SOORTENKENNIS M41A PERIODE 3 PRESENTATIES LEERLINGEN 1 Toegepaste biologie M41 2016-2017 AKKERHOORNBLOEM HOOFDFOTO KENMERKEN AKKERHOORNBLOEM Soortgroep anjerachtigen Hoofd-biotoop Grasland, bermen en duinen Uiterlijke kenmerken Tweeslachtig Gaaf/behaarde bladeren Witte kroonbladeren 5 kelkbladeren 5 kroonbladeren 10 meeldraden Extra foto’s GEWONE HOORNBLOEM KENMERKEN GEWONE HOORNBLOEM Soortgroep anjerachtigen Hoofd-biotoop graslanden Uiterlijke kenmerken Witte kroonbladeren Geheel behaard Tweeslachtig 5 kroon/kelkbladeren Bladrand is gaaf Extra foto’s VOGELMUUR KENMERKEN VOGELMUUR Soortgroep anjerachtigen Hoofd-biotoop Akkers en tuinen Uiterlijke kenmerken Witte bloemen Tweeslachtig 5 kroon en kelk bladeren 3 meeldraden Behaarde stengels Bladrand is gaaf Extra foto’s WITTE KLAVERZURING HOOFDFOTO KENMERKEN WITTEKLAVERZURING Soortgroep Geranium en vioolachtigen Hoofd-biotoop loofbossen Uiterlijke kenmerken Paarse, witte en roze bloemen Tweeslachtig 5 kelk en kroonbladeren 10 meeldraden Hartvormige bladeren Extra foto’s GROOT KOOLWITJE HOOFDFOTO KENMERKEN GROOT KOOLWITJE Soortgroep geleedpotigen Hoofd-biotoop Hij heeft geen specifieke eisen aan zijn leefgebied Uiterlijke kenmerken Spanwijdte van 60 tot 70 millimeter Eerste generatie heeft 2 stippen per vleugel Tweede generatie zijn ze versmolten De rups vervelt vier keer De pop is grijs/groen met gele en zwarten stippen Extra foto’s ORANJETIPJE HOOFDFOTO KENMERKEN ORANJETIPJE Soortgroep geleedpotigen Hoofd-biotoop Vochtige graslanden bij bossen Uiterlijke kenmerken Spanwijdte is rond de 20 mm Mannetje heeft oranje uiteinden op hun vleugels Vrouwtjes hebben dat niet Extra foto’s KONINGSKAARS KENMERKEN KONINGSKAARS Soortgroep Helmkruidfamilie Hoofd-biotoop De plant groeit in het duin- en krijtgebied Uiterlijke kenmerken De bladeren en de stengel zijn bedekt met een dichte wollige beharing. De bloemen zijn geel en hebben een doorsnede van 1,5-3 cm. Er zijn vijf kroonbladeren die aan de voet zijn vergroeid. Er zijn vijf kelkbladen en vijf meeldraden Tweezaadlobbigen Extra foto’s ZWARTE TOORTS KENMERKEN ZWARTE TOORTS Soortgroep Helmkruidfamilie Hoofd-biotoop De soort komt overal in Europa voor, behalve in Scandinavië, Schotland en Ierland. In het oosten van Vlaanderen is de plant vrij algemeen Uiterlijke kenmerken Zwarte toorts is in afwijking tot de andere toortsen een vaste plant met winterknoppen waarin reservevoedsel wordt opgeslagen voordat de bovengrondse delen afsterven. Het is een kruidachtige plant die 60-150 cm lang kan worden. Tweezaadlobbigen Extra foto’s MUSKUSKAASJESKRUID KENMERKEN MUSKUSKAASJESKRUID Soortgroep Kaasjeskruidfamilie Hoofd-biotoop De plant komt voor op voedselrijke grond, vooral op plaatsen met lichte schaduw en nabije bebouwing. Uiterlijke kenmerken Het muskuskaasjeskruid is een algemeen voorkomende, tweejarige plant uit de kaasjeskruidfamilie. De plant kan 30-70 cm hoog worden en bloeit van juli tot september met lichtroze of witte bloemen, die licht naar muskus ruiken. Hij wordt ook als tuinplant gebruikt en ingezaaid in wegbermen. De vrucht is een splitvrucht Extra foto’s ZANDBLAUWTJE KENMERKEN ZANDBLAUWTJE Soortgroep Klokjesfamilie Hoofd-biotoop Het is een plant van droge, kalkarme zandgrond: tussen het gras of op open plekken. Uiterlijke kenmerken De plant wordt 10-45 cm hoog. De stengels en bladeren zijn ruw behaard. Naar boven toe zitten er geen bladeren aan de stengel en is deze daar niet behaard. De bladeren hebben een gelobde rand. De onderste, stompe bladeren zijn omgekeerd eirond en de bovenste, vrij spits en lancettot lijnvormig. Extra foto’s BONT ZANDOOGJE KENMERKEN BONT ZANDOOGJE Soortgroep Insecten Hoofd-biotoop De vlinder geeft de voorkeur aan gemengde bossen en naaldbossen als leefgebied. Uiterlijke kenmerken De spanwijdte is 32 tot 42 mm. Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje, heeft rondere vleugeltippen en een vagere tekening. De vliegtijd is van februari tot en met oktober. Ze vliegen in twee tot drie generaties per jaar. De mannetjes zijn vrij fel tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes van dezelfde soort weg. Extra foto’s BRUIN ZANDOOGJE KENMERKEN BRUIN ZANDOOGJE Soortgroep Insecten Hoofd-biotoop De vlinder geeft de voorkeur aan matig voedselrijk grasland als leefgebied. Uiterlijke kenmerken Het bruin zandoogje heeft een voorvleugellengte van 21 tot 28 millimeter. Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje. Bij het mannetje is de bovenkant van de vleugels bruin. In de vleugelpunt van de voorvleugel bevindt zich een zwarte "oogvlek". Bij het vrouwtje bevindt zich op de voorvleugel een oranje veld, en heeft de oogvlek meestal een witte kern Extra foto’s AKKERVIOOLTJE HOOFDFOTO KENMERKEN AKKERVIOOLTJE Soortgroep Viooltjesfamilie Hoofd-biotoop In Europa op bouwland Uiterlijke kenmerken Eenjarige plant Onkruid Na het rijpen gaan de kleppen open De zaden worden dan weggeslingerd Extra foto’s MAARTS VIOOLTJE KENMERKEN MAARTS VIOOLTJE Soortgroep Viooltjes familie Hoofd-biotoop Voedselrijke, kalkhoudende grond Uiterlijke kenmerken Tweeslachtig Bloemen alleenstaand op een steeltje Laxerend middel Extra foto’s ZINKVIOOLTJE KENMERKEN ZINKVIOOLTJE Soortgroep Viooltjesfamilie Hoofd-biotoop Van nature uit Luik, vochtige zinkhoudende grond Uiterlijke kenmerken Vanwege mijnbouw naar Nederland Nederlandse rode lijst van planten Zeer zeldzaam Onderste bladeren eirond Extra foto’s KOOLMEES HOOFDFOTO KENMERKEN KOOLMEES Soortgroep Bosrijke gebieden, vaak ook in tuinen Hoofd-biotoop Echte mezen Uiterlijke kenmerken Ong. 14 centimeter groot, spanwijdte van 22-25cm Gele borst met een zwarte band Zang iets zachter dan de Pimpelmees Worden gemiddeld 10 jaar Gebruikt voor rupsbestrijding Extra foto’s PIMPELMEES HOOFDFOTO KENMERKEN PIMPELMEES Soortgroep Echte mezen Hoofd-biotoop Bossen en tuinen in heel Europa Uiterlijke kenmerken 12 cm groot, spanwijdte van 17-20cm Kleiner dan de koolmees Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen Extra foto’s STAARTMEES HOOFDFOTO KENMERKEN STAARTMEES Soortgroep Staartmezen Hoofd-biotoop Bossen, struiken, parken en tuinen Uiterlijke kenmerken 15cm groot, spanwijdte 16-19cm Klein voor een zangvogel De donkere ogen zijn bij sommige vogels omrand met een felgekleurde oogring. Veel ondersoorten Extra foto’s MOERASVERGEETMIJNIETJE KENMERKEN MOERASVERGEETMIJNIETJE Soortgroep Ruwbladigen familie