MACRO- EN MICROSOCIOLOGIE IV De WO2-paradox: waarom is van alles bekend over de jodenvervolging en wat Koningin Wilhelmina (niet) deed, maar weinig over de familie Doorsnee (bijvoorbeeld wat betreft ervaringen in de hongerwinter en luisteren naar de Engelse zender)? Enquête-onderzoek over de Tweede Wereldoorlog 1. In Duitsland zijn vanaf de jaren tachtig enquêtes onder de bevolking gehouden over de Tweede Wereldoorlog. Een recent voorbeeld: Alphonse Silbermann & Manfred Stoffers, Auschwitz: Nie davon gehört? Erinnern und Vergessen in Deutschland, Rowohlt, Berlin, 2000. (Silbermann, in 1909 geboren, was voor de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland, via Nederland en Frankrijk naar Australië gegaan, en keerde in 1961 terug naar Duitsland. Hij behoorde tot de Keulse school van sociologen rond René König en zijn geliefde vijand was de muziekfilosoof Adorno van de Frankfurter Schule). In het onderzoek achter deze studie werd in 1997 een representatieve steekproef van iets minder dan 2200 personen uit de Duitse bevolking ondervraagd, zonder leeftijdsrestricties. 2. Dat ook jongeren werden ondervraagd is voor Duitsland begrijpelijk, ‘men’ wil daar niet dat Auschwitz wordt vergeten. Maar de algemene problematiek ‘wat ouderen over Auschwitz weten en wat jongeren daarvan weten’ is toch te verschillend om in één onderzoeksopzet aan de orde te stellen. Beperk je in ieder geval voor Nederland tot alleen mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. 3. Het ging in het boek van Silbermann & Stoffers om enquêtevragen als: (de eerste) weet U wie of wat Auschwitz is? De tweede: heeft U wel eens iets over concentratiekampen gehoord? De derde: Auschwitz was een concentratiekamp. Weet U soms waar het lag? Heeft een idee hoe de mensen in concentratiekampen leefden? Drie antwoordmogelijkheden. Mijn antwoord: ze werden er zo snel dood gemaakt dat de mensen er niet leefden. Dat was geen antwoordmogelijkheid. Kunt U andere concentratiekampen noemen? Sobibor werd door niemand genoemd, hoewel er in 1965 in Hagen, kort na het Eichmann-proces in Jerusalem, processen tegen de leiders van dit kamp werden gevoerd. Het nadeel van dit boek is dat de tabellen de respondenten steeds naar leeftijd opdelen, maar andere en diepgravende tabellen over alleen de personen die de oorlog hadden meegemaakt, ontbraken. Dat moet in een Nederlands onderzoek over wat mensen zich herinneren van wat hen in de Tweede Wereldoorlog overkwam, niet gebeuren. 4. Een andere studie: Eric A. Johnson & Karl-Heinze Reuband, What we knew. Terror, mass murder and everyday life in Nazi Germany. John Marray, London, 2005. Het bevat een analyse van gesprekken met voor en na de Kristalnacht vertrokken joden, met gedeporteerde overlevende joden en met ondergedoken joden (allemaal in Duitsland), met Ariërs die weinig gehoord hadden van de massamoord op de joden, met Ariërs die er meer over hadden gehoord, en verder gesprekken met ooggetuigen en daders. En er waren tabellen uit enquêtes die waren gehouden in vier steden onder mensen die de oorlog bewust hadden meegemaakt. De steden: Keulen, Krefeld, Dresden en Berlijn. Keulen was het proefonderzoek. Percentages die zeiden dat zij, familie, buren e.d. wegens illegale activiteiten waren opgepakt: in Keulen 70% niemand, Krefeld 74%, Dresden 69% en Berlijn 76%. Gehoord of geweten hebben van massamoord op de joden, vermoeden, niet weten. Keulen resp.: 27, 11, 62%, Krefeld 27, 10, 63, Dresden 29, 13, 58 en Berlijn 28, niet gevraagd, 72. 