Burgemeester en Wethouders B&W.nr. 11.0464., d.d. 26-4-2011 B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp: Motie 090096/12 d.d. 12 november 2009 over “een actieplan voor het verminderen van niet-westerse allochtonen in de bijstand” BESLUITEN Behoudens ad commissie 1) bijgaande brief en bijlagen vast te stellen en daarmee in te stemmen met de volgende uitgangspunten: a. bij het aanbieden van een re-integratietraject is de afstand van de individuele uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt maatgevend, ongeacht de etnische achtergrond; b. de instrumenten en maatregelen in het huidige re-integratiebeleid van de gemeente Leiden bieden voldoende mogelijkheden voor het opdoen van kennis en/of vaardigen (of het wegnemen van belemmeringen anderszins) die nodig zijn voor het participeren op de arbeidsmarkt; 2) hierbij motie 090096/12 d.d. 12 november 2009 (ingediend door R. van Laar (PvdA), G. Boogaard (CDA), H. van Egdom (GL), A. Theeuwen (SP) en A. van der Luit (D66)) middels bijgevoegde brief aan de Raad over maatregelen t.b.v. terugdringen werkloosheid onder niet-westerse allochtone WWB-ers als afgedaan te beschouwen. Samenvatting Aanpak niet-westerse allochtone WWB-ers in de gemeente Leiden De maatwerkaanpak zoals die ingezet wordt voor de re-integratie van alle WWB-ers ondersteunt het wegnemen van belemmeringen die ook niet-westerse allochtone WWB-ers ervaren bij toetreding tot de arbeidsmarkt. Denk hierbij aan scholing in sollicitatievaardigheden, kwalificerende scholing en het opdoen van werkervaring. Deze instrumenten sluiten aan bij de gemeentelijke prioriteit van bevordering van arbeidsparticipatie. Hoewel de gemeente Leiden geen doelgroepenbeleid heeft worden wel een aantal instrumenten/activiteiten ingezet die oog hebben voor specifieke kenmerken van niet-westerse allochtone bijstandsgerechtigden. Hierbij kan gedacht worden aan structureel overleg met migrantenorganisaties of het inzetten van medewerkers van Sport United die zich richten op o.a. het begeleiden, activeren en stimuleren van Marokkaanse jongeren met een WIJ-uitkering. Uit een onderzoek naar de effectiviteit van instrumenten voor de re-integratie van nietwesterse allochtonen blijkt dat allochtonen door het re-integratiebeleid van alle onderzochte gemeenten, met en zonder bijzondere trajecten voor allochtonen, even goed worden bereikt en dat de uitstroomcijfers naar werk van autochtone en allochtone cliënten weinig verschillen. Dit landelijke onderzoek (2008) is uitgevoerd door Regioplan in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze uitkomsten ondersteunen de keuze die de gemeente Leiden heeft gemaakt voor de maatwerkaanpak waarin de klant en zijn individuele belemmeringen bij toetreding tot de arbeidsmarkt centraal staan, ongeacht zijn land van herkomst. Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Aan de leden van de Gemeenteraad van Leiden Datum 18 april 2011 Ons kenmerk DIV-2011-4664 Onderwerp Motie 090096/12 d.d. 12 november 2009: een actieplan voor het verminderen van niet-westerse allochtonen in de bijstand Gemeente Leiden Bezoekadres Stadhuis Stadhuisplein 1 Postadres Postbus 9100 2300 PC Leiden Telefoon 071-5165165 E-Mail [email protected] Website www.leiden.nl/gemeente Contactpersoon S. Lekkerkerker Doorkiesnummer 5754 Geachte leden van de Raad, Hierbij informeren wij u over de uitwerking van motie 090096/12 d.d. 12 november 2009 (ingediend door R. van Laar (PvdA), G. Boogaard (CDA), H. van Egdom (GL), A. Theeuwen (SP) en A. van der Luit (D66)) over “een actieplan voor het verminderen van niet-westerse allochtonen in de bijstand”. Inleiding In deze brief wordt eerst kort het gemeentelijke re-integratiebeleid toegelicht. Daarna worden de suggesties, zoals gedaan in de motie, uitgewerkt en/of toegelicht. Achter deze brief vindt u drie bijlagen. In bijlage 1 wordt uitgebreid ingegaan op de Leidse aanpak van niet-westerse allochtonen in de bijstand. In bijlage 2 is een cijfermatig overzicht opgenomen van Leidse WWB-ers en hun kenmerken. Bijlage 3 is de motie. Gemeentelijke aanpak niet-westerse allochtone WWB-ers Kern van het re-integratiebeleid is het wegnemen van belemmeringen bij het individu zodat zijn/haar afstand tot de arbeidsmarkt kleiner wordt. Hierbij levert de gemeente maatwerk, ongeacht iemands zijn etnische achtergrond. De gemeente Leiden is na de invoering van de re-integratievisie van 2007 gestopt met doelgroepenbeleid. Zij voert sindsdien een re-integratie- en inburgeringsbeleid waarbij de klant als individu centraal staat, oftewel, we leveren maatwerk. Dit beleid is er op gericht om specifieke, individuele factoren (gemis aan kennis en/of vaardigheden of anderszins) die deelname aan de arbeidsmarkt belemmeren, weg te nemen. Maatgevend hierbij is de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt. Suggesties in de motie 1. Duale trajecten voor alle bijstandsgerechtigde inburgeraars. Trajecten voor inburgeraars zijn duaal. De basismodule is taal en daar wordt een module scholing en/of werk aan toegevoegd. Na 2014 zijn er vanuit het Rijk geen middelen meer beschikbaar voor inburgering. Echter, als een achterstand in de Nederlandse taal een belemmering is voor re-integratie op de arbeidmarkt dan wordt er een taalmodule opgenomen in het reguliere re-integratietraject. 2. Hulp bij het laten erkennen van behaalde diploma’s. Voor de erkenning van behaalde buitenlandse diploma’s wordt een WWB-er, indien nodig, begeleid naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) (voorheen IB-groep). DUO zorgt voor de erkenning van buitenlandse diploma’s. 3. De mogelijkheid om (delen van) opleidingen op alle niveaus te volgen om een passende baan te vinden op een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van hun laatste baan. In plaats van opleiden voor passende arbeid is opleiden voor algemeen geaccepteerde arbeid het uitgangspunt binnen de WWB. Een opleiding is mogelijk als deze o.a. bijdraagt aan het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt (vinden van algemeen geaccepteerde arbeid). Daarnaast dienen de kosten voor de opleiding ook binnen het participatiebudget te passen. 