Hoofd-biotoop Moerassen, langs waterkanten, op bouwlanden en op akkers. Uiterlijke kenmerken De plant wordt 15 tot 40 cm hoog. Hij heeft geel/blauwe bloemen. Hij bloeit van mei tot augustus. Hij heeft lancetvormige bladeren. Extra foto’s ZOMPVERGEETMIJNIETJE KENMERKEN ZOMPVERGEETMIJNIETJE Soortgroep Ruwbladigenfamilie Hoofd-biotoop Nat grasland, oevers, vennen Uiterlijke kenmerken De plant bloeit van mei tot september. Het blad is lancetvormig. Eenjarig of soms overblijvend. Extra foto’s AKKERVERGEETMIJNIETJE KENMERKEN AKKERVERGEETMIJNIETJE Soortgroep Ruwbladigenfamilie Hoofd-biotoop Akkers, bossen, duinen, bermen Uiterlijke kenmerken De plant wordt 10 tot 60 cm hoog. De bloemen zijn geel/blauw. Hij bloeit van mij tot oktober. Hij heeft lancetvormige bladeren. Extra foto’s BEVER KENMERKEN BEVER Soortgroep Bever achtigen Hoofd-biotoop In de buurt van water Uiterlijke kenmerken De bever heeft een geschubde platte staart. Zijn achterpoten hebben zwemvliezen. Hij heeft een rossige bruine vacht. Hij heeft een lengte van 75 tot 90 cm. Hij leeft in een beverburcht Extra foto’s OTTER KENMERKEN OTTER Soortgroep Marter achtigen Hoofd-biotoop oevers Uiterlijke kenmerken De otter is 80 tot 140 cm lang. Hij heeft zwemvliezen tussen al zijn poten. Hij heeft een ovale staart. Ook heeft hij een waterdichte bruine vacht. Extra foto’s FAZANT KENMERKEN FAZANT Soortgroep Fazant achtigen Hoofd-biotoop Bossen Uiterlijke kenmerken Het mannetje wordt 75–89 cm groot. Vrouwtjes worden 53–62 cm groot. Het mannetje heeft een bruine kleur met zwarte en lichtblauwe plekken. Het mannetje heeft ook een lange goud-bruine staart. Zijn hoofd en nek zijn donkergroen. Het vroutje licht licht bruin. Extra foto’s BLEKE KLAPROOS KENMERKEN BLEKE KLAPROOS Soortgroep Papaverfamilie Hoofd-biotoop Ruderale (platteland) plaatsen, in bermen Uiterlijke kenmerken De plant wordt 20 t/m 60 cm hoog. De stengel is behaard. De bladvorm is ingesneden dubbel geveerd. De plant heeft een oranje roodachtige bloem. Hij bloeit van eind mei tot augustus. Extra foto’s GROTE KLAPROOS KENMERKEN GROTE KLAPROOS Soortgroep Papaverfamilie Hoofd-biotoop Ruderale (platteland) plaatsen, in bermen Uiterlijke kenmerken De plant wort ong. 80 cm hoog. De bloem is rood en heeft een zwarte vlek aan de voet van het kroonblad. Het blad is oneven geveerd. De bloeitijd is van juni tot juli. Extra foto’s AKKERWINDE KENMERKEN AKKERWINDE Soortgroep windefamilie Hoofd-biotoop Grazige plekken, langs wegen. Uiterlijke kenmerken De plant wordt 20 tot 100 cm hoog. Hij heeft witte en roze bloemen. Hij bloeit van juni tot september. Het blad is spiesvormig/pijlvormig. Extra foto’s HAAGWINDE KENMERKEN HAAGWINDE Soortgroep windefamilie Hoofd-biotoop rietlanden, aan de rand van moerasbossen, in akkers, plantsoenen en tuinen Uiterlijke kenmerken De plant wordt 1 tot 3 meter hoog. Hij heeft witte bloemen. Hij bloeit van juni tot september. Het bladeren zijn pijl/spiesvormig. Extra foto’s EKSTER KENMERKEN EKSTER Soortgroep Kraai achtigen Hoofd-biotoop Overal Uiterlijke kenmerken De vogel is 40 tot 51 cm lang. Kop nek en borst zijn glanzend zwart met een metaal groene/blauw glans. De buik en schouders zijn wit. Hij heeft zwarte poten en een zwarte snavel Extra foto’s GAAI HOOFDFOTO KENMERKEN GAAI Soortgroep Kraai achtigen Hoofd-biotoop Cultuurlandschap, bossen Uiterlijke kenmerken De vogels is 32 t/m 35 cm lang. Hij is grijsbruin met een roze tint. Bij zijn vleugels heeft hij lichtblauwe veertjes. De keel, onderbuik en anaalstreek zijn wit. Extra foto’s ZOMERTORTEL KENMERKEN ZOMERTORTEL Soortgroep vogels Hoofd-biotoop Bossen Uiterlijke kenmerken Kleinste duif van ons land, met blauwgrijze kop en meerdere zwart-witte strepen op de hals. De bovendelen zijn roodbruin met zwarte vlekken. De zomertortel heeft een kenmerkende getrapte, ruitvormige staart met een witte eindband. Extra foto’s HOUTDUIF KENMERKEN HOUTDUIF Soortgroep vogels Hoofd-biotoop bossen Uiterlijke kenmerken Deze vogel heeft een grijs paarse kop, grijze bovendelen en grijs roze borst. Ze hebben zwarte armpennen en een brede zwarte eindband op de staart. Deze vogels hebben een witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels. Extra foto’s TURKSE TORTEL KENMERKEN TURKSE TORTEL Soortgroep vogels Hoofd-biotoop Steden, parken, tuinen Uiterlijke kenmerken Het verenkleed is licht beige grijs, met een zwart-witte nekband. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en lichte buitenste staartpennen op. Turkse tortels zijn bijna altijd met z'n tweeën Extra foto’s GEEL WALSTRO KENMERKEN GEELWALSTRO Soortgroep Sterbladigenfamilie Hoofd-biotoop Geel walstro komt voor in weilanden, heggen, duinen, aan wegkanten, oevers en op droge zandgronden. Uiterlijke kenmerken De plant kan 15cm tot 100cm hoog worden. De bladranden zijn omgerold. De bovenzijde is donkergroen en glanzend; de onderzijde is bleker. De plant vormt kransen van acht tot twaalf bladeren. De bloem is goudgeel of citroengeel en heeft een grootte van 2-4 mm. Extra foto’s GLAD WALSTRO KENMERKEN GLAD WALSTRO Soortgroep sterbladigenfamilie Hoofd-biotoop De plant groeit op dijken, bermen en onder kreupelhout. Komt van nature in een heel groot deel voor in Europa. Uiterlijke kenmerken De plant heeft een vierkante stengel met enkelvoudige, kruiswijze bladen, die ongeveer 2,5 mm breed zijn. De plant bloeit van juni tot augustus. De plant heeft witte bloemen met 4 kroonbladen. Extra foto’s KLEEFKRUID KENMERKEN KLEEFKRUID Soortgroep sterbladigenfamilie Hoofd-biotoop Kleefkruid groeit het best in gebieden met een voedselrijke vochtige bodem. Uiterlijke kenmerken De plant heeft veel haakjes die aan de stengel en de vruchten van kleefkruid zitten. Bladeren zijn veer nervig. Kleine onopvallende witte bloemetjes. De vruchtjes zijn paarsachtig of groen. Extra foto’s BOSANEMOON KENMERKEN BOSANEMOON Soortgroep Ranonkelfamilie Hoofd-biotoop Loofbossen Uiterlijke kenmerken De bosanemoon groeit tussen maart en mei. Het is een kensoort voor eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond. De plant wordt tot 25 cm groot. Hij groeit meestal in hele grote groepen. Het is een tweeslachtige bloem. Het blad is handvormig en de bladrand is grof bochtig getand. Extra foto’s SPEENKRUID KENMERKEN SPEENKRUID Soortgroep Ranonkelfamilie Hoofd-biotoop Loofbossen Uiterlijke kenmerken Speenkruid groeit tussen februari en mei. Het kan tot 30 cm