1 5. Hierbij de tabel voor wel weten of wel hebben gehoord tijdens de oorlogsjaren naar een aantal achtergrondkenmerken: 6. Het is goed dat niet alleen naar weten van massamoord werd gevraagd, maar ook naar illegale activiteiten. Maar er is geen tabel over verband tussen illegale activiteiten en weten. Les voor Nederland: nog meer kruistabellen en ook meer aspecten ondervragen. Hypothesen voor gesprekken met ouderen in Nederland over de Tweede Wereldoorlog 7. Rond de jaarwisseling 2004-2005 werd in Berlijn in het Duits Historisch Museum een tentoonstelling gehouden genaamd Mythen der Nationen: 1945 Arena der Erinnerungen. De catalogus bevatte bijdragen over de Tweede Wereldoorlog in het ‘collectieve geheugen’ van 29 landen. Het artikel over Nederland was geschreven door Ellen Tops (geen personalia gevonden, klaarblijkelijk een Nederlandse historica). De schrijvers van de hoofdstukken over landen hadden de opdracht gekregen een aantal mythen in het collectieve geheugen aan te wijzen, dat wil zeggen hypothesen die door veel inwoners van een land nu worden aangehangen, maar niet stroken met de uitkomsten van het historisch onderzoek naar wat er in een land in de Tweede Wereldoorlog volgens de bewaard gebleven bronnen gebeurd was. 2 8. Verwijzing: Ellen Tops, Lebendige Vergangheit, S. 427-452 in (Hrsg.). Monika Flacke, Mythen der Nationen. 1945 –Arena der Erinnerungen. Berlin, Deutsches Historisches Museum, 2004. 9. Wout Ultee heeft toen deze tentoonstelling bezocht. En hij werd weer eens erg nijdig. In het deel over Nederland werd ondermeer gesproken over ‘de mythe van Anne Frank’, terwijl in de delen voor de Oost-Europese landen telkens weer de mythe van de bevrijding door de Russen aan de kaak werd gesteld. Dat waren onvergelijkbare grootheden. Dat de Russen de volgende onderdrukkers waren is echt iets anders dan dat in Nederland het dagboek van Anne Frank te pas en te onpas wordt aangehaald en tegenwoordig ook vaak de stap van Anne Frank naar antisemitisme en van daar naar rechts-extremisme en racisme wordt gemaakt. 10. Nog even over de term ‘collectief bewustzijn’. Ze stamt van Durkheim en is vooral door zijn leerling Halbwachs (die in 1930 een soort up-to-date versie van Durkheims Le suicide uit 1897 schreef getiteld Les causes du suicide) verspreid geraakt. Durkheim hield staande dat de sociologie onafhankelijk is van de psychologie, net zoals de psychologie onafhankelijk is van de fysiologie. Niet alleen mensen herinneren zich iets, een samenleving doet dat ook en dat collectieve geheugen is wat anders dan zoiets als het gemiddelde geheugen van haar inwoners. Ik merkte dat eens rijdend door Schotland: op een kruispunt met vier onbewoonde huizen kom je een gedenkteken tegen met daarop de namen van klaarblijkelijk dorp- of streekbewoners die in de Eerste Wereldoorlog zijn gestorven. 11. Halbwachs kreeg veel kritiek op zijn boek over het collectieve geheugen in wat toen Palestina was, wat christenen het Heilige Land noemen. Het boek zou zo over zijn geschreven uit een reisgids. Waar het Halbwachs om hing was als volgt. Als mensen zich een belangrijk geachte gebeurtenis uit het verleden kennen, dan willen de plek kunnen aanwijzen waar dit gebeurde en willen ze die plek voor anderen markeren. Zo ontstond in Jeruzalem ‘de kruisweg’. Daarvan bleef niets over, want elke christelijke kerk gingen op de volgende plek waar Jezus struikelde een kerk bouwen, zodat niets meer zichtbaar was. De prediking van Jezus dat hem de armen van geest moesten worden gebracht en hij ze zou zegenen, leidde tot een verschrikkelijke kapel met moderne tuin aan het meer van Galilea, waardoor een bezoeker zich niet meer kan voorstellen hoe de plek er uit zag toen Jezus er de bergpreek hield (als die dat ooit deed en Jezus echt bestaan heeft). 