VERBIEST België-Belgique P.B. 2/111 LEUVEN 1 KOERIER Driemaandelijks Informatieblad Afgiftekantoor Leuven 1 Vol. XV, maart 2003 Ferdinand Verbieststichting (China-Europa Instituut) Naamsestraat, 63, bus 4 B - 3000 Leuven Katholieke Universiteit Leuven EDITORIAAL Ofschoon Rome bisschop Hamer niet heilig verklaarde op 1 oktober 2000, blijft hij toch een inspirerende figuur. Zijn landgenoot, drs. Harry Knipschild, wil er een proefschrift aan wijden. In een kort artikel in de sectie Onderzoek evoceert hij de tijdsgeest van de ’Ongelijke Verdragen’, de gevolgen van natuurverschijnselen (overstroming, droogte) en verhaalt hij de toetreding van de Nijmeegse kruidenierszoon tot de jonge Congregatie van Scheut. Extreme droogte in West-Mongolië en het imperialistisch optreden van de missionarissen creëerden, volgens de auteur, een toestand die leidde tot de arrestatie en marteldood van Hamer. Noël Golvers, Verbiest kenner sinds jaren, presenteert ons de resultaten van zijn recent onderzoek. Hij bestudeerde alle astronomische geschriften en documenten van Verbiest die betrekking hebben op de ’Astronomia Europaea’. Opmerkelijk hierbij is Verbiests ″pan-Europese″ strategie om door het verzenden van zijn xylografische drukken naar relaties in Europa de China-missie te ondersteunen. Ook Philippe Couplets zending naar Europa speelt een belangrijke rol in de verspreiding van Verbiests werk. Couplet bracht het manuscript van de Dillingen-editie van de ’Astronomia Europaea’ naar Europa en liet dit hier publiceren. Golvers gaat verder de ontvangst na van Verbiests oeuvre in Europa. De voornaamste bestemmelingen waren vorsten, hoogwaardigheids- bekleders en jezuïetencolleges. Dit heeft de toegankelijkheid van zijn astronomische traktaten enigszins beperkt maar belette niet dat een filosoof als Leibniz er een commentaar over schreef of dat de ’Astronomia Europaea’ in het Frans vertaald werd. Eén van de verrassingen van het onderzoek is dat vele exemplaren van Verbiests werken werden teruggevonden in Midden-Europa, voornamelijk in Zuid-Duitsland en omliggende gebieden. In de sectie Cultuur wijdt Ann Heylen ons in in de symboliek van bloemen en planten bij de Chinezen. Elke belangrijke gebeurtenis, elk seizoen wordt verzinnebeeld door een specifieke bloem of plant. Via woordspelingen en gelijkluidendheid van hun benaming worden de bloemmotieven op hun beurt in verband gebracht met één of ander natuurelement, dier of idee. Deze laatste verschijnen dan ook vaak samen met de bloem/ plant op schilderijen, aardewerk of textiel. In het artikel worden eerst de bloemmotieven van de vier seizoenen voorgesteld. Verder is er aandacht voor de bamboe en de orchidee, twee van de vier nobele bloemen en planten. Twee China-reizen worden voorgesteld: een ’snapshot’ van de reis van vorig jaar met een bezoek aan het dorp van ’nonkel pater’ (Wilfried Decock) en de voorstelling van een nieuwe trip (Staf Vloeberghs). De september-oktober reis 2003 is een combinatie van cultuur en natuurbeleving met een ’bedevaart’ naar één der heiligdommen van de godin Guanyin. Contactname met de Chinese Kerk blijft echter een vast element van de Verbiestreizen. De Koerier besluit met ’Chinees in de ruimte’ en enkele andere Korte berichten. Jeroom Heyndrickx Directeur PROGRAMMA CHINA-REIS Kardinaal Danneels en Mgr Tikang (Taipei) tijdens de viering van twintig jaar Verbieststichting (15 november 2002; Foto Avimo vzw, J. Van Beek). 18 september - 6 oktober 2003 “Guanyin nodigt uit: Natuur en Cultuur in China” Zie pag. 9 1 STUDIE EN ONDERZOEK FERDINAND HAMER, MARTELAAR IN CHINA 1840-1900 In de zomer van 2000 was het een eeuw geleden dat het Westen met afgrijzen kennis nam van de wandaden van de Chinese Boksers. Die hadden niet alleen maandenlang de Westerse ambassades in Peking belegerd, maar duizenden Chinese christenen, Chinese priesters en Europese missionarissen vermoord. In Shandong werd onlangs een congres gehouden om de Opstand te herdenken. Precies op de Chinese Nationale Feestdag, 1 oktober 2000, sprak paus Johannes Paulus II 120 heiligverklaringen uit van allerlei mensen die in China om hun geloof omgebracht waren. Daaronder de Nederlandse zuster Kaatje Dierkx. Maar ook de Franse missionaris Chapdelaine, wiens ’onvrijwillig overlijden’ voor de Fransen aanleiding geweest was om in de jaren 1850, samen met de Britten China binnen te vallen. Ze dwongen de Chinese overheid de ’ongelijke’ verdragen van Tianjin (Tientsin) en Peking (1858/1860) te ondertekenen. In één van de bepalingen werd vastgelegd dat missionarissen het recht kregen om onder Chinese protectie het binnenland in te trekken om daar het geloof te verkondigen. De Chinezen werd formeel toegestaan om zich te laten bekeren. Vanaf 1860 traden de Fransen op als beschermers van missionarissen en het katholieke geloof. De Chinese overheid reageerde in 2000 woedend op de uitspraken van het Vaticaan. Dit was nu eens een echt staaltje van Westers postkolonialisme. In de Nederlandse katholieke wereld was sprake van verbazing. Honderdtwintig heiligverklaringen - waarom was bisschop Hamer daar niet bij? Die was toch in juli 1900 door de Boksers vermoord? Ferdinand Hamer was toch hét grote voorbeeld van de missionaris-martelaar... Resultaat van eerste onderzoek In het vroege voorjaar van 2001 ben ik begonnen met een onderzoek naar het optreden van Ferdinand Hamer in China. Dat jaar heb ik enkele maanden in Rome kunnen doorbrengen: in de archieven van de Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria, waar Hamer lid van was; van de Heilige Kindsheid (Sainte Enfance), de organisatie die geld inzamelde om de Chinese kinderen te redden; en van de Propaganda Fide, de organisatie die voor het Vaticaan de belangen van de Chinese Missie behartigde. Tevens heb ik als eerste onderzoeker inzage gekregen in het dossier van het zaligmakingsproces van Ferdinand Hamer en anderen, dat blijkbaar niet met een positieve afloop geëindigd is. Het is mijn bedoeling om de stu2 die over enkele jaren af te ronden met een proefschrift. In dit artikel besteed ik vooral aandacht aan één aspect van de missionering van Hamer, namelijk de rol van de regelmatig optredende periodes van grote droogte in het noorden van China. De theorie van Paul A. Cohen over de Bokseropstand Vijf jaar geleden verscheen de belangrijke studie van Paul A. Cohen over de Bokseropstand, History in three keys. The Boxers as event, experience and myth (New York 1997). In het hoofdstuk ’Drought and the foreign presence’ (27 pagina’s) zet Cohen uitvoerig uiteen hoe groot de invloed is geweest van natuurverschijnselen op het handelen van de Chinese boeren in de provincies Shanxi en Shandong. Zich baserend op orale bronnen en authentieke documenten van Boksers en van (alleen) Amerikaanse missionarissen en zusters laat de Amerikaanse historicus zien wat de gevolgen zijn geweest van de overstroming van de Gele Rivier in 1898 en in de jaren daarna, een periode van extreme droogte. De Chinese boeren zagen die natuurrampen als een verstoring van de harmonie van de hemel en gaven er dus een religieuze betekenis aan. De buitenlanders, én de ’godsdienst van het westen’, waren in hun ogen de veroorzakers van de misoogsten en de honger die daarvan het gevolg was. Op de vlaggen die zij met zich meedroegen stond hun leuze: ″Ondersteun de Qing, vernietig de vreemdelingen″. In periodes van extreme droogte voerden de boeren vaak niet veel uit op hun land. Ze hadden daardoor ruim de tijd om zich in groepen of bendes te verenigen. In sommige streken van het schiereiland Shandong was het in de tijd van de Chinees-Japanse oorlog (1894) al een gewoonte geworden om het afnemend gezag van de Chinese overheid te compenseren met het oprichten van zelfbeschermingsgroepen als de ″Grote Zwaarden″ en de ″Pruimenbloesem Boksers″. Die waren altijd al gericht tegen de ″Godsdienst van het Westen″. Na 1894 ging het Westen zich steeds imperialistischer gedragen. In Shandong speelde apostolisch vicaris (bisschop) Johann Anzer daarbij een speciale rol. Hij bouwde een kerk in de geboorteplaats van Confucius en wist het Duitsland van keizer Wilhelm II in te zetten voor de belangen van de Duitse SVDmissie. Zo werd na de moord op twee missionarissen de havenstad Qingdao als Duitse basis geannexeerd. De Chinese boeren verenigden zich in nieuwe groepen, Boksers in Rechtvaardigheid. In Shan- dong begon de Bokseropstand. Aan het einde van de eeuw sloeg die opstand, gevoed door het uitblijven van regen, over naar Peking en verder het binnenland in. Ferdinand Hamer en de Belgische Missie in het noorden van China Na de verdragen van Tianjin en Peking (1860) richtte de Belg Theophile Verbist, aalmoezenier van de Militaire School in Brussel en directeur van de Belgische afdeling van de Sainte Enfance, een nieuwe congregatie op met de bedoeling de Chinese kinderen, en dan vooral hun zielen, te redden. Paus Pius IX wees de CICM-Congregatie (ook genoemd Scheut naar de plaats van hun hoofdvestiging, bij Brussel) heel Mongolië toe. In 1865 vertrokken de eerste vier missionarissen, vergezeld van een knecht, vanuit België naar het verre China. Zij hadden nauwelijks gelegenheid gehad om zich voor te bereiden, zo spraken zij geen woord Chinees. Nadat zij de Grote Muur bij Peking hadden gepasseerd arriveerden zij in het dorpje Xiwanzi, waar zij met behulp van een paar Chinese priesters aan de slag gingen. De gezamenlijke voertaal was Latijn. Ferdinand Hamer, 25 jaar oud, was de junior van de missie. Dat bleek echter een onverwacht voordeel. Hij was jong, in staat om redelijk snel de taal te leren, en zich aan te passen aan de Mongoolse lange winter, het voedsel en aan de cultuur. Van zijn drie medemissionarissen waren er na twee jaar in het barre klimaat twee overleden aan de vlektyfus inclusief de stichter. Op jeugdige leeftijd was Ferdinand Hamer, de zoon van een kruidenier uit Nijmegen, al snel een veteraan van de Mongoolse missie, een pionier in onherbergzame en vaak vijandige streken - want het was hem duidelijk dat de meeste Chinezen zeer vijandig stonden tegen zijn geloof. Misschien is hun houding te vergelijken met die van westerlingen in onze tijd ten opzichte van de ’godsdienst van het Midden-Oosten’, de islam, en zijn imams. Elk jaar kwamen er nieuwe jongelui uit België en Nederland die bereid waren alles op te offeren voor hun ideaal: het bekeren van de Chinezen. Zij brachten westerse kennis en technologie mee, westerse medicijnen en geneeskunst, ze stichtten weeshuizen en scholen, en ze wisten zich gesteund door de Europese militaire suprematie aan de Chinese kust. De missionarissen beschikten bovendien over geld, noodzakelijk om van alles te kopen: voedsel, grond, en om daarop kerken en andere gebouwen neer te zetten. NIEUWE PUBLICATIES tember al 2.000 catechumenen [geloofsleerlingen] bij gekregen die er zeker nooit aan zouden gedacht hebben om christen te worden als zij door de nood niet werden aangespoord″. In andere Mongoolse regio’s, die niet beschikten over de overvloedige giften die Hamer uit Europa had meegebracht, vielen door opstandelingen wel duizend doden, inclusief de Chinese priester Lin Taoyuan. De jaren 1890/1892 waren een voorloper van de Bokseropstand. Hamer en de Bokseropstand Hamer als jonge missionaris. In 1878 werd het CICM-missiegebied uitgebreid met de Chinese provincies Gansu, Qinghai en Xinjiang. Paus Leo XIII benoemde Ferdinand Hamer, 38 jaar oud, tot de eerste bisschop van dat gigantische gebied. In 1889 werd Hamer overgeplaatst naar ’West-Mongolië’ (Ordos), een regio met grote problemen. Pas in 1891 kon hij daar goed aan de slag; hij was eerst teruggeweest naar Nijmegen om ernstige maagklachten te laten behandelen. In België en Nederland had hij veel geld bij elkaar gebedeld, om een grote kerk te bouwen. Bij terugkomst in de Mongoolse missie kwam Hamer voor grote verrassingen te staan. In de eerste jaren van het laatste decennium van de negentiende eeuw kende het noorden van China (een uitloper van de Gobi woestijn) een periode van extreme droogte. De Chinese boeren, die zich aan de noordkant van de Muur gevestigd hadden, stierven in kolossale hoeveelheden. Zo schreef een missionaris over kuilen waar tienduizend lijken tegelijk in geworpen werden. Maar Ferdinand Hamer had een grote zak met geld bij zich. In plaats van een kerk te bouwen, zette hij zijn geld om in voedsel. Aan een van zijn weldoeners, de margarinefabrikant Jurgens, kon Hamer melden: ″Van alle kanten komen de arme mensen toegestroomd om in de schoot der kerk te worden opgenomen, in de hoop wat tijdelijke steun te ontvangen. Zo hebben wij er sinds sep- Toen zeven jaar later een nieuwe periode van droogte uitbrak stond de missie in de Ordos er aanzienlijk minder goed voor. De financiële middelen waren uitgeput. Het geld dat er was werd vooral geïnvesteerd in de aanschaf van landbouwgrond om de christenen een solide basis te geven. Door het imperialistische optreden van een nieuwe generatie missionarissen, ook in de regio waar Hamer opereerde, was de haat bij het nietchristelijke deel van de bevolking tegenover de katholieken een stuk groter geworden. Binnen de missie zelf was sprake van onderlinge conflicten. In de omgeving had zich een protestantse zending gevestigd waarmee men niet wenste samen te werken. Bij de aankoop van grond door de missie was grote onenigheid met autoriteiten en bevolking ontstaan. Bij het ontruimen van een aangekocht terrein, door katholieken en missionarissen, waren doden gevallen. Uit de correspondentie van Ferdinand Hamer met zijn thuisfront is goed op te maken dat hij het gevaar langzaam maar zeker op zich af zag komen. Eind juni 1900 schreef hij: ″Nog geen regen. Wat moet dat geven. Op 27 mei heeft het twee centimeter geregend, dit is al wat sinds juli vorig jaar gevallen is, zodat men nog niet heeft kunnen landbouwen of zaaien. Alles is nog zo dor als midden in de winter, en altijd maar droge wind en zand. De mensen hebben niets te eten, en als het niet snel flink regent is er voor dit jaar geen hoop″. Hamer had deze keer geen geld om voedsel te kopen, om het nadeel in een voordeel om te zetten. Een paar weken later vielen de ’heidenen’ het dorp binnen, waar bisschop Hamer, bijna 60 jaar oud, zich verscholen had. Zij richtten een bloedbad aan. Hamer zelf werd meegenomen, door een Chinese magistraat berecht en gedood. Ferdinand Hamer was een martelaar in China geworden. (H. Knipschild) De interdisciplinaire denkgroep ″Espace Asie″ van de Franstalige Leuvense universiteit (UCL) richt reeds enkele jaren conferenties en colloquia in waarbij de ontmoeting van Aziatische en Europese culturen bestudeerd wordt evenals de culturele interactie. Paul Servais, voorzitter van het departement geschiedenis en één van de drijvende krachten van de groep, verzorgde als redacteur de uitgave van conferenties en van bijdragen tijdens een internationaal colloquium in mei 1999 in Louvain-la-Neuve. Individu et communauté. Une confrontation Orient-Occident wil de mechanismen en de gevolgen van de culturele interactie in het licht stellen, zowel op het vlak van opvattingen als van de daadwerkelijke verhoudingen tussen individu en gemeenschap. De botsing der beschavingen wordt hier concreet getoond door specialisten van verschillende disciplines uit binnen- en buitenland. Wat China betreft verwijzen we naar twee bijdragen. Françoise Aubin behandelt de interactie in het verleden tussen provinciale culturen en de keizerlijke rijkscultuur evenals de wisselwerking tussen landelijke en stedelijke cultuur. Vincent Shen tracht de huidige Chinese mens, uit balans gebracht door de cultuur van het modernisme, terug zijn plaats te laten vinden in de gemeenschap en in de natuur door zich te inspireren aan het confucianisme en het taoïsme. In een tweede publicatie Perception et organisation de l’espace urbain. Une confrontation Orient-Occident (Roger Hagelstein en Paul Servais, red.) van dezelfde reeks ″Rencontres Orient-Occident″ gaat de aandacht naar opvattingen in Oost en West over de stad en haar organisatie. Historischestudies(Kyoto,Shanghai,Chongqing) zowel als hedendaagse stedelijke ontwikkelingen (Delhi, Osaka, Taipei, Ulaanbaatar) komen aan bod naast twee artikels over de Chinese diaspora in Canada en Noordwest-Mexico. De rode draad blijft ook hier de kwestie onder welke voorwaarden de ontmoeting van Oost en West leidt tot confrontatie, naast elkaar leven of zinvolle synthese. Beide boeken zijn verkrijgbaar bij Bruylant-Academia s.a., Grand-Place 29, 1348 Louvain-la-Neuve. 