4. Meer projecten om groepen bijstandsgerechtigden met vacaturegerichte trajecten aan het werk te helpen. De gemeente Leiden ontwikkelt regelmatig projecten voor groepen bijstandgerechtigden waarin duale trajecten worden aangeboden. In de zorg is er zelfs een speciaal traject geweest voor niet-westerse allochtone vrouwen in de WWB (Activite). In de nieuwe beleidsvisie participatie ligt het accent op bevordering van arbeidsparticipatie. Re-integratie is arbeidsmarktgericht en voor wie geen startkwalificatie heeft, is scholing tot startkwalificatieniveau onderdeel van het traject. Na het verplichte traject in het participatiecentrum wordt op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt een vervolgtraject ingezet. Hierbij kan gekozen worden voor respectievelijk een directe bemiddeling richting werk door het werkplein of ondersteuning richting arbeidsmarkt met een participatieplaats, een opstapbaan, vrijwilligerswerk (of een ander instrument) of, als de belemmeringen zo groot zijn, voor een traject met sociale activering en/of zorg. 5. Het betrekken van migrantenorganisaties bij het activeren van bijstandsgerechtigden binnen hun achterban. Met TOVER (Turkse OndernemersVereniging) heeft een gesprek plaatsgevonden. Daarnaast is er met Marokkaanse en Turkse migrantenorganisaties contact gezocht. Daarmee zal structureel overleg plaatsvinden over het activeren van niet-westerse allochtone WWB-ers en de belemmeringen bij toetreding op de arbeidsmarkt. Ten slotte, niet-westerse allochtone Leidenaren zijn via hun migrantenorganisaties geïnformeerd over het minimabeleid. 6. Mogelijkheden tot starten van eigen bedrijf middels starterskredieten en bijzondere trajecten (met bijvoorbeeld KvK). De starterskredieten en trajecten binnen de KvK zijn ook voor niet-westerse allochtonen. De gemeente kan een persoonsgebondenbudget (PGB) inzetten als ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf (b.v. voor het opstellen van een ondernemersplan). 7. Te bezien of aanvullende acties ten behoeve van het voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt wenselijk en mogelijk zijn. Landelijke campagnes hebben niet geleid tot het aannemen van meer niet-westerse allochtone werknemers. Dit maakt het voor de gemeente Leiden moeilijk tot onmogelijk om aanvullende acties te ondernemen richting werkgevers op de arbeidsmarkt. Het ligt helaas niet in de invloedsfeer van de gemeente. 8. Te bezien of niet-westerse jongeren harder getroffen worden door de crisis en dit onderwerp -zo nodig- aan het actieplan Jeugdwerkloosheid toe te voegen. Niet-westerse allochtone jongeren worden over het algemeen harder getroffen door de economische crisis. In economisch slechte tijden kan een werkgever hogere eisen stellen (meer aanbod op de arbeidsmarkt) en wordt er om die rede meer gediscrimineerd. Dit komt o.a. omdat een deel van deze jongeren laag opgeleid zijn, slechte sollicitatievaardigheden hebben en/of slecht Nederlands spreken. De kansen op de arbeidsmarkt voor niet-westerse allochtone jongeren trekken weer aan als het economisch beter gaat. Tevens kunnen de komende tekorten op de arbeidsmarkt door vergrijzing, waarmee de vraag op de arbeidsmarkt toeneemt, een positief effect hebben op de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtonen. Speciaal voor Marokkaanse jongeren in de WIJ is in samenwerking met Sport United een instrument ontwikkeld dat deze specifieke groep begeleidt, stimuleert en activeert. Conclusie Vanuit het oogpunt van de WWB gaat het met de 2 de generatie niet-westerse allochtone Leidenaren veel beter dan met de 1ste. Er is namelijk een groot verschil in aantallen WWBers tussen de 1ste (92%) en de 2de (8%) generatie waar te nemen. Hoewel het goed gaat met de 2de generatie WWB-ers is het nog niet op het niveau van de autochtone bevolking en heeft een niet-westerse allochtone Leidenaar nog steeds meer kans om in de WWB te komen dan een autochtone Leidenaar (in de groep 18-26 jarige b.v. is de kans circa zes keer groter). Deze achterstand kan worden ingelopen met de door de gemeente ingezette maatwerkaanpak en de instrumenten en maatregelen in het huidige re-integratiebeleid (inclusief de hierboven gedane suggesties). Zij bieden ons inziens voldoende mogelijkheden voor het opdoen van kennis en/of vaardigen die nodig zijn voor het participeren op de arbeidsmarkt. Maatgevend blijft hierbij de afstand van de individuele uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt, ongeacht de etnische achtergrond. Wij hopen u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de invulling van een actieplan voor het verminderen van niet-westerse allochtonen in de bijstand. Wij beschouwen hiermee motie 090096/12 als afgedaan. Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester, Bijlage 1: aanpak van niet-westerse allochtonen in de bijstand Inleiding In deze bijlage worden als eerste (een beperkt aantal) cijfers gepresenteerd die een beeld schetsen van niet-westerse allochtone WWB-ers in Leiden. Daarna volgt een tweetal paragrafen die als onderbouwing dienen voor het huidige beleid en aanvullende instrumenten. Hierin worden aan twee landelijke onderzoeken gerefereerd die betrekking hebben op de effectiviteit van instrumenten voor de re-integratie van niet-westerse allochtonen en over kenmerken die van invloed zijn op iemand zijn arbeidsmarktpositie. Als tussenstap wordt daarna een overzicht gepresenteerd met onderwerpen waar we als gemeente activiteiten op ondernemen. Ten slotte worden de werkwijze en huidige en aanvullende instrumenten van de gemeente toegelicht. Deze bijlage is dus als volgt opgebouwd: 1. presentatie Leidse cijfers m.b.t. niet-westerse allochtone WWB-ers; 2. korte weergave van een landelijk onderzoek (2008) naar de effectiviteit van instrumenten voor de re-integratie van niet-westerse allochtonen. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); 3. overzicht van kenmerken (arbeidsrelevante kenmerken, ongemeten kenmerken en discriminatie) die van invloed zijn op een persoonlijke arbeidsmarktpositie (uit de landelijke discriminatiemonitor 2010 van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP)); 4. overzicht van onderwerpen waar we als gemeente invloed op uitoefenen; 5. aanpak: werkwijze en huidige en aanvullende instrumenten gemeente Leiden; 6. Marokkaanse jongeren in Leiden. 