een vragenplaatje (tekst IV)

advertisement
MACRO- EN MICROSOCIOLOGIE IV
De WO2-paradox: waarom is van alles bekend over de jodenvervolging en wat Koningin
Wilhelmina (niet) deed, maar weinig over de familie Doorsnee (bijvoorbeeld wat betreft
ervaringen in de hongerwinter en luisteren naar de Engelse zender)?
Enquête-onderzoek over de Tweede Wereldoorlog
1. In Duitsland zijn vanaf de jaren tachtig enquêtes onder de bevolking gehouden over de
Tweede Wereldoorlog. Een recent voorbeeld: Alphonse Silbermann & Manfred Stoffers,
Auschwitz: Nie davon gehört? Erinnern und Vergessen in Deutschland, Rowohlt, Berlin,
2000. (Silbermann, in 1909 geboren, was voor de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland, via
Nederland en Frankrijk naar Australië gegaan, en keerde in 1961 terug naar Duitsland. Hij
behoorde tot de Keulse school van sociologen rond René König en zijn geliefde vijand was de
muziekfilosoof Adorno van de Frankfurter Schule). In het onderzoek achter deze studie werd
in 1997 een representatieve steekproef van iets minder dan 2200 personen uit de Duitse
bevolking ondervraagd, zonder leeftijdsrestricties.
2. Dat ook jongeren werden ondervraagd is voor Duitsland begrijpelijk, ‘men’ wil daar niet
dat Auschwitz wordt vergeten. Maar de algemene problematiek ‘wat ouderen over Auschwitz
weten en wat jongeren daarvan weten’ is toch te verschillend om in één onderzoeksopzet aan
de orde te stellen. Beperk je in ieder geval voor Nederland tot alleen mensen die de Tweede
Wereldoorlog hebben meegemaakt.
3. Het ging in het boek van Silbermann & Stoffers om enquêtevragen als: (de eerste) weet U
wie of wat Auschwitz is? De tweede: heeft U wel eens iets over concentratiekampen gehoord?
De derde: Auschwitz was een concentratiekamp. Weet U soms waar het lag? Heeft een idee
hoe de mensen in concentratiekampen leefden? Drie antwoordmogelijkheden. Mijn antwoord:
ze werden er zo snel dood gemaakt dat de mensen er niet leefden. Dat was geen
antwoordmogelijkheid. Kunt U andere concentratiekampen noemen? Sobibor werd door
niemand genoemd, hoewel er in 1965 in Hagen, kort na het Eichmann-proces in Jerusalem,
processen tegen de leiders van dit kamp werden gevoerd. Het nadeel van dit boek is dat de
tabellen de respondenten steeds naar leeftijd opdelen, maar andere en diepgravende tabellen
over alleen de personen die de oorlog hadden meegemaakt, ontbraken. Dat moet in een
Nederlands onderzoek over wat mensen zich herinneren van wat hen in de Tweede
Wereldoorlog overkwam, niet gebeuren.
4. Een andere studie: Eric A. Johnson & Karl-Heinze Reuband, What we knew. Terror, mass
murder and everyday life in Nazi Germany. John Marray, London, 2005. Het bevat een
analyse van gesprekken met voor en na de Kristalnacht vertrokken joden, met gedeporteerde
overlevende joden en met ondergedoken joden (allemaal in Duitsland), met Ariërs die weinig
gehoord hadden van de massamoord op de joden, met Ariërs die er meer over hadden
gehoord, en verder gesprekken met ooggetuigen en daders. En er waren tabellen uit enquêtes
die waren gehouden in vier steden onder mensen die de oorlog bewust hadden meegemaakt.
De steden: Keulen, Krefeld, Dresden en Berlijn. Keulen was het proefonderzoek. Percentages
die zeiden dat zij, familie, buren e.d. wegens illegale activiteiten waren opgepakt: in Keulen
70% niemand, Krefeld 74%, Dresden 69% en Berlijn 76%. Gehoord of geweten hebben van
massamoord op de joden, vermoeden, niet weten. Keulen resp.: 27, 11, 62%, Krefeld 27, 10,
63, Dresden 29, 13, 58 en Berlijn 28, niet gevraagd, 72.