12. Maar Tops’ lijst met verkeerde hypothesen in het collectief bewustzijn van Nederland is een belangwekkend vertrekpunt voor gesprekken met oude mensen in Nederland over de Tweede Wereldoorlog. Tops’ lijst van onhoudbaar gebleken algemeen gedeelde hypothesen over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: a) Het Nederlandse volk was in de jaren 1940-1945 onder leiding van Koningin Wilhelmina één tegen de Duitse bezetter, b) Er was door de oorlogshandelingen aan het eind van de oorlog een zware hongerwinter, c) Er was van het begin af aan veel verzet tegen de Duitse bezetter, d) De Jodenvervolging lokte ook verzet uit, e) De Jongs televisieserie uit de jaren zestig over de Tweede Wereldoorlog vertelde wat er te vertellen viel, f) Sijes’ boek over de februaristaking van 1941, leidend tot het standbeeld de Dokwerker op het Jonas-Daniel Meijerplein, was de volle waarheid, g) Het Dagboek van Anne Frank vertolkte op onovertroffen wijze de reactie van onderduikers. 3 13. Wat was er volgens Tops en haar voetnoten mis met deze hypothesen? a) Er waren behoorlijk wat NSB-ers in Nederland en Koningin Wilhelmina werd door velen beschouwd als iemand die haar volk in de steek liet toen ze naar Engeland ging. b) de hongerwinter was niet zo erg als wel werd beweerd en ze werd ook niet door de Duitse bezetter veroorzaakt (die spoorrails voor de aanvoer van voedsel had weggehaald), maar door de staking van het personeel van de Nederlandse Spoorwegen, dat tot een staking was opgeroepen door de Nederlandse Regering in ballingschap in Londen en haar oproepen via Radio Oranje, die uit Londen met veel succes opereerde. c) Het eerste verzet tegen de Duitsers was kinderlijk, het gewapende verzet kwam pas eind 1943 op gang en heeft nooit veel uitgehaald. d) Burgemeesters, politie en omstanders deden mee aan het oppakken van Joden. e) De Jongs televisieserie en zijn boeken waren niet verklarend en analytisch, ze velden goed/fout oordelen. f) Sijes verwaarloosde de rol van de communisten bij de Februaristaking. g) Er zijn meer inzichtverschaffende dagboeken dan dat van Anne Frank, en Anne Frank schreef niet één dagboek, terwijl haar vader bladzijden achterhield (bijvoorbeeld over Anne’s afkeer van haar moeder en over haar eerste menstruatie). 14. Een hypothese die Tops niet doorprikt: Nederland werd op 5 mei 1945 bevrijd. Ik bedoel niet te benadrukken dat Noord-Brabant en Limburg eerder werden bevrijd (in September en Oktober 1944) en sommige delen later (als ik me goed herinner Texel). Ik bedoel te zeggen dat Nederland in oorlog was met Duitsland en Japan en dat Japan zich in augustus 1945 overgaf. In Nederlands-Indië, bezet door Japan, waren alle Nederlanders geïnterneerd en een kwart van de geïnterneerden was omgekomen. Deze overlevenden hebben het De Jong uiterst kwalijk genomen dat hij zo weinig over Nederlands-Indië zei in zijn televisieserie. Tops zegt hier echter maar weinig over. 15. Hier komt bij dat voor vele jonge mannen er een nieuwe oorlog begon. Ze moesten als dienstplichtigen naar Nederlands-Indië om ‘politionele acties’ uit te voeren. Tja, dat is dus de mythe van de voorbije oorlog (die niet voorbij was en die tot een extra verlies van 2500 soldatenlevens leidde. Vragen voor onderzoek naar de mate dat als mythen ontmaskerde hypothesen er naast zitten 16. Wat valt aan de kritiek van Tops op bepaalde hypothesen toe te voegen? Het is niet bepaald duidelijk in hoeverre de weerlegde hypothesen mythen zijn. Niemand zal toch ontkennen dat er hongertochten waren? De vraag is dus in hoeverre de hypothesen er naast zaten. Met officiële documenten zal men niet ver komen, daarom zouden gesprekken met personen die de oorlog nog hebben meegemaakt verder kunnen helpen. Wat valt extra uit te zoeken met een enquête onder nu nog