3 STUDIE EN ONDERZOEK F. VERBIEST, S.J. (1623-1688) AND THE CHINESE HEAVEN: THE COMPOSITION OF THE ASTRONOMICAL CORPUS, ITS DIFFUSION AND RECEPTION IN THE EUROPEAN REPUBLIC OF LETTERS. KORTE VOORSTELLING Bij de afsluiting van het boek (niet het onderzoek) past een kort overzicht van de werkwijze, en een situering van de resultaten binnen het kader van de studie over de Vlaamse jezuïetenmissie in China in de tweede helft van de zeventiende eeuw (de ″Verbiest-era″). De precieze aanleiding tot dit onderzoek ligt in onze vroegere studie van Verbiests Astronomia Europaea (zie Koerier 1993). Het onderzoeksveld werd nu echter uitgebreid tot álle astronomische geschriften en documenten van Verbiest die tot dit ″corpus″ behoorden, geredigeerd hetzij in het Latijn, Chinees, Mantsjoe of Mongools, en bekend hetzij in een Chinese blokdruk of in een Westerse uitgave (de Dillingen druk uit 1687). Daaronder vallen Latijnse traktaten, zoals het Compendium Latinum (CL) en de recent ontdekte teksten uit Athene, bundels tekeningen zoals het Liber Organicus (LO), de eclipskaarten (TE), efemeridenkalenders (Eph.) en sterrenkaarten. Onze doelstelling was de onderlinge samenhang na te gaan tussen deze verschillende ″items″, en voornamelijk de geschiedenis van hun verspreiding naar en binnen Europa, en de receptie van de geleerde wereld daarop in de zeventiende-negentiende eeuw te beschrijven. Daarom was onze focus principieel gericht op de exemplaren die in Europa (en, bij uitbreiding, in de VSA en Australië) bewaard worden. In het eerste deel van het onderzoek werd definitief aangetoond hoe, tussen 1676 en 1680, verschillende Latijnse traktaten elkaar opvolgden, gedeeltelijk aanvulden of overlapten en uiteindelijk culmineerden in de kleine in-4° editie, verschenen in 1687 (Dillingen). Tevens werd ingegaan op de motieven waarom Verbiest het nodig achtte met steeds meer aandrang op hetzelfde thema terug te komen, namelijk de apologie van de ″astronomische methode″ in de China missie, en waarom uiteindelijk alleen een editie naar Europese stijl voldoende garanties bood voor een ruime verspreiding van de ″boodschap″ die zij belichaamden: het belang van de astronomie voor het welslagen, en zelfs het voortbestaan tout court van de missie. Aantal exemplaren; de ″Verbiest-generatie″ Het meest spectaculaire resultaat van ons onderzoek is zeker het groot aantal gelokaliseerde exemplaren, voordien slechts in enkele eenheden bekend: meer dan 220 exemplaren, waaronder 82 van de Dillingen uitgave, en méér dan 140 uit China verzonden teksten en platen (o.m. 47 4 van het LO, 38 van TE, enz.). Dit aantal valt des te meer op, als men het plaatst tegenover de zeldzame items van Verbiests voorganger A. Schall, en van zijn opvolgers, zoals I. Kögler, enz. Pas met deze numerieke vaststelling wordt duidelijk welke centrale plaats F. Verbiest inneemt in het verhaal van de China-missie. Dit verschil tussen de frequentie (en de spreiding) van zijn werken en die van andere ″astronoom-missionarissen″ kan onmogelijk alleen verklaard worden vanuit toevalligheden van de overlevering. Voor een beter begrip van dit fenomeen was echter een inzicht nodig in de chronologie van deze items, en van de weg waarlangs zij tot in Europa (VSA, enz.) zijn terechtgekomen. Dit kon alleen langs een analyse van elk afzonderlijk item, zijn materiële aspecten (kaften e.a.), eventueel aanwezige opschriften, externe informatie, inzicht in de geschiedenis van de collectie, enz. Uit dit zeer tijdrovend, maar in vele opzichten leerrijk onderzoek is gebleken dat van de ″Chinese″ publicaties (d.i. xylografische drukken, in het Latijn, Chinees, etc.) minimum 35 (aantoonbaar of met grote waarschijnlijkheid) tot Verbiests eigen tijd teruggaan, en ook door hemzelf verzonden werden, getuige o.m. autografe opschriften. Opvallend is de concentratie in twee perioden, namelijk 1678 (samen met verschillende andere teksten, na de heropening van de verbinding Peking-Macao-Europa), en tussen 1686 (de aankomst van Antoine Thomas) en januari 1688 (Verbiests overlijden). Tussenkomst van A. Thomas blijkt overigens ook uit autografe aantekeningen van zijn hand op verscheidene exemplaren, en uit de ″Franse″ oriëntatie van vele verzendingen, voornamelijk Parijs en Douai. De exemplaren van de ″Verbiest-laag″ zijn niet alleen herkenbaar aan zijn handschriftelijke opdrachten, maar ook uit de westerse paginering, aanduidingen op de tekeningen, bepaalde addenda, enz. Niet toevallig blijken dergelijke sporen meestal voor te komen in exemplaren met een prachtige omslag in rode of paarse brokaatzijde, met gouddraad doorweven en met bloemmotieven. Vermits de oudste exemplaren hiervan reeds vóór 1690 in Europa gecatalogeerd werden (in Wenen) is het zo goed als zeker dat ook dit materiële criterium naar Verbiests periode terugwijst. Uitermate interessant is het, na te gaan welke bestemmelingen Verbiest eigenhandig (of via Thomas) met een dergelijk exemplaar bedacht: het hof in Lissabon, Wenen, München, Warschau, Moskou; het Vaticaan; de jezuïetencolleges van Wenen, Ingolstadt, Neuburg an der Donau, Parijs, in de contemporaine con- text even zovele betekenisvolle adressen. Om een andere reden merkwaardig is het exemplaar in 1686 geadresseerd aan het jezuïetencollege van Gent (exemplaar nu in Australië), tot dusver het enige directe bewijs van Verbiests contacten vanuit China met zijn moederland. Nog afgezien van zeer waarschijnlijke verliezen tonen deze bewaarde exemplaren overduidelijk hoe Verbiest vanuit Peking een ″pan-Europese″ strategie ontwikkeld had, en een heel netwerk van relaties had opgebouwd om zijn levenswerk in China te ondersteunen. De precieze motieven waarom een bepaalde autoriteit benaderd werd verschillen van geval tot geval: dankbaarheid voor genoten steun (financiële en andere), felicitaties voor belangrijke successen, erkentelijkheid voor gewaardeerde diensten (VOC ambtenaren in Batavia), ondersteuning van een vraag voor hulp, enz. Niet zelden situeert het contact zich in het perspectief van het uitbouwen van een overlandse route van China over Siberië en Moscovië naar Polen; vaak ook lopen verschillende motieven door elkaar (zoals in het geval van de Weense keizer). Hulp bij de verzending - en het formuleren van de juiste titulatuur - ontvangt Verbiest in Europa van de Generaal (Charles de Noyelle) en de Duitse Assistent, N. Avancini, allebei in Rome, maar ook van andere jezuïeten o.m. A. Verjus (Parijs), de Tirolers R. Ampak en Franki (Wenen), alsmede van verscheidene Hofbiechtvaders. Voor het materiële aspect van de verzending - de verzending over zee - was de VOC van doorslaggevend belang, met Batavia en de protestantse (!) predikant Theodorus Sas Sr. als draaischijf: deze ″route″ is blijkbaar met laatstgenoemde ook uitgedoofd in het begin van de achttiende eeuw. VOC ambtenaren in Batavia zijn overigens ook de leveranciers geweest van Sinica, en mogelijk enkele Verbiestiana, die via N. Witsen (Amsterdam) in de Keurvorstelijke bibliotheek van Berlijn zijn terechtgekomen. Het belangrijkste verlengstuk van Verbiests ″media″-campagne naar Europa was echter Ph. Couplets tocht naar Europa (1680-1692). Het is aantoonbaar dat hij het manuscript van de latere Dillingen editie naar Europa bracht én voor de publicatie ervan zorgde. Uit het onderzoek is gebleken dat diverse exemplaren van Verbiests Astronomica, bewaard in Europa, met zekerheid of redelijke waarschijnlijkheid op zijn verblijf ter plaatse kunnen teruggebracht worden. Met zekerheid geldt dit bijvoorbeeld voor een reeks Sinica die hij in 1689 in Madrid aan de Zweedse linguïst G. Sparwenfeld overhandigde en die nu bewaard zijn in Göttingen en Uppsala. Met grote waarschijnlijkheid geldt dit ook voor een reeks Chinese jezuiëtenteksten, waaronder een gecombineerd exemplaar van Verbiests LO en CL, tot nu bewaard in Firenze, en m.i. terug te voeren tot Couplets onderhoud met Groothertog Cosimo III van Toscane op 2 januari 1686. Argumenten worden ook aangevoerd om Sinica en Verbiestiana in Rome, in de Parijse Bibliothèque du Roy (nu BnF) en in Londen (voorheen Oxford) tot Couplet - of zijn Chinese metgezel Michael Shen Fuzong (Fu-tsung) terug te voeren. Ook Couplets ontmoeting (en correspondentie?) met N. Witsen in Amsterdam heeft Verbiest-echo’s in diens oeuvre - en bibliotheek? - achtergelaten. Belangstelling ook nog na Verbiests overlijden Uit het onderzochte materiaal blijkt dat ook na Verbiests overlijden in Peking (28.01.1688) nog exemplaren van zijn werken naar Europa werden verzonden. Het laatste dateerbare voorbeeld betreft LO, in 1737 door A. Pereyra vanuit Peking naar de Keizerlijke Academie van St. Petersburg verzonden. Andere exemplaren passen in de relaties van de Franse jezuïeten met hun moederland. Parijs blijkt trouwens de grootste concentratie Verbiestiana in Europa bezeten te hebben, nu verspreid in Brussel (KB), Berlijn en Sydney. Ook de Duitse jezuïeten - Verbiests opvolgers aan het hoofd van het Astronomisch Bureau - hebben materiaal naar hun ″basis″ gestuurd. Minstens een deel van Verbiests Astronomica in het F. Orban Museum van Ingolstadt (nu verspreid over 4 collecties in München) kan op deze contacten teruggaan. Samen met hun Franse collega’s zijn deze ook verantwoordelijk voor (4 van de 5) exemplaren in St. Petersburg, waar o.m. T.S. Bayer en J.-N. Delisle er hun profijt mee deden. De exemplaren na Verbiests overlijden verstuurd waren misschien aangekocht op de antiquarische markt; het is echter zeer waarschijnlijk dat de originele houtblokken ten minste tot 1737 bewaard zijn gebleven in de Xitang / Nantang (Verbiests eigen residentie), en occasioneel gebruikt werden voor de productie van ″herdrukken″. Bij de verzending van deze latere items zijn de motieven waarschijnlijk minder missionair-strategisch geweest; veeleer zal hier hun waarde als ″wetenschappelijk″ document, of als ″curiosum″ gespeeld hebben. De ontvangst in Europa, of de receptiegeschiedenis De vraag die zich opdringt is natuurlijk die naar de ontvangst die dit materiaal - en de ingesloten boodschap - in Europa hebben genoten. Een deel van de xylografische drukken was terechtgekomen in de privé bibliotheken (o.m. hoven; jezuïetencolleges). Dit heeft zeker een rui- mere toegankelijkheid verhinderd. Toch publiceert de Duitse filosoof G.W. Leibniz een bespreking van CL in zijn Novissima Sinica (1697). Hij rekent Verbiests oeuvre trouwens tot de werken die in een ″Universele Bibliotheek″ thuishoren. Ook Verbiests TE van 1669 werd opgenomen en geanalyseerd in Museum Sinicum (1730) van T.S. Bayer. Van andere tekeningen, inclusief de instrumententekeningen, is geen noemenswaardige echo bekend. Ongetwijfeld in overeenstemming met Verbiests bedoeling, is het echter de Dillingen editie (1687) die het meeste respons heeft gekregen. Misschien het meest ″spectaculair″ zijn die gevallen, waarbij de tekst - geheel of gedeeltelijk - is vertaald of geparafraseerd. Dit geldt voor bepaalde passages uit L. Le Comte’s Nouveaux Mémoires (Paris, 169?), en zeker voor J.-B. Duhalde die in zijn monumentaal compilatiewerk (1735) zowat de hele Dillingen druk in Franse vertaling opneemt; wij ontdekten de originale kladversie, in de hand van F.-X. Dentrecolles, daarom waarschijnlijk ook de oorspronkelijke vertaler. Naast deze en andere sporen van lectuur hebben we geprobeerd de vroegere Omslag van Verbiests eclipskaart van 1671, in en liefst eerste - bezitters (hetzij 1689 door Ph. Couplet geschonken aan de instellingen, hetzij privé personen) Zweedse linguïst G. Sparwenfeld, tijdens een ontvan de 82 bewaarde exemplaren te moeting in Madrid (nu in Göttingen, Niederidentificeren, en hun reële interessächsische Staats- und Universitätsbibliothek). se en gebruik van het werk in te schatten. Onder de talrijke namen vallen hier o.m. op die van de proto-sinobuitengewone belangstelling voor de loog Andreas Müller (Stettin), de sinoChina-missie in dezelfde regio’s, gepaard fiel Isaac Vossius (Londen); daarnaast zijn met een bijzondere belangstelling voor de er vele geleerden van meer lokale renommathematica (incl. astronomie). mee: twee typische voorbeelden zijn Jan Uphagen (Danzig) en von Gamerschwang Besluit en prospectie (Rheinfelden). Talrijk zijn uiteraard de bibliotheken van religieuze instellingen, jeDit al te korte overzicht moge volstaan zuïeten en andere. Afwisselend lijkt de om aan te geven op welke wijze dit onderbelangstelling te zijn uitgegaan naar het zoek heeft bijgedragen om Verbiests plaats sinologische, missiologische, astronomiin het landschap van de China-Europa sche en algemeen-historische aspect. Opcontacten te preciseren. De beschreven merkelijk is wel, dat slechts weinig exemexemplaren hebben de aandacht getrokplaren sporen vertonen van intensieve lecken op een reeks tot dusver slecht onttuur (zoals dat van A. Müller), en dat de gonnen collecties, of weinig bekende consporen van gebruik zich vaak beperken tot necties, die het voorwerp kunnen vormen de appendix, de Catalogus Patrum Socievan verder onderzoek. Nieuwe kopieën tatis Jesu, met een bio- en bibliografie van die zeker nog zullen opduiken, zullen onde jezuïeten in China in 1581-1681. Tengetwijfeld toelaten het geschetste beeld slotte, wanneer we de spreiding van deze nog scherper te stellen. exemplaren bekijken vanuit een historischgeografisch oogpunt, stellen we een op(Noël Golvers) merkelijke concentratie vast in CentraalEuropa, d.i. voornamelijk Zuid-Duitsland en de aansluitende gebieden van Zwitserland, Tsjechië (Bohemen-Moravië) en Silesië (Zuid-Polen). In termen van historische jezuïetengeografie, valt dit grotenLeuven Chinese Studies XII. deels samen met de Provincia Germania Leuven: Universitaire Pers / VerbieststichSuperior. Uiteraard is dit deels te wijten ting, 2003. aan het feit dat Dillingen de publicatieCa. 550 p., 60 ill., 4 kaarten. plaats was. Daarnaast bevestigt dit ook de 5 CULTUUR CHINESE BLOEMENSYMBOLIEK Sinds de oudheid hebben de wereldculturen gebruik gemaakt van dieren, bloemen en planten en andere natuurelementen om zowel menselijke als spirituele kwaliteiten en waarden voor te stellen. De religieuze, mythologische en symbolische betekenis van het bloemen- en plantenrijk is uitgegroeid tot een vast gegeven in de kunst en de samenleving in het algemeen. Ook al is de exacte betekenis ons niet altijd even bekend, bloemen zijn cultureel representatief en maken een wezenlijk onderdeel uit van de esthetiek. Lente: de Pioenroos De pioenroos (mudanhua) staat ook bekend als de ’koningin der bloemen’ of de bloem van het keizerrijk en de aristocratie. Haar bijnaam is ’de bloem van rijkdom en eer’ (fuguihua). In dit geval gaat het niet om een woordspeling op basis van Zomer: de Lotus De lotus bekleedt een vrij speciale plaats onder de Chinese bloemen, ondanks het feit dat deze bloem niet inheems Chinees is, maar geïntroduceerd werd vanuit India. De lotusbloem (lianhua, hehua) ontleent haar symboliek van puurheid en perfectie aan het boeddhisme en taoïsme. In het boeddhisme verwijst de lotus naar de drie stadia van bestaan: verleden, heden en toekomst. Deze connotatie houdt verband met het feit dat het bloemzaadje tegelijkertijd dopt, de bloem zich opent en knopt. In het taoïsme is de lotus het attribuut van He Xiangu, één van de Acht Onsterfelijken die ook wel in een vrouwelijke gedaante wordt afgebeeld. Dit geldt tevens voor de Chinese cultuur, waarin bloemmotieven uitdrukking zijn van een rijke symboliek. Deze symboliek is ons niet alleen gegeven in de kunst, maar werkt nog steeds door in de huidige samenleving. Net zoals in het Victoriaanse tijdperk toen bloemen een uitdrukking van gevoelens en gedachten werden, waarbij mensen elkaar verschillende bloemen stuurden met elk een andere betekenis, zo ook treffen we in de Chinese cultuur een gelijkaardige voorstelling. Elke belangrijke gebeurtenis kende een bepaalde bloem, en zo ook was elke maand haar eigen bloem toegewezen. Chinese bloemmotieven zijn ons voornamelijk overgeleverd geworden via de kunst, zij het op landschapschilderijen, porselein, ceramiek of textiel. Sommige, zoals het lotusmotief, gaan terug tot de tijd dat het boeddhisme in China ingang vond, maar het gouden tijdperk van het bloemmotief dateert vanaf de Song-dynastie (960-1279). De meest voorkomende motieven zijn deze van de vier seizoenen: de pioenroos (lente), de lotus (zomer), de chrysant (herfst) en de pruimenbloesem (winter). Daarnaast zijn er nog de vier nobele bloemen en planten: de bamboe, de pruimenbloesem, de chrysant en de orchidee. In de korte beschrijving die volgt, zullen we merken dat elk van deze vier bloemen geassocieerd wordt met een bepaald dier, vogel of god. Deze associatie is niet willekeurig, en ontsluiert een tipje van de complexe Chinese taalsluier. Sleutel tot het begrijpen van de symboliek van Chinese bloemmotieven is de Chinese taal. Deze leent zich uitermate tot woordspelingen op basis van de taalkundige gelijkluidendheid die