groot worden. Hij komt vooral voor op vochtige gronden. De plant heeft hartvormige bladen. De bloemen hebben 8 tot 12 kroonbladen en 3 kelkbladen, dit is apart voor een plant uit de ranonkelfamilie. Extra foto’s ZWANENBLOEM KENMERKEN ZWANENBLOEM Soortgroep Zwanenbloemfamilie Hoofd-biotoop Moeras Uiterlijke kenmerken Zwanenbloem is de enige soort uit zijn familie. Hij kan tot 150 cm lang worden. De bloemen vormen een schermvormige tros. De bladeren zijn lijnvormig met een gave bladrand. Hij heeft 6 dekbladeren. Extra foto’s KAUW KENMERKEN KAUW Soortgroep Kraaienfamilie Hoofd-biotoop Bebouwde omgevingen Uiterlijke kenmerken De kauw is een van de kleinste vogels van de kraaienfamilie. Hij kan tussen 30 en 34 cm groot worden. Hij is zwart en grijsachtig met een relatief kleine snavel en witte ogen. Extra foto’s ZWARTE KRAAI KENMERKEN ZWARTE KRAAI Soortgroep Kraaienfamilie Hoofd-biotoop (Half) open landschappen Uiterlijke kenmerken De zwarte kraai is zoals de naam al zegt, helemaal zwart. Hij kan tussen de 44 en 51 cm groot worden. Als de zwarte kraai een verkeerde voeding heeft, kan het zijn dat er veren wit gaan kleuren. Extra foto’s ROEK KENMERKEN ROEK Soortgroep Kraaienfamilie Hoofd-biotoop Open akker afgewisseld met bossen Uiterlijke kenmerken De roek wordt ongeveer net zo groot als de zwarte kraai (41 tot 49 cm). Hij is verder ook helemaal zwart, behalve voor de snavel. De snavel is in het begin wel zwart, maar naarmate het dier ouder wordt, vergrijst het. De roek heeft ook extra veren aan de bovenkant van zijn poten, waardoor het lijkt alsof hij een broek aan heeft. Extra foto’s H Gewone braam KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Zaadplanten, rozenfamilie Hoofd-biotoop Nederland/Vlaanderen Uiterlijke kenmerken -Bladeren overlappen elkaar niet -bloemen wit en roze -vruchten donkerblauw of rood – 1,5 tot 3m Extra foto’s framboos KENMERKEN FRAMBOOS Soortgroep Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto’s Zaadplanten, rozenfamilie europa -2m lang -rode vruchten EGELANTIER KENMERKEN EGELANTIER Soortgroep Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto’s Zaadplanten, rozenfamilie Duinen/zuid limburg -60/200cm hoog -juli juni augustus -eironde getande/dubbel getande -rozerode bloem van 1,8/2,8 cm “hondsroos” HOOFDFOTO KENMERKEN HONDSROOS Soortgroep Zaadplanten, rozenfamilie Hoofd-biotoop Europa noordwest afrika en noord-amerika Uiterlijke kenmerken -1 tot 3 m -bladeren takken groen tot rood uitgelopen -stekels haakvormig gebogen Extra foto’s Brasem HOOFDFOTO KENMERKEN BRASEM Soortgroep straalvinnige Hoofd-biotoop nederland Uiterlijke kenmerken -maximale lengte 90cm -ruitvorm -lange aarsvin -kort puntige rugvin -zilverachtige schubben -zwarte tot grijze vinnen Extra foto’s “karper” HOOFDFOTO KENMERKEN KARPER Soortgroep straalvinnige Hoofd-biotoop Hele wereld Uiterlijke kenmerken -120 cm lang -4 baarddraden -lange rugvin -30/40 jaar Extra foto’s TORMENTIL HOOFDFOTO KENMERKEN Soortgroep rozenfamilie Hoofd-biotoop Zandgronden, moerassen en duingebieden Uiterlijke kenmerken De bloem is geel en heeft een doorsnede van 0,7-1,1 cm. Er zijn vier kroonblaadjes, die ingekeept zijn. De kroonblaadjes zijn langer dan de kelkblaadjes. De bloem bevat veel meeldraden. Extra foto’s ZILVERSCHOON KENMERKEN Soortgroep Rozenfamilie Hoofd-biotoop vochtige plekken langs wegen en in het weiland. Uiterlijke kenmerken De bladeren vormen een bladrozet. Uitlopers wortelen op de knopen tot op 80 cm van de plant Extra foto’s LANTAANTJE KENMERKEN Soortgroep geleedpotigen Hoofd-biotoop Moerassen en binnenwateren Uiterlijke kenmerken Het achterlijf is zwart, op één blauw segment (het achtste) na, waarvan de naam Lantaarntje is afgeleid. De larve kan vrij goed tegen watervervuiling, daarom veelvoorkomend. 2 paar vleugels, niet opvouwbaar Extra foto’s GROTE KEIZERLIBEL HOOFDFOTO KENMERKEN Soortgroep Geleedpotigen Hoofd-biotoop plassen, poelen, vennen, vijvers, sloten en langzaam stromende wateren Uiterlijke kenmerken Het zijn grote, zeer krachtige libellen van 60 tot 85 mm lang en een spanwijdte van 6,5 tot 9 cm. Het achterlijf, dat langer is dan de vleugels, is donker met een lichtere mozaïektekening, of licht met een donkere rugstreep Extra foto’s PLATBUIK HOOFDFOTO KENMERKEN Soortgroep Geleedpotigen Hoofd-biotoop in wateren waar nog weinig tot geen plantengroei is Uiterlijke kenmerken een pionierssoort. De volwassen mannetjes van de platbuik zijn blauw van kleur terwijl de vrouwtjes een bruingele kleur hebben. Borststuk is 65 tot 75 mm groot Extra foto’s WEIDEBEEKJUFFER HOOFDFOTO KENMERKEN Soortgroep Geleedpotigen Hoofd-biotoop Stromend water van redelijke kwaliteit Uiterlijke kenmerken is een 45 à 48 mm grote juffer. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en een grote zwarte vlek in de vleugels (van de knoop tot vlak onder de top). De vleugeladers hebben een blauwe glans. lichaamslengte van volwassen dieren is 45-48 mm Extra foto’s BREM HOOFDFOTO KENMERKEN BREM Soortgroep Vlinderbloemenfamilie Hoofd-biotoop Hellingen, bermen, langs spoorwegen , bossen Uiterlijke kenmerken De donkergroene takken zijn wintergroen. De opstijgende tot rechtopstaande stam heeft een bruine schors. De onderste bladeren zijn drietallig. De bloemen staan alleen of met twee bij elkaar op kromme stelen, met een paar schutblaadjes in de bladoksels. Tweeslachtig Extra foto’s STEKELBREM KENMERKEN STEKELBREM Soortgroep Vlinderbloemfamilie Hoofd-biotoop Hellingen, bermen, langs spoorwegen , bossen Uiterlijke kenmerken De liggende tot rechtostaande stengels zijn sterk vertakt, vrijwel kaal en meestal stekelig. De blauwachtig groene blaadjes aan de niet-bloeiende takken zijn langwerpig tot lijnvormig. Tweeslachtig Extra foto’s GEWONE ROLKLAVER KENMERKEN GEWONE ROLKLAVER Soortgroep Vlinderbloemenfamilie Hoofd-biotoop Grasland Uiterlijke kenmerken De meestal liggende tot opstijgende stengels zijn kaal of behaard. De bladen zijn vaak blauwachtig groen. Een forse penwortel zonder uitlopers. Tweeslachtig Extra foto’s MOERASROLKLAVER HOOFDFOTO KENMERKEN MOERASROLKLAVER Soortgroep Vlinderbloemfamilie Hoofd-biotoop Grasland Uiterlijke kenmerken De donkergroene stengels zijn opstijgend of klimmend en meestal hol. De gewimperde deelblaadjes hebben duidelijke zijnerven. De ondiep liggende wortels vormen ondergrondse uitlopers. Tweeslachtig Extra foto’s PALING HOOFDFOTO KENMERKEN