotoop
Zanderige grond / loofbossen
Uiterlijke kenmerken
Roze bloemen
5 Kroonbladeren
Eivormige nootjes
Extra foto’s
ROBERTSKRUID
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Ooievaarsbekfamilie
Hoofd-biotoop
Uiterlijke kenmerken
Extra foto’s
Roze bloemen
5 kroonbladeren
50 cm hoog
Bladeren zijn geveerd
EEKHOORN
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Eekhoornachtige
Hoofd-biotoop
Bossen
Uiterlijke kenmerken
20 tot 28 cm lang
Pluimstaart van ongeveer 20 cm
Roodbruin met witte buikzijde
Extra foto’s
OOIEVAARSBEK SPEC
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Ooievaarsbek
Hoofd-biotoop
Zandgronden / bossen / Stad (tussen tegels)
Uiterlijke kenmerken
Paarse bloemen
5 kroonbladeren
Geveerde bladeren
Extra foto’s
VOORNACHTIGE
KENMERKEN SOORTNAAM
Soortgroep
Voornachtige
Hoofd-biotoop
Stilstaan / langzaam stromend water (zoet)
Uiterlijke kenmerken
Rode vinnetjes
Grijze / zilverachtige huid
9 cm Bittervoorn
80 cm Windvoorn
Extra foto’s
RIGGELWIKKE
 HOOFDFOTO
KENMERKEN RIGGELWIKKE
Soortgroep
Vlinderbloemachtige
Hoofd-biotoop
tamelijk droge, open niet al te voedselrijke gronden
Uiterlijke kenmerken
Klimplant
Witte bloemen
Samengesteld blad loopt uit in een vertakte rank
Vrucht in de vorm van een peul
Extra foto’s
VOGELWIKKE
KENMERKEN VOGELWIKKE
Soortgroep
Geleedpotige
Hoofd-biotoop
Moerassen en binnenwateren
Uiterlijke kenmerken
Het achterlijf is zwart, op één blauw segment (het achtste)
na, waarvan de naam Lantaarntje is afgeleid.
De larve kan vrij goed tegen watervervuiling, daarom
veelvoorkomend.
2 paar vleugels, niet opvouwbaar
Extra foto’s
RODE KLAVER
KENMERKEN RODE KLAVER
Soortgroep
Hoofd-biotoop
grasland
Uiterlijke kenmerken
Pioneers plant
Samengesteld blad
Bloemen bloeien in een krans. Individu bloementje is een
vlinderbloem
Extra foto’s
WITTE KLAVER
 HOOFDFOTO
KENMERKEN WITTE KLAVER
Soortgroep
Hoofd-biotoop
Grasland
Uiterlijke kenmerken
Pioneers plant
Samengesteld blad
Bloemen bloeien in een krans. Individu bloementje is een
vlinderbloem
Extra foto’s
ATALANTA
 HOOFDFOTO
KENMERKEN ATALANTA
Soortgroep
Hoofd-biotoop
Tuinen. Met waardeplant De grote brandnetel
Uiterlijke kenmerken
26-32 mm
Vleugels zijn zwart met rode en witte vlekken
Rups is zwart en verpopt zich op de grote brandnetel
Het eitje is groen met streepjes
Extra foto’s
“ICARUSBLAUWTJE”
 HOOFDFOTO
KENMERKEN ICARUSBLAUWTJE
Soortgroep
Hoofd-biotoop
Kruidrijke Vegetatie
Uiterlijke kenmerken
15 mm
Mannetje heeft blauwe vleugels. Vrouwtje bruin met oranje
stipjes. Heeft als waardeplant onder andere kleine klaver,
rolklaver en hopklaver.
Extra foto’s
GEWONE RAKET
KENMERKEN GEWONE RAKET
Soortgroep
kruisbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Braakliggend terrein, langs wegen en dijken
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Hij wordt 30-60 cm hoog
Hij bloeit met dichte trossen (van mei tot september)
De bloem is bleekgeel en 2-4 mm
PINKSTERBLOEM
KENMERKEN PINKSTERBLOEM
Soortgroep
kruisbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Graslanden, bossen en moeras (in een natte omgeving)
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Hij wordt tot 50 cm hoog
Bladeren zijn samengesteld
Bloemen zijn tweeslachtig
Hij bloeit voor pinksteren
KLEINE VELDKERS
KENMERKEN KLEINE VELDKERS
Soortgroep
kruisbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Kalkachtig, zanderige gronden
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Bloeit van februari tot juli
Bloemen zijn tweeslachtig
Wordt 5-35 cm
Wordt veelal beschouwd als onkruid
LOOK ZONDER LOOK
KENMERKEN LOOK ZONDER LOOK
Soortgroep
kruisbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Vochtige, voedselrijke grond
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Ruikt naar look, maar is er niet verwant aan
Wordt 20-100 cm hoog
Bloeit van april tot juni
HERDERSTASJE
KENMERKEN HERDERSTASJE
Soortgroep
kruisbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Waterdoorlatende, zanderige, stikstofhoudende grond
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Wordt 5-60 cm hoog
Bloeit van maart tot september
Kroonbladeren zijn 9 mm lang
TORENVALK
KENMERKEN TORENVALK
Soortgroep
valkachtigen
Hoofd-biotoop
Allerlei plaatsen, zoals weilanden, bosranden en steden
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
30-38 cm hoog (volwassen)
Mannetje een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine
rug en vleugels met donkere vlekken, staart is ook
grijsblauw
Vrouwtje is identiek, maar heeft een bruine kop en nek
en een bruine staart
GELE DOVENETEL
KENMERKEN GELE DOVENETEL
Soortgroep
Lamiaceae
Hoofd-biotoop
Vochtige en beschaduwde plaatsen in gematigde gebieden.