1
5. Hierbij de tabel voor wel weten of wel hebben gehoord tijdens de oorlogsjaren naar een
aantal achtergrondkenmerken:
6. Het is goed dat niet alleen naar weten van massamoord werd gevraagd, maar ook naar
illegale activiteiten. Maar er is geen tabel over verband tussen illegale activiteiten en weten.
Les voor Nederland: nog meer kruistabellen en ook meer aspecten ondervragen.
Hypothesen voor gesprekken met ouderen in Nederland over de Tweede Wereldoorlog
7. Rond de jaarwisseling 2004-2005 werd in Berlijn in het Duits Historisch Museum een
tentoonstelling gehouden genaamd Mythen der Nationen: 1945 Arena der Erinnerungen. De
catalogus bevatte bijdragen over de Tweede Wereldoorlog in het ‘collectieve geheugen’ van
29 landen. Het artikel over Nederland was geschreven door Ellen Tops (geen personalia
gevonden, klaarblijkelijk een Nederlandse historica). De schrijvers van de hoofdstukken over
landen hadden de opdracht gekregen een aantal mythen in het collectieve geheugen aan te
wijzen, dat wil zeggen hypothesen die door veel inwoners van een land nu worden
aangehangen, maar niet stroken met de uitkomsten van het historisch onderzoek naar wat er in
een land in de Tweede Wereldoorlog volgens de bewaard gebleven bronnen gebeurd was.
2
8. Verwijzing: Ellen Tops, Lebendige Vergangheit, S. 427-452 in (Hrsg.). Monika Flacke,
Mythen der Nationen. 1945 –Arena der Erinnerungen. Berlin, Deutsches Historisches
Museum, 2004.
9. Wout Ultee heeft toen deze tentoonstelling bezocht. En hij werd weer eens erg nijdig. In het
deel over Nederland werd ondermeer gesproken over ‘de mythe van Anne Frank’, terwijl in
de delen voor de Oost-Europese landen telkens weer de mythe van de bevrijding door de
Russen aan de kaak werd gesteld. Dat waren onvergelijkbare grootheden. Dat de Russen de
volgende onderdrukkers waren is echt iets anders dan dat in Nederland het dagboek van Anne
Frank te pas en te onpas wordt aangehaald en tegenwoordig ook vaak de stap van Anne Frank
naar antisemitisme en van daar naar rechts-extremisme en racisme wordt gemaakt.
10. Nog even over de term ‘collectief bewustzijn’. Ze stamt van Durkheim en is vooral door
zijn leerling Halbwachs (die in 1930 een soort up-to-date versie van Durkheims Le suicide uit
1897 schreef getiteld Les causes du suicide) verspreid geraakt. Durkheim hield staande dat de
sociologie onafhankelijk is van de psychologie, net zoals de psychologie onafhankelijk is van
de fysiologie. Niet alleen mensen herinneren zich iets, een samenleving doet dat ook en dat
collectieve geheugen is wat anders dan zoiets als het gemiddelde geheugen van haar
inwoners. Ik merkte dat eens rijdend door Schotland: op een kruispunt met vier onbewoonde
huizen kom je een gedenkteken tegen met daarop de namen van klaarblijkelijk dorp- of
streekbewoners die in de Eerste Wereldoorlog zijn gestorven.
11. Halbwachs kreeg veel kritiek op zijn boek over het collectieve geheugen in wat toen
Palestina was, wat christenen het Heilige Land noemen. Het boek zou zo over zijn geschreven
uit een reisgids. Waar het Halbwachs om hing was als volgt. Als mensen zich een belangrijk
geachte gebeurtenis uit het verleden kennen, dan willen de plek kunnen aanwijzen waar dit
gebeurde en willen ze die plek voor anderen markeren. Zo ontstond in Jeruzalem ‘de
kruisweg’. Daarvan bleef niets over, want elke christelijke kerk gingen op de volgende plek
waar Jezus struikelde een kerk bouwen, zodat niets meer zichtbaar was. De prediking van
Jezus dat hem de armen van geest moesten worden gebracht en hij ze zou zegenen, leidde tot
een verschrikkelijke kapel met moderne tuin aan het meer van Galilea, waardoor een bezoeker
zich niet meer kan voorstellen hoe de plek er uit zag toen Jezus er de bergpreek hield (als die
dat ooit deed en Jezus echt bestaan heeft).