1. Kenmerken van niet-westerse allochtone bijstandsgerechtigden tabel 1: Herkomst WWB-ers in 2010 in Leiden (bronnen: GBA en WIZ) Binnen de totale groep WWB-ers (2923 * niet-westerse allochtonen als % personen) t.o.v. totale groep WWB-ers Autochtoon: 45,8% (1338) Niet-westerse allochtoon totaal: 45,5% (1330) * Westerse allochtoon: 8,7% (254) Totaal: 45,5% (1330) Marokko: 14,3% (419) Turkije: 3,7% (107) Suriname: 3,5% (101) Aruba/Ned. Antillen: 2,0% (58) Overig niet-westers: 22,0% (645) tabel 2: % WWB-ers autochtoon/niet-westers allochtoon tov totale groep WWB-ers 20082010 in Leiden (bronnen: GBA en WIZ) Jaar 2008 2010 Autochtoon 47,9% 45,8% Niet-westerse allochtoon 44% 45,5% tabel 3: % niet-westerse allochtone WWB-ers tov van alle Leidse niet-westerse allochtonen 2008-2010 in Leiden (bronnen: GBA en WIZ) Percentage WWB-ers onder niet-westerse allochtonen in Leiden 2008 2010 10,5% 10,9% tabel 4: % niet-westerse allochtone en autochtonen WWB-ers in de leeftijdscategorie 18-26 jaar tov van respectievelijk alle niet-westerse allochtonen en autochtonen in de leeftijdscategorie 18-26 jaar in Leiden in 2010 (bronnen: GBA en WIZ) 2008 2010 Niet-westerse allochtonen: totale groep 16-26 jaar in Leiden 3.276 3.328 Autochtoon: totale groep 18-26 jaar in Leiden 13.533 14.416 Niet-westerse allochtone WWB-ers: 16-26 jaar 3,1% (101) 3,7% (124) Waarvan 1ste generatie (aantal personen) 83 85 Waarvan 2de generatie (aantal personen) 18 39 Autochtone WWB-ers: 16-26 jaar 0,5% (66) 0,6% (87) Tabel 5: generatie 2010 in de WWB in Leiden (bronnen: GBA en WIZ) autochtoon generatie 2de generatie Autochtoon 100% Niet-westerse 92% 8% Westerse 61% 39% 1ste allochtoon allochtoon Tabel 6: sollicitatieplicht en re-integratiepositie autochtonen en niet-westerse allochtonen 2010 in Leiden (bronnen: GBA en WIZ) Arbeidsverplichting Zorgtraject Traject richting werk Autochtoon 52% (691) 33% (231) 49% (341) Niet-westerse 66% (876) 21% (187) 69% (606) allochtoon Wat valt er op? In de totale groep WWB-ers is tussen 2008 en 2010 het percentage niet-westerse allochtonen in de bijstand licht gegroeid van 44% naar 45,5%. In dezelfde periode is tevens een WWB-groei waar te nemen onder de niet-westerse allochtone bevolking in Leiden. Deze stijgt licht van 10,5% naar 10,9%. Oftewel, in 2010 heeft 10,9% van de niet-westerse allochtone bevolking in Leiden een WWB-uitkering. Binnen deze groep is de groep Marokkaanse Nederlanders het grootst en van de niet-westerse allochtone WWB-ers is 92% van de 1ste en 8% van de 2de generatie. Hoewel het goed gaat met de 2de generatie WWB-ers is het nog niet op het niveau van de autochtone bevolking en heeft een niet-westerse allochtone Leidenaar meer kans om in de WWB te komen dan een autochtone Leidenaar (in de groep 18-26 jarige b.v. is de kans circa zes keer groter). Daarnaast wordt de groep niet-westerse allochtone WWB-ers binnen de totale groep WWB-ers steeds groter. In 2004 was 38% van het WWB-bestand niet-westers allochtoon, 2008 was dat 44% en in 2010 was dat 45,5%. Ten slotte, niet-westerse allochtone WWB-ers hebben meer dat autochtone WWB-ers een arbeidsverplichting en zitten vaker in een traject richting werk. Zeggen bovenstaande cijfers alles? Gedeeltelijk. In bijlage 2 zal wat uitgebreider ingegaan worden op de relatie tussen leeftijd, generatie en aantal WWB-ers (autochtoon en niet-westers allochtoon). 2. Onderzoek naar bereik en effectiviteit van het re-integratiebeleid voor allochtone werkzoekenden Het ministerie van SZW heeft aan Regioplan in 2008 de opdracht gegeven onderzoek te doen naar het bereik en effectiviteit van het re-integratiebeleid voor allochtone werkzoekenden. Geen van de onderzoekgemeenten heeft allochtonen als doelgroep benoemd in beleid. De helft van de onderzochte gemeenten hebben bijzondere trajecten voor allochtonen. De andere helft koopt reguliere trajecten in waar zowel autochtonen als allochtonen op worden geplaatst. “Uit dit onderzoek blijkt dat allochtonen door het re-integratiebeleid van gemeenten goed worden bereikt. …. (Het) blijkt dat allochtone cliënten minder vaak worden ontheven van de arbeidsverplichting en vaker deelnemen aan een re-integratietraject in vergelijking met autochtone cliënten. Als naar de inhoud wordt gekeken, blijkt dat voor allochtone uitkeringsgerechtigden vaker reintegratieactiviteiten worden ingezet op het gebied van taal en inburgering en scholing. Autochtone uitkeringsgerechtigden volgen gemiddeld vaker trajecten gericht op sociale activering. Uit de analyses blijkt dat de uitstroomcijfers naar werk van autochtone en allochtone cliënten weinig verschillen. De kwantitatieve bevindingen bevestigen het beeld dat uit gesprekken met casemanagers naar voren komt. Zij zijn van mening dat ze een vergelijkbare aanpak hanteren bij alle cliënten en dat deze aanpak niet tot andere resultaten leidt voor allochtone cliënten.” Uit het onderzoek van Regioplan blijkt dus dat allochtonen door het re-integratiebeleid van alle gemeenten (met en zonder bijzondere trajecten voor allochtonen) goed worden bereikt en dat de uitstroomcijfers naar werk van autochtone en allochtone cliënten weinig verschillen. 3. Kenmerken die van invloed zijn op een individuele arbeidsmarktpositie Hoe wordt een slechtere positie op de arbeidsmarkt gekenmerkt? Het SCP onderscheidt in de ‘Discriminatiemonitor 2010’ drie indicatoren voor het bepalen van de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtonen (in vergelijking met autochtonen). Het betreft de volgende indicatoren: 1) percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is, 2) het beroepsniveau en 3) de aard van het dienstverband. In de ‘Discriminatiemonitor 2010’ is o.a. het volgende geconcludeerd: 1. Niet-westerse allochtonen blijken een grotere kans te hebben om werkloos te zijn, en zij hebben een kleinere kans op een vaste arbeidsrelatie dan autochtonen. 2. De verschillende posities op de arbeidsmarkt tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen konden in de analyses niet volledig verklaard worden met arbeidsrelevante kenmerken. Arbeidsrelevante kenmerken zijn van invloed op iemand zijn positie op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn o.a. het opleidingsniveau en werkervaring. Voor een uitgebreidere beschrijving zie het kopje ‘arbeidsrelevante kenmerken’ hieronder. Zelfs als er rekening wordt gehouden met deze kenmerken dan hebben niet-westerse allochtonen nog steeds een slechtere positie op de arbeidsmarkt dan autochtonen. 3. Het geconstateerde verschil van kansen op de arbeidsmarkt tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen, bij gelijke kenmerken, kan te maken hebben met in dit onderzoek ongemeten kenmerken en/of met discriminatie. Beiden zijn van belang. Ongemeten kenmerken zijn bijvoorbeeld: beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt. Voor een uitgebreidere beschrijving zie het kopje ‘ongemeten kenmerken’ hieronder. 4. Een deel van de werkgevers kiest eerder voor een autochtone kandidaat dan voor een sollicitant van niet-westerse afkomst, ook als er sprake is van gelijkwaardige arbeidsmarkt-relevante kenmerken. Zij vinden dat de kwaliteiten van niet-westerse allochtonen onvoldoende kunnen concurreren met autochtonen. Kandidaten van niet-westerse herkomst worden o.a. niet uitgenodigd voor een gesprek of afgewezen na een gesprek omdat het c.v., de houding en prestaties ontoereikend zouden zijn (b.v. door stapeling van opleidingen en jobhoppen). 