PALING Soortgroep Anguillidae (Echte palingen) Hoofd-biotoop Europa en noordelijk Afrika Uiterlijke kenmerken De paling heeft een lang slangachtig lichaam met zeer slijmerige huid. De paling heeft een spitse, bovenwaarts afgeplatte en enigszins wigvormige kop die gemakkelijk van de achterzijde is te onderscheiden doordat de staart sterk zijwaarts is afgeplat. Extra foto’s SNOEK HOOFDFOTO KENMERKEN SNOEK Soortgroep Esocidae (Snoeken) Hoofd-biotoop Europa, Azië en Noord-Amerika Uiterlijke kenmerken De snoek is een zoetwatervis en heeft een karakteristieke, torpedo-achtige lichaamsbouw. Snoeken kunnen 15 jaar oud worden. De rug- en aarsvin zijn bijna symmetrisch en naar achteren geplaatst. Extra foto’s GEWONE REIGERBEK KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Ooievaarbekfamilie Hoofd-biotoop Zanderige grond / loofbossen Uiterlijke kenmerken Roze bloemen 5 Kroonbladeren Eivormige nootjes Extra foto’s ROBERTSKRUID KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Ooievaarsbekfamilie Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto’s Roze bloemen 5 kroonbladeren 50 cm hoog Bladeren zijn geveerd EEKHOORN KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Eekhoornachtige Hoofd-biotoop Bossen Uiterlijke kenmerken 20 tot 28 cm lang Pluimstaart van ongeveer 20 cm Roodbruin met witte buikzijde Extra foto’s OOIEVAARSBEK SPEC KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Ooievaarsbek Hoofd-biotoop Zandgronden / bossen / Stad (tussen tegels) Uiterlijke kenmerken Paarse bloemen 5 kroonbladeren Geveerde bladeren Extra foto’s VOORNACHTIGE KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep Voornachtige Hoofd-biotoop Stilstaan / langzaam stromend water (zoet) Uiterlijke kenmerken Rode vinnetjes Grijze / zilverachtige huid 9 cm Bittervoorn 80 cm Windvoorn Extra foto’s RIGGELWIKKE HOOFDFOTO KENMERKEN RIGGELWIKKE Soortgroep Vlinderbloemachtige Hoofd-biotoop tamelijk droge, open niet al te voedselrijke gronden Uiterlijke kenmerken Klimplant Witte bloemen Samengesteld blad loopt uit in een vertakte rank Vrucht in de vorm van een peul Extra foto’s VOGELWIKKE KENMERKEN VOGELWIKKE Soortgroep Geleedpotige Hoofd-biotoop Moerassen en binnenwateren Uiterlijke kenmerken Het achterlijf is zwart, op één blauw segment (het achtste) na, waarvan de naam Lantaarntje is afgeleid. De larve kan vrij goed tegen watervervuiling, daarom veelvoorkomend. 2 paar vleugels, niet opvouwbaar Extra foto’s RODE KLAVER KENMERKEN RODE KLAVER Soortgroep Hoofd-biotoop grasland Uiterlijke kenmerken Pioneers plant Samengesteld blad Bloemen bloeien in een krans. Individu bloementje is een vlinderbloem Extra foto’s WITTE KLAVER HOOFDFOTO KENMERKEN WITTE KLAVER Soortgroep Hoofd-biotoop Grasland Uiterlijke kenmerken Pioneers plant Samengesteld blad Bloemen bloeien in een krans. Individu bloementje is een vlinderbloem Extra foto’s ATALANTA HOOFDFOTO KENMERKEN ATALANTA Soortgroep Hoofd-biotoop Tuinen. Met waardeplant De grote brandnetel Uiterlijke kenmerken 26-32 mm Vleugels zijn zwart met rode en witte vlekken Rups is zwart en verpopt zich op de grote brandnetel Het eitje is groen met streepjes Extra foto’s “ICARUSBLAUWTJE” HOOFDFOTO KENMERKEN ICARUSBLAUWTJE Soortgroep Hoofd-biotoop Kruidrijke Vegetatie Uiterlijke kenmerken 15 mm Mannetje heeft blauwe vleugels. Vrouwtje bruin met oranje stipjes. Heeft als waardeplant onder andere kleine klaver, rolklaver en hopklaver. Extra foto’s GEWONE RAKET KENMERKEN GEWONE RAKET Soortgroep kruisbloemenfamilie Hoofd-biotoop Braakliggend terrein, langs wegen en dijken Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Hij wordt 30-60 cm hoog Hij bloeit met dichte trossen (van mei tot september) De bloem is bleekgeel en 2-4 mm PINKSTERBLOEM KENMERKEN PINKSTERBLOEM Soortgroep kruisbloemenfamilie Hoofd-biotoop Graslanden, bossen en moeras (in een natte omgeving) Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Hij wordt tot 50 cm hoog Bladeren zijn samengesteld Bloemen zijn tweeslachtig Hij bloeit voor pinksteren KLEINE VELDKERS KENMERKEN KLEINE VELDKERS Soortgroep kruisbloemenfamilie Hoofd-biotoop Kalkachtig, zanderige gronden Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Bloeit van februari tot juli Bloemen zijn tweeslachtig Wordt 5-35 cm Wordt veelal beschouwd als onkruid LOOK ZONDER LOOK KENMERKEN LOOK ZONDER LOOK Soortgroep kruisbloemenfamilie Hoofd-biotoop Vochtige, voedselrijke grond Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Ruikt naar look, maar is er niet verwant aan Wordt 20-100 cm hoog Bloeit van april tot juni HERDERSTASJE KENMERKEN HERDERSTASJE Soortgroep kruisbloemenfamilie Hoofd-biotoop Waterdoorlatende, zanderige, stikstofhoudende grond Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Wordt 5-60 cm hoog Bloeit van maart tot september Kroonbladeren zijn 9 mm lang TORENVALK KENMERKEN TORENVALK Soortgroep valkachtigen Hoofd-biotoop Allerlei plaatsen, zoals weilanden, bosranden en steden Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s 30-38 cm hoog (volwassen) Mannetje een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken, staart is ook grijsblauw Vrouwtje is identiek, maar heeft een bruine kop en nek en een bruine staart GELE DOVENETEL KENMERKEN GELE DOVENETEL Soortgroep Lamiaceae Hoofd-biotoop Vochtige en beschaduwde plaatsen in gematigde gebieden. Uiterlijke kenmerken Deze voorjaarsbloem bloeit met name in mei en juni. De cultivar Lamium galeobdolon 'Florentinum' kenmerkt zich door gevlekte bladeren. Deze cultivar wordt als bonte gele dovenetel of ook wel als gevlekte gele dovenetel aangeduid. Extra foto’s PAARSE DOVENETEL KENMERKEN PAARSE DOVENETEL Soortgroep Lamiaceae Hoofd-biotoop Voedselrijke gronden - beschaduwde plaatsen en een vochtige grond. Uiterlijke kenmerken De paarse dovenetel is een 10-30 cm hoge, een- of tweejarige plant die opvalt door de kleine, 1-2 cm grote roze tot paarse bloemetjes. Ook de bovenste delen van de duidelijk vierkantige stengel kan paars kleuren. De hogere stengelbladeren zijn langer dan breed, eirond of ruitvormig en staan in paren kruisgewijs tegenover elkaar. De bladeren zijn behaard. Extra foto’s WITTE DOVENETEL KENMERKEN WITTE DOVENETEL Soortgroep Lamiaceae Hoofd-biotoop Ruderale plaatsen op een vochtige, voedselrijke bodem. Uiterlijke kenmerken De bloeitijd is van april tot oktober. De plant kan tot 1,5 m hoog worden, maar blijft afhankelijk van