Uiterlijke kenmerken
Deze voorjaarsbloem bloeit met name in mei en juni.
De cultivar Lamium galeobdolon 'Florentinum' kenmerkt
zich door gevlekte bladeren. Deze cultivar wordt als bonte
gele dovenetel of ook wel als gevlekte gele dovenetel
aangeduid.
Extra foto’s
PAARSE DOVENETEL
KENMERKEN PAARSE DOVENETEL
Soortgroep
Lamiaceae
Hoofd-biotoop
Voedselrijke gronden - beschaduwde plaatsen en een
vochtige grond.
Uiterlijke kenmerken
De paarse dovenetel is een 10-30 cm hoge, een- of
tweejarige plant die opvalt door de kleine, 1-2 cm grote
roze tot paarse bloemetjes. Ook de bovenste delen van de
duidelijk vierkantige stengel kan paars kleuren.
De hogere stengelbladeren zijn langer dan breed, eirond of
ruitvormig en staan in paren kruisgewijs tegenover elkaar.
De bladeren zijn behaard.
Extra foto’s
WITTE DOVENETEL
KENMERKEN WITTE DOVENETEL
Soortgroep
Lamiaceae
Hoofd-biotoop
Ruderale plaatsen op een vochtige, voedselrijke bodem.
Uiterlijke kenmerken
De bloeitijd is van april tot oktober. De plant kan tot 1,5 m
hoog worden, maar blijft afhankelijk van seizoen,
standplaats en klimaat ook steken bij 30-40 cm.
Het heeft witte (soms geel aanlopende) bloemen. Deze
vormen zich in een krans. De krans bestaat uit acht+
lipvormige, 2-4 cm grote bloemen. De voorste twee van de
vier meeldraden zijn langer dan de andere twee.
Extra foto’s
EREPRIJS PLANT (AAREREPRIJS)
KENMERKEN AAREREPRIJS
Soortgroep
Plantaginaceae
Hoofd-biotoop
Zonnige hellingen en stenig grasland.
Uiterlijke kenmerken
Het kan een hoogte bereiken van 20 tot 55 centimeter.
De stengels zijn bedekt met klierhaartjes en de bladeren
zijn gezaagd.
Het heeft paarsblauwe bloempjes die bloeien van juni tot
september.
Extra foto’s
WATERHOEN
KENMERKEN WATERHOEN
Soortgroep
Rallidae
Hoofd-biotoop
In Europa komen waterhoentjes het hele jaar door voor.
Uiterlijke kenmerken
Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel
en een rood blesje op het voorhoofd. De punt van de snavel
is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen.
Ze hebben geen zwemvliespoten.
De lichaamslengte bedraagt 32 tot 35 cm en het gewicht
175 tot 500 gram.
Het waterhoen voedt zich met waterplanten, grassen,
insecten en kikkervisjes.
Extra foto’s
MEERKOET
KENMERKEN MEERKOET
Soortgroep
Rallidae
Hoofd-biotoop
Hij komt voor in Europa, Noord-Afrika, Azië en Australië.
Uiterlijke kenmerken
De vogel wordt 32 tot 42 centimeter groot en 585 tot 1100
gram zwaar.
De veren zijn zwart, de snavel en voorhoofdsschild zijn wit
en de ogen zijn rood. De meerkoet heeft grote blauwgroene
poten met gespreide zwemlobben.
Extra foto’s
HONDSDRAF
KENMERKEN HONDSDRAF
Soortgroep
lipbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
De plant komt in allerlei soorten begroeiingen voor, overal
waar voldoende humus en vocht is kan hij worden
aangetroffen.
Uiterlijke kenmerken
De plant wordt 15 - 60 cm groot, de vierkante stengel is
liggend tot rechtopstaand en wortelt op de knopen. De
bladeren zijn niervormig met een gekartelde rand. Van
maart tot juni zijn paars-blauwe bloemen te zien. De
onderlip is aan het einde in tweeën gespleten en de
bovenlip is vlak en niet bol. Er zijn tweeslachtige en
functioneel vrouwelijke exemplaren. De laatste hebben
duidelijk veel kleinere bloemen.