een associatie oproept van een bepaald voorwerp, bijvoorbeeld een bloem, dier, vogel of ander natuurelement, met een abstract begrip, idee of intentie. Chinese bloemen, als zelfstandig motief of in combinatie met andere motieven, zijn veelal de uitdrukking van een intentie die terug te voeren is op de vijf basisthema’s in de Chinese cultuursymboliek: rijkdom, lang leven, vrede, deugd en het sterven van een natuurlijke dood. 6 lijke (huang). Een andere benaming voor de feniks is danfeng, of de vogel van de cinnaber (dan) grot, beschouwd als de geboorteplaats van de feniks die uitziet op de zon, symbool van warmte en licht. De boodschap van de afbeelding ″De feniks aanbidt de zon″ is een voorbode van geluk en voorspoed. de gelijkluidendheid van de uitspraak, zoals hoger vermeld, maar is de schrijfwijze deze van de karakters fu (rijkdom) en gui (eer), respectievelijk. Gevolggevend aan de associatie met ’rijkdom en eer’, vinden we de pioenroos dikwijls terug in prenten en afbeeldingen waarvan de boodschap sociale mobiliteit of verhoging van status inhoudt. De pioenroos treft men vooral rond de Yangzi vallei en in het noorden van China, maar minder in het zuiden. Een veelal voorkomend dierenmotief met de pioenroos is de haan, bij voorkeur een paar kraaiende hanen. De boodschap of intentie is het toewensen van ’Literair Succes en Eer’ (gongmingfugui). De haan (gongji) roept de associatie op met verdienste, ook gong uitgesproken, het kraaien (ming) staat voor academische titel en faam (ming), tezamen ’literair succes’ en de pioen verwijst naar ’rijkdom en eer’ (fugui). Aangezien de pioenroos weelde en onderscheiding symboliseert, is zij ook een teken van geluk. Schilderijen met pioenrozen worden opgehangen in huizen voor goed geluk of in het bureel voor goed zakendoen. Eén van de basisprincipes in de Chinese cultuur is het aanvullende karakter van tegengestelden, of de yin-yang polariteit. De pioenroos is een yang-element, en wordt daarom steeds afgebeeld met een yin-element, bijvoorbeeld met een feniks. De feniks (huang feng) staat symbool voor geluk en vrede (feng) alsook het vrouwe- ″Vanuit de donkere diepte op de bodem van de vijver brengt de lotus schoonheid en licht″ is een terugkerende beschrijving van de lotus in gedichten. Afgeleid hiervan wordt de lotus geassocieerd met een deugdzaam iemand die steeds het beste van zichzelf toont, ongeacht de problemen en moeilijkheden op de weg. In het familieleven staat de lotus voor standvastigheid en voorspoed. Het is makkelijk om een lotustak te buigen, maar heel moeilijk hem te breken door de vele sterke vezels in de tak. De vele kleine vezels houden de tak tezamen, net zoals dit het geval is in de relatie tussen twee geliefden of de band die de familie tezamen houdt ongeacht hoe ver ze van elkaar mogen wonen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de naamgeving voor de lotus, helian, zich leent tot een aantal woordspelingen die de lotus associëren met vrede (heping) bijvoorbeeld een lotus (he) in een vaas (ping) - en continuïteit (lianlian) - bijvoorbeeld de nieuwjaarsspreuk lian nian you yu: Moge je jaar op jaar lian nian (rijm van lian met nian = jaar) in overvloed (yu) leven, met de treffende afbeelding van een kind met karper en lotus, waarbij de lotus de continuïteit (lian) onderschrijft. Hoe kunnen we een lotus herkennen in de Chinese kunst? Kenmerkend is het wederkerend patroon van het lotuszaad, de knop en de bloem in de voorstelling. Net zoals de pioenroos in samenstelling met een paar kraaiende hanen voorkomt, treffen we de lotusbloem veelal in combinatie met een stel mandarijneenden. Mandarijneenden zijn symbool voor huwelijksgeluk omdat de dieren in paren leven en bij elkaar blijven als partners. Een voorstelling van twee mandarijneenden, de één met een lotusbloesem in de bek, de andere met lotusfruit, houdt een bijkomende wens in, namelijk dat het huwelijk veel zonen moge voortbrengen. Herfst: de Chrysant De symboliek voor de chrysant (juhua), ook wel de Gouden Bloem genoemd, staat voor opgewektheid, ongedwongenheid en een leven van terugtrekking. Tijdens de Song dynastie was de chrysant het symbool van de literaat die zijn tijd doorbracht met studie en de daarmee verwante eenzaamheid. Het was zelfs verboden voor niet-literati een chrysant in de tuin te hebben. Omwille van de aristocratische connotatie, wordt de bloem geassocieerd met een rustig en teruggetrokken leven na jarenlang een officiële post bekleed te hebben. De chrysant staat centraal tijdens het herfstfeest festival, gevierd op de negende dag van de negende maand. Op die dag maken Chinezen een excursie in de bergen, vlechten kransen met oranje bloemen, drinken chrysantenthee en schrijven gedichten. Een andere benaming voor de bloem is jiuhua, bloem van de negende maand (herfst), waarbij het getal negen de associatie oproept met ’eeuwig’ (jiu). Vanaf de midden-Ming werd de keizerlijke hofkunst sterk beïnvloed door het taoïsme. Enkele kenmerken zijn de voorkeur voor het naïeve en een vrije, impressionistische weergave in de schilderkunst. Een voorbeeld is het laten overlopen van de takken en bladeren van het bloemmotief naar de binnenkant van de kom of schotel. Zodoende werd de symbolische weergave van ’eeuwig regeren en duurzame vrede’ (changzhi jiu’an) voorgesteld door een ’uitgerekte tak’ (changzhi uitgesproken), de kwartel (an) voor vrede en de dubbele weergave van negen en chrysant, beide jiu uitgesproken, met de betekenis van duurzaam. Andere motieven in combinatie met de chrysant die teken staan voor ’rijkdom, geluk en lang leven’ zijn de vleermuis (rijkdom), eindeloze knoop (geluk) en de perzik (lang leven). Opmerkelijk is ook de combinatie met de sprinkhaan naast of op een chrysant. In de Peking uitspraak klinkt sprinkhaan (guo’er) erg op ambtenaar (guan’er). Het insect gezeten op de bloem duidt op een ambtenaar die een ontzettend belangrijke post bekleed. Bamboe De symboliek toegeschreven aan de bamboe is verwant met vriendschap en brenger van blijheid, en in het boeddhisme equivalent met het principe van ’leeg hart’ (kongxin), toonbeeld van bescheidenheid. Deze waarden zijn ten dele afgeleid van de psychonomie van de plant: de bladeren van de bamboe zijn afhangend en de takken van binnen hol. De beweeglijkheid van de bamboebladeren wordt geassocieerd met het zich aanpassen aan de tijden en samenleving, zonder aangetast te worden in moraliteit. Winter: de Pruimenbloesem De pruimenbloesem (meihua) staat voor maagdelijkheid omwille van de witte bloesem. Op blauwwit porselein staat de diepe azuurblauwe achtergrond voor het gebroken ijs van de rivieren in het noorden die de witte blaadjes van de pruimenbloesems meedraagt naar het zuiden en de lente aankondigt. De pruimenbloesem komt veelal voor in combinatie met de bamboe en de pijnboom. Tezamen worden ze de ’drie vrienden’ van het koude seizoen genoemd en symboliseren ze ’lang leven en standvastigheid’: de pruimenbloesem bloesemt voor de lente, de pijnboom verliest zijn naalden niet, en de bamboe is eeuwig groen. De pijnboom wordt ook veelal vervangen door een steen, die de standvastigheid benadrukt. De pruimenbloesem wordt steeds voorgesteld met de vijf blaadjes en werd in 1911 uitgekozen als de nationale bloem van de Republiek van China (ROC, Taiwan). De vijf blaadjes, net zoals de vijf kleuren in de eerste vlag van de ROC, symboliseren de vijf volkeren van China: Han-Chinees, Mongool, Mantsjoe, Mohammedaan en Tibetaan. Vroeger werd bamboe gebruikt voor vuurwerk omdat het een harde knal gaf en zo de demonen verdreef. Bekend zijn de Chinese Nieuwjaarsprenten met kinderen die bamboevuurwerk aflaten. Dit duidt op een vredeswens zhu bao ping’an: de bamboe kondigt vrede aan, waarbij bao 7 CULTUUR een woordspeling is op bao dat ’vuurwerk afschieten’ betekent. Een vaas met een bamboetak drukt dezelfde vredeswens uit. hoogstaande morele principes die ondanks het feit dat ze ook door donkere dagen gaan, nooit deze principes uit het oog verliezen’. Een orchidee als geschenk omvat een verscheidenheid van intenties, zoals het feliciteren van een vriend die promotie gemaakt heeft, respectbetoon voor zij die zeer verdienstelijk zijn geweest in de maatschappij (bijvoorbeeld een geschenk van orchideeën bij uitreiking van een nationale prijs), het wensen van spoedig beterschap en herstel voor een vriend of geliefde in het hospitaal. Vooral de rode variatie van de orchidee is zeer populair, en dit heeft te maken met de betekenis van de rode kleur in de Chinese symboliek. De Orchidee Een laatste bloem die aan onze aandacht niet kan voorbijgaan, is de orchidee (lanhua). Inheems in Zuid-China, Yunnan en Taiwan, staat de orchidee voor verfijning en is de voorouder van alle geuren. De bloem wordt vergeleken met vrouwelijk schoon (yin) en de faam van bekende mannen. In de ’Uitspraken van Confucius’ (Jiayu) staat genoteerd dat ″de Orchidee en de Zwam van de Onsterfelijkheid in diepe valleien groeien waar ze de lucht met een prachtige geur doordringen″. Vandaar zijn zij zoals ’mannen met (Ann Heylen) CHINA-REIS “MET CONFUCIUS NAAR BINNEN-MONGOLIE }” 21 DAGEN DOOR CHINA, 16 SEPTEMBER TOT 6 OKTOBER 2002 Reisverslag 29/09, dag 14 29 september was een speciale dag tijdens de reis. Die dag ontdekten we immers Balagai, een dorp dat voor enkele medereizigers een bijzondere betekenis heeft. De oom van Gilberte, Jeannine en Magda was er immers werkzaam als missionaris. Jozef Dangreau werd geboren op 12 april 1912 in Snaaskerke bij Oostende, waar hij studeerde aan het Onze-LieveVrouwcollege. In 1931 legde hij bij de Congregatie van Scheut zijn geloften af. Na zijn priesterwijding in 1936 vertrok hij als Pater J. Dangreau CICM, zoals zovele jonge scheutisten, naar China. Hij kwam er terecht in Binnen-Mongolië, waar hij werkzaam was in de streek rond Balagai (Palakai), in het Vicariaat Suiyuan (Soeiyuen, nu Hohhot genoemd). Algauw verdiende hij er zijn Chinese naam: Táng Qing Tài (Qing: klaar, helder, puur en Tài: vredevol, rustig, veilig). Het waren echter woelige tijden voor China: Japan veroverde het land en daarbij vielen slachtoffers... In Xiaonao’er (Siao-Nor), een dorpje ten zuiden van Balagai, over de Gele Rivier (Huanghe), werd Pater Dangreau op 22 januari 1939, tijdens een poging de dorpelingen naar veiliger oorden te brengen, getroffen door een Japanse kogel. De Chinees-Japanse oorlog begon in 1937. De huidige pastoor, Bian Zhenfang, van het (nieuwe) kerkje in Balagai was 15 toen die vreselijke gebeurtenissen plaatsgrepen en herinnert zich nog hoe ″Nonkel Joseph″ in Balagai opgebaard werd in afwachting dat de grond voldoende ontdooid was en tot de Japanse bevelhebber een verklaring ondertekend had voor de begrafenis. Het graf van Pater Dangreau bevond zich in de nabijheid van het kerkje, maar werd tijdens de Culturele Revolutie verwoest en de inhoud ervan werd verstrooid. Ter nagedachtenis van Jozef Dangreau werd een mis opgedragen door de twee geestelijken die de reis meemaakten: Pater Leon Van Loon CICM werd geassisteerd door E.H. Rik Lambrechts. De kennismaking met de pastoor en de medewerkers van de parochie was heel hartelijk en we werden er vergast op watermeloen en druiven. Ondertussen was het nieuws dat er westerlingen op bezoek waren als een lopend vuurtje het dorp rondgegaan en bij het buitenkomen uit de kerk werden we door de jeugd en enkele minder jonge dorpelingen opgewacht. Een drietal van de ouderen herinnerden zich eveneens Táng Qing Tài. Na veel vragen over onze naam en ons land en de nodige foto’s konden we ons slechts met moeite losmaken en met de bus langs de hobbelige baan het dorp verlaten, achtervolgd door een immense bende kinderen. We voelden ons de rattenvanger van Hameln... Voorwaar een ontroerende dag. De pastoor van Balagai wordt omringd door de 3 nichtjes van Pater J. Dangreau. (Foto China-reis 2002) 8 (Wilfried Decock) GUANYIN NODIGT UIT: NATUUR EN CULTUUR IN CHINA (18 september - 6 oktober 2003) Guanyin (ook Kuan-yin en in Japan ’Kannon’) is de godin van het medeleven, zij ’luistert naar de stemmen van de wereld’. Van helper van de boeddha Amitabha is Guanyin geëvolueerd tot een OnzeLieve-Vrouw voor vele Oosterlingen. Haar afbeelding, al dan niet met een kind op haar schoot, vindt men in talrijke tempels. Zij wordt echter speciaal vereerd op het eiland Putuoshan, ten zuiden van Shanghai, voor de kust van de provincie Zhejiang. Op bezoek gaan bij haar wordt één van de hoogtepunten van de nieuwe China-reis. We beginnen met de verkenning van het land echter eerst in de miljoenenstad Shanghai, plaats van aankomst. De tempel met de Jade-Boeddha blijft er een grote aantrekkingskracht uitoefenen. De stad biedt echter meer: het befaamde, moderne museum van de Chinese cultuur, de klassieke tuin van mandarijn Yu, de kade langs de Huangpu-rivier, de drukke Nanjing-winkelstraat. Ten westen van Shanghai, in de provincie Zhejiang ligt Xitang: een traditioneel stadje doorsneden met kanalen, talrijke stenen bruggen en overdekte galerijen die beschutting bieden tegen zon en regen. Xitang telt nog vele gebouwen uit de Mingen Qing-dynastie. Vanuit Shanghai gaat de reis naar Hangzhou, vroeger hoofdstad van de Zuidelijke Song-dynastie. ’Hangzhou zien en dan sterven’ hoeft niet om toch ten volle te genieten van het legendarische Westermeer tijdens een boottocht of van de imposante Lingyin-tempel met een 20 meter hoog beeld van boeddha Siddharta. De Pagode van de zes harmonieën en het aangrenzend park met miniatuur-pagodes in allerlei vormen loont eveneens de moeite. Martino Martini, één van de beroemde jezuïeten-missionarissen uit de 17e eeuw, had zijn standplaats in deze stad. We brengen een bezoek aan de bisschop en aan het grafmonument van Martini. Shaoxing, 67 km verder, is vooral bekend als geboorteplaats van Lu Xun (18811936) - één van China’s grootste hedendaagse schrijvers - en als producent van de Shaoxing rijstwijn. Het geboortehuis van Lu Xun, omgevormd tot museum, verdient zeker een bezoek: het ademt nog de sfeer uit van een traditionele woning van een mandarijn (de grootvader van de schrijver). De hele oude stad heeft trouwens haar vroeger uitzicht behouden: kanalen, boten, boogbruggen, witte huizen met zwarte daken. In Shaoxing bevinden zich ook de graftombe en tempel van Yü de Grote. Hij is de legendarische stichter van de Xia-dynastie (21e eeuw voor Chr.). Deze ’temmer van de zondvloed’ wordt vereerd als beschermer omdat hij het water bedwong door bergkloven te maken en rotsen te verplaatsen. Ten oosten van Shaoxing bevindt zich de vissersstad Ningbo waar drie rivieren samenkomen. De ’Tempel van het hemels kind’, een belangrijk boeddhistisch klooster, dateert uit de vierde eeuw. De ’Verdedig het Vaderland’-tempel is één van de oudste houten gebouwen van China, het werd gebouwd nabij een waterval. In de buurt van de ferry terminal staat een oude Portugese kerk, oorspronkelijk opgericht in 1628 en heropgebouwd in 1872: wit interieur, kleurrijke ikonen en een gewelfd plafond. Huangshan in het Chinees, werd door vele dichters en schilders geroemd om zijn schoonheid. Met een kabelbaan gaan we naar de top om te genieten van de wondermooie parasoldennen vastgehaakt aan de steile rotspieken en het spel der voortdrijvende wolken. Nadien gaat de tocht naar Jingdezhen (provincie Jiangxi), sinds eeuwen beroemd om zijn (hof)porselein. Ook vandaag nog produceert Jingdezhen ongeveer de helft van China’s porseleinproductie. Bezoek aan het museum van de geschiedenis van de keramiek en aan een atelier. De berg Lu, Lushan in het Chinees, ligt in het uiterste noorden van de provin- Bezoek aan het katholieke dorp Balagai. (Foto China-reis 2002) Het eiland Putuoshan, voor de kust van Ningbo, maakt deel uit van de Zhoushanarchipel. De ’berg’ Putuo is één van de vier heilige bergen in het Chinees boeddhisme. De oudste van de vele tempels van het eiland, het ’Heiligdom van de universele redding’ (gebouwd in 1080), bevat een negen meter hoog beeld van Guanyin. In april van elk jaar komen duizenden boeddhisten naar Putuoshan om de godin van barmhartigheid te vereren. De tempel van de ’Regen der Wetten’ bevat een stèle van keizer Kangxi en een witmarmeren beeld van boeddha Shak-yamuni. Vanuit Ningbo wordt Hangzhou opnieuw aangedaan om dan, per autocar, in westelijke richting te reizen: nieuwe kennismaking met het Chinese platteland, eerst vlak dan heuvelachtig tot aan de voet van de ’Gele Berg’ in Tunxi. Deze berg, cie Jiangxi dichtbij de stad Jiujiang. Met zijn uitzicht op het Poyang-meer en de Yangzi-rivier wordt het beschouwd als één van de mooiste bergen van het land. Zowel Chiang Kai-shek als Mao Zedong bezaten hier een residentie en belangrijke vergaderingen van de communistische partij vonden hier plaats. Sinds 