5. Een deel van de werkgevers heeft binnen de groep niet-westerse allochtonen voorkeuren voor specifieke groeperingen. Over het algemeen kan gezegd worden dat Surinamers als het meest positief worden ervaren. Daarna volgen Turken, Antilianen en ten slotte Marokkanen. De laatste twee groeperingen worden wisselend genoemd als minst positief. Arbeidsrelevante kenmerken zijn o.a. het opleidingsniveau, werkervaring, duur werkloosheid, leeftijd en huishoudenskenmerken. Werkervaring en werkloosheidsverleden bijvoorbeeld geven beiden een indicatie van de productiviteit van een werknemer. De ervaringen die iemand in zijn leven heeft opgedaan in het arbeidsproces (inclusief de spelregels op de werkvloer) kan de productiviteit beïnvloeden. Omgekeerd kan de werkloosheidsgeschiedenis een negatief effect hebben op de plaats die iemand inneemt op de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt verondersteld dat met het stijgen van de leeftijd de productiviteit toeneemt en daarmee de positie op de arbeidsmarkt verbetert. Op zeker moment vlakt die stijging echter af. Ten slotte, het hebben van (kleine) kinderen kan een effect hebben op de arbeidsdeelname, omdat men bepaalde banen niet wil of kan accepteren of bijvoorbeeld minder actief naar werk zoekt. De effecten verschillen voor mannen en vrouwen. Het geconstateerde verschil van kansen op de arbeidsmarkt tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen, bij gelijke (hierboven genoemde) arbeidsrelevante kenmerken, kunnen te maken hebben met ongemeten kenmerken en/of met discriminatie. Ongemeten kenmerken zijn bijvoorbeeld: beheersing van de Nederlandse taal, kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt, sollicitatievaardigheden, houding en presentatie, ervaringen van werkgevers met niet-westerse allochtonen, normen en waarden van de ouders, mate van ondernemerschap en het hebben van een netwerk waar ook autochtonen in zitten. Voor discriminatie wordt in de analyse van de discriminatiemonitor de volgende definitie gebruikt: discriminatie komt in die gevallen voor waar personen anders worden behandeld omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend. De gemeten mate van discriminatie uit de discriminatiemonitor 2010 kan onderschat zijn omdat 1) in de arbeidsrelevante kenmerken opleidingsniveau, werkervaring, en werkloosheidsgeschiedenis discriminatie vervat kan zitten: men kan bijvoorbeeld als gevolg van discriminatie langer werkloos blijven. Discriminatie op eerdere tijdstippen kan dus doorwerken in de latere arbeidspositie en 2) is het denkbaar dat migranten sectoren of bedrijven mijden, waar zij verwachten geconfronteerd te worden met discriminatie. Door discriminatoire praktijken a priori uit de weg te gaan, daalt het aantal gevallen waarin sprake is van discriminatie. Het grote verschil in aantallen tussen de 1ste en 2de generatie niet-westerse allochtone WWB-ers kan grotendeels verklaard worden door hoe hoog/laag men scoort op bovengenoemde kenmerken. De 2de generatie spreekt bijvoorbeeld beter Nederlands en is hoger opgeleid dan de 1 ste. Het verschil tussen de sociaal-economische positie van de 1ste en 2de generatie niet-westerse allochtonen in Nederland wordt ook zichtbaar in een artikel in Binnenlands Bestuur van begin maart (nummer 9/11). In het artikel komen vooral 2de generatie Turkse-Nederlanders aan het woord die zich niet herkennen in het negatieve sociaal-economische beeld dat begin 2011 is geschetst van de gehele Turks-Nederlandse gemeenschap door, zoals zij aangeven, een aantal 1ste generatie Turkse-Nederlanders. Dat zeer negatieve beeld komt ook niet overeen met cijfers van huidige Turks-Nederlandse jongeren. Tegelijkertijd is er bestuurlijk natuurlijk wel oog voor specifieke kenmerken van de Turks-Nederlandse gemeenschap (o.a. taalachterstand, intern gerichte gemeenschap, autoriteitsgevoelig) die van invloed kunnen zijn op hun sociaaleconomische positie. 4. Waar kunnen/willen we als gemeente invloed op uitoefenen? Waar de gemeente Leiden invloed op wil en kan uitoefenen (kenmerken, discriminatie), hangt af van wettelijke taken en de verantwoordelijkheden van zowel het individu, partners in de samenleving (zoals onderwijs en werkgevers) als van de gemeente. Daarnaast is het relevant of het sturen op bepaalde kenmerken of belemmeringen überhaupt in de invloedsfeer van een gemeente ligt. In de onderstaande tabel wordt per kenmerk/belemmering indicatief weergegeven wat de verantwoordelijkheden zijn van de gemeente. Tabel 2: arbeidsrelevante, ongemeten kenmerken (c.q. belemmeringen) en verantwoordelijkheden Arbeidsrelevante, Toelichting verantwoordelijkheden gemeente Leiden ongemeten kenmerken c.q. belemmeringen 1 opleidingsniveau - bestrijding Voortijdig Schoolverlaten - uitvoering onderwijskansenbeleid - scholing voor uitkeringsgerechtigden t.b.v. wegnemen van een belemmering bij toetreding tot de arbeidsmarkt - uitvoering actieplan Jeugdwerkloosheid - volwassenenducatie 2 werkervaring - onderdeel van een re-integratietraject uitkeringsgerechtigden - onderdeel van een inburgeringstraject* - uitvoering actieplan Jeugdwerkloosheid 3 samenstelling huishouding kinderopvang voor uitkeringsgerechtigden t.b.v. wegnemen van een belemmering bij toetreding tot de arbeidsmarkt 4 leeftijd toetreding n.v.t. arbeidsmarkt 5 aantal jaren werkloos re-integratietraject uitkeringsgerechtigden 6 niveau Nederlandse taal - onderdeel van onderwijskansenbeleid - peuterspeelzalen - onderdeel van een inburgeringstraject* - taalcursus voor uitkeringsgerechtigden t.b.v. wegnemen van een belemmering bij toetreding tot de arbeidsmarkt 7 kennis arbeidsmarkt - onderdeel van een inburgeringstraject* - vast onderdeel van een re-integratietraject van uitkeringsgerechtigden 8 sollicitatievaardigheden - onderdeel van een inburgeringstraject* - vast onderdeel van een re-integratietraject van uitkeringsgerechtigden 9 netwerk - onderdeel van een inburgeringstraject* - peuterspeelzalen - onderdeel van een re-integratietraject van uitkeringsgerechtigden *: vanaf 2014 stelt het Rijk geen middelen meer beschikbaar voor inburgering. 