12. Maar Tops’ lijst met verkeerde hypothesen in het collectief bewustzijn van Nederland is
een belangwekkend vertrekpunt voor gesprekken met oude mensen in Nederland over de
Tweede Wereldoorlog. Tops’ lijst van onhoudbaar gebleken algemeen gedeelde hypothesen
over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog:
a) Het Nederlandse volk was in de jaren 1940-1945 onder leiding van Koningin Wilhelmina
één tegen de Duitse bezetter,
b) Er was door de oorlogshandelingen aan het eind van de oorlog een zware hongerwinter,
c) Er was van het begin af aan veel verzet tegen de Duitse bezetter,
d) De Jodenvervolging lokte ook verzet uit,
e) De Jongs televisieserie uit de jaren zestig over de Tweede Wereldoorlog vertelde wat er te
vertellen viel,
f) Sijes’ boek over de februaristaking van 1941, leidend tot het standbeeld de Dokwerker op
het Jonas-Daniel Meijerplein, was de volle waarheid,
g) Het Dagboek van Anne Frank vertolkte op onovertroffen wijze de reactie van
onderduikers.
3
13. Wat was er volgens Tops en haar voetnoten mis met deze hypothesen?
a) Er waren behoorlijk wat NSB-ers in Nederland en Koningin Wilhelmina werd door velen
beschouwd als iemand die haar volk in de steek liet toen ze naar Engeland ging.
b) de hongerwinter was niet zo erg als wel werd beweerd en ze werd ook niet door de Duitse
bezetter veroorzaakt (die spoorrails voor de aanvoer van voedsel had weggehaald), maar door
de staking van het personeel van de Nederlandse Spoorwegen, dat tot een staking was
opgeroepen door de Nederlandse Regering in ballingschap in Londen en haar oproepen via
Radio Oranje, die uit Londen met veel succes opereerde.
c) Het eerste verzet tegen de Duitsers was kinderlijk, het gewapende verzet kwam pas eind
1943 op gang en heeft nooit veel uitgehaald.
d) Burgemeesters, politie en omstanders deden mee aan het oppakken van Joden.
e) De Jongs televisieserie en zijn boeken waren niet verklarend en analytisch, ze velden
goed/fout oordelen.
f) Sijes verwaarloosde de rol van de communisten bij de Februaristaking.
g) Er zijn meer inzichtverschaffende dagboeken dan dat van Anne Frank, en Anne Frank
schreef niet één dagboek, terwijl haar vader bladzijden achterhield (bijvoorbeeld over Anne’s
afkeer van haar moeder en over haar eerste menstruatie).
14. Een hypothese die Tops niet doorprikt: Nederland werd op 5 mei 1945 bevrijd. Ik bedoel
niet te benadrukken dat Noord-Brabant en Limburg eerder werden bevrijd (in September en
Oktober 1944) en sommige delen later (als ik me goed herinner Texel). Ik bedoel te zeggen
dat Nederland in oorlog was met Duitsland en Japan en dat Japan zich in augustus 1945
overgaf. In Nederlands-Indië, bezet door Japan, waren alle Nederlanders geïnterneerd en een
kwart van de geïnterneerden was omgekomen. Deze overlevenden hebben het De Jong uiterst
kwalijk genomen dat hij zo weinig over Nederlands-Indië zei in zijn televisieserie. Tops zegt
hier echter maar weinig over.
15. Hier komt bij dat voor vele jonge mannen er een nieuwe oorlog begon. Ze moesten als
dienstplichtigen naar Nederlands-Indië om ‘politionele acties’ uit te voeren. Tja, dat is dus de
mythe van de voorbije oorlog (die niet voorbij was en die tot een extra verlies van 2500
soldatenlevens leidde.
Vragen voor onderzoek naar de mate dat als mythen ontmaskerde hypothesen er naast
zitten
16. Wat valt aan de kritiek van Tops op bepaalde hypothesen toe te voegen? Het is niet
bepaald duidelijk in hoeverre de weerlegde hypothesen mythen zijn. Niemand zal toch
ontkennen dat er hongertochten waren? De vraag is dus in hoeverre de hypothesen er naast
zaten. Met officiële documenten zal men niet ver komen, daarom zouden gesprekken met
personen die de oorlog nog hebben meegemaakt verder kunnen helpen. Wat valt extra uit te
zoeken met een enquête onder nu nog levende Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog
hebben meegemaakt?