seizoen, standplaats en klimaat ook steken bij 30-40 cm. Het heeft witte (soms geel aanlopende) bloemen. Deze vormen zich in een krans. De krans bestaat uit acht+ lipvormige, 2-4 cm grote bloemen. De voorste twee van de vier meeldraden zijn langer dan de andere twee. Extra foto’s EREPRIJS PLANT (AAREREPRIJS) KENMERKEN AAREREPRIJS Soortgroep Plantaginaceae Hoofd-biotoop Zonnige hellingen en stenig grasland. Uiterlijke kenmerken Het kan een hoogte bereiken van 20 tot 55 centimeter. De stengels zijn bedekt met klierhaartjes en de bladeren zijn gezaagd. Het heeft paarsblauwe bloempjes die bloeien van juni tot september. Extra foto’s WATERHOEN KENMERKEN WATERHOEN Soortgroep Rallidae Hoofd-biotoop In Europa komen waterhoentjes het hele jaar door voor. Uiterlijke kenmerken Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel en een rood blesje op het voorhoofd. De punt van de snavel is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen. Ze hebben geen zwemvliespoten. De lichaamslengte bedraagt 32 tot 35 cm en het gewicht 175 tot 500 gram. Het waterhoen voedt zich met waterplanten, grassen, insecten en kikkervisjes. Extra foto’s MEERKOET KENMERKEN MEERKOET Soortgroep Rallidae Hoofd-biotoop Hij komt voor in Europa, Noord-Afrika, Azië en Australië. Uiterlijke kenmerken De vogel wordt 32 tot 42 centimeter groot en 585 tot 1100 gram zwaar. De veren zijn zwart, de snavel en voorhoofdsschild zijn wit en de ogen zijn rood. De meerkoet heeft grote blauwgroene poten met gespreide zwemlobben. Extra foto’s HONDSDRAF KENMERKEN HONDSDRAF Soortgroep lipbloemenfamilie Hoofd-biotoop De plant komt in allerlei soorten begroeiingen voor, overal waar voldoende humus en vocht is kan hij worden aangetroffen. Uiterlijke kenmerken De plant wordt 15 - 60 cm groot, de vierkante stengel is liggend tot rechtopstaand en wortelt op de knopen. De bladeren zijn niervormig met een gekartelde rand. Van maart tot juni zijn paars-blauwe bloemen te zien. De onderlip is aan het einde in tweeën gespleten en de bovenlip is vlak en niet bol. Er zijn tweeslachtige en functioneel vrouwelijke exemplaren. De laatste hebben duidelijk veel kleinere bloemen. Extra foto’s MOERASANDOORN KENMERKEN MOERASANDOORN Soortgroep lipbloemenfamilie Hoofd-biotoop vochtige standplaatsen, zoals in ruigtes, langs rivieroevers, langs beken en sloten of in bouwland. Uiterlijke kenmerken De behaarde, holle stengel is vierkantig. De tot 15 cm lange, sterk behaarde, getande bladeren zijn tamelijk smal lancetvormig tot langwerpig-ovaal en aan de voet enigszins hartvormig. De bladeren zijn tegenoverstaand en de bovenste zittend. De plant heeft purperen bloemen, waarvan de onderlip vaak roodachtig gevlekt is. Soms komen ook planten met witte bloemen voor. Extra foto’s VELDSALIE KENMERKEN VELDSALIE Soortgroep lipbloemenfamilie Hoofd-biotoop Grasland (rivierbegeleidend grasland en kalkgrasland), rivierdijken (dijkgrasland), rivierduinen, bermen, kalkhellingen en langs spoorwegen (spoorbermen). Uiterlijke kenmerken De bloem is donkerblauw en wordt tot 2,5 cm lang. De bovenlip is sterk gebogen en heeft de vorm van een helm. De meeldraden en stijl steken uit. De bloemen zijn tweeslachtig, maar er zijn planten met enkel vrouwelijke bloemen. De veldsalie bloeit van mei tot juli. De onderste bladeren zijn maximaal 15 cm lang. Ze vormen een bladrozet, dat rimpelig en langwerpig is. De stengelbladeren zijn kleiner; de bovenste ongesteeld. Extra foto’s WATERMUNT KENMERKEN WATERMUNT Soortgroep lipbloemenfamilie Hoofd-biotoop De plant groeit vooral langs en in het water en in natte weilanden en bloeit van juni tot eind oktober. Uiterlijke kenmerken De stengels zijn 30-90 cm lang en hebben gesteelde, eironde tot langwerpige, gezaagde tot gekartelde bladeren. De bladeren ruiken sterk naar pepermunt. De plant heeft zowel bovengrondse als ondergrondse uitlopers. De roodachtig lila bloemen worden door insecten zoals honingbijen en hommels bestoven. De kelkbuis is 4-5 mm lang en heeft lancetvormige tanden. De bolvormige bloeiwijze bestaat uit één of twee schijnkransen. Extra foto’s VINK KENMERKEN VINK Soortgroep Fringillidae (Vinkachtigen) Hoofd-biotoop loof-, gemengde en naaldbossen, parklandschap en in steden in parken, tuinen en lanen. Uiterlijke kenmerken Volwassen mannelijk exemplaar onderzijde wijnrood, buik wat lichter. Kruin en nek leiblauw, voorhoofd zwart. Rug donkerroodbruin. Vleugel met twee witte banden. Groenachtige stuit. Staart met witte rand. Volwassen vrouwelijk exemplaar vleugel en staart bruiner; onderzijde lichtgrijsbruin; rug donkerder olijfgroen. Extra foto’s HUISMUS KENMERKEN HUISMUS Soortgroep Passeridae (Mussen) Hoofd-biotoop gematigde en subtropische gebieden Uiterlijke kenmerken De huismus is 160 tot 165 mm lang[2] en weegt 24 tot 39,5 gram. Het mannetje heeft een grijze kruin en grijze wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met witte stip achter het oog, een witte streep over de vleugels en in het broedseizoen een zwarte snavel. Het vrouwtje heeft een minder contrastrijke tekening dan het mannetje, een lichte oogstreep, enige tekening op rug en vleugels en een effen lichtgrijze/bruine borst. In de ruitijd is hun verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als van een huismus. Extra foto’s WITTE WINTERPOSTELEIN HOOFDFOTO KENMERKEN VAN DE WITTE WINTERPOSTELEIN Soortgroep Grassenfamilie Hoofd-biotoop grasland Uiterlijke kenmerken De plant is 15-40 cm hoog. Je kan hem het makkelijkste herkennen als die bloeit, want dan zie je de schotelvormige bladeren het beste. Hij heeft twee bladeren die vergroeit zijn aan elkaar. De gewone blaadjes hebben een schop-vorm, die zijn 2-3 cm groot. De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen. Hij bloeit van april tot juni. De grote zaadjes zijn 1 - 1,5 mm. Extra foto’s KROPAAR HOOFDFOTO KENMERKEN VAN DE KROPAAR Soortgroep Grassenfamilie Hoofd-biotoop grasland Uiterlijke kenmerken Het blad is licht- of grijsachtig groen en wordt tot 35 cm lang. De tongetje is tot 12 mm lang en is min of meer driehoekig. De vrucht is een graanvrucht. Extra foto’s ZACHTE DRAVIK HOOFDFOTO KENMERKEN VAN DE ZACHTE DRAVIK Soortgroep Grassenfamilie Hoofd-biotoop grasland Uiterlijke kenmerken De stengel is kan 1 meter zijn als die recht op staat. Het tongetje is 1 mm breed. De vrucht is een graanvrucht, die in de volksmond zaad wordt genoemd. Het zaad kiemt in de herfst. De