levende Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt? 16. Welke andere aspecten (wat een trucwoord) voor Nederland? We hebben een vragenplaatje nodig. De meeste vragen zullen (dis)cohesievragen zijn. Bedek wel: we behoeven niet vast te houden aan de idee dat de sociologie drie hoofdvragen heeft, dat wil zeggen (drie) vragen die men in onderdelen uiteen kan laten vallen. We zouden best een vierde vraag kunnen ontdekken die in een aantal onderdelen uiteen kan worden gelegd. Het gaat dus niet om drie hoofdvragen, maar om drie hoofdvragen, dat wil zeggen vragen die kunnen worden uitgesplitst. 4 17. (dis)cohesie geweld van burgers tegen elkaar geweld van staat tegen haar burgers geweld van vreemde mogendheid tegen inwoners andere staat 18. De laatste vraag kan als volgt worden opgedeeld: Geweld van vreemde mogendheid tegen inwoners andere staat Geweld zonder onderscheid des persoons geweld tegen bepaalde groepen Bij begin Oorlog zien weghalen joden midden oorlog bij bevrijding weten van gaskamers 19. Dan nog een keer met cohesie beginnen: Cohesie Banden met hoogste gezag Banden met verdreven koningshuis en regering banden met intermediaire groepen banden met bezettende mogendheid 20. Door met de vraag van steun voor de bezetter of verzet tegen bezetter Banden met bezettende mogendheid Steunvormen verzetvormen 21. De vraag naar steunvormen verder opgedeeld: Steunvormen NSB Sympathie In familie meer of minder afkeer van Duitse leiders meer of minder afkeer van soldaten meer of minder afkeer van vrouwen die het met Duitsers hielden 5 22. Verzetvormen verder opgedeeld: Verzetvormen: Luisteren Radio Oranje lezen illegaal blaadje uitgaansverbod overtreden onderduiker(s) in huis 23. Over al deze vragen niet alleen beschrijvingsvragen (hoeveel mensen wel, hoeveel niet), maar ook verklaringsvragen: individueel handelen afhankelijk van opleiding, godsdienst, geslacht en wonen op stad of platteland. 24. Er zijn echter meer cohesievragen, vragen aangaande veranderingen in de banden met intermediaire groepen Cohesie Intermediaire groepen hechtere banden met kerk lidmaatschap verenigingen door oorlog weinig banden met andere jongeren (jeugd afgenomen) 25. Dan zijn er ongelijkheidvragen over de hongerwinter. Is onderbreking schoolbezoek ook een ongelijkheidvraag? 26. Vervolgens vragen over de kennis van mensen, een soort rationaliseringsvragen. Kennis Kennis Duitsland Voor W02 kennis gebeuren Nederland tijdens oorlogsjaren kennis grote oorlogsgebeurtenissen buiten Nederland Naoorlogs kennis zoeken in boeken en op televisie Kan worden uitgebreid met kennis van gaskamers. Vormen al deze zaken waarover mensen kennis kunnen hebben een syndroom, hangen de zaken samen, en dan ook nog met opleiding, godsdienst en geslacht? En hebben mensen met een groter netwerk (meer familie, lid vereniging, vaker naar kerk) meer kennis? 27. Met dit vragenplaatje komt men uit bij de kopjes op de DNO-vragenlijst. 6 Door op de specifieke deelvragen 28. Over specifieke deelvragen. Geweld zonder onderscheid des persoons. Het is bekend dat bij het bombardement van Nijmegen in Februari 1944 door geallieerde (Amerikaanse) vliegtuigen meer mensen omkwamen dan bij het Duitse bombardement van Rotterdam in Mei 1940. In welke plaatsen woonden de mensen die het meeste geweld meemaakten? 