1978 is het opengesteld voor gewone stervelingen. Wandelingen in de natuur vanuit het centrum Guling voeren naar de ’Sublieme Vallei’, de ’Drakekop’-rots, de botanische tuin (met o.m. metasequoias) en de residenties van Chiang en Mao. Cultuur krijgt opnieuw de overhand tijdens een bezoek aan het interessante museum van Wuhan, hoofdstad van de provincie Hubei, en gelegen aan de Yangzi. Het museum bevat o.m. een reeks rituele klokken die samen een twaalftonig systeem vormen. De toren van de Gele 9 CULTUUR Guangxi. Het stadje is één van de grootste trekpleisters van China omwille van zijn mooie natuur: de ’suikerbroodbergen’ die oprijzen uit de rivier (vallei). Schilders en dichters zochten hier inspiratie en toeristen proberen hetzelfde. Enkele bergen in de stad kunnen bezocht worden en er zijn ook vele grotten waarvan de Grot van de Rietfluit de bekendste is. Toppunt is echter de tocht op de Li-rivier doorheen een prachtig landschap. Yangshuo, op het eindpunt van de afvaart, is een toeristen ’paradijs’ geworden. Met een grote sprong naar het noorden landt men in Xi’an, lange tijd hoofdstad van het keizerrijk. Meest bekend zijn de terracotta-krijgers die het graf van China’s eerste keizer, Qin Shihuangdi, moesten beschermen. De ’stenen tafelen’ (waarop bijv. de klassieke boeken te lezen zijn), Een warm welkom door de jeugd van Balagai. (Foto de grote Tang-pagode en China-reis 2002) het regionaal seminarie verdienen ook belangstelKraanvogel, aan het zuidelijk eindpunt ling evenzeer als de vele variëteiten deegvan de grote brug over de Yangzi, is een zakjes met vlees of groenten die we zuloude toeristische bezienswaardigheid. In len proeven. Een tweede dag Xi’an wordt Wuchang, één van de drie historische besteed aan de verkenning op het plattestadsdelen van Wuhan, bevindt zich het land van de gezamenlijke graftombe van regionaal seminarie dat we hopen te mode wrede keizerin Wu Zetian en keizer gen bezoeken. Gaozong. Ook het grafmonument van keizer Taizong en de muurschilderingen in Per vliegtuig wordt, meer naar het zuide graftomben van prinses Yongtai en prins den, Guilin aangedaan in de provincie Zhanghuai worden bezocht. ’s Avonds word de excursie naar het verleden afgesloten met een wervelende muziek- en dansshow in de stijl van de grote Tangdynastie (618-907). Per vliegtuig gaat de reis naar de huidige hoofdstad Peking. Het voormalig Keizerlijk Paleis, het Tian’anmen-plein en de Hemeltempel zijn overbekend maar het ter plaatse kunnen bewonderen laat een diepe indruk na. Hetzelfde geldt voor de Grote Muur en de Ming-graven. Minder bekend zijn het Zomerpaleis en het Oud Observatorium waar Ferdinand Verbiest werkzaam was als astronoom van de keizer. Voor wie Peking reeds kent wordt een alternatief programma georganiseerd van anderhalve dag met bezoek aan Tianjin (volle dag), aan de Lama-tempel, de Confucius-tempel en de vogelmarkt. Er wordt gezamenlijk afscheid genomen van Peking met een rit per fietstaxi doorheen de oude wijken (hutongs) en het proeven van de befaamde gelakte Pekingeend. De reis wordt technisch georganiseerd door een erkend reisagentschap. Een Nederlands sprekend personeelslid van de Stichting, goed vertrouwd met China, begeleidt de reis. Overnachting in standaard drie of vier sterren hotels en spijzen aangepast aan westerse magen. De prijs bedraagt 2.885 Euro, op basis van een tweepersoonskamer (vol pension, uitstappen, verplaatsingen per vliegtuig/trein/ autocar en inkomgelden inbegrepen). Een meer volledig programma kan worden verkregen via het secretariaat of op onze website (zie pag. 24) (S. Vloeberghs) INDIEN U ONZE PROGRAMMA’S WENST TE STEUNEN • Algemene steun voor het werk van de Stichting, of voor één van de projecten, kan gestort worden via bijgevoegd stortingsbulletin op het nummer: 431-0643061-18 • Steun voor het Chinees College (Chinees-Mongools Vormingsprogramma Leuven) kan overgeschreven worden op het rekeningnummer 431-0670871-86 Ter informatie: - één jaar studie in een grootseminarie kost 560 euro - studie aan een universiteit gedurende één academiejaar 620 euro - één jaar in een middelbare school kost 185 euro Elke gift echter, ongeacht zijn grootte, draagt bij tot het verwezenlijken van het programma van het Chinees college. • Indien u een FISCAAL ATTEST wenst voor een storting van meer dan 30 euro, dient u volgend rekeningnummer te gebruiken: 000-0901974-68 van Scheut-Ontwikkelingssamenwerking VZW, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel. Bij storting op deze rekening dient u bij de ″mededeling″ een project aan te duiden: 1. 02.086.001: S.F.E.-Lanzhou C-Sin (Schoolmeubilair en schooluitrusting, Lanzhou, provincie Gansu) 2. 02.086.002: R.P.S.-Shangzhou-Sin (Heropbouw van lagere scholen, Shangzhou, Provincie Shaanxi) 3. 02.086.003: I.C.P.&P.R.S.-Xiaoqiaopan-Sin (Varkenskweekproject, Xiaoqiaopan, Jingbian, Shaanxi) • Giften vanuit NEDERLAND kunnen gestort worden op gironummer 586210 of nr 12.11.14.457 Rabobank, t.n.v. Missieprokuur Missionarissen van Scheut, Postbus 10001, 5260 DA Vught, met duidelijke vermelding ″J. Heyndrickx, China-programma″. 10 KORTE BERICHTEN Chinees in de ruimte Peking plant een bemande capsule rond de aarde te laten cirkelen vóór het jaareinde. Het wordt daarmee het derde land ter wereld dat ″taikonauten″ (naast Amerikaanse astronauten en Russische kosmonauten) de ruimte instuurt met eigen raketten. Het wordt andermaal een bewijs van China’s technologisch vermogen. Het Chinese ruimtevaartprogramma begon in de zeventiger jaren. Einde 2002 plaatste Peking het onbemande ruimtetuig Shenzhou IV in een baan rond de aarde. China wil hoegenaamd niet achterblijven nu de VSA plannen om tuigen in de ruimte te stationeren die vijandelijke raketten kunnen onderscheppen en uitschakelen. Gedurende de negentiger jaren zond China astronauten naar Rusland voor hun opleiding. Meer recent zouden op een geheime basis buiten de hoofdstad minstens een dozijn personen getraind worden voor een ruimtevlucht. De Shenzhou IV werd gelanceerd van op het ruimtecentrum Jiuquan (provincie Gansu). (New York Times, 3 januari 2003). Met 54 in een klas Onderwijs op het Chinese platteland, zeker in de meer in het binnenland gelegen provincies, toont de weg die nog valt af te leggen. In het district Xide in Zuidwest-China bezocht David Murphy een dorpsschool. Een jonge onderwijzeres tracht 54 jongeren van vijf tot dertien de eerste scholing te geven. ″De ouderen waren te arm om vroeger naar school te komen″ zegt zij. Goed ingepakt tegen de kou zitten de leerlingen op hun ruwe schoolbanken. De kinderen behoren tot de Yiminderheidsgroep, één van de 56 volken in China. Vele leerlingen zullen maar enkele jaren school lopen. In principe is het onderricht kosteloos maar overal worden bijdragen gevraagd, hier een 100 renminbi (ongeveer 13 Euro) per jaar. Het gemiddeld jaarlijks inkomen per hoofd in Xide bedraagt echter slechts 60 Euro. Omakha, de onderwijzeres, denkt dat slechts een 20-tal secundair onderwijs zullen volgen, het schoolgeld bedraagt er immers 500 tot 600 renminbi per jaar. Volgens de officiële media zouden twee miljoen kinderen niet naar school kunnen gaan wegens financiële problemen. Onafhankelijke waarnemers betwisten deze cijfers, het werkelijke aantal ligt veel hoger: de autoriteiten tellen enkel het aantal leerlingen op de eerste schooldag. Dit helpt hen mooie cijfers voor te leggen aan de centrale regering die negen jaar verplicht onderwijs als doelstelling heeft uitgevaardigd. De crisis in het onderwijs op het platteland heeft te maken met de financiële problemen van de plaatselijke overheden. Naast de stijgende kosten voor allerlei basisvoorzieningen hebben experimenten met verlaging van de landbouwtaks voor de boeren minder geld in kas gebracht. En dit terwijl onderwijs al gauw één vierde van het budget bedraagt. Sommigen stellen voor dat de provinciale overheid meer tussenbeide komt en dat de verdeling van centrale onderwijsgelden moet ten goede komen aan arme kinderen en niet besteed aan grote projecten. (Far Eastern Economic Review, 16 januari 2003) Preventiecentrum voor zelfmoord Jaarlijks plegen 287.000 Chinezen zelfmoord, omgerekend 22 personen per 100.000 inwoners. Dit is meer dan in Canada, Groot-Brittannië of de Verenigde Staten. Chinezen op het platteland gaan driemaal vaker over tot zelfmoord dan stedelingen en vrouwen zijn er veel meer toe geneigd dan mannen. Het hoger aantal op het platteland zou te maken hebben met de vlotte toegankelijkheid tot pesticiden en vrouwen voelen zich meer opgesloten in geïsoleerde dorpsgemeenschappen. Zelfmoord is de voornaamste doodsoorzaak van Chinezen tussen 15 en 34 jaar. Om hieraan iets te verhelpen wordt vanaf 1 maart van dit jaar een eerste hulpcentrum opgericht in het Huilongguan hospitaal in Peking. Het wil onderzoek verrichten en bijstand verlenen aan potentiële zelfmoordenaars door counseling, een speciaal noodnummer (telefoon) en een webpagina. Zestien verplegers werden speciaal opgeleid door drie specialisten uit Hongkong en twee psychiaters uit de Verenigde Staten. Dit allereerste preventiecentrum in China wordt opgericht na verschillende studies waarvan één verscheen in het novembernummer van het Britse medische tijdschrift Lancet. De Canadese psychiater Michael Phillips, co-auteur van de Lancet-studie en uitvoerend directeur van het centrum (hij verblijft reeds 18 jaar in de Chinese hoofdstad), hoopt dat men de zelfmoordstatistieken met 20% kan verminderen. Ondertussen zou het Ministerie van Landbouw de productie van 19 van de meest dodelijke pesticiden hebben verboden. (South China Morning Post, 27 nov. 2002 en USA Today 3 dec. 2002) Geweld thuis Dankzij een populaire televisieserie ″Spreek er niet over met vreemden″ is een sociale kwaal uit de taboesfeer gehaald. De maker van de serie Zhang Jiandong portretteerde allerlei vormen van mannelijk machtsmisbruik (psychisch en fysisch geweld, seksuele misbruiken) en kende daarbij succes. Traditioneel blijven familiale problemen verborgen binnen de familie en partijfunctionarissen willen meestal de negatieve kanten van de maatschappij verborgen houden. Af en toe, zoals in dit geval en na de bekendmaking van het AIDS-schandaal in Henan, komt er wat meer openheid. Slechte behandeling van de echtgenote komt voor in één op drie Chinese families; in de VSA stelt men het vast in één op vier gezinnen. Veelal werd het beeld opgehangen als zou geweld vooral voorkomen in lagere sociale klassen (types als boeren die weinig onderwijs genoten, dronken fabrieksarbeiders etc.). Zhang Jiandong toont echter evengoed misbruik begaan door een eerbare dokter die er een hogere middenklasse levensstijl op nahoudt in de zuidelijke havenstad Xiamen (provincie Fujian). Cijfers van een Consultatiecentrum in Peking geven aan dat 64 procent van de ’boosdoeners’ mannen zijn die een universitaire opleiding ontvingen. De nieuwe huwelijkswet, van kracht sinds 2001, geeft slachtoffers van geweld recht op officiële bescherming en straft de daders. De wet wordt echter heel verschillend toegepast al naargelang de regio. De Vrouwenfederatie tracht nu om meer specifieke definities van geweld te laten opnemen in de wet om de echtgenotes te beschermen. (Volksdagblad Online, 27 nov. 2002 en Associated Press, C. Bodeen, 6 jan. 2003) Azië’s grootste trainingscentrum voor vredehandhaving China bouwt momenteel het grootste opleidingscentrum voor manschappen belast met operaties van vredehandhaving in het kader van de Verenigde Naties. Dit gebeurt in Langfang, juist ten zuiden van Peking, in de provincie Hebei. Het centrum zou klaar zijn einde dit jaar. Het kan 250 politieagenten herbergen waarvan een vijftigtal plaatsen zijn voorbehouden voor buitenlanders. Kostprijs van het complex: 160 miljoen yuan of ongeveer € 20.800.000. In het jaar 2000 werd reeds een dergelijk trainingscentrum opgericht dat ondertussen 251 Chinezen opleidde. Daartoe werden o.m. conferenties gegeven door binnen- en buitenlandse politieofficieren en door specialisten inzake vredehandhaving. Zo waren er bijv. lesgevers uit de V.S.A., Canada en Noorwegen. China nam voor het eerst deel aan operaties voor vredehandhaving in 1998. Momenteel zijn er 69 Chinese politieambtenaren actief in dit soort activiteiten in Oost-Timor en in Bosnië. (CND, 23 aug. 2002) 11 CHRISTENEN en CHINA Op 15 november 2002 vierde de Verbieststichting haar twintigjarig bestaan met een academische zitting. Eregast was onze oudbursaal Peter Feng Xinmao, nu diocesaan administrator van het bisdom Hengshui. Omdat van de priesters en religieuzen binnen China veel wordt verwacht, ziet hij het vormingsprogramma van de Stichting als een belangrijke steun voor de Chinese Kerk. Rik De Gendt vat zijn toespraak samen. Nog steeds bestaat er binnen de Chinese Kerk een kloof tussen de ″ondergrondse″ en de ″officiële″ groep. Een document met 13 punten werd door de ondergrondse kerkgemeenschap uitgevaardigd waarin wordt gesteld dat het bijwonen van de Eucharistie in een officiële kerkgemeenschap of sacramenten ontvangen van officiële priesters een doodzonde is. Het antwoord van Rome hierop in ″8 punten″ bracht geen klaarheid. J. Heyndrickx pleit voor een nieuw initiatief van de H. Stoel om een einde te maken aan de gewetensnood van de ″ondergrondsen″. Tevens stelt hij de vraag of officiële bisschoppen niet meer initiatief kunnen nemen om de eenheid te bevorderen. Alhoewel een wet uit de jaren vijftig gelijke rechten geeft aan man en vrouw, is dit in de praktijk niet altijd het geval. Antoine Rubbens merkt op dat in de hoogste regionen van de Communistische Partij slechts enkele vrouwen zetelen. Door de gedwongen gezinsplanning, slechts één kind per gezin, steeg het aantal dodingen van kinderen, vooral van meisjes, en dit vooral sinds de jaren tachtig. Hierdoor ontstond een overwicht van jongens op meisjes. Andere gevolgen hiervan zijn ongeletterdheid, vrouwenhandel, prostitutie, achteruitstelling in bedrijven en toename van zelfdoding. Toon van Bijnen bekijkt de evoluties binnen de protestantse theologie. Bisschop Ding Guangxun pleit voor de opbouw van een Chinese theologie waarbij het tot een Chinees verstaan van het christendom moet komen. Doordat het protestantisme China is binnengekomen via zendingsgenootschappen en niet via de grote gevestigde kerken, heeft dit christendom in China een sterk piëtistische inslag zonder veel theologische diepgang. Ding ontwikkelde een ″liberale″ theologie, maar krijgt weerstand door de vele politieke connotaties. Ook de brede massa christenen die vaak op het platteland leven lijken hiervoor nog niet klaar. De Chinese overheid probeert de religies en de religieuze activiteiten zoveel mogelijk onder controle te houden. Een document van het ministerie van Openbare Veiligheid geeft vijf criteria om een groepering als sekte - en dus onwettig - te bestempelen. Rik De Gendt somt de veertien sekten op die op basis hiervan buiten de wet werden gesteld. Eind september 2002 overleed Kardinaal John Baptist Wu van Hongkong. Rik De Gendt geeft een kort overzicht van het leven en werk van deze kardinaal en van zijn opvolger Bisschop Joseph Zen. DE VORMING VAN PRIESTERS EN RELIGIEUZEN BLIJFT DE EERSTE PRIORITEIT Eregast op de feestelijke academische zitting naar aanleiding van twintig jaar Ferdinand Verbieststichting op 15 november 2002 in Leuven was Peter Feng Xinmao, diocesaan administrator van het bisdom Hengshui in de Hebei provincie. Hij was bursaal van het Chinees-Mongools College in Leuven en studeerde hier kerkelijk recht. In een erg open toespraak sprak hij de verwachtingen uit, die de katholieke Kerk in China vandaag ten aanzien van de Verbieststichting koestert. Hij had alle lof voor de verschillende programma’s van de stichting. ″Maar ik aarzel niet te stellen dat het vormingsprogramma voor bedienaars van de Chinese Kerk voor ons het belangrijkste is. Concreet blijven wij daarvoor op uw hulp rekenen. De leiders van kerkelijke gemeenschappen moeten zo goed moge12 lijk voorbereid worden om aan de hoge eisen van hun opdracht te kunnen beantwoorden″, vond hij. Wie vandaag in China priester of religieus wil worden, heeft allereerst met veel vooroordelen tegenover het christendom en de katholieke Kerk af te rekenen, stelde Peter Feng vast. Daarom moet de toekomstige leider van een plaatselijke kerkelijke gemeenschap iemand met een open geest zijn, bereid tot dialoog, ook met mensen die in zo’n dialoog helemaal niet geïnteresseerd zijn. Vermits voor alles en nog wat toestemming van de overheid nodig is, moet hij in staat zijn een goede verstandhouding op te bouwen met de plaatselijke gezagsdragers. Met hen zal hij bijvoorbeeld moeten kunnen onderhandelen over de teruggave van kerkelijke eigendommen, die