plant bloeit in pluimen van mei tot juni. Extra foto’s REUKGRAS HOOFDFOTO KENMERKEN VAN HET REUKGRAS Soortgroep Grassenfamilie Hoofd-biotoop grasland Uiterlijke kenmerken De bladeren zijn 3-7 mm breed en heeft een 2 mm lang. De reukgras bloeit van april tot juni. Het is een graanvrucht Extra foto’s NACHTEGAAL KENMERKEN VAN DE NACHTEGAAL Soortgroep zangvogel Hoofd-biotoop Grasland met struikjes Uiterlijke kenmerken Het legsel bestaat uit 4 tot 5 olijfbruine eieren in een nest, dicht bij de grond, in de dichte ondergroei. Het voedsel van de nachtegaal bestaat voornamelijke uit wormen, insecten, larven, poppen en eieren. Verder is het een vogel die zit in struikgewas, vaak met brandnetels, van waaruit hij ook zingt. Extra foto’s TJIFTJAF KENMERKEN VAN DE TJIFTJAF Soortgroep zangvogel Hoofd-biotoop Grasland met struikjes Uiterlijke kenmerken De tjiftjaf zijn belangrijkste kenmerk is zijn geluid, want hij zegt zijn naam telkens. Het voedsel van de tjiftjaf bestaat voornamelijk uit insecten, rupsen, muggen, larven en eieren. Het legsel bestaat meestal uit vijf tot zeven witte eieren met bruine of roodbruine vlekjes. Extra foto’s MUURPEPER MUURPEPER Soortgroep vetplantenfamilie Hoofd-biotoop droge, zandige bodems zoals stuifduin, rivierduinen, akkers en verlaten terreinen Uiterlijke kenmerken Bladvorm is lijnvormig en rond bladrand is gaaf Is tweeslachtig 0,05 tot 0,1 meter hoog het is een vetplant Extra foto’s HEKSENMELK KENMEREN HEKSENMELK Soortgroep wolfsmelkfamilie Hoofd-biotoop bermen, op dijkhellingen, in ruigten en aan struweelranden Uiterlijke kenmerken Stengels rechtopstaand en glad bladvorm is lancetvormig bladrand is gaaf witte melksap komt uit stengel of blad is eenslachtig 0,3 tot 0,9 meter hoog Extra foto’s WILDE KRUISDISTEL KENMERKEN WILDE KRUISDISTEL Soortgroep schermbloemenfamilie Hoofd-biotoop In rivierengebieden of wat ruiger grasland en op zandige, maar toch redelijk voedselrijke rivierduinen. Uiterlijke kenmerken Stengel is gestekeld bladvorm is dubbel geveerd bladrand is stekelig getand heeft twee stempels en stijlen is tweeslachtig 0,15 tot 0,6 meter hoog Extra foto’s GEWONE ENGELWORTEL KENMERKEN GEWONE ENGELWORTEL Soortgroep schermbloemenfamilie Hoofd-biotoop In de bebouwde kom tref je Grote engelwortel nogal eens aan langs sloten en vaarten, maar ook langs de oever van allerlei wateren en tussen riet komt de soort graag voor. Uiterlijke kenmerken Stengel is hol en rechtopstaand bladvorm is meervoudig geveerd bladrand is gezaagd Het is tweeslachtig 0,9 tot 1,8 meter lang Extra foto’s MEREL KENMERKEN MEREL Soortgroep lijsters Hoofd-biotoop Kwamen eerst voor in dichte loofbossen, maar is een cultuurvogel geworden en leeft nu dus in vrijwel elke tuin Uiterlijke kenmerken Mannetje: zwart, 24-25 cm groot, heeft een opvallende oranje snavel vrouwtje: aardbruin tot roodbruin lijf, snavel bruingeelgekleurd, niet zo gevlekt als de andere lijsters het zijn alleseters 2 tot 4 keer per jaar leggen ze 3 tot 5 eieren Extra foto’s ZANGLIJSTER KENMERKEN ZANGLIJSTER Soortgroep lijsters Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto’s Is ongeveer 23 cm groot de rug is donker- tot olijfbruin onderkant is is vaal oranje-beige staart is vrij kort nauwelijks verschil in uiterlijk van de twee geslachten 1 tot 3 keer per jaar legt het 3 tot 6 eieren eet insecten, slakken, wormen enz. Grote vossenstaart Taxonomische indeling • • • • • • • • • • • Rijk: Plantae (Planten) Stam: Embryophyta (Landplanten) Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten) Clade: Bedektzadigen Clade: Eenzaadlobbigen Clade: Commeliniden Orde: Poales Familie: Poaceae (Grassenfamilie) Onderfamilie: Pooideae Geslachtengroep: Aveneae Geslacht:Alopecurus (Vossenstaart) Eigenschappen • De soort komt algemeen voor op rijke, vochtige, iets kalkrijke grond in graslanden, uiterwaarden, dijken, bermen en lichte loofbossen. • Het gladde blad is groen (enigszins naar blauw neigend), onbehaard en tot 10 mm breed. Wel is het blad soms aan de achterzijde iets ruw. De ribben op de bladbovenzijde zijn vrij ver van elkaar geplaatst. Het tongetje (ligula) is min of meer vierkant en 1-2,5 mm lang. • De vrucht is een graanvrucht. Timoteegras Taxonomische indeling • • • • • • • • • • • • Rijk: Plantae (Planten) Stam: Embryophyta (Landplanten) Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten) Clade: Bedektzadigen Clade: Eenzaadlobbigen Clade: Commeliniden Orde: Poales Familie: Poaceae (Grassenfamilie) Onderfamilie: Pooideae Geslachtengroep: Aveneae Geslacht: Phleum (Doddegras) Soort: Phleum pratense Eigenschappen • De bladeren zijn groen of grijsgroen en zijn maximaal 45 cm lang. Het blad is onbehaard, maar voelt wel ruw aan, vooral de bovenzijde. Het ovale tongetje (ligula) is tot 6 mm lang en heeft een stompe punt. • De vrucht is een graanvrucht. De vruchtwand is vergroeid met de zaadhuid, de zaadkern en met de omhullende kafjes. In de volksmond wordt meestal van (gras)zaad gesproken. Door de haartjes aan de kafjes blijven de vruchten makkelijk hangen aan de vacht van langslopende dieren. Om de vrucht (zaad) te kunnen verzaaien moeten de haartjes eerst verwijderd worden. Dit gebeurt machinaal door wrijving van de vruchtjes. Engels Raaigras Taxonomische indeling • • • • • • • • • • • Rijk: Plantae (Planten) Stam: Embryophyta (Landplanten) Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten) Clade: Bedektzadigen Clade: Eenzaadlobbigen Clade: Commeliniden Orde: Poales Familie: Poaceae (Grassenfamilie) Onderfamilie: Pooideae Geslachtengroep: Poeae Geslacht:Lolium (Raaigras) Eigenschappen • De plant wordt 30–60 cm hoog met rechtopstaande, gladde stengels. Het blad is lichtgroen, onbehaard en vettig glanzend. De nerven steken duidelijk boven het bladoppervlak uit. Het wordt tot 20 cm lang. De bladeren zitten in een jong stadium langs de hoofdnerf gevouwen. De schede aan de voet is vaak roze. • Het vroegste type ("vroeg hooitype") bloeit van half mei tot eind mei. • De vrucht is een graanvrucht. Hazelworm Taxonomische indeling • • • • • • • • Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Reptilia (Reptielen) Orde: Squamata (Schubreptielen) Onderorde: Lacertilia (Hagedissen) Infraorde: Diploglossa (Hazelwormachtigen) Familie: Anguidae (Hazelwormen) Geslacht: Anguis Verspreiding • De hazelworm heeft een grote verspreiding binnen Europa en is een van de meest voorkomende reptielen. De