Extra foto’s
MOERASANDOORN
KENMERKEN MOERASANDOORN
Soortgroep
lipbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
vochtige standplaatsen, zoals in ruigtes, langs rivieroevers,
langs beken en sloten of in bouwland.
Uiterlijke kenmerken
De behaarde, holle stengel is vierkantig. De tot 15 cm
lange, sterk behaarde, getande bladeren zijn tamelijk smal
lancetvormig tot langwerpig-ovaal en aan de voet enigszins
hartvormig. De bladeren zijn tegenoverstaand en de
bovenste zittend.
De plant heeft purperen bloemen, waarvan de onderlip
vaak roodachtig gevlekt is. Soms komen ook planten met
witte bloemen voor.
Extra foto’s
VELDSALIE
KENMERKEN VELDSALIE
Soortgroep
lipbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
Grasland (rivierbegeleidend grasland en kalkgrasland),
rivierdijken (dijkgrasland), rivierduinen, bermen,
kalkhellingen en langs spoorwegen (spoorbermen).
Uiterlijke kenmerken
De bloem is donkerblauw en wordt tot 2,5 cm lang. De
bovenlip is sterk gebogen en heeft de vorm van een helm.
De meeldraden en stijl steken uit. De bloemen zijn
tweeslachtig, maar er zijn planten met enkel vrouwelijke
bloemen. De veldsalie bloeit van mei tot juli.
De onderste bladeren zijn maximaal 15 cm lang. Ze
vormen een bladrozet, dat rimpelig en langwerpig is. De
stengelbladeren zijn kleiner; de bovenste ongesteeld.
Extra foto’s
WATERMUNT
KENMERKEN WATERMUNT
Soortgroep
lipbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
De plant groeit vooral langs en in het water en in natte
weilanden en bloeit van juni tot eind oktober.
Uiterlijke kenmerken
De stengels zijn 30-90 cm lang en hebben gesteelde,
eironde tot langwerpige, gezaagde tot gekartelde bladeren.
De bladeren ruiken sterk naar pepermunt. De plant heeft
zowel bovengrondse als ondergrondse uitlopers.
De roodachtig lila bloemen worden door insecten zoals
honingbijen en hommels bestoven. De kelkbuis is 4-5 mm
lang en heeft lancetvormige tanden. De bolvormige
bloeiwijze bestaat uit één of twee schijnkransen.
Extra foto’s
VINK
KENMERKEN VINK
Soortgroep
Fringillidae (Vinkachtigen)
Hoofd-biotoop
loof-, gemengde en naaldbossen, parklandschap en in
steden in parken, tuinen en lanen.
Uiterlijke kenmerken
Volwassen mannelijk exemplaar onderzijde wijnrood, buik
wat lichter. Kruin en nek leiblauw, voorhoofd zwart. Rug
donkerroodbruin. Vleugel met twee witte banden.
Groenachtige stuit. Staart met witte rand.
Volwassen vrouwelijk exemplaar vleugel en staart bruiner;
onderzijde lichtgrijsbruin; rug donkerder olijfgroen.
Extra foto’s
HUISMUS
KENMERKEN HUISMUS
Soortgroep
Passeridae (Mussen)
Hoofd-biotoop
gematigde en subtropische gebieden
Uiterlijke kenmerken
De huismus is 160 tot 165 mm lang[2] en weegt 24 tot
39,5 gram. Het mannetje heeft een grijze kruin en grijze
wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met
witte stip achter het oog, een witte streep over de vleugels
en in het broedseizoen een zwarte snavel. Het vrouwtje
heeft een minder contrastrijke tekening dan het mannetje,
een lichte oogstreep, enige tekening op rug en vleugels en
een effen lichtgrijze/bruine borst. In de ruitijd is hun
verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als van
een huismus.
Extra foto’s
WITTE WINTERPOSTELEIN
 HOOFDFOTO
KENMERKEN VAN DE WITTE
WINTERPOSTELEIN
Soortgroep
Grassenfamilie
Hoofd-biotoop
grasland
Uiterlijke kenmerken
De plant is 15-40 cm hoog. Je kan hem het makkelijkste
herkennen als die bloeit, want dan zie je de schotelvormige
bladeren het beste. Hij heeft twee bladeren die vergroeit
zijn aan elkaar.
De gewone blaadjes hebben een schop-vorm, die zijn 2-3
cm groot.
De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen.
Hij bloeit van april tot juni. De grote zaadjes zijn 1 - 1,5 mm.
Extra foto’s
KROPAAR
 HOOFDFOTO
KENMERKEN VAN DE KROPAAR
Soortgroep
Grassenfamilie
Hoofd-biotoop
grasland
Uiterlijke kenmerken
Het blad is licht- of grijsachtig groen en wordt tot 35 cm
lang. De tongetje is tot 12 mm lang en is min of meer
driehoekig.