destijds verbeurd wer- den verklaard. Hij moet ook weten dat het een hele tijd kan duren, eer hij op enig begrip kan rekenen en uiteindelijk kan bekomen wat hem en zijn gemeenschap volgens de wet toekomt. ″Elke kerkelijk bedienaar moet daarom iemand zijn die in staat is om goed te communiceren, te dialogeren en goede relaties op te bouwen″, besloot Peter Feng. Maar er is meer. Een bedienaar heeft uiteraard ook een verzoenende opdracht binnen zijn eigen gemeenschap. Ook hier moet hij helpen om misverstanden en vooroordelen te overwinnen. Daarom moet elke priester en elke religieuze een bedienaar van de verzoening zijn, iemand met een diep christelijke spiritualiteit en een zin om eenheid te scheppen. diepere zin voor hun leven. Velen onder hen vinden die in geestelijke waarden. Zelfs universiteiten beginnen met de studie van het christendom. ″Voor ons is het een historische kans om het christelijk geloof bij hen binnen te brengen″, stelde hij. China heeft daarom nood aan goed opgeleide priesters die het geloof in zijn verschillende aspecten van ethiek, sociale leer en spiritualiteit kunnen presenteren en doorgeven. Mgr. Feng Xinmao tijdens zijn toespraak op 15 november 2002. (Foto Avimo vzw, J. Van Beek) Als leider van een lokale gemeenschap moet hij er rekening mee houden dat de Chinese Kerk sterk devotioneel is, zeer traditioneel en eigelijk nog grotendeels preconciliair. En dat in een tijd, waarin van de godsdiensten verwacht wordt dat zij de hedendaagse problemen aankunnen en bij de tijd zijn. Meer dan elders moet een bedienaar in de Chinese Kerk iemand zijn met een visie, iemand die zich de theologie en de idealen van het Twee- de Vaticaans Concilie heeft eigen gemaakt. Dat zal hem of haar in staat stellen om met niet-gelovigen of met vertegenwoordigers van andere godsdiensten te dialogeren. Op die manier kan het huidig isolement van christelijke gemeenschappen een beetje doorbroken worden. Het kan tegenstrijdig klinken, liet Peter Feng nog opmerken, maar in deze materialistische en atheïstische maatschappij zijn heel wat mensen op zoek naar een Dit is het type priesters en religieuzen dat China vandaag nodig heeft, besloot Peter Feng. ″Gelukkig hebben we zelf verschillende seminaries en noviciaten voor de opleiding van onze bedienaars en leiders van gemeenschappen. Toch hebben we ook nog de hulp van buitenaf nodig″, zei hij nog. Hij dacht daarbij, weliswaar voor een kleine minderheid, aan studiebeurzen of aan meer gespecialiseerde studies in het buitenland. Het belangrijkste blijft evenwel een betere vorming voor priesters en religieuzen in eigen land. Vooral zusters hebben daar nood aan. Er is dus nog werk voor de Ferdinand Verbieststichting. (Rik De Gendt, sj) De volledige tekst van de lezing van Feng Xinmao: www.kuleuven.ac.be/Verbiest/ PASTORALE KETTERIJ VAN DE ″DOODZONDE BEDREIGING″ DOODT ELK INITIATIEF TOT VERZOENING BINNEN DE CHINESE KERK Verzoening aanmoedigen binnen de Kerk in China is veel belangrijker dan Sino-Vaticaanse betrekkingen herstellen Voor de toekomst van de Chinese Kerk is de normalisering van de diplomatieke betrekkingen tussen China en het Vaticaan van groot belang. Het zou de communicatie vergemakkelijken en helpen de bestaande misverstanden en vooroordelen uit de weg te ruimen. Maar diplomatieke betrekkingen aanknopen is zeker niet de eerste prioriteit en als het niet gebeurt is dat ook geen ramp voor de Kerk. Dialoog, gebed, eucharistieviering tot herstel van de interne eenheid is, vanuit het standpunt van de Kerk gezien, veel belangrijker! Als de eenheid binnen de Chinese Kerk niet wordt hersteld en de Kerk intern verdeeld blijft, dat zou pas een echte ramp betekenen. Voor de Heer Jezus was eenheid onder zijn discipelen ook de grootste bezorgdheid op het einde van zijn leven (cfr Joh. XVII). Het blijft dan ook de eerste opdracht van de Kerk in China en van haar vrienden om voor die eenheid te ijveren. Ik vraag me echter af of we wel doen wat nodig is om dit doel te berei- ken. Er wordt wel al lang over gepraat, Rome moedigt het openlijk aan. De officiële kerkgemeenschap in China zowel als de niet-officiële gemeenschap (ondergrondse) spreken er ook over. In sommige Chinese bisdommen werden wel concrete stappen gezet. In Tianshui (provincie Gansu) bijvoorbeeld hebben ondergrondse en officiële priesters regelmatig contact. Zij houden samen eucharistievieringen. En zo zijn er nog voorbeelden. Maar het zijn uitzonderingen. Onze eigen kerkelijke documenten zijn een obstakel voor die eenheid We benadrukken dat een dialoog met de Chinese autoriteiten dringend en noodzakelijk is ″to seek the common ground″ (om gezamenlijke standpunten te ontdekken) zoals Zhou Enlai dat destijds uitdrukte. Maar dat soort dialoog toepassen binnen de Kerk volstaat niet om de eenheid van een kerkgemeenschap te bewerken. Eenheid binnen een kerkgemeenschap betekent ″communie″ van allen in en rond de Heer Jezus. Dat betekent Eucharistie. In een eucharistische viering kan de Geest zijn werk doen om de eenheid waarvoor Jezus bad te scheppen of te herscheppen. Maar daar ligt nu juist de dramatische contradictie die bestaat binnen de Chinese Kerk. Aan de ene kant zijn we het allemaal (eindelijk) eens dat er geen schisma bestaat binnen de Chinese Kerk. We herhalen dat eenheid belangrijk is, dat we die moeten herstellen, dat dit het werk is van de Heilige Geest en dat we dit door gebed moeten bekomen. Maar tegelijkertijd blijven we zitten met oude officiële documenten waarin de Heilige Stoel en ook sommige Chinese kerkelijke autoriteiten de niet-officiële (ondergrondse) katholieken afraden om samen te bidden of eucharistie te vieren met hun broers en zusters van de officiële kerkgemeenschap. Velen blijven zelfs herhalen dat dit doodzonde is! Dat is toch een contradictie! Zolang die officiële documenten - met de bedreiging van doodzonde - van kracht blijven worden alle inspanningen tot verzoening ontkracht. Telkens men een ondergrondse Christen aanmoedigt naar de officiële kerkgemeenschap te gaan komt het antwoord: ″neen, want dat is doodzonde!″. Deze houding van de ondergrondsen geeft officiëlen dan weer een pretext in handen om te zeggen: ″zij willen niet″. 13 CHRISTENEN EN CHINA Een georganiseerde ″ondergrondse″ ontstond pas in de jaren tachtig Wat informatie over de geschiedenis van die verdeeldheid, en vooral over hoe wij - de Kerk - daarmee omgingen in het verleden, zal ons helpen om de hoogdringende nood aan een nieuw signaal van hogerhand duidelijk te maken. Men herinnert zich nog wel het bekende document ″de 13 punten″ van de onofficiële Kerk in de tachtiger jaren. Wie vaardigde dit document uit en waarom? En hoe komt het dat dit dan vervangen werd door ″de 8 punten″ en wie vaardigde die uit? En hebben die ″8 punten″ bijgedragen om meer eenheid te scheppen? Verdeeldheid binnen de lokale Chinese Kerk in de Volksrepubliek ontstond toen de Chinese overheid in 1958 de beruchte ″Chinese Katholieke Patriottische Vereniging″ oprichtte met de bedoeling deze te gebruiken om de Kerk te controleren. De regering benoemde twee bisschoppen zonder voorgaand akkoord van de Heilige Stoel. Er ontstond interne verdeeldheid binnen de Kerk toen sommige Chinese bisschoppen formeel en openlijk begonnen samen te werken met die Patriottische Vereniging. Zij maakten openlijke agressieve verklaringen tegen de Heilige Stoel en werkten met de regering samen om zelf bisschoppen te benoemen en te wijden. Het kwam toen nog niet tot een georganiseerde ″ondergrondse kerkgemeenschap″ omdat kort daarop de Culturele Revolutie (1966-76) volgde tijdens dewelke zowel de leden als niet-leden van die Patriottische Vereniging in moeilijkheden kwamen. Het was pas vanaf de jaren tachtig dat een meer georganiseerde ″onofficiële (ondergrondse) kerkgemeenschap″ ontstond. Sommige priesters en bisschoppen beschouwden de ″officiële patriottische bisschoppen″ als schismatiek en gingen tegen hen in het verzet. Ook in de Universele Kerk (en in Rome) vreesde men dat er ten minste gevaar bestond voor schisma. Men wist het niet goed, maar er was duidelijk twijfel. Enkel door persoonlijk contact kon men hierover duidelijkheid trachten te bekomen. Het was in die context dat ik vanaf 1982 regelmatig op bezoek ging in China. Ik ging er praten met christenen, priesters en bisschoppen en kwam stilaan tot de overtuiging dat er geen schisma was. Veruit de meeste priesters en ook bisschoppen die zich aansloten bij de ″officiële kerkgemeenschap″ kwamen zelf uit de gevangenis of werkkamp en zetten die stap naar samenwerking met de regering om zo vlug mogelijk parochiewerk te kunnen beginnen en vooral om het recht te verwerven de kerken en eigendommen terug te vorderen en opnieuw een normaal parochiaal leven op te starten. In gesprekken met hen vernamen we dat er geen twijfel bestond over hun trouw aan Paus en Kerk. Hun beslissing om te ″collaboreren″ werd genomen om te redden wat kon gered worden. Wel hadden we vragen over bepaalde individuele personen, maar die werden niet gevolgd door de gemeenschap. Daarom schreef ik reeds in een artikel in 1986 dat de Kerk in China ″de Ene, Ware, Katholieke en Apostolische Kerk″ was. In die tijd werd dit standpunt publiek in vraag gesteld door diegenen die toen nog niet in China reisden - in Hongkong, Taiwan en ook door sommigen in Rome. Vandaag echter neemt elkeen het aan, behalve - wat menselijk is - sommigen die zich publiek bij de ″ondergrondsen″ schaarden en in oppositie gingen tegen de ″officiële kerkgemeenschap″. Maar zij weigeren elk gesprek of contact met de ″officiële priesters en bisschoppen″, met als gevolg dat ze zelf nooit op de hoogte geraken van wat die officië- le priesters feitelijk denken. Het moet ook gezegd dat maar weinig officiële priesters of bisschoppen concrete stappen zetten naar de ondergrondsen toe. De ″13 punten″ ontstonden uit de overtuiging dat er een schisma was Bisschop Fan Xueyan (Baoding, provincie Hebei) werd in de jaren tachtig erkend als de leider van die georganiseerde ondergrondse kerkgemeenschap. Voor hem was het duidelijk dat de ″officiële bisschoppen″ een schisma veroorzaakten. Hij verspreidde een document met 13 punten - vandaar de naam - bedoeld om aan christenen richtlijnen te geven voor hun gedrag en houding tegenover de ″officiële kerkgemeenschap″. Daarin werden christenen streng vermaand dat: de Eucharistie bijwonen of sacramenten ontvangen in officiële kerkgemeenschappen van officiële priesters doodzonde is waarvoor men naar de hel gaat. Zo werd het ook door ondergrondse priesters aan de christenen ten lande uitgelegd. De christenen, meestal eenvoudige mensen (velen ongeletterd) namen dit heel ernstig op en schaarden zich daarom graag aan de ″veilige kant″ van de groeiende ondergrondse kerkgemeenschap. Algemeen werd aanvaard dat niet de oude bisschop Fan dit document schreef, maar wel iemand van zijn nauwe medewerkers die er de naam van de bisschop onder zette. Hoe dan ook, het werd verspreid en blijft bekend als een document van Mgr. Fan. Het maakte de interne verdeeldheid formeel en men begon te spreken over ″een trouwe Kerk″ en een ″patriottische, ontrouwe, Kerk″. Vanuit mijn eigen onenigheid met die visie heb ik altijd vermeden te spreken over twee ″Kerken″ maar wel over 1 Kerk intern verdeeld in een ″ondergrondse kerkgemeenschap″ en een ″officiële kerkgemeenschap″. De ″doodzonde bedreiging″, een pastorale ketterij Het katholiek seminarie van Hebei. 14 Persoonlijk heb ik, vanuit pastoraal oogpunt, de verspreiding van de ″13 punten″ altijd als een spijtig initiatief ervaren juist omdat het verdeeldheid schiep en dat moet een kerkgemeenschap toch ten allen koste vermijden. De ″doodzonde theorie″ verspreidde zich algemeen. Tot vandaag blijven christenen in afgelegen dorpen daar vast van overtuigd. Jonge priesters, gewijd door de ondergrondse, waren vooral in de tachtiger jaren meestal weinig of niet theologisch geschoold. Ik heb het ooit zelf ervaren dat hun homilieën zich beperkten tot het vermaledijen van die ″officiële Kerk van de duivel″ en het herhalen van de ″13 punten″. Ik was ooit in een klein boerendorp in de provincie Shanxi bij oude christenen van de ondergrondse en legde hen met handen en voeten uit dat de jonge officiële priester die me vergezelde - mijn student trouwens - zowel als zijn officiële bisschop, ″geldig″ gewijd waren, door de Paus erkend en dat ze dus gerust bij hen naar de Mis mochten gaan. Ik vergeet nooit hoe die oude boer zo aandachtig luisterde naar al wat ik zei en blijkbaar graag had geloofd en gedaan wat ik aanbevool. Maar na een tijdje schudde hij met spijt het hoofd en zei...″Neen priester. Ik durf niet. Ik heb schrik om naar de hel te gaan.″ Dat beeld blijft me altijd bij. De man was totaal misleid door de ondergrondse priester die af en toe bij hem thuis de Eucharistie kwam vieren en die telkens, namens de ″13 punten″, hevig van leer trok tegen de officiële kerkgemeenschap en de ″doodzonde bedreiging″ fel benadrukte. Sedert de jaren tachtig ervaar ik dit als een pastorale ketterij waarvan alleen maar die brave christenen slachtoffer werden. kennen. Rome stelde voor elk geval een onderzoek in. Twee derden ervan werden al erkend als ″door Rome benoemd″. Chinese civiele autoriteiten hebben daar nooit tegen gereageerd. 2 - Zelfs al blijven er twijfels over de verklaringen en het gedrag van enkele individuele officiële bisschoppen, priesters en leken, niemand wil zich openlijk van Rome afscheiden. Niets wijst er op dat de officiële kerkgemeenschap enige neiging vertoont tot afscheiding van Rome. Oordelend naar hun wettige of onwettige situatie kan men onder de Chinese bisschoppen vier categorieën onderscheiden. De ondergrondse worden in princiep de Chinese Kerk dan is het toch wel duidelijk dat in deze huidige situatie de ″13 punten″ met hun ″doodzonde bedreiging″ zowel als de ″8 punten″ lang zijn voorbijgestreefd. Toch blijven duizenden ondergrondse Chinese christenen op het platteland nog leven onder die bedreiging. Men kan de mensen begrijpen, maar men vraagt zich af: wanneer spreekt een gezaghebbende kerkleider het verlossende woord tot de ondergrondse christenen? Een niet-officiële bisschop zei me nog zeer onlangs: ″Na zoveel jaren predikatie over de ’doodzonde theorie’ kan slechts een duidelijk verlossend signaal komend van Rome onze ondergrondse christenen ertoe bewegen om in de officiële kerkgemeenschap de Eucharistie te gaan bijwonen. Onze eigen De ″8 punten″ hebben weinig verbetering gebracht In maart 1986 werden, tijdens een consultatie in Rome, duidelijk twijfels geuit over die ″13 punten″. Men vond dat er nood was aan klaardere en meer positieve richtlijnen, niet alleen voor Chinese christenen maar ook voor bezoekers in China. Blijkbaar waren toen de meeste deelnemers aan de consultatie wel overtuigd dat er geen schisma was in China en dus ook geen nood aan die ″13 punten″ - terwijl anderen (allicht diegenen die minder persoonlijk contact hadden met de situatie) daarover een andere opinie hadden. Hoe dan ook, het duurde tot in 1988 vooraleer eindelijk een tekst voor nieuwe richtlijnen klaar kwam, de ″8 punten″ genoemd. Het document werd verspreid zonder officiële afzender, maar werd wel voorgesteld als komende van de Heilige Stoel. De tekst was bedoeld als een mildere uitgave van de ″13 punten″ en sprak niet direct over ″doodzonde″ zonder echter de ″doodzonde theorie″ helemaal te ontkrachten. Onder ″China experten″ ontstond over dit document openlijke discussie en onenigheid. Velen twijfelen ook vandaag nog of het ″8 punten″ document iets heeft opgeklaard. Ondertussen schrijven we nu al 2003 en het document blijft nog altijd officieel van kracht. Tijdens de laatste vijftien jaar is er heel veel veranderd in de Kerk van de Chinese Volksrepubliek. De laatste vijf jaar werd er al meerdere keren op gewezen dat een ″nieuw signaal″ van hogerhand nodig is wil men de interne eenheid van de Chinese Kerk echt vooruit helpen. Maar dit signaal blijft voorlopig uit. Wat tijdens de laatste vijftien jaar veranderde kan men als volgt samenvatten: 1 - Veel officiële (patriottische) bisschoppen die zonder toestemming van Rome werden gewijd, vroegen in het geheim aan Rome om hun situatie te laten er- Bezoek aan het seminarie in Shijiazhuang tijdens de China-reis 2002. Links van de reisleider Staf Vloeberghs, rector Gong, rechts de gids Chen Yuanzhi en Mgr. Feng Xinmao. allemaal aanzien als ″door Rome benoemd″, en dus legitiem. Van de officiële, door de communisten benoemde bisschoppen, werden twee derden op eigen aanvraag gelegitimeerd en zijn dus ook ″Rome benoemd″. Algemeen wordt aanvaard dat er bij de overblijvende officiële bisschoppen nog zijn die hun aanvraag tot erkenning indienden, maar (nog) geen positief antwoord verkregen. Enkelen, de vierde groep dan, hebben naar men zegt, nooit een aanvraag ingediend. Dat alles betekent dat veruit de grote meerderheid - 80 percent - van al de Chinese bisschoppen (ondergrondse en officiële samen) door Rome erkend en benoemd werd. Zij zijn verenigd met de Universele Kerkgemeenschap en de Paus volgens alle kerkelijke bepalingen. En diegene die (nog) niet werden erkend moeten allicht eerder beschouwd worden als ″op weg zijnde naar erkenning″, dan als ″onwettige″ bisschoppen. Als men dan spreekt over eenheid bevorderen binnen aanmoedigingen in die lijn nemen ze niet aan.