hagedis komt onder andere voor in België en Nederland. De hazelworm is een bodembewoner die een verborgen leven leidt tussen de bladeren en takken in de strooisellaag. De hazelworm eet kleine ongewervelden, voornamelijk regenwormen en naaktslakken. Kenmerken • De hazelworm is doorgaans bruin van kleur en bereikt een lichaamslengte van ongeveer 45 centimeter. • Net als andere soorten uit de familie hazelwormen lijkt de hazelworm meer op een slang dan op een typische hagedis. Door de gewoonte vaak de tong uit te steken wordt de gelijkenis met een slang nog eens versterkt. Belangrijke verschillen tussen een hazelworm en een slang is de beweging en de tong. • Net als andere Europese hagedissen is de hazelworm volkomen ongevaarlijk en bovendien erg schuw, bij verstoring vlucht het dier snel weg. Voortplanting • De hazelworm is eierlevendbarend, de jongen komen in een dun vliesje ter wereld maar gaan direct hun eigen weg. De hagedis kan in vergelijking met andere reptielen erg oud worden maar heeft ook vele vijanden. Levendbarende Hagedis Taxonomische indeling • • • • • • • • • Rijk: Animalia (Dieren) Stam:Chordata (Chordadieren) Klasse: Reptilia (Reptielen) Orde: Squamata (Schubreptielen) Onderorde: Lacertilia (Hagedissen) Infraorde: Scincomorpha (Skinkachtigen) Familie: Lacertidae (Echte hagedissen) Onderfamilie: Lacertinae Geslacht: Zootoca Verspreiding • De levendbarende hagedis heeft een zeer groot verspreidingsgebied binnen Europa en Azië en komt onder andere voor in Nederland en België. Uiterlijk is de levendbarende hagedis niet erg opvallend door de bruine kleur en het schuwe gedrag maar biologisch gezien is het een interessante soort vanwege de bijzondere aanpassingen op een koeler en vochtiger klimaat, zoals de eierlevendbarende voortplanting. Habitat • De levendbarende hagedis bewoont vele verschillende habitats maar heeft een voorkeur voor begroeide en relatief vochtige gebieden zoals graslanden, natte weiden, droge delen van moerassen, hoog- en laagveen. • Ook in drogere omgevingen wordt de hagedis gevonden zoals duinen, spoorwegbermen, open bossen, bosranden, heide en berggebieden. • Een belangrijke vestigingsvoorwaarde is de aanwezigheid van open plekken om te zonnen. Als het leefgebied overwoekerd raakt wordt het verlaten. Voortplanting • De levendbarende hagedis is in de regel eierlevendbarend (ovovivipaar); er worden wel eieren geproduceerd maar de juvenielen ontwikkelen zich volledig in het moederdier. De eier'schaal' bestaat bij de geboorte uit een doorzichtig vliesje waaruit de jongen zich makkelijk kunnen bevrijden. Ze bevinden zich soms al buiten het 'ei' als ze ter wereld komen of verlaten het vlies spoedig na de geboorte. Zandhagedis Taxonomische indeling • • • • • • • • • Rijk: Animalia (Dieren) Stam:Chordata (Chordadieren) Klasse: Reptilia (Reptielen) Orde: Squamata (Schubreptielen) Onderorde: Lacertilia (Hagedissen) Infraorde: Scincomorpha (Skinkachtigen) Familie: Lacertidae (Echte hagedissen) Onderfamilie: Geslacht: Lacerta Lacertinae Kenmerken • De zandhagedis, ook wel duinhagedis (Lacerta agilis), is een hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). • Vanwege het grote verspreidingsgebied in Europa en delen van Azië is het een bekende soort, die ook in gematigde gebieden zoals België en Nederland voorkomt. Het is een bodembewoner die tussen de vegetatie zoekt naar voedsel, op het menu staan kleine ongewervelden. • De zandhagedis is te herkennen aan de groene kleur, terwijl de meeste Europese hagedissen een overwegend bruine kleur hebben. Vaak worden ze verward met de levendbarende hagedis. Habitat • De habitat bestaat in het grootste deel uit open gebieden met een lage vegetatie, veelal op zanderige en zonbeschenen plekken als open plekken in het bos, zandverstuivingen en heidevelden. • Ook kunstmatige elementen als spoordijken zijn vanwege de spaarzame begroeiing en de hoge ligging een geschikt biotoop. De ideale biotoop van de zandhagedis is een licht verruigde oude heide met wat reliëf. Deze biotoop blijkt erg geschikt door de beschutting tegen predatie en wind. Zowel in laaglanden als in meer bergachtige streken waar de soort tot een hoogte van 3500 meter boven zeeniveau kan worden aangetroffen. GEWOON BIGGENKRUID KENMERKEN VAN GEWOON BIGGENKRUID Soortgroep Composietenfamilie Hoofd-biotoop Groeit op allerlei grazige plaatsen Uiterlijke kenmerken Heeft vertakte onbehaarde stengels. Wordt 20 tot 60 cm hoog. De bloem is geel en er zijn alleen lintbloemen aanwezig, de buitenste lintbloemen zijn groen of grijs aan de onderzijde. Het hoofdje heeft een doorsnede van 2,5 tot 4 cm. Extra foto’s PAARDENBLOEM KENMERKEN VAN DE PAARDENBLOEM Soortgroep Composietenfamilie Hoofd-biotoop Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen, groeit zo goed als op elke grond; grasland, bermen, zeeduinen, muren, puin, akkers, tussen straatstenen, bosranden, bossen, waterkanten Uiterlijke kenmerken In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en staan ze dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Een paardenbloem kan van 10 tot 50 cm hoog worden. De pappus bestaat uit haren en kan beschouwd worden als een gereduceerde kelk. De bladeren staan in een bladrozet bij elkaar. Ze zijn diep ingesneden tot bochtig getand. Extra foto’s GEWONE KLIT KENMERKEN VAN DE GEWONE KLIT Soortgroep Composietenfamilie Hoofd-biotoop Open, vochtige zeer voedselrijke en ongewerkte grond Uiterlijke kenmerken De bovenste bloemhoofdjes van de gewone klit is 1,5 tot 3 cm breed (stekels meegerekend). De hoofdjes zijn tros- of aarvormig gerangschikt en zitten meest afzonderlijk op een steel. De 5 mm lange vruchtjes zij aan de bovenkant bezet met stijve haartjes Extra foto’s MADELIEFJE KENMERKEN VAN EEN MADELIEFJE Soortgroep Composietenfamilie Hoofd-biotoop Zonnige plekken in gazons, gemaaide graslanden en weide. Uiterlijke kenmerken De bladeren staan allemaal in een wortelrozet. De rand van het blad is gekarteld. Zolang het niet vriest is het madeliefje het hele jaar in bloei aan te treffen. Aan het einde van de bloemstengel staat één bloemhoofdje, deze wordt tot 2,5 cm groot en bestaat uit een hart van gele buisbloemen, met een krans van witte straalbloemen Extra foto’s EDELHERT KENMERKEN VAN EEN EDELHERT Soortgroep Hertachtigen Hoofd-biotoop Komt voor op de Veluwe, in de Oostervaardersplassen en sinds 2005 in het Weerterbos. Uiterlijke