De vrucht is een graanvrucht.
Extra foto’s
ZACHTE DRAVIK
 HOOFDFOTO
KENMERKEN VAN DE ZACHTE DRAVIK
Soortgroep
Grassenfamilie
Hoofd-biotoop
grasland
Uiterlijke kenmerken
De stengel is kan 1 meter zijn als die recht op staat.
Het tongetje is 1 mm breed.
De vrucht is een graanvrucht, die in de volksmond zaad
wordt genoemd.
Het zaad kiemt in de herfst.
De plant bloeit in pluimen van mei tot juni.
Extra foto’s
REUKGRAS
 HOOFDFOTO
KENMERKEN VAN HET REUKGRAS
Soortgroep
Grassenfamilie
Hoofd-biotoop
grasland
Uiterlijke kenmerken
De bladeren zijn 3-7 mm breed en heeft een 2 mm lang.
De reukgras bloeit van april tot juni.
Het is een graanvrucht
Extra foto’s
NACHTEGAAL
KENMERKEN VAN DE NACHTEGAAL
Soortgroep
zangvogel
Hoofd-biotoop
Grasland met struikjes
Uiterlijke kenmerken
Het legsel bestaat uit 4 tot 5 olijfbruine eieren in een nest,
dicht bij de grond, in de dichte ondergroei.
Het voedsel van de nachtegaal bestaat voornamelijke uit
wormen, insecten, larven, poppen en eieren.
Verder is het een vogel die zit in struikgewas, vaak met
brandnetels, van waaruit hij ook zingt.
Extra foto’s
TJIFTJAF
KENMERKEN VAN DE TJIFTJAF
Soortgroep
zangvogel
Hoofd-biotoop
Grasland met struikjes
Uiterlijke kenmerken
De tjiftjaf zijn belangrijkste kenmerk is zijn geluid, want hij
zegt zijn naam telkens.
Het voedsel van de tjiftjaf bestaat voornamelijk uit
insecten, rupsen, muggen, larven en eieren.
Het legsel bestaat meestal uit vijf tot zeven witte eieren
met bruine of roodbruine vlekjes.
Extra foto’s
MUURPEPER
MUURPEPER
Soortgroep
vetplantenfamilie
Hoofd-biotoop
droge, zandige bodems zoals stuifduin, rivierduinen, akkers
en verlaten terreinen
Uiterlijke kenmerken
Bladvorm is lijnvormig en rond
bladrand is gaaf
Is tweeslachtig
0,05 tot 0,1 meter hoog
het is een vetplant
Extra foto’s
HEKSENMELK
KENMEREN HEKSENMELK
Soortgroep
wolfsmelkfamilie
Hoofd-biotoop
bermen, op dijkhellingen, in ruigten en aan struweelranden
Uiterlijke kenmerken
Stengels rechtopstaand en glad
bladvorm is lancetvormig
bladrand is gaaf
witte melksap komt uit stengel of blad
is eenslachtig
0,3 tot 0,9 meter hoog
Extra foto’s
WILDE KRUISDISTEL
KENMERKEN WILDE KRUISDISTEL
Soortgroep
schermbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
In rivierengebieden of wat ruiger grasland en op zandige,
maar toch redelijk voedselrijke rivierduinen.
Uiterlijke kenmerken
Stengel is gestekeld
bladvorm is dubbel geveerd
bladrand is stekelig getand
heeft twee stempels en stijlen
is tweeslachtig
0,15 tot 0,6 meter hoog
Extra foto’s
GEWONE ENGELWORTEL
KENMERKEN GEWONE ENGELWORTEL
Soortgroep
schermbloemenfamilie
Hoofd-biotoop
In de bebouwde kom tref je Grote engelwortel nogal eens
aan langs sloten en vaarten, maar ook langs de oever van
allerlei wateren en tussen riet komt de soort graag voor.
Uiterlijke kenmerken
Stengel is hol en rechtopstaand
bladvorm is meervoudig geveerd
bladrand is gezaagd
Het is tweeslachtig
0,9 tot 1,8 meter lang
Extra foto’s
MEREL
KENMERKEN MEREL
Soortgroep
lijsters
Hoofd-biotoop
Kwamen eerst voor in dichte loofbossen, maar is een
cultuurvogel geworden en leeft nu dus in vrijwel elke tuin
Uiterlijke kenmerken
Mannetje: zwart, 24-25 cm groot, heeft een opvallende
oranje snavel
vrouwtje: aardbruin tot roodbruin lijf, snavel
bruingeelgekleurd, niet zo gevlekt als de andere
lijsters
het zijn alleseters
2 tot 4 keer per jaar leggen ze 3 tot 5 eieren
Extra foto’s
ZANGLIJSTER
KENMERKEN ZANGLIJSTER
Soortgroep
lijsters
Hoofd-biotoop
Uiterlijke kenmerken
Extra foto’s
Is ongeveer 23 cm groot
de rug is donker- tot olijfbruin
onderkant is is vaal oranje-beige
staart is vrij kort
nauwelijks verschil in uiterlijk van de twee geslachten
1 tot 3 keer per jaar legt het 3 tot 6 eieren
eet insecten, slakken, wormen enz.