16. Welke andere aspecten (wat een trucwoord) voor Nederland? We hebben een
vragenplaatje nodig. De meeste vragen zullen (dis)cohesievragen zijn. Bedek wel: we
behoeven niet vast te houden aan de idee dat de sociologie drie hoofdvragen heeft, dat wil
zeggen (drie) vragen die men in onderdelen uiteen kan laten vallen. We zouden best een
vierde vraag kunnen ontdekken die in een aantal onderdelen uiteen kan worden gelegd. Het
gaat dus niet om drie hoofdvragen, maar om drie hoofdvragen, dat wil zeggen vragen die
kunnen worden uitgesplitst.
4
17.
(dis)cohesie
geweld van burgers
tegen elkaar
geweld van staat
tegen haar burgers
geweld van vreemde mogendheid
tegen inwoners andere staat
18. De laatste vraag kan als volgt worden opgedeeld:
Geweld van vreemde mogendheid tegen inwoners andere staat
Geweld zonder onderscheid des persoons
geweld tegen bepaalde groepen
Bij begin
Oorlog
zien weghalen
joden
midden
oorlog
bij
bevrijding
weten van
gaskamers
19. Dan nog een keer met cohesie beginnen:
Cohesie
Banden met
hoogste gezag
Banden met
verdreven
koningshuis
en regering
banden met
intermediaire groepen
banden met
bezettende mogendheid
20. Door met de vraag van steun voor de bezetter of verzet tegen bezetter
Banden met bezettende mogendheid
Steunvormen
verzetvormen
21. De vraag naar steunvormen verder opgedeeld:
Steunvormen
NSB
Sympathie
In familie
meer of minder
afkeer van
Duitse leiders
meer of minder
afkeer van
soldaten
meer of minder
afkeer van vrouwen
die het met Duitsers
hielden
5
22. Verzetvormen verder opgedeeld:
Verzetvormen:
Luisteren
Radio
Oranje
lezen
illegaal
blaadje
uitgaansverbod
overtreden
onderduiker(s)
in huis
23. Over al deze vragen niet alleen beschrijvingsvragen (hoeveel mensen wel, hoeveel niet),
maar ook verklaringsvragen: individueel handelen afhankelijk van opleiding, godsdienst,
geslacht en wonen op stad of platteland.
24. Er zijn echter meer cohesievragen, vragen aangaande veranderingen in de banden met
intermediaire groepen
Cohesie
Intermediaire groepen
hechtere banden
met kerk
lidmaatschap
verenigingen
door oorlog weinig
banden met andere jongeren
(jeugd afgenomen)
25. Dan zijn er ongelijkheidvragen over de hongerwinter. Is onderbreking schoolbezoek ook
een ongelijkheidvraag?
26. Vervolgens vragen over de kennis van mensen, een soort rationaliseringsvragen.
Kennis
Kennis
Duitsland
Voor W02
kennis gebeuren
Nederland tijdens
oorlogsjaren
kennis grote
oorlogsgebeurtenissen
buiten Nederland
Naoorlogs kennis zoeken
in boeken en op televisie
Kan worden uitgebreid met kennis van gaskamers. Vormen al deze zaken waarover mensen
kennis kunnen hebben een syndroom, hangen de zaken samen, en dan ook nog met opleiding,
godsdienst en geslacht? En hebben mensen met een groter netwerk (meer familie, lid
vereniging, vaker naar kerk) meer kennis?
27. Met dit vragenplaatje komt men uit bij de kopjes op de DNO-vragenlijst.
6
Door op de specifieke deelvragen
28. Over specifieke deelvragen. Geweld zonder onderscheid des persoons. Het is bekend dat
bij het bombardement van Nijmegen in Februari 1944 door geallieerde (Amerikaanse)
vliegtuigen meer mensen omkwamen dan bij het Duitse bombardement van Rotterdam in Mei
1940. In welke plaatsen woonden de mensen die het meeste geweld meemaakten?
29. Weten van gaskamers. Hierover verscheen: Ies Vuijsje, Tegen beter weten in, zelfbedrog
en ontkenning in de Nederlandse geschiedschrijving over de jodenvervolging, Augustus,
Amsterdam 2006. Boek beweert: men wist het, maar verdrong het. Let op de verkeerde
antwoordmogelijkheid in de vragenlijst: aan begin van de oorlog al.