29. Weten van gaskamers. Hierover verscheen: Ies Vuijsje, Tegen beter weten in, zelfbedrog en ontkenning in de Nederlandse geschiedschrijving over de jodenvervolging, Augustus, Amsterdam 2006. Boek beweert: men wist het, maar verdrong het. Let op de verkeerde antwoordmogelijkheid in de vragenlijst: aan begin van de oorlog al. 30. Het aantal NSB’ers is altijd bekend geweest, zowel leden en stemmen voor de oorlog als leden tijdens de oorlog. De bron: officiële statistieken. Niet bekend is hoeveel mensen een NSB-er in de familie hadden en ook niet in welke families (sociaal-economisch en godsdienstig gesproken) meer NSB’ers of daarmee sympathiserende personen voorkwamen. Over de afkeer van NSB’ers, zie bijvoorbeeld Ronald Sorensen, Een gehate minderheid: NSB’ers in Rotterdam, Rotterdam, Speakers Academy, 2007. Over het NSB-succes zelf, de socioloog G.A. Kooy, Het echec van een ‘volkse’ beweging, Assen, Van Gorcum, 1964. 31. Dacht iedereen negatief over ‘de’ Duitsers of brachten mensen nuanceringen aan? Wie deden dat, mensen met hogere opleiding, mensen uit families zonder oorlogsleed? 32. En hoeveel mensen en welke mensen hadden geluisterd naar Koningin Wilhelmina op Radio Oranje? Hoeveel mensen luisterden überhaupt naar Radio Oranje? Hoeveel mensen hadden hun radio ingeleverd? De teksten die door Radio Oranje werden uitgezonden, zijn bewaard, maar wat herinneren mensen zich van de inhoud? Zie Jord Schaap, Het recht om te waarschuwen, over de Radio Oranje-toespraken van koningin Wilhelmina, Amsterdam, Anthos, 2007 en Onno Sinke, Verzet vanuit de verte, de behoedzame koers van Radio Oranje, Augsuts, Amsterdam, 2009. Sinke heeft niet bemerkt dat Herman de Man van Radio Oranje op 29 juli omriep dat duizenden weerloze joodse Polen, in grote groepen tegelijk, in gaskamers afgemaakt zijn geworden (zie klein artikel op andere ingang op Ultee’s website). Sinke telde ook niet in hoeveel dagboeken iets over Radio Oranje werd gezegd. Het boek kan met de DNO-gegevens steviger worden onderbouwd (of onderuit worden gehaald). Gesprekken met ouderen nu lijkt Sinke evenmin te hebben gevoerd. 33. Zie berichtje in krant over laatsgenoemde boek: 7 34. Het kan niet worden betwijfeld dat Koningin Wilhelmina en het Koninklijk huis aan het einde van de oorlog op handen werden gedragen. Maar wat dachten de mensen aanvankelijk? Zie Nanda van der Zee, Om erger te voorkomen, Amsterdam, Meulenhoff, 1997, met de latere artikelen en ingezonden brieven in de kranten. De verdediger van Wilhelmina tegen de aantijgingen van Nanda van der Zee aan het adres van Koningin Wilhelmina was de historicus Cees Fasseur, die toen de laatste hand legde aan een tweedelige biografie van Koningin Wilhelmina (met toestemming van het Koninklijk Huis mocht hij de persoonlijke archieven in.) Vraag desnoods Ultee om map met knipsels. 35. dat er geen honger was door toedoen van de Duitsers, wil niet zeggen dat er geen honger was. En dat er gemiddeld per hoofd van de bevolking in het Westen van Nederland net voldoende voedsel was, wil niet zeggen dat er geen mensen honger leden, er zijn wel vaker ongelijke verdelingen in de wereld. Zie G.J. Kruijer, Hongertochten, Amsterdam tijdens de hongerwinter, Meppel, Boom, 1951 (een socioloog), Henri van der Zee, The hunger winter, occupied Holland 1944-5, London, Norman, 1982 (journalist) en G.M.T. Trienekens, Tussen ons volk en de honger, de voedselvoorziening 1940-1945, Utrecht, Matrijs, 1985. De laatste historicus slaat door bij het bestrijden van zogenaamde mythes. ‘Tot die datum (september 1944) had niemand te weinig voedsel, erna minder mensen dan altijd werd gedacht.’ Hoeveel minder mensen? Gedacht door wie? Waren er geen hongertochten? Waren mensen niet bang dat als ze bijna terug waren van de hongertocht om hun voedsel door Duitsers te zien ingerekend? En werd die angst nooit bewaarheid? Welke achtergrondkenmerken hadden invloed op één of andere hongermaat? 36. Hoe passen onderzoeksvragen over Nederlands-Indië in dit alles? 8 Specifiekere hypothesen? 