5. Werkwijze bestaande en (in ontwikkeling zijnde) instrumenten gemeente Leiden Geen doelgroepenbeleid maar maatwerk De gemeente Leiden voert sinds de invoering van de re-integratievisie van 2007 geen doelgroepenbeleid meer omdat de groep niet-westerse allochtonen dusdanig gedifferentieerd is dat het ontwikkelen van specifiek beleid voor deze doelgroepen niet mogelijk is. Naast het feit dat doelgroepenbeleid nooit afdoende is staat maatwerk als zodanig centraal bij de uitvoering van re-integratiebeleid en inburgering (klant centraal). Maatgevend is de afstand (de factoren die deelname aan de arbeidsmarkt belemmeren) van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt, en niet de doelgroep waartoe iemand behoort. In het verlengde daarvan werkt de gemeente Leiden met het inzetten van modulaire (in modules) trajecten. Zo worden de trajecten geïndividualiseerd naar de behoefte van de bijstandsgerechtigde en inburgeraar. Hoewel de gemeente Leiden geen doelgroepenbeleid heeft zijn er wel instrumenten ingekocht die belemmeringen wegnemen bij toetreding door niet-westerse allochtone uitkeringsgerech-tigden en inburgeraars tot de arbeidsmarkt. Deze belemmeringen (b.v. onvoldoende scholing), die een toetreding tot de arbeidsmarkt compliceren, zien we terug als kenmerken (b.v. geen tot lage opleiding) van (niet-westerse allochtone) bijstandsgerechtigden. Nieuwe participatievisie De belangrijkste doelstelling in de participatievisie 2011-2014 is dat burgers zo veel mogelijk participeren in de samenleving. Uitgangspunt is dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun levensonderhoud en maatschappelijk functioneren. De gemeente ondersteunt maar neemt deze verantwoordelijkheid niet over. In deze nieuwe beleidsvisie ligt het accent op bevordering van arbeidsparticipatie. Re-integratie is arbeidsmarktgericht en voor wie geen startkwalificatie heeft, is scholing tot startkwalificatieniveau onderdeel van het traject. Een vorm van activering door arbeid is in beginsel onderdeel van ieder traject. Een belangrijk basisbegrip is wederkerigheid. Tegenover het recht op uitkering staat de plicht om naar vermogen mee te werken aan inschakeling op de arbeidsmarkt of indien niet mogelijk minimaal om anderszins actief te zijn. Werk gaat boven uitkering. De gemeente geeft ondersteuning bij het wegnemen van belemmeringen. Voorgenomen werkwijze: participatiecentrum en het traject daarna Direct na aanmelding op het werkplein gaat iedere bijstandsgerechtigde verplicht naar het participatiecentrum. Daar gaat hij maximaal zes tot acht weken voor 20 tot 36 uur aan het werk. In het participatiecentrum worden ook werknemersvaardigheden aangeleerd en getoetst zoals regels op de werkvloer, contacten met collega’s en leidinggevenden. Indien nodig en gewenst kunnen specifieke trainingen gevolgd worden zoals werknemersvaardigheden, sollicitatievaardigheden etc. Bemiddeling naar werk en begeleiding bij sollicitaties zijn onderdeel van het programma. Aan het einde van het programma maakt de personal coach in samenspraak met de klant een analyse over hoe het traject na het participatiecentrum er uit gaat zien. De analyse kan zijn: 1) klant kan direct aan het werk, er zijn geen belemmeringen, het werkplein gaat intensief bemiddelen; 2) klant heeft zonder steun weinig tot geen kans om zelfstandig een plek te vinden op de arbeidsmarkt, maar heeft wel groeimogelijkheden. Er wordt een opstapbaan, een participatie-plaats of naar een ander instrument gezocht. Bij grote afstand tot de arbeidsmarkt kan naar vrijwilligerswerk gezocht worden; 3) er is sprake van zodanige problematiek dat de klant moet worden doorgeleid naar een traject met sociale activering en/of zorg. Aanvullende instrumenten Sinds de indiening van de motie zijn aanvullende re-integratie instrumenten ontwikkeld of in ontwikkeling. Deels voortvloeiend uit de nieuwe participatievisie, deels naar aanleiding van het Actieplan Jeugdwerkloosheid en deels naar aanleiding van de ingediende motie. De aanvullende instrumenten/activiteiten sluiten aan bij de gemeentelijke prioriteit van bevordering van arbeidsparticipatie maar hebben ook oog voor meer specifieke kenmerken van niet-westerse allochtone bijstandsgerechtigden. Hierbij kan gedacht worden aan structureel overleg met migrantenorganisaties of het inzetten van medewerkers van Sport United die zich richten op o.a. het begeleiden, activeren en stimuleren van Marokkaanse jongeren met een WIJ-uitkering. Hieronder volgt (per arbeidsrelevante kenmerk c.q. belemmering) een overzicht van bestaande en in ontwikkeling zijnde instrumenten t.b.v. de re-integratie van WWB-ers. Tabel 3: instrumenten van de gemeente Leiden Arbeidsrelevan bestaande instrumenten nieuwe instrumenten te kenmerken of belemmeringen 1 1.1 ondersteunen bij opleidingsnive omzetten buitenlandse au diploma’s 1.2 duale, vraaggerichte (kwalificerende) scholing 1.3 ondersteuning bij opzetten eigen bedrijf door inzetten van PGB bij opstellen van een ondernemingsplan 2 werkervaring 2.1 BBL-,stage-, en werkervaringsplek 2.2 loonkostensubsidie 2.3 uitstroomproject 2.4 instrumenten actieplan jeugdwerkloosheid o.a. : - JA! - Sport United - Branche-afspraken - School-ex-programma’s ROC’s - UWV ondersteuning 2.5 begeleiding van bijstandsgerechtigde inburgeraar richting werk door casemanager inburgering 3 samenstelling huishouden 3.1 wet kinderopvang 4 niveau Nederlandse taal 4.1 coaches in eigen taal voor inburgeraars 4.2 taalmodule algemeen en/of werkgerelateerd 5 kennisniveau arbeidsmarkt 5.1 analyse van eigen wensen en vaardigheden 5.2 Start 2.6 participatieplaats 05-2011 2.7 participatieladder als meetinstrument bij bepaling van afstand tot arbeidsmarkt 2.8 leerlingbouwplaats 2.9 Werkplein: locatie Stadsbouwhuis 05-2011 06-2011 04-2011 arbeidsmarktverkenning 5.3 sollicitatietrainingen (c.v., gesprek, presentatie, (werk-) houding) 5.4 begeleiding op de werkvloer 5.5 dress for succes 6 netwerk 6.1 vluchtelingenwerk NL inzetten als reintegratiepartner 6.2 wijkgerichte inburgering 6.3 declaratieregeling/ Jeugdsportfonds 6.3 Structureel overleg met migrantenorganisaties heden Suggesties gedaan in de motie 1. Duale trajecten voor alle bijstandsgerechtigde inburgeraars. Trajecten voor inburgeraars zijn duaal. De basismodule is taal en daar wordt een module scholing en/of werk aan toegevoegd. Na 2014 zijn er vanuit het Rijk geen middelen meer beschikbaar voor inburgering. Als een achterstand in de Nederlandse taal een belemmering is voor re-integratie op de arbeidmarkt dan wordt er een taalmodule opgenomen in het reguliere re-integratietraject. 