30. Het aantal NSB’ers is altijd bekend geweest, zowel leden en stemmen voor de oorlog als
leden tijdens de oorlog. De bron: officiële statistieken. Niet bekend is hoeveel mensen een
NSB-er in de familie hadden en ook niet in welke families (sociaal-economisch en
godsdienstig gesproken) meer NSB’ers of daarmee sympathiserende personen voorkwamen.
Over de afkeer van NSB’ers, zie bijvoorbeeld Ronald Sorensen, Een gehate minderheid:
NSB’ers in Rotterdam, Rotterdam, Speakers Academy, 2007. Over het NSB-succes zelf, de
socioloog G.A. Kooy, Het echec van een ‘volkse’ beweging, Assen, Van Gorcum, 1964.
31. Dacht iedereen negatief over ‘de’ Duitsers of brachten mensen nuanceringen aan? Wie
deden dat, mensen met hogere opleiding, mensen uit families zonder oorlogsleed?
32. En hoeveel mensen en welke mensen hadden geluisterd naar Koningin Wilhelmina op
Radio Oranje? Hoeveel mensen luisterden überhaupt naar Radio Oranje? Hoeveel mensen
hadden hun radio ingeleverd? De teksten die door Radio Oranje werden uitgezonden, zijn
bewaard, maar wat herinneren mensen zich van de inhoud? Zie Jord Schaap, Het recht om te
waarschuwen, over de Radio Oranje-toespraken van koningin Wilhelmina, Amsterdam,
Anthos, 2007 en Onno Sinke, Verzet vanuit de verte, de behoedzame koers van Radio Oranje,
Augsuts, Amsterdam, 2009. Sinke heeft niet bemerkt dat Herman de Man van Radio Oranje
op 29 juli omriep dat duizenden weerloze joodse Polen, in grote groepen tegelijk, in
gaskamers afgemaakt zijn geworden (zie klein artikel op andere ingang op Ultee’s website).
Sinke telde ook niet in hoeveel dagboeken iets over Radio Oranje werd gezegd. Het boek kan
met de DNO-gegevens steviger worden onderbouwd (of onderuit worden gehaald).
Gesprekken met ouderen nu lijkt Sinke evenmin te hebben gevoerd.
33. Zie berichtje in krant over laatsgenoemde boek:
7
34. Het kan niet worden betwijfeld dat Koningin Wilhelmina en het Koninklijk huis aan het
einde van de oorlog op handen werden gedragen. Maar wat dachten de mensen aanvankelijk?
Zie Nanda van der Zee, Om erger te voorkomen, Amsterdam, Meulenhoff, 1997, met de latere
artikelen en ingezonden brieven in de kranten. De verdediger van Wilhelmina tegen de
aantijgingen van Nanda van der Zee aan het adres van Koningin Wilhelmina was de historicus
Cees Fasseur, die toen de laatste hand legde aan een tweedelige biografie van Koningin
Wilhelmina (met toestemming van het Koninklijk Huis mocht hij de persoonlijke archieven
in.) Vraag desnoods Ultee om map met knipsels.
35. dat er geen honger was door toedoen van de Duitsers, wil niet zeggen dat er geen honger
was. En dat er gemiddeld per hoofd van de bevolking in het Westen van Nederland net
voldoende voedsel was, wil niet zeggen dat er geen mensen honger leden, er zijn wel vaker
ongelijke verdelingen in de wereld. Zie G.J. Kruijer, Hongertochten, Amsterdam tijdens de
hongerwinter, Meppel, Boom, 1951 (een socioloog), Henri van der Zee, The hunger winter,
occupied Holland 1944-5, London, Norman, 1982 (journalist) en G.M.T. Trienekens, Tussen
ons volk en de honger, de voedselvoorziening 1940-1945, Utrecht, Matrijs, 1985. De laatste
historicus slaat door bij het bestrijden van zogenaamde mythes. ‘Tot die datum (september
1944) had niemand te weinig voedsel, erna minder mensen dan altijd werd gedacht.’ Hoeveel
minder mensen? Gedacht door wie? Waren er geen hongertochten? Waren mensen niet bang
dat als ze bijna terug waren van de hongertocht om hun voedsel door Duitsers te zien
ingerekend? En werd die angst nooit bewaarheid? Welke achtergrondkenmerken hadden
invloed op één of andere hongermaat?