″ Waarom zoeken door Rome benoemde bisschoppen onderling niet meer contact? Maar initiatieven naar eenheid toe moeten niet enkel van Rome komen. Men zou ook een paar vragen kunnen stellen aan Chinese bisschoppen, officiële zowel als ondergrondse. Als alle ondergrondse bisschoppen en twee derden van de officiële allemaal door Rome benoemd werden, hoe komt het dan dat die bisschoppen niet meer contact zoeken met mekaar? Een zeer terechte vraag. Maar hierbij moet wel wat achtergrond worden verklaard. Rond 1985 deed de eerste ″officiële (patriottische)″ Chinese bisschop in het geheim zijn aanvraag aan Rome om er15 CHRISTENEN EN CHINA kend te worden. Dat was een moedige en zelfs riskante stap. Andere aanvragen volgden. Rome onderzocht ze één voor één en wie erkend werd, werd tevens aangemaand zijn benoeming door Rome ook aan de christenen bekend te maken. Maar over het algemeen deden die bisschoppen dat niet en Rome stond daar begrijpend tegenover. Inderdaad, als de benoeming door Rome bekend zou worden, vreesde men een reactie en maatregelen vanwege de autoriteiten. Deze dreigden daar wel mee, maar gelukkig deden ze uiteindelijk niets. Daarbuiten echter was er gevaar voor nog een extra interne verdeeldheid binnen de Kerk, namelijk tussen de Rome-erkende en niet-erkende officiële (patriottische) bisschoppen. En dat zou ook niet goed zijn voor de kerkgemeenschap. Goddank blijven de officiële (patriottische) bisschoppen onder mekaar tamelijk één (al moet men die eenheid ook niet overdrijven); maar er is zeer weinig eenheid of contact tussen de niet-officiële (ondergrondse) en de officiële (patriottische) door Rome benoemde bisschoppen. En dat is toch ook niet normaal. Eigenlijk zou men verwachten dat alle bisschoppen die zich erkend weten door de Universele Kerk en de Paus onder mekaar ook duidelijk die eenheid willen uitdrukken. Door omstandigheden is dit in China zeker niet zo. Begrip tonend voor hun situatie - namelijk angst voor de civiele autoriteiten mag men toch niet nalaten de vraag te stellen: vermits de interne eenheid van de Kerk zo belangrijk is, moet men zich in China dan beperken tot een passief wachten op een initiatief van Rome uit? Wel is het zo dat ondergrondse bisschoppen door de Chinese regering als illegaal worden aanzien. Als officiële door Rome benoemde bisschoppen met hen contact zoeken worden ze daarin allicht door de civiele autoriteiten niet aangemoedigd, maar soms zelfs geblameerd. Dat is dan ook de begrijpelijke reden waarom dit tot nu toe zo weinig gebeurde. Maar is het niet redelijk dat men van die officiële bisschoppen wat meer initiatief verwacht tot bevordering van die interne eenheid van hun Kerk ten minste in hun houding en in hun homilieën? Het blijkt dat de door Rome benoemde bisschoppen in China voor twee keuzes staan: verkiest men eerder eenheid te bevorderen tussen de door Rome benoemde bisschoppen - officiële en ondergrondse -, of geeft men voorkeur aan eenheid te behouden tussen de door Rome benoemde en niet door Rome benoemde officiële (patriottische) bisschoppen? Het bevorderen van verzoening binnen de Kerk vereist blijkbaar dat zij voorkeur geven aan de eerste keuze, zonder daarom de tweede keuze te verwaarlozen. Maak de weg open voor het werk van de Geest Eenheid binnen de Kerk kan men zomaar niet programmeren. Ze kan alleen maar groeien als de vrucht van gebed en viering van Gods Woord waardoor zijn Geest in ons werkt. Ontmoetingen in gebed en eucharistie zijn daarvoor nodig. Het is onbegrijpelijk dat zulke ontmoetingen in China nog steeds op straf van doodzonde worden afgeraden door bestaande kerkelijke documenten. Enerzijds verzoening aanmoedigen en het tevens tegenwerken en beletten door een verkeerd beleid, veroorzaakt teleurstelling en abnormale praktijken die lijken op sektevorming. Daar zijn al duidelijke voorbeelden van. Goddank blijven er toch nog de positieve initiatieven als antwoord op de oproepen van de Paus om hereniging te bewerken. Daarbij worden in China ook heel wat jongere kandidaten als coadjutor voorbereid om in hun bisdom de taak van hun 80 of 90-jarige bisschop over te nemen. Men wil ervoor zorgen dat er voortaan in elk bisdom slechts 1 bisschop is. Waar een ondergrondse bisschop overlijdt hoopt men dat de twee gemeenschappen zich verenigen onder de leiding van de ene, door Rome benoemde en officiële bisschop. Waar een officiële bisschop overlijdt hoopt men dat de ondergrondse door Rome benoemde bisschop ook door de civiele autoriteiten kan erkend worden. Bij het begin van 2003 is dit allicht een teken van hoop, dat een nieuw signaal als oproep naar eenheid mag verwacht worden, zowel van die nieuwe bisschoppen als van Rome uit. De ster van Betlehem die we bij dit nieuwe jaar hopen te mogen volgen op onze lange pelgrimstocht naar een nieuwe epiphanie (Openbaring des Heren) in China, leidt ons naar open dialoog met civiele autoriteiten ″to seek the common ground″ (om gezamenlijke standpunten te ontdekken) maar vooral doet de ster ons streven naar gezamenlijke Eucharistievieringen tussen ondergrondse en officiële kerkgemeenschappen. (Jeroom Heyndrickx, cicm) HET STATUUT VAN DE VROUW, OP PAPIER EN IN WERKELIJKHEID Onze gids in Peking was een knappe vrouw. Zij sprak vloeiend Frans en vertelde vlot tijdens de busritten over de sociale en economische situatie van haar land. Een van haar uitspraken is mij bijgebleven: ″Une fille, c’est un seau d’eau renversé.″ Meisjes kennen weinig waardering en zijn niet gewenst, ze zijn als een uitgegoten emmer water. Een vroedvrouw gaf mij ooit het boek van Chi An te lezen, De moeder van de Rekening. Ze was erdoor geschokt. Een Chinese vrouw vertelt daarin over het Chinese één-kind-beleid. Dit heeft geleid tot veel gedwongen abortussen. Die vrouw had meegewerkt aan het opleggen en het doorvoeren van dit programma, tot wanneer zij tijdens haar tweede zwangerschap er zelf slachtoffer van werd. Zij is toen naar de Verenigde Staten gevlucht en heeft 16 daar op grond van haar morele bezwaren asiel bekomen. In het succesboek van Jung Chang De Wilde zwanen schetst de schrijfster drie generaties vrouwen. De lezer raakt onder de indruk van wat vrouwen te lijden hadden. In de Chinese geschiedenis zijn ooit drie vrouwen keizerin geweest. Dit is niet veel in twintig eeuwen. Afwezigheid van vrouwen aan de top geldt niet enkel voor China. In veel bewegingen, verenigingen en partijen zijn vrouwen heel actief aan de basis, maar nauwelijks te vinden op de hogere sporten van de ladder. Het zestiende partijcongres heeft ruimte gemaakt voor de kapitalisten. ″Het congres omarmt de kapitalisten″, titelde de New York Times. Maar welke plaats hebben de vrou- wen er? Sinds dit laatste partijcongres maakt 1 vrouw deel uit van het politiek bureau van de Chinese communistische partij. Het permanent comité van het politiek bureau, het hoogste orgaan, telt 9 leden; allemaal mannen. Op wereldvlak scoort China niet zo slecht in vergelijking met andere landen als het gaat over de plaats van de vrouw in de maatschappij. Het is ver verwijderd van de behandeling van de vrouw door het talibanregime. Zelfs nu dit regiem in Afghanistan ten val kwam, is de vrouw daar nog steeds onderdrukt. Eeuwenoude gebruiken in Pakistan laten toe vrouwen te veroordelen en ze om te brengen bij een misstap. In vergelijking daarmee is de Chinese situatie gans anders. De Chinese maatschappij veranderde grondig in de vijftiger jaren. De wet gaf aan de vrouw contracten’, waarbij boeren een stukje grond mochten bewerken op voorwaarde geen kind te verwekken. Bij inbreuk hierop werden zij onmiddellijk verjaagd en verloren zo elk middel van bestaan op een ogenblik dat de nood aan voedsel het hoogst was.″ Kinderdoding Deze strenge verordening verklaart het hoog aantal dodingen van kinderen, vooral van meisjes. Zulke kindermoorden waren sinds 1949 met de communistische machtsovername helemaal verdwenen. Mao Zedong had in 1950 een huwelijkswet laten afkondigen die voor de eerste keer in de Chinese geschiedenis gelijke rechten toekende aan mannen en vrouwen in verband met huwelijk, echtscheiding, vrijheid van keuze van partner. Moeder met kind. (Foto China-reis 2002, in een dorpje tussen Wutaishan en Yingxian) gelijke rechten met de man. Het socialistisch bestel zette iedereen aan het werk, zonder onderscheid van geslacht. De Chinese vrouwen verkregen daardoor een aanzienlijke plaats onder de actieve bevolking. Het is vooral in de steden dat hun positie op een beduidende wijze verbeterde. Het verschil is aanzienlijk met het platteland. Vrouwen waren het daar gewoon om te werken op het veld, maar zij kregen er weinig kansen om zich te vormen. Tijdens een colloquium over Socialisme, communisme en de toestand van de vrouw in de XXste eeuw ging Marie Holzman, sinologe en professor aan twee universiteiten van Parijs, de impact na van twintig jaar economische hervormingen in China op het statuut van de vrouw. Er is verbetering in de toestand van de vrouwen, maar op veel punten blijven ze achteruitgesteld en zitten ze in heel broze situaties. Demografie In 1949 telde China ongeveer 500 miljoen inwoners. Nu is dit meer dan verdubbeld en is de bevolking opgelopen tot één miljard drie honderd miljoen, waarvan 600 miljoen vrouwen. De demografische ontwikkeling van China is goed weergegeven in volgend gezegde van een vrouw: ″Mijn grootmoeder had 15 kinderen, zes ervan zijn gestorven. Mijn moeder heeft er zeven en ze bleven allen in leven. Ik zelf heb één kind.″ Gezinsplanning is in China vooral vanaf 1979 heel sterk naar voren gekomen. Het beleid wou het kinderaantal beperken tot één kind. Het trad hierbij heel drastisch op. De bureaucratie stelt immers quo- ta voorop en functionarissen oefenen toezicht uit op de toepassing ervan. De bureaucratische aanpak van de familieplanning ging vaak gepaard met een miskenning van het privé-leven van de mens en van het meest elementaire recht om leven te schenken, wanneer mensen het willen. De aanpak is momenteel strenger op het platteland dan in de stad. Dit is één van de redenen waarom het aantal landbouwers toeneemt, dat naar de steden trekt. Daar is het voor het gezin iets gemakkelijker om aan twee of drie kinderen te komen, gezien de controle er nu minder scherp is dan op het platteland. Mevrouw Holzman beschikt over veel getuigenissen in verband met de handelwijze van de politie bij de controle op het één-kind-beleid. ″De politie valt binnen in de woonst van mensen tot in de vroege uren. Ze dwingt hen onmiddellijk tot een gynaecologisch onderzoek om na te gaan of vrouwen zwanger zijn. Ze verplicht te aborteren wanneer de zwangerschap afwijkt van het opgestelde plan. Gedwongen abortussen hebben zelfs plaats gevonden als het ging om een eerste kind bij een koppel, dat geen toestemming had gekregen om dat jaar een kind voort te brengen. Gedwongen abortussen zelfs wanneer de zwangerschap al een tijd aan de gang was. Tegelijkertijd haalden goed geplaatste ambtenaren profijt uit deze toestanden. ’Kleine geschenken’ bewerkten dat ambtenaren de ogen sloten, wanneer de zwangerschap toch buiten het vooropgestelde plan was gebeurd. Ondergeschikte ambtenaren veroorloofden zich alle mogelijk denkbare ontsporingen, wanneer zij een koppel betrapten met meer dan één kind. Bij boeren werd het Tv-toestel aangeslagen; hun huis werd geplunderd. Er bestond zelfs een systeem van ’familiale Het doden van kinderen is sinds de jaren tachtig opnieuw opgekomen. Dit valt af te leiden uit de statistieken. De normale verhouding is 106 jongens op 100 meisjes. Dit was het geval in 1980. In 1990 veranderde de verhouding en telde men 113 jongens op 100 meisjes. Dit is nu opgelopen tot 117 op 100. In arme streken komt men zelfs tot 120 jongens op 100 meisjes. Vrouwenhandel Dit overwicht van jongens op meisjes heeft alweer een ander gevolg. In de dorpen moeten jongens meer en meer uitkijken naar andere, soms ver afgelegen plaatsen, om een vrouw te vinden om te huwen. Vandaar vrouwenhandel. Vrouwen worden geschaakt, uit hun streek weggehaald en verkocht. De politie meldt dat zij in 1999 tienduizend vrouwen hiervoor in bescherming heeft moeten nemen. Dit getal is maar een klein deel van het werkelijk aantal geschaakte vrouwen, die tot een huwelijk worden gedwongen of naar de prostitutie gedreven. Zij komen terecht in een andere verre streek. Afgesloten van hun familie, zijn ze helemaal onbekend en vreemd in die nieuwe omgeving. Zij zijn meestal ongeletterd zodat zij hun verwanten niet op de hoogte kunnen stellen van hun toestand. De politie ziet er tegen op daarover zware opsporingen te doen. Zo krijgen privé-detectives werk, maar die vragen daarvoor heel veel geld. Boeren hebben er belang bij om langs de zwarte markt een vrouw te bekomen. Jonge Chinese vrouwen vragen aan hun verloofde een hoge bruidschat, die kan oplopen tot € 3.000. De vrouwenhandelaars vragen maar een vierde van deze som. Ongeletterd Het aantal ongeletterde vrouwen is in China relatief groot. Het verschilt naargelang de leeftijdscategorie. Het schaadt hun mogelijkheid tot emancipatie en so17 CHRISTENEN EN CHINA ciale vooruitgang. Alweer is er een groot verschil tussen dorp en stad. Het basisonderwijs is kosteloos, maar brengt toch allerhande uitgaven mee. Vooral op het platteland zijn ouders geneigd daarop te besparen. Dit valt dan ten nadele uit van de meisjes. Eenmaal getrouwd, moet de vrouw instaan voor de noden van de familie van haar echtgenoot. Bijgevolg, zo wordt er geredeneerd, moet er in haar scholing niet te veel energie en geld gestoken worden! In streken met musulmaanse minderheid daalt het aandeel van de meisjes in het onderwijs. geeft ook aan de natuurlijke kinderen dezelfde rechten als aan de anderen. Vandaar een strijd tussen de moeders van al deze kinderen. Een aantal mannen zitten met twee gezinnen, zodat zij van twee kanten uit eisen krijgen om voor hun kinderen te betalen. In meerdere gevallen, aldus mevrouw Holzman, zijn vrouwen slachtoffer geworden van mannen zonder scrupules. Maar tegelijkertijd ziet een reeks vrouwen een kans om processen in te spannen en een ruime financiële vergoeding te eisen, omdat deze wet schadeloosstelling in het vooruitzicht stelt. Armoede, het laag cultureel peil, de drang naar geld, dit alles is een voedingsbodem voor prostitutie. Deze neemt toe in China. Volgens de vereniging Human Rights in China zijn 3 à 4 miljoen vrouwen in de prostitutie. Deze is bij wet verboden, maar een aantal van zulke huizen is in handen van politie en leger. Meerdere kadermensen aanvaarden de stijging van de prostitutie en het sekstoerisme als een onvermijdelijk nevenverschijnsel van een groeiende economie. Een welstellende zakenman mag zijn concubines hebben en zijn secretaresse, zo wordt er gedacht. Aldus komt het concubinaat terug in de Chinese maatschappij. De secretaresse, de xiaomi, wijst op een onduidelijke verhouding tussen de chef en zijn medewerksters. Zij wordt als een tweede echtgenote. Het opnieuw opkomen van concubines en de toename van huwelijksontrouw toont aan hoe de strikte moraal van vroeger en van het Mao-tijdperk gewijzigd is. De grote economische veranderingen uit de voorbije twintig jaar hebben een weerslag op de normen en de waardeschaal. China lijkt in de steden een vergaande seksuele revolutie te dulden. Sociologen spreken over een derde seksuele revolutie, beleefd door jongeren, sterk onder Westerse invloed en los van de traditionele cultuur. Seksualiteit, liefde en huwelijk geraken van elkaar gescheiden. De partij schijnt zich op dit moment weinig te bekommeren om deze evoluties. Aldus zegt ze nu maar weinig over de seksuele opvoeding. Deze is nochtans aangewezen bij het aantal risico’s door seksueel gedrag, vooral bij de snelle uitbreiding van Aids in China (Le Monde, 07.09.02). Dit is ter sprake gekomen bij de herziening in 2001 van de wet over het huwelijk. Deze bedoelt de wettelijke echtgenote en de kinderen te beschermen, maar ze De Vereniging van de vrouwen in China volgt met aandacht en bezorgdheid de plaats die de vrouw in de Chinese maat- schappij inneemt. Het Mao-tijdperk had bewust het feminisme bevorderd. De rol van Mao’s