2. Hulp bij het laten erkennen van behaalde diploma’s. Voor de erkenning van behaalde buitenlandse diploma’s wordt een WWB-er, indien nodig, begeleid naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) (voorheen IB-groep). DUO zorgt voor de erkenning van buitenlandse diploma’s. 3. De mogelijkheid om (delen van) opleidingen op alle niveaus te volgen om een passende baan te vinden op een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van hun laatste baan. In plaats van opleiden voor passende arbeid is opleiden voor algemeen geaccepteerde arbeid het uitgangspunt binnen de WWB. Een opleiding is mogelijk als deze o.a. bijdraagt aan het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt (vinden van algemeen geaccepteerde arbeid). Daarnaast dienen de kosten voor de opleiding ook binnen het participatiebudget te passen. 4. Meer projecten om groepen bijstandsgerechtigden met vacaturegerichte trajecten aan het werk te helpen. De gemeente Leiden ontwikkelt regelmatig projecten voor groepen bijstandgerechtigden waarin duale trajecten worden aangeboden. In de zorg is er zelfs een speciaal traject geweest voor nietwesterse allochtone vrouwen in de WWB (Activite). In de nieuwe beleidsvisie participatie ligt het accent op bevordering van arbeidsparticipatie. Reintegratie is arbeidsmarktgericht en voor wie geen startkwalificatie heeft, is scholing tot startkwalificatieniveau onderdeel van het traject. Na het verplichte traject in het participatiecentrum wordt op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt een vervolgtraject ingezet. Hierbij kan gekozen worden voor respectievelijk een directe bemiddeling richting werk door het werkplein of ondersteuning richting arbeidsmarkt met een participatieplaats, een opstapbaan, vrijwilligerswerk (of een ander instrument) of, als de belemmeringen zo groot zijn, voor een traject met sociale activering en/of zorg. 5. Het betrekken van migrantenorganisaties bij het activeren van bijstandsgerechtigden binnen hun achterban. Met TOVER (Turkse OndernemersVereniging) heeft een gesprek plaatsgevonden. Daarnaast is er met Marokkaanse en Turkse migrantenorganisaties contact gezocht. Er zal structureel overleg plaatsvinden over het activeren van niet-westerse allochtone WWB-ers en de belemmeringen bij toetreding op de arbeidsmarkt. Ten slotte, niet-westerse allochtone Leidenaren zijn via hun migrantenorganisaties geïnformeerd over het minimabeleid. 6. Mogelijkheden tot starten van eigen bedrijf middels starterskredieten en bijzondere trajecten (met bijvoorbeeld KvK). De starterskredieten en trajecten binnen de KvK zijn ook voor niet-westerse allochtonen. De gemeente kan een persoonsgebondenbudget (PGB) inzetten als ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf (b.v. voor het opstellen van een ondernemersplan). 7. Te bezien of aanvullende acties ten behoeve van het voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt wenselijk en mogelijk zijn. Landelijke campagnes hebben niet geleid tot het aannemen van meer niet-westerse allochtone werknemers. Dit maakt het voor de gemeente Leiden moeilijk tot onmogelijk om aanvullende acties te ondernemen richting werkgevers op de arbeidsmarkt. Het ligt helaas niet in de invloedsfeer van de gemeente. 8. Te bezien of niet-westerse jongeren harder getroffen worden door de crisis en dit onderwerp -zo nodig- aan het actieplan Jeugdwerkloosheid toe te voegen. Niet-westerse allochtone jongeren worden over het algemeen harder getroffen door de economische crisis. In economisch slechte tijden kan een werkgever hogere eisen stellen (meer aanbod op de arbeidsmarkt) en wordt er om die rede meer gediscrimineerd. Dit komt o.a. omdat een deel van deze jongeren laag opgeleid zijn, slechte sollicitatievaardigheden hebben en/of slecht Nederlands spreken. De kansen op de arbeidsmarkt voor niet-westerse allochtone jongeren trekken weer aan als het economisch beter gaat. Tevens kunnen de komende tekorten op de arbeidsmarkt door vergrijzing, waarmee de vraag op de arbeidsmarkt toeneemt, een positief effect hebben op de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtonen. Speciaal voor Marokkaanse jongeren in de WIJ is in samenwerking met Sport United een instrument ontwikkeld dat deze specifieke groep begeleidt, stimuleert en activeert. 6. Marokkaanse jongeren in Leiden In 2010 is in 22 gemeenten, waaronder Leiden, onderzoek gedaan naar de positie van Marokkaanse jongeren op de terreinen onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit. Dit landelijke onderzoek is gedaan naar aanleiding van overlast van Marokkaanse jongeren in deze gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd door Risbo (Erasmus Universiteit Rotterdam). Arbeid en uitkering is een van de deelonderzoeken. Uit het onderzoek van Risbo blijkt dat in 2008 in de leeftijdscategorie 15-24 jaar 11 Marokkaanse jongeren in Leiden een WWB-uitkering ontvingen (nu WIJ). In 2009 en 2010 waren dat er respectievelijk 21 en 18 (bronnen: GBA en WIZ). De organisatie van het actieplan Jeugdwerkloosheid bevestigt bovenstaande cijfers; er wordt geen oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongeren ervaren in de groep die participeren in het traject JA!, het “participatiecentrum” van het actieplan Jeugdwerkloosheid. Tevens is er, zoals al eerder is aangegeven, voor Marokkaanse jongeren in de WIJ, in samenwerking met Sport United, een instrument ontwikkeld dat deze specifieke groep begeleidt, stimuleert en activeert. Vooralsnog kan geconcludeerd worden dat de instrumenten, zoals genoemd in paragraaf 5, voldoende maatwerk bieden om deze kleine groep te begeleiden richting scholing of werk. 7. Conclusie Niet-westerse allochtone WWB-ers zijn relatief een grotere en in aantal licht stijgende groep bijstandsgerechtigden binnen de totale groep bijstandsgerechtigden. Tevens is het percentage van WWB-ers onder niet-westerse allochtonen hoger dan onder autochtonen in Leiden. Dit wordt o.a. verklaard door: • de snellere groei van de totale groep niet-westerse allochtonen in Leiden t.o.v. de groep autochtonen; • grotere procentuele werkloosheid onder niet-westerse allochtonen omdat 92% van de nietwesterse allochtone WWB-ers van de 1ste generatie is en mede daarom relatief slecht Nederlands spreekt en/of geen tot lage opleiding heeft genoten. Andere kenmerken van WWB-ers zijn: • de groep niet-westerse allochtone WWB-ers binnen de totale groep WWB-ers zal de komende jaren procentueel gaan stijgen omdat een relatief grote groep autochtone 55+ WWB-ers tussen nu en 5-10 jaar de pensioensgerechtigde leeftijd gaat bereiken en daarmee geen WWB-uitkering meer zal ontvangen. Dit wordt versterkt doordat in de huidige leeftijdscohort 55-64 van de WWB relatief weinig niet-westerse allochtonen zitten; • het verschil in aantallen tussen de 1ste en 2de generatie niet-westerse allochtone WWB-ers is significant groot. 