Grote vossenstaart
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk: Plantae (Planten)
Stam:
Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:
Bedektzadigen
Clade:
Eenzaadlobbigen
Clade:
Commeliniden
Orde:
Poales
Familie: Poaceae (Grassenfamilie)
Onderfamilie: Pooideae
Geslachtengroep:
Aveneae
Geslacht:Alopecurus (Vossenstaart)
Eigenschappen
• De soort komt algemeen voor op rijke, vochtige, iets kalkrijke grond in
graslanden, uiterwaarden, dijken, bermen en lichte loofbossen.
• Het gladde blad is groen (enigszins naar blauw neigend), onbehaard en tot
10 mm breed. Wel is het blad soms aan de achterzijde iets ruw. De ribben op
de bladbovenzijde zijn vrij ver van elkaar geplaatst. Het tongetje (ligula) is
min of meer vierkant en 1-2,5 mm lang.
• De vrucht is een graanvrucht.
Timoteegras
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk:
Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse:
Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: Eenzaadlobbigen
Clade: Commeliniden
Orde: Poales
Familie:
Poaceae (Grassenfamilie)
Onderfamilie:
Pooideae
Geslachtengroep: Aveneae
Geslacht:
Phleum (Doddegras)
Soort: Phleum pratense
Eigenschappen
• De bladeren zijn groen of grijsgroen en zijn maximaal 45 cm lang. Het blad is onbehaard, maar voelt
wel ruw aan, vooral de bovenzijde. Het ovale tongetje (ligula) is tot 6 mm lang en heeft een stompe
punt.
• De vrucht is een graanvrucht. De vruchtwand is vergroeid met de zaadhuid, de zaadkern en met de
omhullende kafjes. In de volksmond wordt meestal van (gras)zaad gesproken. Door de haartjes aan de
kafjes blijven de vruchten makkelijk hangen aan de vacht van langslopende dieren. Om de vrucht
(zaad) te kunnen verzaaien moeten de haartjes eerst verwijderd worden. Dit gebeurt machinaal door
wrijving van de vruchtjes.
Engels Raaigras
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk: Plantae (Planten)
Stam:
Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:
Bedektzadigen
Clade:
Eenzaadlobbigen
Clade:
Commeliniden
Orde:
Poales
Familie: Poaceae (Grassenfamilie)
Onderfamilie: Pooideae
Geslachtengroep:
Poeae
Geslacht:Lolium (Raaigras)
Eigenschappen
• De plant wordt 30–60 cm hoog met rechtopstaande, gladde stengels. Het
blad is lichtgroen, onbehaard en vettig glanzend. De nerven steken duidelijk
boven het bladoppervlak uit. Het wordt tot 20 cm lang. De bladeren zitten
in een jong stadium langs de hoofdnerf gevouwen. De schede aan de voet is
vaak roze.
• Het vroegste type ("vroeg hooitype") bloeit van half mei tot eind mei.
• De vrucht is een graanvrucht.
Hazelworm
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam:
Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde:
Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Lacertilia (Hagedissen)
Infraorde:
Diploglossa (Hazelwormachtigen)
Familie: Anguidae (Hazelwormen)
Geslacht:
Anguis
Verspreiding
• De hazelworm heeft een grote verspreiding binnen Europa en is een van de
meest voorkomende reptielen. De hagedis komt onder andere voor in België
en Nederland. De hazelworm is een bodembewoner die een verborgen leven
leidt tussen de bladeren en takken in de strooisellaag. De hazelworm eet
kleine ongewervelden, voornamelijk regenwormen en naaktslakken.
Kenmerken
• De hazelworm is doorgaans bruin van kleur en bereikt een lichaamslengte
van ongeveer 45 centimeter.
• Net als andere soorten uit de familie hazelwormen lijkt de hazelworm meer
op een slang dan op een typische hagedis. Door de gewoonte vaak de tong
uit te steken wordt de gelijkenis met een slang nog eens versterkt.
Belangrijke verschillen tussen een hazelworm en een slang is de beweging en
de tong.
• Net als andere Europese hagedissen is de hazelworm volkomen ongevaarlijk
en bovendien erg schuw, bij verstoring vlucht het dier snel weg.
Voortplanting
• De hazelworm is eierlevendbarend, de jongen komen in een dun vliesje ter
wereld maar gaan direct hun eigen weg. De hagedis kan in vergelijking met
andere reptielen erg oud worden maar heeft ook vele vijanden.