37. Gezien de rest van het studieonderdeel, ligt het voor de hand niet alleen hypothesen te toetsen waarin het te verklaren verschijnsel in verband wordt gebracht met de absolute kenmerken van individuen, maar ook met hun contextuele kenmerken. Daarom is het zaak de woonplaats van respondenten te weten en deze naam daarvan te kunnen omcoderen naar contextuele kenmerken. 38. Eén contextueel kenmerk: het aantal joden in iemands woonplaats. Is bekend. Vraag Wout Ultee. Als een gemeente niet op deze lijst van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters staat, had die nul joodse inwoners. 39. Een ander contextueel kenmerk is zoiets als de mate waarin een gemeente door de Tweede Wereldoorlog werd getroffen. Rotterdam werd gebombardeerd, Nijmegen ook. Kan zoiets worden gekwantificeerd? Is kort na de Tweede Wereldoorlog gebeurd met betrekking tot het aantal verwoeste woningen. (De overheid moest weten hoeveel geld er voor de wederopbouw nodig was en de woningnood moest in kaart worden gebracht.) De lijst bevat alleen de namen van gemeenten met meer dan xx kapotte woningen en het percentage kapotte woningen. Er zijn ook provinciecijfers. Zie uitgedeelde vellen. Onderzoeksmethoden 40. De steekproef waarmee hypothesen worden getoetst, zal vertekend zijn. Maar in welke mate, welke kant op en wat kan daaraan worden gedaan? Bedenk dat een steekproef nooit gediskwalificeerd moet worden als ‘vertekend’. Vertekening is een kwestie van graad en richting. En de steekproef van dagboekenschrijvers zal nog meer vertekend zijn. 41. Van de mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt is inmiddels het grootste deel overleden. Dat overlijden op zich is niet selectief. Wel zal er nu een oververtegenwoordiging zijn van mensen met een hogere opleiding, de belangrijkste achtergrondfactor die leeftijd van sterven beïnvloed (mensen met alleen LO gaan zes jaar eerder dood dan mensen met universiteit.) 42. De steekproef zal een soort sneeuwbalsteekproef zijn. Studenten beginnen bij hun grootouders. Studenten komen uit milieus die hoger zijn dan gemiddeld. Maar de vertekening zal niet zo groot zijn omdat ze naar hun grootouders toegaan en er sociale stijging en daling is. 43. Belangrijker lijkt de vertekening naar woonprovincie: in Nijmegen zijn studenten uit Brabant en Limburg oververtegenwoordigd. Met die vertekening kan rekening worden gehouden door herwegen. Rozemarijn van der Ploeg maakt een weegfactor hiervoor. 44. Om dezelfde reden zullen katholieken oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. De vraag is in hoeverre deze oververtegenwoordiging al wegvalt bij herwegen naar woonprovincie. 45. Rozemarijn van der Ploeg zal nagaan of ook voor een oververtegenwoordiging van hoog opgeleiden kan worden herwogen. De volkstelling van 1930 en 1947 bepaalde het aantal mensen met een universitaire opleiding. 9 46. Voor sommige te verklaren verschijnselen kunnen schaaltjes worden gemaakt. 47. Afhankelijk van de manier waarop het te verklaren verschijnsel is gemeten, zullen gewone regressiemodellen worden geschat of logistische regressiemodellen. Als er een contextuele variabele is gemaakt, kunnen multi-niveaumodellen toegepast worden, maar dat gaat erg ver. 48. De boordeling van het paper: zoiets als twee punten probleemstelling, twee punten hypothesen, vier punten onderzoek zelf (één punt stap van hypothesen naar opererationaliseringen, één punt voor keuze schaalitems, één punt voor keuze analysemodel, één punt voor interpretatie modelcoëfficiënten), twee bonuspunten. In de inputbeschrijving kunnen fatale fouten worden ontdekt, zoals gekke dingen bij ontbrekende waarnemingen of verkeerde hercoderingen. Dan paper over doen. 49. Bij het paper moet een verslag van het verloop van de gevoerde interviews en een inputbeschrijving. Wout Ultee 9-9-2010 10