92% van de niet-westerse allochtone WWB-ers is van de 1ste generatie en maar 8% van de niet-westerse allochtone WWB-ers is van de 2de generatie; • hoewel het goed gaat met de 2de generatie WWB-ers is het nog niet op het niveau van de autochtone bevolking en heeft een niet-westerse allochtone Leidenaar meer kans om in de WWB te komen dan een autochtone Leidenaar (in de groep 18-26 jarige b.v. is de kans circa zes keer groter); • de groep niet-westerse allochtone WWB-ers binnen de totale groep WWB-ers wordt steeds groter. In 2004 was 38% van het WWB-bestand niet-westers allochtoon, in 2008 was dat 44% en in 2010 was dat 45,5%; • Marokkaanse Nederlanders (14,3%) vormen de grootste etnische groep binnen de groep nietwesterse allochtone WWB-ers; • voor alle groepen geldt: hoe ouder, hoe gemiddeld langer gemiddeld in de WWB; • bij het stijgen van de leeftijd daalt het percentage arbeidsverplichting; • boven de 45 jaar is de groep autochtonen groter dan niet-westerse allochtoon (respectievelijk 830 en 533 personen); • onder niet-westerse allochtonen is de arbeidsverplichting hoger (66%: 876 personen) dan onder autochtonen (52%: 691 personen); • autochtonen (33%: 231 personen) zitten relatief vaker in een zorgtraject dan niet-westerse allochtonen (21%: 187 personen); • niet-westerse allochtonen (69%: 606 personen) zitten relatief vaker in een traject richting werk dan autochtonen (49%: 341). Uit landelijk onderzoek naar de effectiviteit van instrumenten voor de re-integratie van nietwesterse allochtonen blijkt dat allochtonen door het re-integratiebeleid van alle onderzochte gemeenten, met en zonder bijzondere trajecten voor allochtonen, even goed worden bereikt en dat de uitstroomcijfers naar werk van autochtone en allochtone cliënten weinig verschillen. Deze uitkomsten ondersteunen de keuze die de gemeente Leiden heeft gemaakt voor de maatwerkaanpak waarin de klant en zijn individuele belemmeringen bij toetreding tot de arbeidsmarkt centraal staan, ongeacht zijn land van herkomst. Hoewel de gemeente Leiden geen doelgroepenbeleid heeft worden wel instrumenten/ activiteiten ingezet die oog hebben voor specifieke kenmerken van niet-westerse allochtone bijstandsgerechtigden. Hierbij kan gedacht worden aan structureel overleg met migrantenorganisaties of het inzetten van medewerkers van Sport United die zich richten op o.a. het begeleiden, activeren en stimuleren van Marokkaanse jongeren met een WIJ-uitkering. 8. Ten slotte De in te zetten instrumenten voor re-integratie van WWB-ers worden regelmatig bekeken vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie. Sluiten ze aan bij de belemmeringen die individuele WWB-ers ervaren bij toetreding op de arbeidsmarkt? Maar ook, sluiten de instru-menten aan bij het huidige beleid en budget voor participatie? Maatwerk blijft hierin centraal staan. Bijlage 2: Leidse WWB-cijfers 1. Jaar, herkomstgroep, aantal en generatie Het totaal aantal Leidenaren in de bijstand was op de drie laatste peildata: eind 2008: 2.842 eind 2009: 2.842 eind 2010: 2.923 nWes 1e 100 154 103 eind 2009 Nederland 1.227 1.338 97 81 eind 2008 150 1.188 1.323 97 54 138 1.193 1.360 grafiek 1a) Leidenaren (18 t/m 64) in de bijstand, eind 2008 t/m eind 2010 eind 2010 nWes 2e Wes 1e Wes 2e nWes 1e 4,9 6,8 9,2 eind 2009 Nederland 2,9 58,8 4,9 2,8 9,1 eind 2008 6,6 58,6 4,9 6,5 9,3 2,6 58,6 grafiek 1b) Leidenaren (18 t/m 64) in de bevolking, eind 2008 t/m eind 2010 (* duizend) eind 2010 nWes 2e Wes 1e Wes 2e eind 2008 Nederland eind 2009 nWes 1e nWes 2e 2,0% 2,2% 3,5% 13,3% 2,3% 2,0% 2,3% 2,9% 13,1% 2,3% 2,0% 2,1% 2,1% 12,9% 2,3% grafiek 1c) % Leidenaren (18 t/m 64) in de bijstand, eind 2008 t/m eind 2010 eind 2010 Wes 1e Wes 2e Bronnen: GBA en WIZ Conclusies grafiek 1a tot en met 1c: 1. De omvangrijkste groepen in de bijstand zijn Leidenaren van Nederlandse herkomst en 1ste generatie niet-westerse allochtonen. 2. De omvang van de 2de generatie niet-westerse allochtonen in de bijstand is klein t.o.v. de totale groep maar groeit licht. Dit komt deels omdat ook in de totale bevolking van 18 t/m 64 jaar het aantal 2de generatie niet-westerse allochtonen groeit. 3. Eind 2010 zaten er relatief 5,8 keer zoveel 1ste generatie niet-westerse allochtonen in de bijstand als Leidenaren van Nederlandse herkomst. Bij die factor van 5,8 past een kanttekening: die is mede zo hoog omdat het percentage in de groep van Nederlandse herkomst zo laag is. En dát komt weer omdat Leiden een hoog opgeleide gemeente is en veel studenten in de bevolking heeft. 4. Hoewel het goed gaat met de 2de generatie WWB-ers is het nog niet op het niveau van de autochtone bevolking en heeft een niet-westerse allochtone Leidenaar meer kans om in de WWB te komen dan een autochtone Leidenaar (in de groep 18-26 jarige b.v. is de kans circa zes keer groter). 5. De groep niet-westerse allochtone WWB-ers binnen de totale groep WWB-ers wordt steeds groter. In 2004 was 38% van het WWB-bestand niet-westers allochtoon, in 2008 was dat 44% en in 2010 was dat 45,5%. 2. Leeftijd, herkomstgroep, aantal en generatie Nu vertellen totale cijfers over de hele bijstandsgroep van 18 t/m 64 jaar niet het hele verhaal; dat komt omdat de leeftijdsopbouw van Leidenaren van Nederlandse herkomst en van Leidenaren van niet-westerse herkomst zo uiteenlopen en omdat leeftijd een belangrijke factor is voor bijstand: van ouderen zit een hoger percentage in de bijstand dan van jongeren. In de grafieken 2a tm 2c worden daarom voor eind 2010 de cijfers uitgesplitst naar drie leeftijdsgroepen: de 18- t/m 26-jarigen (WIJ), de 27- t/m 44-jarigen en de 45- t/m 64-jarigen. 18 t/m 26 90 0 27 t/m 44 Nederland nWes 1e 62 533 31 57 64 421 7 7 39 85 87 609 830 grafiek 2a) Leidenaren (3 leeftijdsgroepen) in de bijstand, eind 2010 45 t/m 64 nWes 2e Wes 1e Wes 2e 18 t/m 26 27 t/m 44 Nederland nWes 1e 1,8 1,7 0,1 3,0 1,9 3,6 1,0 4,7 1,3 1,5 1,5 1,8 14,4 21,0 23,3 grafiek 2b) Leidenaren (3 leeftijdsgroepen) in de bevolking, eind 2010 (* duizend) 45 t/m 64 nWes 2e Wes 1e Wes 2e 18 t/m 26 Nederland nWes 1e nWes 2e 3,4% 0,0% 5,3% 17,7% 27 t/m 44 3,6% 1,7% 1,6% 6,3% 12,9% 2,0% 0,6% 0,5% 2,1% 5,7% 0,6% grafiek 2c) % Leidenaren (3 leeftijdsgroepen) in de bijstand, eind 2010 45 t/m 64 Wes 1e Wes 2e Bronnen: GBA en WIZ Conclusies grafiek 2a tot en met 2c: 1. Eind 2010 zaten er 2.923 Leidenaren in de bijstand; meer dan de helft van hen (1.516 = 52%) was 45 jaar of ouder. 2. In díe groep zijn 830 personen van Nederlandse herkomst zijn. 3. Binnen elke herkomstgroep geldt: hoe ouder, hoe hoger het percentage in de bijstand. 