Levendbarende Hagedis
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:
Reptilia (Reptielen)
Orde:
Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Lacertilia (Hagedissen)
Infraorde:
Scincomorpha (Skinkachtigen)
Familie: Lacertidae (Echte hagedissen)
Onderfamilie:
Lacertinae
Geslacht: Zootoca
Verspreiding
• De levendbarende hagedis heeft een zeer groot verspreidingsgebied binnen
Europa en Azië en komt onder andere voor in Nederland en België. Uiterlijk
is de levendbarende hagedis niet erg opvallend door de bruine kleur en het
schuwe gedrag maar biologisch gezien is het een interessante soort vanwege
de bijzondere aanpassingen op een koeler en vochtiger klimaat, zoals de
eierlevendbarende voortplanting.
Habitat
• De levendbarende hagedis bewoont vele verschillende habitats maar heeft
een voorkeur voor begroeide en relatief vochtige gebieden zoals graslanden,
natte weiden, droge delen van moerassen, hoog- en laagveen.
• Ook in drogere omgevingen wordt de hagedis gevonden zoals duinen,
spoorwegbermen, open bossen, bosranden, heide en berggebieden.
• Een belangrijke vestigingsvoorwaarde is de aanwezigheid van open plekken
om te zonnen. Als het leefgebied overwoekerd raakt wordt het verlaten.
Voortplanting
• De levendbarende hagedis is in de regel eierlevendbarend (ovovivipaar); er
worden wel eieren geproduceerd maar de juvenielen ontwikkelen zich
volledig in het moederdier. De eier'schaal' bestaat bij de geboorte uit een
doorzichtig vliesje waaruit de jongen zich makkelijk kunnen bevrijden. Ze
bevinden zich soms al buiten het 'ei' als ze ter wereld komen of verlaten het
vlies spoedig na de geboorte.
Zandhagedis
Taxonomische indeling
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:
Reptilia (Reptielen)
Orde:
Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Lacertilia (Hagedissen)
Infraorde:
Scincomorpha (Skinkachtigen)
Familie: Lacertidae (Echte hagedissen)
Onderfamilie:
Geslacht: Lacerta
Lacertinae
Kenmerken
• De zandhagedis, ook wel duinhagedis (Lacerta agilis), is een hagedis uit de
familie echte hagedissen (Lacertidae).
• Vanwege het grote verspreidingsgebied in Europa en delen van Azië is het
een bekende soort, die ook in gematigde gebieden zoals België en Nederland
voorkomt. Het is een bodembewoner die tussen de vegetatie zoekt naar
voedsel, op het menu staan kleine ongewervelden.
• De zandhagedis is te herkennen aan de groene kleur, terwijl de meeste
Europese hagedissen een overwegend bruine kleur hebben. Vaak worden ze
verward met de levendbarende hagedis.
Habitat
• De habitat bestaat in het grootste deel uit open gebieden met een lage
vegetatie, veelal op zanderige en zonbeschenen plekken als open plekken in
het bos, zandverstuivingen en heidevelden.
• Ook kunstmatige elementen als spoordijken zijn vanwege de spaarzame
begroeiing en de hoge ligging een geschikt biotoop. De ideale biotoop van
de zandhagedis is een licht verruigde oude heide met wat reliëf. Deze
biotoop blijkt erg geschikt door de beschutting tegen predatie en wind.
Zowel in laaglanden als in meer bergachtige streken waar de soort tot een
hoogte van 3500 meter boven zeeniveau kan worden aangetroffen.
GEWOON BIGGENKRUID
KENMERKEN VAN GEWOON BIGGENKRUID
Soortgroep
Composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Groeit op allerlei grazige plaatsen
Uiterlijke kenmerken
Heeft vertakte onbehaarde stengels. Wordt 20 tot 60 cm
hoog. De bloem is geel en er zijn alleen lintbloemen
aanwezig, de buitenste lintbloemen zijn groen of grijs aan
de onderzijde. Het hoofdje heeft een doorsnede van 2,5 tot
4 cm.
Extra foto’s
PAARDENBLOEM
KENMERKEN VAN DE PAARDENBLOEM
Soortgroep
Composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen, groeit zo goed als op
elke grond; grasland, bermen, zeeduinen, muren, puin, akkers,
tussen straatstenen, bosranden, bossen, waterkanten
Uiterlijke kenmerken
In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en staan ze
dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Een paardenbloem
kan van 10 tot 50 cm hoog worden. De pappus bestaat uit
haren en kan beschouwd worden als een gereduceerde
kelk. De bladeren staan in een bladrozet bij elkaar. Ze zijn
diep ingesneden tot bochtig getand.