echtgenote, Jiang Qing, kwam tijdens de Culturele Revolutie het statuut van de vrouw ten goede, al zijn in die periode grote inbreuken gepleegd op de mensenrechten. Volgens de officiële statistieken ligt het procent van het aantal vrouwen, actief in het economisch leven, boven 45%. Maar wanneer staatsbedrijven in deze tijd herstructureren en mensen werkloos worden, zijn de vrouwen bij de eerst getroffenen. Zestig à zeventig procent van de werklozen zijn vrouwen. Zij maken de laatste jaren minder kans in de bedrijven. De vrouwenorganisaties klagen het nieuw machogedrag aan, dat daar heerst. Vrouwen worden in bedrijven achteruit gesteld. Ze verdienen er minder dan de mannen. Die achteruitstelling van de vrouw, zowel in de stad als rurale gebieden, is één van de verklaringen waarom zelfdoding toeneemt. In China woont een vijfde van de werkbevolking. Maar 56% van alle zelfdodingen onder vrouwen ter wereld gebeuren in China. Een alarmerend cijfer (Le Monde, 14.05.02). De meeste gegevens van deze bijdrage zijn ontleend aan het artikel van Marie Holzman, Vingt ans de réformes économiques en Chine: quel impact sur le statut des Femmes?, dat verscheen in Dossiers et documents n° 7/2002 van Eglises d’Asie. Verdere informatie over de situatie van de vrouw bij www.china-woman.com (Antoine Rubbens, pr.) WAT BEWEEGT ER IN DE PROTESTANTSE THEOLOGIE? Op 7 juni 2002 werd professor Ji Tai door bisschop Ding Guangxun aan de dijk gezet op het Theologisch Seminarie van Nanjing. Hij was een zeer gewaardeerd oudtestamenticus. In zijn verantwoording verwijt bisschop Ding Guangxun professor Ji Tai tot viermaal toe ″illegale activiteiten″. Waarin die activiteiten bestaan, wordt niet nader omschreven. Maar het is bekend dat Ji Tai veel provincies afreisde om preken en voordrachten te houden en dat ook deed in niet-geregistreerde gemeenten. Ji Tai verzette zich echter ook tegen de ’liberale’ theologie van Ding Guangxun. Bezoek aan niet-geregistreerde gemeenten maakt deel uit van hun theologisch meningsverschil. Dit meningsverschil, waarover Ji Tai herhaaldelijk publiceerde, is volgens insiders beslist de eigenlijke reden van Ji Tai’s ontslag. Ding Guangxun was jarenlang rector van het Theologisch Seminarie van Nan18 jing, veruit het belangrijkste van de 17 protestantse theologische opleidingsinstituten. Hij was tegelijkertijd ook jarenlang voorzitter van de Christen Raad van China. Dit is de gesprekspartner voor de regering en de partij, destijds mede door Zhou Enlai in het leven geroepen. De Raad heeft in dat opzicht dezelfde functie als de Patriottische Vereniging van Chinese Katholieken. In 1997 trad Ding Guangxun terug als voorzitter van de Raad en is nu erevoorzitter. Hij kreeg zo meer tijd voor zijn werk als rector van het Theologisch Seminarie. In die hoedanigheid begon hij zijn talrijke artikelen, voordrachten en lessen systematisch te bundelen. Hij maakte er een compendium van. Dit compendium promoot hij als hét referentieboek voor de theologie. Het wordt verheven tot richtsnoer voor het protestants theologisch denken. Met dit compendium lanceerde bisschop Ding in 1998 de campagne ″Opbouw van een Chinese theolo- gie″. In Engelse versies is er steeds sprake van ″Reconstructie van een Chinese theologie″. Antiwesters Commentaren spreken nog meer over ″Chinees theologisch denken″. Het gaat hen vooral om een Chinese manier van denken. Professor Ambroise Wang, Nanjing, stelt ″dat de fundamenten van ons geloof onveranderlijk zijn, maar ons theologisch denken moet worden aangepast″. Dat aanpassen zoeken zij voornamelijk in de Chinese klassieken. Uit de klassieke literatuur moet de Chinese manier van denken worden gepuurd om daarmee de geloofsinhoud op Chinese wijze te interpreteren, zoals de oude kerkvaders en westerse theologen dat bv. met de Griekse filosofie gedaan hebben. Probleem is daarbij wel ″dat de Chinese culturele traditie in de voorbije eeuw, vanaf de Vier Mei Beweging in 1919 tot vandaag, in diskrediet is geraakt″, volgens prof. Wang Fei’an, Nanjing. En meer recent de zucht naar materiële welvaart zonder enige spirituele en morele invulling. Zij zien de traditionele cultuur zelfs als voornaamste oorzaak van China’s achterstand en armoede. Toch zal het tot een Chinees verstaan van het christendom moeten komen. ″Westerse theologie kan nooit de plaats innemen van Chinese theologie″ (prof. Yan Xiyu, Nanjing). Zoals bijna alle auteurs legt hij het begin van de protestantse zending in het jaar 1807, toen Robert Morrison in Macao aankwam. Vanuit Macao verspreidde hij christelijke literatuur en met name de H. Schrift. Dat was vanzelfsprekend westerse vrome lectuur. De zending kende een ware bloei tussen 1860 en 1920, de periode van de semi-koloniale westerse overheersing. De semi-koloniale machten steunden de zending, zoals trouwens het katholieke Frankrijk de katholieke missie steunde. De reeds genoemde Vier Mei Beweging en de revolutie daarna waren bijgevolg antiwesters én antichristelijk. Het is nu de zorg van theologen als Ding om als christenen midden in het Chinese leven te staan en niet aan de kant te worden geschoven. Antipiëtistisch Een andere zorg is om het protestantse christendom te ontdoen van zijn sterk piëtistische inslag. De moderne theologen herinneren eraan dat het christendom in China niet is binnengekomen via de grote gevestigde kerken maar via zendingsgenootschappen van zogenaamde Opwekkingskerken, vandaag evangelicalen ge- noemd; in de katholieke Kerk te vergelijken met de charismatische beweging. Zeker in de 19de eeuw ontwikkelden deze kerken geen sterke systematische theologie. Het was meer een gevoelsmatig beleefd geloof dan een uitgewerkte doctrine. Dit soort christelijke beleving is o.a. sterk bevorderd door de zogenaamde Plattelands-Zending (China Inland Mission, CIM). Tot de dag van vandaag heeft dit zijn stempel gedrukt op de protestantse kerk; ten goede en ten kwade. De CIM waren rondtrekkende zendelingen, die zich niet mochten vestigen in steden of centra, die geen geld mochten inzamelen, die het voedsel aten van de eenvoudige boeren, Chinees gekleed gingen. Het evangelie werd snel verkondigd van dorp tot dorp. De christenen kwamen vooral samen om hymnen en liederen te zingen. Van theologische diepgang was er weinig sprake. De ’huiskerken’ van vandaag gaan voor een groot deel terug op deze traditie. De nood aan een stevige, stelselmatige theologie in China is dus heel begrijpelijk. Temeer omdat de christenen worden uitgedaagd door moderne wetenschappers en door ’cultuurchristenen’, die als niet-gelovigen het christendom beter kennen dan de gedoopte christenen. Kosmische Christus Het gaat bij seminarie-rector Ding echter om meer dan om een manier van denken. Hij geeft beslist een andere inhoud aan het overgeleverde geloof. Nogal geforceerd deelt hij de geschiedenis van de christelijke theologie in 5 episoden in: eerste 5 eeuwen uitklaring van christologie en Drievuldigheidsleer; 500 tot 1500 vestiging van de Kerk als een goddelijke macht en ecclesiologie in diezelfde lijn; sedert Luther de ontwikkeling van de in- dividuele redding zonder bemiddeling van het instituut Kerk; vanaf de 20ste eeuw de ontwikkeling van een sociaal evangelie versus het persoonlijke heil; en sedert 1960 een verlossingsleer die de hele kosmos omvat. Er ontstaat nu een Scheppingstheologie als correctie op de Verlossingstheologie. Worden in dit verband genoemd: Teilhard de Chardin (in China werkzaam!) en de process-theology. ″Gods openbaring en het menselijk verstaan ervan zijn progressief; God is altijd aan het voortgaan met scheppen; de mens is een semifinaal product van Gods scheppingsproces zoals Maarten Luther heeft verklaard dat wij allen slechts in een onvoltooide staat verkeren″ (prof. Ambroise Wang). Van daaruit ontwikkelen Ding en zijn volgelingen een theologie van de ″Kosmische Christus″, ontleend aan verschillende teksten uit brieven van Paulus. ″Wij erkennen dat Christus kosmisch is in Zijn natuur; d.w.z. Hij is kosmisch in het heersen over alles wat bestaat″ (Ambroise Wang). In deze uitleg gaan bepaalde theologen van Nanjing nogal ver. Zij beweren dat er ook veel verlossing is buiten de Kerk om. Het kosmisch heil is ruimer dan het heil, door de kerk gebracht. Tang Tu schrijft in de Nanjing Theological Review (anders dan wat buitenlandse zendelingen gezegd hadden over goed en kwaad): ″zagen de christenen uit eigen ervaring dat er mensen waren in de Kerk die door en door slecht waren, terwijl er in de bredere maatschappij (vooral onder communisten) veel mensen zich op voorbeeldige wijze gedroegen. Dat bracht hen in verwarring. Kon het dan zijn dat God deze mensen, ongelovigen als ze zijn, zou straffen?″ Hij steunt hierbij op Ding zelf die over de bevrijding van 1949 geschreven had: ″Door rechtstreekse contacten met revolutionairen vonden wij deze heel verschillend van Chiang Kai-sheks KMTambtenaren, en zeker heel anders dan de karikatuur die sommige zendelingen en Chinese kerkleiders van hen hadden gemaakt. Het waren niet de raaskallende monsters, die deze van hen maakten, maar heel normale mensen met idealisme, ernstige theoretische belangstelling en hoge ethische inzet″ (Ding in 1999 in ″Theologische Massa Beweging in China″). Dit is toch wel een politiek en ideologisch geforceerde uitleg van de heilsleer vanuit de Kosmische Christus. In dienst van politiek of omgekeerd? Rechts Ding Guangxun, rector van het Theologisch Seminarie in Nanjing. Deze ’moderne’ brede theologie wordt ’liberaal’ of vooruitstrevend genoemd tegenover de traditionele piëtistische en meer evangelicale verlossingtheologie, waarin de individuele christen zijn of haar Heiland vindt. Maar deze liberale theologie heeft veel politieke connotaties. Zij wil - terecht - ″sociaal en cultureel relevant zijn″ (Yan Xiyu). Maar dat de theo19 CHRISTENEN EN CHINA logie ″verenigbaar (compatible) moet zijn met de socialistische maatschappij″ zal niet iedereen beamen. En ″dat het doel van die theologie erin bestaat om de Kerk in China te maken tot drijvende kracht die bijdraagt tot de sociale ontwikkeling van China″(Ambroise Wang), is zeker discutabel. De hele voorstelling van de liberale theologie vanuit Nanjing komt zeer onderdanig t.a.v. regering en partij over. van zijn leven als testament naliet. Tegenstanders zeggen dat rector Ding ook op het einde van zijn leven dezelfde methode toepast. Goede vrienden uit de kring van de stichting Amity - dat onderwijs- en andere projecten van de Christen Raad steunt - en van de Duitse Chinaraad, die Ding altijd positief gezind waren, zeggen dat zij hem niet meer herkennen in zijn dictatoriaal optreden. Uit wat bekend is geworden lijkt echter de autoritaire campagne van deze theologie het meeste weerstand op te roepen. In november 1998 werd op een extra leidersvergadering van de Christelijke Raad in Jinan (Shandong) de ″Theologische Reconstructie″ tot topprioriteit verklaard. Sedertdien zijn er talrijke cursussen van enkele dagen waaraan telkens enkele honderden gebedsleiders, seminaristen, jeugdwerkers e.d. deelnemen. Het meeste weerstand roept echter de seminarieopleiding op. Iedere dag moet er gereciteerd en geleerd worden uit het compendium van rector Ding. En iedere dag moet er gereciteerd en geleerd worden uit het boekje van Deng Xiao Ping, dat hij op het einde Volgens deze vrienden, die jarenlang theologie gedoceerd hebben in China en Hongkong, is er ook veel verzet tegen deze theologie, omdat de brede massa christenen daar zeker niet aan toe is. Ten eerste is de toeloop naar de Kerk zo enorm dat goede voorbereiding of behoorlijke catechisatie onmogelijk is geweest. Van nog niet één miljoen protestantse christenen in 1949 zijn er nu minstens 15 miljoen geregistreerd bij de Christelijke Raad. Ten tweede zijn die christenen bijna uitsluitend op het platteland te vinden, waar minstens 50% analfabeet is. Deze eenvoudige mensen worden veel meer aangesproken door christenen van evangelicale strekking en van het piëtistische type. Mensen die deze christenen in kaart trachten te brengen, beweren dat 90% van de gelovigen die nu tot de Kerk toetreden, voor het christendom zijn gewonnen door de genezing van een of andere ziekte of kwaal. Het zijn dus duidelijk volgelingen van healing churches. Wij moeten daarbij niet te gauw denken aan diverse nieuwere sekten die uit de VSA zijn binnen gekomen. Die zijn er wel, maar niet in de mate als dikwijls wordt gedacht. Binnen de Kerken van China hebben zich ook volkse groepen gevormd, die kenmerken vertonen van sekten; zoals de ″Kleine Kudde″, een onafhankelijke Kerk, die al vóór 1949 binnen China is ontstaan en waarvan veel gemeenten zijn aangesloten bij de Christelijke Raad. Deze grote massa ’ongeschoolde’ christenen in China toont wel de noodzaak aan van een goede, theologisch onderbouwde, catechisatie. Maar de geforceerde manier waarop het gebeurt en de onderdanigheid aan het regime geven voorlopig nog te denken. (Toon van Bijnen, svd) BEPERKING VAN GODSDIENSTVRIJHEID TREFT VERSCHILLENDE GROEPEN Als in de voorbije jaren de onderdrukking en de vervolging van religieuze groepen en bewegingen in China ter sprake kwamen, werd vooral melding gemaakt van de Falun Gong. Maar ook andere groeperingen en instellingen vielen onder de strenge maatregelen, die het bestaan van ″sekten″ aan banden leggen of helemaal verbieden. Het bestaan en de bloei van godsdiensten en godsdienstige bewegingen zijn sinds de communistische machtsovername in 1949 voor de Chinese overheid een doorn in het oog. Liefst zou zij die helemaal kwijt willen, lijkt het wel. Maar daar slaagt zij blijkbaar maar moeizaam en gedeeltelijk in. Dus worden religies en religieuze activiteiten slechts toegestaan, in de mate dat de overheid ze stevig onder controle kan houden. Vanuit die strategie werden op het einde van de jaren vijftig voor verschillende grote godsdiensten ″patriottische verenigingen″ opgericht. Voor de katholieke Kerk leidde dit zelfs inwendig tot een pijnlijke verscheurdheid, omdat een goed deel van de gelovigen en hun leiders ″ondergronds″ ging, terwijl anderen voor een samenwerking met het regime en de openbaarheid van eredienst kozen. Het toenemend succes en de groeiende openbaarheid van de spirituele beweging van Falun Gong zorgde enkele jaren terug voor nieuwe wrevel bij het bewind in Peking. Falun Gong werd als een ″sek20 te″ afgedaan en moest daarom zonder meer verboden worden, luidde het. Bestaande regels in verband met religieuze bijeenkomsten en activiteiten werden verscherpt toegepast en nieuwe richtlijnen werden eraan toegevoegd. Alles wat onder de noemer van ″sekte″ viel, moest worden bestreden en zelfs uitgeroeid. Zo’n maatregel houdt uiteraard het gevaar van willekeur in. Hoe gemakkelijk is het niet, om een onschuldige groepering het etiket van ″sekte″ op te plakken, om haar voorts elk bestaansrecht te ontzeggen. Het ministerie van de Openbare Veiligheid bleek dit kennelijk ook te beseffen en vaardigde daarom vorig jaar concrete richtlijnen uit om dergelijke sekten te kunnen identificeren en verbieden. Een Engelse vertaling van dit ″geheim″ document verscheen in april 2002 in het China Study Journal van de ″Churches Together in Britain and Ireland″. Eerst geeft het document algemene regels om een religieuze beweging als ″cult″ of ″sekte″ te onderkennen. Daarna volgen twee reeksen van telkens zeven groeperingen, die reeds als zodanig geïdentificeerd werden. Vijf criteria komen in aanmerking om een groepering als sekte te bestempelen: 1 - degenen die in naam van de godsdienst, onwettige verenigingen opzetten; 2 - degenen die hun leiders verafgoden; 3 - degenen die bijgelovige en ketterse opvattingen binnen brengen en verspreiden; 4 - degenen die allerlei middelen gebruiken om bijgelovige en ketterse opvattingen binnen te brengen en te verspreiden, met de bedoeling twijfels op te wekken en de mensen te bedriegen, en ze als leden in te lijven en te controleren; 5 - degenen die zich inzetten om op een georganiseerde manier de sociale orde te verstoren en aldus schade aanbrengen aan het leven en de eigendommen van de burgers. Naarmate een verdachte en nog niet geïdentificeerde vereniging alleen op lokaal of op breder provinciaal of nationaal vlak actief is, dient de eerste identificatie door de lokale, provinciale of nationale veiligheidsdiensten te gebeuren, stelt het document nog. Vooral op lokaal vlak wordt van de plaatselijke overheid en van de burgers een bijzondere waakzaamheid gevraagd alsook de plicht om alle verdachte groeperingen of activiteiten te melden. Eens de identificatie als sekte door de hogere of centrale overheid is vastgesteld en bekrachtigd, is het opnieuw de lokale overheid, die voor de toepassing van de ontvangen richtlijnen en van het verbod op die bepaalde sekte moet instaan. Dit veronderstelt onder meer dat de plaatselijke overheid op zoek gaat naar de gelden en eigendommen van de sekte en Dr. Moon en zijn echtgenote. (Zie nr. 9) natie, en de vestiging van de heerschappij van de kerk samen met de Heer″. De Communistische Partij omschreef hij als de duivel of het Monster in rode kleren. Zijn volgelingen lieten dikwijls hun dagelijks werk in de steek. 