4. Binnen elke leeftijdsgroep geldt: 1ste generatie niet-westerse allochtonen is procentueel gezien de grootste groep in de bijstand. 5. In de leeftijdsgroep 18 t/m 26 jaar zitten in totaal 225 oftewel 8% van alle bijstandsgerechtigden. 6. Van de 14,4 duizend Leidenaren van Nederlandse herkomst in de leeftijd van 18 t/m 26 zit 0,6% (87 personen) in de bijstand. Dit percentage is klein, mede omdat er in de totale groep veel studenten zitten. 7. Van de 1,8 duizend 2de generatie niet-westerse allochtonen in Leiden in de leeftijd van 18 t/m 26 zit 2,1% (39 personen) in de bijstand. 3. Leeftijd, herkomstgroep, aantal, duur en generatie We kunnen de groep van bijstandsgerechtigden ook op een andere manier bekijken; namelijk op de vraag hoe lang zit elke groep in de bijstand? Want hoe langer in de WWB, hoe moeilijker het is om uit de WWB te komen. grafiek 3a) Leidenaren van 18 t/m 26 jaar in de bijstand naar duur, eind 2010 800 600 400 Nederland 18 t/m 26 < 1 jr nWes 1e 1-3 jr nWes 2e 3-5 jr 5-10 jr Wes 1e >= 10 jr 7 7 39 85 0 87 200 Wes 2e grafiek 3b) Leidenaren van 27 t/m 44 jaar in de bijstand naar duur, eind 2010 800 421 400 609 600 Nederland 27 t/m 44 < 1 jr nWes 1e 1-3 jr 3-5 jr nWes 2e 5-10 jr 31 0 57 64 200 Wes 1e >= 10 jr Wes 2e grafiek 3c) Leidenaren van 27 t/m 44 jaar in de bijstand naar duur, eind 2010 - % 800 830 grafiek 3d) Leidenaren van 45 t/m 64 jaar in de bijstand naar duur, eind 2010 414 400 533 600 Nederland 45 t/m 64 < 1 jr nWes 1e 1-3 jr 3-5 jr nWes 2e 5-10 jr Wes 1e >= 10 jr 26 62 17 90 0 0 0 175 200 Wes 2e grafiek 3e) Leidenaren van 45 t/m 64 jaar in de bijstand naar duur, eind 2010 - % Bron: WIZ Conclusies grafiek 3a tot en met 3e: 1. In de doelgroep van de WIJ zijn er niet zoveel verschillen in bijstandsduur tussen de verschillende herkomstgroepen; blijkbaar lukt het voor al deze groepen ongeveer even goed (of slecht) om weer uit de bijstand te geraken. 2. Iedereen in de groep 18-26 jaar, ongeacht herkomst zit korter dan een jaar in de bijstand. 3. In de groep 27-44 jaar zit ruim 25% langer dan 5 jaar in de WWB (10% langer dan 10 jaar) en autochtone WWB-ers zitten langer in de bijstand dan niet-westerse allochtonen. 4. In de groep 45-64 jaar is meer dan de helft van Nederlandse herkomst (830). 5. Eind 2010 zit 51% van de autochtone en 35% van de niet-westerse allochtone WWB-ers langer dan 5 jaar in de bijstand. Duur in de bijstand is een factor om uit de bijstand te kunnen komen: eenmaal lang in de bijstand dan wordt het steeds moeilijker om eruit te komen. 4. Herkomstgroep en opleidingsniveau 2010 Van mensen in de bijstand wordt een opleidingsniveau geregistreerd volgens de onderstaande codes en indeling. De opleidingscategorieën in het oude systeem (soleil) sluiten niet helemaal aan bij het huidige onderwijssysteem. Tevens kunnen buitenlandse opleidingen niet gecatego-riseerd worden binnen het Nederlandse onderwijssysteem en worden daarom in de categorie “divers” (code 98) geplaatst. Code 98 valt onder onbekend/n.v.t. 0 Onbekend/geen basisopleiding 2 Niet van toepassing 4 Basisonderwijs 6 LBO 8 MAVO 10 MBO 12 HAVO 14 HBO 16 VWO 18 Universitair 98 Divers ===> ===> ===> ===> ===> ===> ===> ===> ===> ===> ===> vermeld onder onbekend / n.v.t. vermeld onder onbekend / n.v.t. vermeld onder laag vermeld onder laag vermeld onder midden vermeld onder midden vermeld onder midden vermeld onder hoog vermeld onder hoog vermeld onder hoog vermeld onder onbekend / n.v.t. aantal in de bijstand 2010 totaal NED nWes WES kenmerk totaal 2.923 Opleidingsniveau Laag 1.024 1.338 590 1.330 387 254 47 Midden Hoog Onbekend/nvt 671 302 926 276 129 343 315 127 501 80 46 81 Conclusie: 1. Van de niet-westerse allochtonen in de WWB is 90% 1ste generatie. Deze generatie heeft weinig tot geen opleiding en valt daarom voor een groot deel in de categorieën laag en onbekend/n.v.t. 2. Van de autochtonen WWB-ers is een grote groep 55+ met relatief weinig opleiding. 5. Ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters In 2010 is in 22 gemeenten, waaronder Leiden, onderzoek gedaan naar de positie van Marokkaanse jongeren op de terreinen onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit. Dit landelijke onderzoek is gedaan naar aanleiding van overlast van Marokkaanse jongeren in deze gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd door Risbo (Erasmus Universiteit Rotterdam). In het deelonderzoek “onderwijs” is gekeken naar een over- c.q. ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters. De over- c.q. ondervertegenwoordiging geeft aan in hoeverre de vsv-cijfers onder Marokkaans-Nederlandse jongeren afwijken van de vsv-cijfers onder de totale groep jongeren in de gemeente. In Leiden is sprake van een ondervertegenwoordiging van 2%, zie ook de tabel hieronder. Bijlage 3: Motie RV 09.0096 Programmabegroting 2010 Motie: M090096/12 Onderwerp: Actieplan De Raad van de gemeente Leiden, bijeen in de vergadering van 12 november 2009, constaterende dat: ­ 10.5% van de niet-westerse allochtone Leidenaars bijstandsgerechtigd is; ­ 44% van de Leidse bijstandsgerechtigden van niet-westerse oorsprong is; overwegende dat: ­ de gemeente meer kan doen om deze percentages te verminderen; verzoekt het college: ­ voor de zomer van 2010 een actieplan te presenteren om het aantal niet-westerse allochtonen in de bijstand te verminderen; ­ bij het opstellen van dat actieplan de volgende suggesties in overweging te nemen: o duale trajecten voor alle bijstandsgerechtigde inburgeraars; o hulp bij het laten erkennen van behaalde diploma’s; o de mogelijkheid om (delen van) opleidingen op alle niveaus te volgen om een passende baan te vinden op een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van hun laatste baan; o meer projecten om groepen bijstandsgerechtigden met vacaturegerichte trajecten aan het werk te helpen; o het betrekken van migrantenorganisaties bij het activeren van bijstandsgerechtigden binnen hun achterban; o mogelijkheden tot starten van eigen bedrijf middels starterskredieten en bijzondere trajecten (met bijvoorbeeld KvK); o te bezien of aanvullende acties ten behoeve van het voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt wenselijk en mogelijk zijn; o te bezien of niet-westerse jongeren harder getroffen worden door de crisis en dit onderwerp –zo nodig- aan het actieplan Jeugdwerkloosheid toe te voegen; Roelof van Laar (PvdA) Geerten Boogaard (CDA) Hans van Egdom (GL) Antoine Theeuwen (SP) Aad van der Luit (D66) Deze motie is aanvaard met dien verstande dat de fractie van de VVD tegen heeft gestemd.