Extra foto’s
GEWONE KLIT
KENMERKEN VAN DE GEWONE KLIT
Soortgroep
Composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Open, vochtige zeer voedselrijke en ongewerkte grond
Uiterlijke kenmerken
De bovenste bloemhoofdjes van de gewone klit is 1,5 tot 3
cm breed (stekels meegerekend). De hoofdjes zijn tros- of
aarvormig gerangschikt en zitten meest afzonderlijk op een
steel. De 5 mm lange vruchtjes zij aan de bovenkant bezet
met stijve haartjes
Extra foto’s
MADELIEFJE
KENMERKEN VAN EEN MADELIEFJE
Soortgroep
Composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Zonnige plekken in gazons, gemaaide graslanden en weide.
Uiterlijke kenmerken
De bladeren staan allemaal in een wortelrozet. De rand van
het blad is gekarteld. Zolang het niet vriest is het
madeliefje het hele jaar in bloei aan te treffen. Aan het
einde van de bloemstengel staat één bloemhoofdje, deze
wordt tot 2,5 cm groot en bestaat uit een hart van gele
buisbloemen, met een krans van witte straalbloemen
Extra foto’s
EDELHERT
KENMERKEN VAN EEN EDELHERT
Soortgroep
Hertachtigen
Hoofd-biotoop
Komt voor op de Veluwe, in de Oostervaardersplassen en
sinds 2005 in het Weerterbos.
Uiterlijke kenmerken
In de zomer roodbruin van kleur, in de winter grijsachtig
bruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig.
De rui (haarverlies) begint eerst bij de kop, de poten en het
voorlijf. De gemiddelde lichaamsgrootte van een
edelhertenpopulatie wordt beïnvloed door meerdere
factoren. Edelherten uit bosgebieden zijn kleiner dan die uit
meer open gebieden.
Extra foto’s
REE
KENMERKEN VAN EEN REE
Soortgroep
Hertachtigen
Hoofd-biotoop
Komt voor van zeeniveau tot boven de boomgrens. Leeft in
bosachtige streken met open plekken en aangrenzende
velden, maar ook heidevelden, rietvelden en duinen
Uiterlijke kenmerken
De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, ‘s
winters is deze grijsbruin tot zwart van kleur. Volwassen
dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte
tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek ‘s zomers
vrij onduidelijk. De neus is zwart, de kin is wit en de staart
is vrij klein. Het gewei is relatief klein
Extra foto’s
KORENBLOEM
KENMERKEN KORENBLOEM
Soortgroep
Composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Zonnige open plaatsen (akkers, bermen)
Uiterlijke kenmerken
- stengel is witviltig behaard
- Witte penwortel
- Bloeimaanden zijn juni, juli en augustus
- 30 – 60 cm hoog
- 2 slachtig
- Bladeren zijn langwerpig en een klein beetje getand
Extra foto’s
KONINGINNEKRUID
KENMERKEN KONINGINNEKRUID
Soortgroep
composietenfamilie
Hoofd-biotoop
Moerassen, waterkanten, sloten enz.
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Enigszins rode stengels
Beharing is vrij veel en kort
Tegenoverstaande bladeren – korte steel
Grof gezaagd en handvormig 3/5 delig
50 – 150 cm hoog
Bloeimaanden; juli, augustus en september
AKKERKOOL
KENMERKEN AKKERKOOL
Soortgroep
Lapsanafamilie
Hoofd-biotoop
Bossen, heggen, bermen
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Kale stengel
Bladeren zijn liervormig/ versmald bij de steel
Getand – gegolfd
Tweeslachtig
Bloeimaanden; juni, juli, augustus en september
30 – 120 cm hoog
HEGGENMUS
KENMERKEN HEGGENMUS
Soortgroep
Mussen
Hoofd-biotoop
Overal
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Onopvallend bruingrijs
Rug tekening lijkt op huismus
Blauwgrijze kop
Vaak op de grond te vinden
Mannetje zingt vanuit de top van een boom
13 – 14,5 cm lang
ROODBORST
KENMERKEN ROODBORST
Soortgroep
Mussen
Hoofd-biotoop
Overal
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Bruin grijs oranje
Leeft alleen buiten broedperiode
Jongen zijn lichtbruin gevlekt
Geen rode/oranje borst
Agressief tegen soortgenoten
Broed op de grond
12,5 – 14 cm lang
WINTERKONING
KENMERKEN WINTERKONING
Soortgroep
winterkoninkjes
Hoofd-biotoop
overal
Uiterlijke kenmerken
-
Extra foto’s
Opstaande staart
Erg klein, bruin
Lichte wenkbrauwstreep
Snelle vleugelslagen en vliegt laag van struik naar struik
Steeds opwippende staart
Kleine spitse snavel
9 – 10,5 cm lang
Zandzegge
KENMERKEN ZANDZEGGE
Soortgroep
cypergrassen
Hoofd-biotoop
Zand/duin gebied
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Planten
Stam: Landplanten
Klasse: Zaadplanten
Clade: Bedektzadigen
Clade: Eenzaadlobbigen
Familie:Cypergrassenfamilie
Geslacht:Zegge
grote: 0,5–2 m
Extra foto’s
Riet
KENMERKEN RIET
Soortgroep
grassen
Hoofd-biotoop
Vochtige grond (bij rivieren/meren/slootjes etc.)