36. Hoe passen onderzoeksvragen over Nederlands-Indië in dit alles?
8
Specifiekere hypothesen?
37. Gezien de rest van het studieonderdeel, ligt het voor de hand niet alleen hypothesen te
toetsen waarin het te verklaren verschijnsel in verband wordt gebracht met de absolute
kenmerken van individuen, maar ook met hun contextuele kenmerken. Daarom is het zaak de
woonplaats van respondenten te weten en deze naam daarvan te kunnen omcoderen naar
contextuele kenmerken.
38. Eén contextueel kenmerk: het aantal joden in iemands woonplaats. Is bekend. Vraag Wout
Ultee. Als een gemeente niet op deze lijst van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters
staat, had die nul joodse inwoners.
39. Een ander contextueel kenmerk is zoiets als de mate waarin een gemeente door de Tweede
Wereldoorlog werd getroffen. Rotterdam werd gebombardeerd, Nijmegen ook. Kan zoiets
worden gekwantificeerd? Is kort na de Tweede Wereldoorlog gebeurd met betrekking tot het
aantal verwoeste woningen. (De overheid moest weten hoeveel geld er voor de wederopbouw
nodig was en de woningnood moest in kaart worden gebracht.) De lijst bevat alleen de namen
van gemeenten met meer dan xx kapotte woningen en het percentage kapotte woningen. Er
zijn ook provinciecijfers. Zie uitgedeelde vellen.
Onderzoeksmethoden
40. De steekproef waarmee hypothesen worden getoetst, zal vertekend zijn. Maar in welke
mate, welke kant op en wat kan daaraan worden gedaan? Bedenk dat een steekproef nooit
gediskwalificeerd moet worden als ‘vertekend’. Vertekening is een kwestie van graad en
richting. En de steekproef van dagboekenschrijvers zal nog meer vertekend zijn.
41. Van de mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt is inmiddels het
grootste deel overleden. Dat overlijden op zich is niet selectief. Wel zal er nu een
oververtegenwoordiging zijn van mensen met een hogere opleiding, de belangrijkste
achtergrondfactor die leeftijd van sterven beïnvloed (mensen met alleen LO gaan zes jaar
eerder dood dan mensen met universiteit.)
42. De steekproef zal een soort sneeuwbalsteekproef zijn. Studenten beginnen bij hun
grootouders. Studenten komen uit milieus die hoger zijn dan gemiddeld. Maar de vertekening
zal niet zo groot zijn omdat ze naar hun grootouders toegaan en er sociale stijging en daling
is.
43. Belangrijker lijkt de vertekening naar woonprovincie: in Nijmegen zijn studenten uit
Brabant en Limburg oververtegenwoordigd. Met die vertekening kan rekening worden
gehouden door herwegen. Rozemarijn van der Ploeg maakt een weegfactor hiervoor.
44. Om dezelfde reden zullen katholieken oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. De
vraag is in hoeverre deze oververtegenwoordiging al wegvalt bij herwegen naar
woonprovincie.
45. Rozemarijn van der Ploeg zal nagaan of ook voor een oververtegenwoordiging van hoog
opgeleiden kan worden herwogen. De volkstelling van 1930 en 1947 bepaalde het aantal
mensen met een universitaire opleiding.
9
46. Voor sommige te verklaren verschijnselen kunnen schaaltjes worden gemaakt.
47. Afhankelijk van de manier waarop het te verklaren verschijnsel is gemeten, zullen gewone
regressiemodellen worden geschat of logistische regressiemodellen. Als er een contextuele
variabele is gemaakt, kunnen multi-niveaumodellen toegepast worden, maar dat gaat erg ver.
48. De boordeling van het paper: zoiets als twee punten probleemstelling, twee punten
hypothesen, vier punten onderzoek zelf (één punt stap van hypothesen naar
opererationaliseringen, één punt voor keuze schaalitems, één punt voor keuze analysemodel,
één punt voor interpretatie modelcoëfficiënten), twee bonuspunten. In de inputbeschrijving
kunnen fatale fouten worden ontdekt, zoals gekke dingen bij ontbrekende waarnemingen of
verkeerde hercoderingen. Dan paper over doen.
49. Bij het paper moet een verslag van het verloop van de gevoerde interviews en een
inputbeschrijving.
Wout Ultee
9-9-2010
10
Download