kenmerken In de zomer roodbruin van kleur, in de winter grijsachtig bruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig. De rui (haarverlies) begint eerst bij de kop, de poten en het voorlijf. De gemiddelde lichaamsgrootte van een edelhertenpopulatie wordt beïnvloed door meerdere factoren. Edelherten uit bosgebieden zijn kleiner dan die uit meer open gebieden. Extra foto’s REE KENMERKEN VAN EEN REE Soortgroep Hertachtigen Hoofd-biotoop Komt voor van zeeniveau tot boven de boomgrens. Leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden, maar ook heidevelden, rietvelden en duinen Uiterlijke kenmerken De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, ‘s winters is deze grijsbruin tot zwart van kleur. Volwassen dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek ‘s zomers vrij onduidelijk. De neus is zwart, de kin is wit en de staart is vrij klein. Het gewei is relatief klein Extra foto’s KORENBLOEM KENMERKEN KORENBLOEM Soortgroep Composietenfamilie Hoofd-biotoop Zonnige open plaatsen (akkers, bermen) Uiterlijke kenmerken - stengel is witviltig behaard - Witte penwortel - Bloeimaanden zijn juni, juli en augustus - 30 – 60 cm hoog - 2 slachtig - Bladeren zijn langwerpig en een klein beetje getand Extra foto’s KONINGINNEKRUID KENMERKEN KONINGINNEKRUID Soortgroep composietenfamilie Hoofd-biotoop Moerassen, waterkanten, sloten enz. Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Enigszins rode stengels Beharing is vrij veel en kort Tegenoverstaande bladeren – korte steel Grof gezaagd en handvormig 3/5 delig 50 – 150 cm hoog Bloeimaanden; juli, augustus en september AKKERKOOL KENMERKEN AKKERKOOL Soortgroep Lapsanafamilie Hoofd-biotoop Bossen, heggen, bermen Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Kale stengel Bladeren zijn liervormig/ versmald bij de steel Getand – gegolfd Tweeslachtig Bloeimaanden; juni, juli, augustus en september 30 – 120 cm hoog HEGGENMUS KENMERKEN HEGGENMUS Soortgroep Mussen Hoofd-biotoop Overal Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Onopvallend bruingrijs Rug tekening lijkt op huismus Blauwgrijze kop Vaak op de grond te vinden Mannetje zingt vanuit de top van een boom 13 – 14,5 cm lang ROODBORST KENMERKEN ROODBORST Soortgroep Mussen Hoofd-biotoop Overal Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Bruin grijs oranje Leeft alleen buiten broedperiode Jongen zijn lichtbruin gevlekt Geen rode/oranje borst Agressief tegen soortgenoten Broed op de grond 12,5 – 14 cm lang WINTERKONING KENMERKEN WINTERKONING Soortgroep winterkoninkjes Hoofd-biotoop overal Uiterlijke kenmerken - Extra foto’s Opstaande staart Erg klein, bruin Lichte wenkbrauwstreep Snelle vleugelslagen en vliegt laag van struik naar struik Steeds opwippende staart Kleine spitse snavel 9 – 10,5 cm lang Zandzegge KENMERKEN ZANDZEGGE Soortgroep cypergrassen Hoofd-biotoop Zand/duin gebied Uiterlijke kenmerken Rijk: Planten Stam: Landplanten Klasse: Zaadplanten Clade: Bedektzadigen Clade: Eenzaadlobbigen Familie:Cypergrassenfamilie Geslacht:Zegge grote: 0,5–2 m Extra foto’s Riet KENMERKEN RIET Soortgroep grassen Hoofd-biotoop Vochtige grond (bij rivieren/meren/slootjes etc.) Uiterlijke kenmerken Rijk: Planten Stam: Landplanten Klasse: Zaadplanten Clade: Bedektzadigen Clade: Eenzaadlobbigen Familie: Grassenfamilie Geslacht: Phragmites grote: 1-3 m Extra foto’s Straatgras KENMERKEN STRAATGRAS Soortgroep Beemdgrassen Hoofd-biotoop Voedsel arme grond Uiterlijke kenmerken Rijk: Planten Stam:Landplanten Klasse: Zaadplanten Clade:Bedektzadigen Clade:Eenzaadlobbigen Familie: Grassenfamilie Onderfamilie: Pooideae Geslacht: Beemdgras grote: 25-30 cm Extra foto’s Wilde kaardenbol (/Grote kaardenbol) KENMERKEN WILDE KAARDENBOL Soortgroep kamperfoelies Hoofd-biotoop Voedsel rijk grond Uiterlijke kenmerken Rijk: Planten Stam:Landplanten Klasse: Zaadplanten Clade:Bedektzadigen Clade:Tweezaadlobbigen Orde:Dipsacales Familie: Kamperfoeliefamilie Geslacht: Kaardenbol grote: 70–150 cm Extra foto’s Ijsvogel KENMERKEN IJSVOGEL Soortgroep vogels Hoofd-biotoop Beek of rivier Uiterlijke kenmerken Rijk: Dieren Stam: Chordadieren Klasse: Vogels Orde: Scharrelaarvogels Familie: IJsvogels Nesthol dicht bij het water, hier leggen ze vier tot acht witte ronde eieren in. 16 cm groot en de spanwijdte is 24 tot 26 cm Extra foto’s Wilde eend KENMERKEN WILDE EEND Soortgroep vogels Hoofd-biotoop Moerassig gebied Uiterlijke kenmerken Rijk: Dieren Stam: Chordadieren Klasse: Vogels Orde: Eendvogels Familie: Eendachtigen vrouwtje bouwt een nest in het lange gras, in een knotwilg of in een holte, met acht tot tien vuilgroene eieren. 51 tot 62 cm groot en heeft een spanwijdte 91 tot 98 cm Extra foto’s Reuzenbalsemien Kenmerken reuzenbalsemien Soortgroep Balsemienfamilie Hoofd-biotoop Langs of dichtbij water Uiterlijke kenmerken 2-5 cm grote bloemen lila, roze, lichtgele of witte bloemen 2 tot 14 bloemen in trossen aan de oksels van de bovenste bladeren 5 kroonbladeren die een helm vormen bladeren langwerpig en lancetvormig blad rand getand Extra foto’s Klein springzaad Kenmerken klein springzaad Soortgroep Balsemienfamilie Hoofd-biotoop Vochtige en beschaduwde plekken in bossen parken en wegbermen Uiterlijke kenmerken Tot 1 meter hoog bleekgele bloem van 1 cm tweeslachtig blad rand gekarteld – gezaagd Extra foto’s Kievit Kenmerken kievit Soortgroep Kieviten en plevieren Hoofd-biotoop Grassteppen Uiterlijke kenmerken Ongeveer 28 tot 31 cm groot met spanwijdte van 67 tot 76 cm zwarte kuif die bij vrouwtjes korter zijn dan bij de mannetjes hoog voorhoofd gewicht tussen de 150 en 300 gram Extra foto’s Grutto Kenmerken Grutto Soortgroep Strandlopers en snippen Hoofd-biotoop Veenweidegebieden en uiterwaarden Uiterlijke kenmerken Mannetje in de zomer een oranjebruine kop, borst en nek Flanken en buik zijn gevlekt lange, vrijwel rechte snavel 36-44 cm groot, met een spanwijdte van 62-70 cm Extra foto’s WULP KENMERKEN WULP Soortgroep Strandlopers en snippen Hoofd-biotoop Agrarisch gebied en natuurgebieden Uiterlijke kenmerken 50 tot 60 cm lang 9 tot 15 cm grote, krom naar beneden lopende snavel veren licht van kleur, met donkerbruine verticale strepen Extra foto’s scholekster Kenmerken soortnaam Soortgroep Scholeksters Hoofd-biotoop Graslanden Uiterlijke kenmerken Zwart-wit verenkleed oranje snavel en poten oranje ring rondom de ogen 40 tot 45 cm groot Extra foto’s