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Planten
Stam: Landplanten
Klasse: Zaadplanten
Clade: Bedektzadigen
Clade:
Eenzaadlobbigen
Familie: Grassenfamilie
Geslacht: Phragmites
grote: 1-3 m
Extra foto’s
Straatgras
KENMERKEN STRAATGRAS
Soortgroep
Beemdgrassen
Hoofd-biotoop
Voedsel arme grond
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Planten
Stam:Landplanten
Klasse: Zaadplanten
Clade:Bedektzadigen
Clade:Eenzaadlobbigen
Familie: Grassenfamilie
Onderfamilie: Pooideae
Geslacht: Beemdgras
grote: 25-30 cm
Extra foto’s
Wilde kaardenbol (/Grote kaardenbol)
KENMERKEN WILDE KAARDENBOL
Soortgroep
kamperfoelies
Hoofd-biotoop
Voedsel rijk grond
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Planten
Stam:Landplanten
Klasse: Zaadplanten
Clade:Bedektzadigen
Clade:Tweezaadlobbigen
Orde:Dipsacales
Familie: Kamperfoeliefamilie
Geslacht: Kaardenbol
grote: 70–150 cm
Extra foto’s
Ijsvogel
KENMERKEN IJSVOGEL
Soortgroep
vogels
Hoofd-biotoop
Beek of rivier
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Dieren
Stam: Chordadieren
Klasse: Vogels
Orde: Scharrelaarvogels
Familie: IJsvogels
Nesthol dicht bij het water, hier leggen ze vier tot acht witte
ronde eieren in.
16 cm groot en de spanwijdte is 24 tot 26 cm
Extra foto’s
Wilde eend
KENMERKEN WILDE EEND
Soortgroep
vogels
Hoofd-biotoop
Moerassig gebied
Uiterlijke kenmerken
Rijk: Dieren
Stam: Chordadieren
Klasse: Vogels
Orde: Eendvogels
Familie: Eendachtigen
vrouwtje bouwt een nest in het lange gras, in een knotwilg
of in een holte, met acht tot tien vuilgroene eieren.
51 tot 62 cm groot en heeft een spanwijdte 91 tot 98 cm
Extra foto’s
Reuzenbalsemien
Kenmerken reuzenbalsemien
Soortgroep
Balsemienfamilie
Hoofd-biotoop
Langs of dichtbij water
Uiterlijke kenmerken
2-5 cm grote bloemen
lila, roze, lichtgele of witte bloemen
2 tot 14 bloemen in trossen aan de oksels van de bovenste
bladeren
5 kroonbladeren die een helm vormen
bladeren langwerpig en lancetvormig
blad rand getand
Extra foto’s
Klein springzaad
Kenmerken klein springzaad
Soortgroep
Balsemienfamilie
Hoofd-biotoop
Vochtige en beschaduwde plekken in bossen parken en
wegbermen
Uiterlijke kenmerken
Tot 1 meter hoog
bleekgele bloem van 1 cm
tweeslachtig
blad rand gekarteld – gezaagd
Extra foto’s
Kievit
Kenmerken kievit
Soortgroep
Kieviten en plevieren
Hoofd-biotoop
Grassteppen
Uiterlijke kenmerken
Ongeveer 28 tot 31 cm groot met spanwijdte van 67 tot 76
cm
zwarte kuif die bij vrouwtjes korter zijn dan bij de
mannetjes
hoog voorhoofd
gewicht tussen de 150 en 300 gram
Extra foto’s
Grutto
Kenmerken Grutto
Soortgroep
Strandlopers en snippen
Hoofd-biotoop
Veenweidegebieden en uiterwaarden
Uiterlijke kenmerken
Mannetje in de zomer een oranjebruine kop, borst en nek
Flanken en buik zijn gevlekt
lange, vrijwel rechte snavel
36-44 cm groot, met een spanwijdte van 62-70 cm
Extra foto’s
WULP
KENMERKEN WULP
Soortgroep
Strandlopers en snippen
Hoofd-biotoop
Agrarisch gebied en natuurgebieden
Uiterlijke kenmerken
50 tot 60 cm lang
9 tot 15 cm grote, krom naar beneden lopende snavel
veren licht van kleur, met donkerbruine verticale strepen
Extra foto’s
scholekster
Kenmerken soortnaam
Soortgroep
Scholeksters
Hoofd-biotoop
Graslanden
Uiterlijke kenmerken
Zwart-wit verenkleed
oranje snavel en poten
oranje ring rondom de ogen
40 tot 45 cm groot
Extra foto’s
Download