4 - De ″Geest-Geest″ sekte, ook ″Geestelijke Godsdienst″ genoemd, werd in 1983 door Hua Xuehe uit de Jiangsu provincie gesticht. Hij beweerde een tweede Jezus Christus te zijn en kondigde het einde van de wereld aan. Alleen wie hem zou volgen, zou gered worden. Hij was voorstander van duiveluitdrijvingen en verbood het gebruik van geneesmiddelen. Hij hield mensen weg van hun werk op de boerderijen en maakte zich dikwijls van hun geld meester. Hua Xuehe verzette zich tegen de Partij, werd gearresteerd en naar een werkkamp gestuurd. ze volgens de wet verbeurd verklaard. Ook de huizen, waar verdachte cultusactiviteiten plaatsvinden of plaatsgevonden hebben, en alle voorwerpen die met de eredienst te maken hebben, moeten worden in beslag genomen. De initiatiefnemers en de leiders van dergelijke gemeenschappen moeten ondervraagd worden over hun aandeel in criminele daden. Wie zich vrijwillig aangeeft of met het gerecht meewerkt, kan later voor de rechtbank een aanbeveling krijgen en mogelijk voor strafvermindering of vrijspraak in aanmerking komen. Na de officiële opheffing van de sekte moeten de actieve leden zich regelmatig bij de plaatselijke veiligheidsdiensten aanmelden en aantonen dat ze elke band met hun vroegere vereniging verbroken hebben. levenslicht zagen en dikwijls vanuit het buitenland werden geïnfiltreerd, legt het document verder uit. Veertien sekten werden intussen officieel geïdentificeerd en buiten de wet gesteld. 1 - De ″Roepers″, ook ″Kerk van God″ genoemd, werd door Li Changsou in 1962 in de Verenigde Staten gesticht. In 1979 infiltreerden ze in China en telden in 1983 al 200.000 leden in twintig provincies. De stichter noemde zichzelf Christus. Zijn volgelingen moesten zijn leer ″uitroepen″ en proberen zoveel mogelijk bestaande cultusplaatsen in te palmen. Tenslotte vermelden de richtlijnen nog de noodzaak om de bevolking over de nefaste invloeden van sekten regelmatig op de hoogte te brengen. Zij moet geholpen worden ″om zich ten volle te realiseren hoe schadelijk zo’n sekte kan zijn, er uit eigen beweging tegen in te gaan, ermee te breken, aan hun invloed en controle te weerstaan, de wettelijkheid te eerbiedigen en aan de wetten van de staat te gehoorzamen″. 2 - De ″Vereniging van Leerlingen″ werd in 1989 door Ji Sanbao gesticht, een landbouwer uit Shanxi. In 1995 was de sekte verspreid over veertien provincies en telde ze 350.000 leden. Ji Sanbao zag zichzelf als zoon van God en beweerde dat hij mirakels kon verrichten, zelfs doden terug opwekken. Zijn volgelingen werden aangemaand om al biddend zieken te genezen en duivels uit te drijven. Leerlingen lieten hun studies en landbouwers hun boerderij in te steek om te gaan bidden. Ze zouden dan misdaden gepleegd hebben om aan de kost te komen. In een bijlage worden dan verscheidene zogenaamde sekten met name genoemd. De meeste hebben hun wortels in illegale groeperingen, die onder het mom van godsdiensten sinds 1979 in China het 3 - De ″Kerk van de Totale Sfeer″ werd in 1984 door Xu Yongze in de Henan provincie gesticht. Hij stelde zich tot doel ″de kerstening van de Chinese cultuur, de evangelisatie van de hele 5 - De ″Kerk van het Nieuwe Testament″, een charismatische beweging, die in 1960 door filmactrice Mei Qi in Hongkong werd gesticht, verspreidde zich eerst in Taiwan en later pas op het Chinese vasteland. Mei Qi en haar navolgers noemden zich ″profeten″, die door God zouden geroepen zijn om een koninklijke heerschappij te vestigen. Politieke leiders waren voor hen tirannen, hun wetten waren duivels. 6 - Guanyin Famen of ″De Weg van de Godin van Barmhartigheid″ werd in 1988 door Shi Chinghai in Taiwan gesticht en verspreidde zich al vlug over bijna heel China door infiltranten, die zich als reizigers voordeden. De stichteres predikte een heftig verzet tegen het ″communisme, dat elke beschaving tenietdoet″. Volgelingen werden aangemoedigd hun huizen te verkopen en hun bezittingen aan de sekte af te staan. 7 - De ″Heer God″ sekte werd in 1993 door ″uitverkoren koning″ Liu Jiaguo gesticht, die een doemboodschap verkondigde. Hij verkrachtte vrouwen, onder het mom hen zo de Heilige Geest te geven, en maakte zich van het geld van zijn volgelingen meester met de belofte dat zij later honderdvoudig zouden beloond worden. 8 - De sekte van de ″Gekroonde Koning″ werd in 1988 gesticht door Wu Yangming, die zichzelf voorstelde als de Christus uit het Evangelie. Ook hij verkondigde groot onheil, waaraan alleen te ontkomen was door hem te volgen. Ook hij werd beschuldigd van seksuele uitspattingen en bedrog. 9 - De ″Kerk van de Eenmaking″ is de bekende sekte, die in 1954 door de Koreaanse Amerikaan Sun Myung Moon is gesticht. In zijn ″Goddelijk 21 CHRISTENEN EN CHINA Principe″ verklaarde hij zichzelf de nieuwe Messias, die de zending van Jezus Christus tot een goed einde moest brengen. Hij hechtte groot belang aan de toediening van doopsel en huwelijk, dikwijls in grote aantallen, en keerde zich fel tegen elke vorm van communisme. Onder het mom van culturele uitwisseling of financiële hulp probeerden zijn volgelingen in China te infiltreren. 10 - De sekte van de ″Drie soorten Dienaren″ werd door Xu Wenku uit de Henan provincie gesticht en kende een strikte hiërarchie van dienaren, waarbij hijzelf de ″voornaamste dienaar″ was. Hij verkondigde voor het jaar 2000 het einde van de wereld, waarbij zijn volgelingen ten hemel zouden worden opgenomen, terwijl alle anderen in de hel zouden terechtkomen. 11 - De sekte van de ″Onsterfelijke en ware Boeddha″ is in 1979 door een Chinese Amerikaan Lu Shengyan gesticht en verspreidde zich vanaf 1988 ook in China. De stichter noemde zichzelf een incarnatie van Boeddha en toonde zich bijzonder vijandig tegenover elk sociaal maatschappelijk systeem. In het bijzonder kantte hij zich tegen de Chinese Communistische Partij. 12 - De ″Kinderen van God″ of ″Liefdesfamilie″ is in 1968 gesticht door de Amerikaan David Moses Berg, die zijn hoofdkwartier in het Zwitserse Zürich vestigde. Vanaf 1980 zocht hij toegang tot China. Hij beweerde dat God hem in een openbaring had gevraagd zichzelf te vergoddelijken. Volgelingen moesten hun bezittingen en ook hun lichaam volledig aan hem toevertrouwen. In China werden zijn volgelingen dan ook van obsceniteit en seksuele immoraliteit beschuldigd. 13 - De ″Dami Zending″ werd in 1988 door de Koreaan Lee Jang-lim gesticht en wist zich in 1992 toegang te verschaffen tot het Chinese vasteland. De sekte verspreidde massaal drukwerkjes die het einde van de wereld en de veroordeling van alle ongelovigen aan- kondigden. Haar invloed bleef evenwel beperkt. 14 - De sekte van ″Eliah’s Wereldwijde Evangelische Zending″ werd in 1980 eveneens door een Koreaan, Park Myung-ho, gesticht en had een sterke hiërarchische structuur. Park Myung-ho ziet zichzelf als de nieuwe Eliah en vroeg dat zijn volgelingen hem als dusdanig zouden vereren. Eén van zijn opdrachten was de totale vernietiging van het Communistisch partijsysteem. Opvallend is dat de identificatie als ″sekte″ bijna nooit iets met theologische argumenten te maken heeft. Het voornaamste motief om een religieuze of spirituele groepering als sekte te bestempelen en te verbieden heeft bijna altijd te maken met haar verzet tegen of ondermijning van het heersend regime van de Chinese Communistische Partij. (Rik De Gendt, sj) BISSCHOP JOSEPH ZEN VOLGT KARDINAAL JOHN BAPTIST WU OP ALS BISSCHOP VAN HONGKONG In de vroege morgen van maandag 23 september 2002 ging het als een lopend vuurtje door de katholieke gemeenschap van Hongkong en met de snelheid van het internet verspreidde het nieuws zich over de hele wereld. Kardinaal John Baptist Wu Cheng-chung was rond zes uur op 77jarige leeftijd ten gevolge van ruggenmergkanker in het Queen Mary Hospital overleden. Het ging al niet zo goed meer met hem de laatste maanden. De vijftigste verjaardag van zijn priesterwijding, op 6 juli, had hij ook al in het ziekenhuis moeten doorbrengen. Iedereen wist dat hij al jaren in behandeling was. Zijn typische glimlach liet evenwel niets vermoeden van de ernst van zijn ziekte. Zo kwam zijn dood voor velen dan toch erg onverwacht. De aanstelling van John Baptist Wu tot bisschop van Hongkong in 1975 zorgde voor enige verrassing. Hij was afkomstig uit de Guangdong provincie, in het zuiden van China, en studeerde aan het seminarie van Hongkong. Na zijn priesterwijding in 1952 werd hij naar Rome gestuurd, waar hij aan de Urbanus universiteit in 1956 een doctoraat in kerkelijk recht haalde. Hij kon toen vanwege de machtsovername door de communisten niet naar China terugkeren en begon zijn priesterlijk dienstwerk eerst in Hongkong en dan in de Verenigde Staten. Hij was gedurende achttien jaar werkzaam in een 22 bergparochie van het bisdom Hsinchu op Taiwan, toen hij in 1975 tot bisschop van Hongkong benoemd werd. In 1988 maakte paus Johannes Paulus II hem kardinaal. Wu was geen man van grote woorden of omstreden uitspraken. De aanvankelijke tegenstand bij zijn benoeming - hij was immers een ’outsider’ en sprak met een duidelijk Hakka accent - had hem geleerd voorzichtig te zijn en zich op afstand te houden. Iets té afstandelijk voor een herder, vonden sommigen. Toch heeft hij als geen ander zijn stempel gedrukt op een stuk geschiedenis van Hongkong en van de katholieke kerk aldaar. Hij gaf het bisdom een stevige structuur met een priesterraad en een pastorale raad, maakte in 1997 de overgang mee van Britse kroonkolonie naar Chinees bewind en riep in 1999 een diocesane synode samen. Mgr John Baptist Wu van Hong Kong. Solidariteit en mensenrechten Onder Wu’s leiding ontwikkelde de katholieke Kerk van Hongkong zich tot het belangrijkste centrum van hulpverlening en financiële solidariteit voor heel wat christelijke gemeenschappen en noodlijdende bevolkingsgroepen elders in Azië. De toevloed van duizenden bootvluchtelingen uit Vietnam in het begin van de jaren tachtig liet hem niet onverschillig. Hij vroeg Caritas en andere katholieke instellingen de zorg voor hun levensonderhoud en de bescherming van hun rechten op zich te nemen. ″Wat deze mensen meemaken, herinnert velen van ons aan onze eigen geschiedenis″, argumenteerde Wu, toen de eerste groep Vietnamezen, meestal etnische Chinezen en katholieken, in 1978 in Hongkong aankwam. Bij speciale gelegenheden bezocht hij zelf de opvangkampen, tot in 1998, toen het laatste kamp gesloten werd. Toen na 1997 bewoners van het Chinese vasteland zich massaal bij familieleden in Hongkong wilden vestigen, probeerde de overheid dit zoveel mogelijk in te perken. Kardinaal Wu dacht er anders over. In God is Liefde, een pastorale brief van 1999, riep hij de katholieken op om hun hart niet te sluiten en om mee op te komen voor de bescherming van het asielrecht. Hij vroeg hen vooral aandacht te hebben voor die gezinnen, die het zonder enige rechtszekerheid of hulp moesten stellen. Brug met China Toen paus Johannes Paulus II in 1988 bisschop Wu tot kardinaal benoemde, gaf hij hem een bijzondere opdracht mee. Wu zou er moeten toe bijdragen om de betrekkingen tussen het Vaticaan en Peking te verbeteren. ″Vermits ik een Chinees ben en in Hongkong leef, zit ik in een goede positie om aan de paus raad te geven, wat toch precies de opdracht van een kardinaal is. Ik zal dat dan ook heel graag doen″, reageerde Wu. Wederzijds begrip en wederzijdse toegevingen leken hem de twee noodzakelijke elementen om tot een betere toenadering te komen en mogelijk zelfs de diplomatieke betrekkingen, verbroken in 1949, te herstellen. Zijn optimisme hieromtrent was algemeen bekend. Hij was bijzonder gelukkig, toen hij in 1985 een bezoek kon brengen aan China. Dat had geen enkele bisschop van Hongkong sinds 1949 nog kunnen doen. Hij kon er zelfs nog tweemaal terugkeren, in 1986, toen hij zijn moeder kon bezoeken, die hij in veertig jaar niet meer had gezien, en in 1994. Contacten met het vasteland waren voor hem van het grootste belang. Hij moedigde priesters en religieuzen aan om de katholieke gemeenschappen in China te bezoeken en, zo mogelijk, ook in seminaries les te geven. Hij was er vast van overtuigd dat de katholieke Kerk van Hongkong een ″brug″ kon zijn tussen de Chinese en de universele Kerk. Allicht om die functie zo weinig mogelijk te schaden, bleef Wu wel erg voorzichtig, als hem vragen over godsdienstvervolging door het communistisch regime werden gesteld. ″Hij wou zich niet mengen in de interne aangelegenheden van China″, zei hij. Ondanks alle inspanningen, werd er in de 27 jaar van zijn episcopaat weinig echte vooruitgang gemaakt. Meestal strandde elke toenaderingspoging op de verschillende visie die Rome en Peking hebben over de positie van de paus. Een diocesane synode In het vooruitzicht van het nieuwe millennium stelde kardinaal Wu in 1999 de gelovigen van zijn bisdom voor om een diocesane synode te houden. Gedurende 22 maanden zouden meer dan tweehonderd afgevaardigden regelmatig bijeenkomen. Tijdens de slotzitting op 30 december 2001 in de kathedraal van de Onbevlekte Ontvangenis overhandigden zij maar liefst 177 voorstellen voor een vernieuwing van het kerkelijk leven in Hongkong. Die voorstellen waren het resultaat van twee brede raadplegingen onder de katholieken en van urenlange discussies. Voornaamste thema’s waren huwelijk en gezin, jongeren en leken, opvoeding en cultuur, vorming en zoeken naar concrete uitvoeringsvormen. Kardinaal Wu stelde de belangrijkste resultaten voor in een pastorale brief Liefde voor het Leven, de Gave van God. Zo moest er onder meer regelmatig een herziening komen van de programma’s voor catechese en vorming. Voor de jeugd werd een voltijdse pastorale assistent aangeduid. Gehuwden en jonge gezinnen kregen een betere begeleiding. Nieuw gedoopten werden aangemoedigd om deel uit te maken van een basisgemeenschap om hun geloof te verdiepen. Opkomen voor recht en rechtvaardigheid moest een wezenlijk onderdeel van de christelijke geloofsbeleving worden. Bisschop Joseph Zen als opvolger Sinds 1996 stond het vast dat Joseph Zen Ze-kiun ooit kardinaal Wu aan het hoofd van het bisdom Hongkong zou opvolgen. Hij werd toen immers tot ″bisschop coadjutor met recht van opvolging″ aangeduid. Zen, afkomstig van Shanghai en nu zeventig, is uit heel ander hout gesneden. In de voorbije jaren nam hij zelden een blad voor de mond en bekritiseerde openlijk de lokale regering van Tung Chee-hwa om haar onderdrukking van de religieuze Falun Gong beweging, om de uitwijzing en de onmenselijke be- De nieuwe bisschop, Mgr Joseph Zen. handeling van duizenden illegale inwijkelingen en om de ″schandelijke lippendienst″ die zij Peking bewijst. Een bezoek aan katholieke gemeenschappen op het Chinese vasteland werd hem al herhaaldelijk geweigerd. ″Vrijheid is altijd één van de belangrijkste kenmerken van Hongkong geweest. Ook als leider van het bisdom zal ik niet zwijgen, wanneer de uitoefening van de godsdienstvrijheid in het gedrang komt″, zei Zen bij zijn aanstelling. Toch nam hij onlangs wat gas terug - of was het misschien een strategische zet. ″Als de verwijdering van een onruststoker in Hongkong voor Peking de voorwaarde zou zijn om diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan aan te gaan, en als de paus het zou goed vinden, ben ik onmiddellijk bereid ontslag te nemen″, stelde hij. Maar zolang dat niet zo is, gaat hij op de ingeslagen weg voort, voegde hij er meteen aan toe. (Rik De Gendt, sj) Indien u het secretariaat nog niet verwittigd hebt dat u ons blad verder (gratis) wenst te ontvangen, gelieve bijgaand formulier ingevuld naar het secretariaat terug te sturen. Adressen van andere geïnteresseerde lezers zijn ook welkom 23 LOGBOEK Juli 2002 10: Voorstelling van de Verbieststichting en haar activiteiten voor de SintAmandinaparochie van Schakkebroek door S. Vloeberghs. Augustus 2002 25: E.H. Liu Zhe en Mej. Li Wenxian van Peking nemen, samen met Prof. Sun Hsiao-chih en zijn echtgenote Wan Shuyi (Taiwan), van 25 augustus tot 7 september deel aan een zomercursus georganiseerd door INTAMS (Internationale Academie voor Huwelijksspiritualiteit) in SintGenesius-Rode. 27: E.H. Lin Yunping, bursaal van de Verbieststichting in Dublin, bezoekt Leuven op de terugweg van de jaarlijkse bijeenkomst van Chinese priesters die in Europa studeren. September 2002 6: Een nieuw volume in onze reeks Leuven Chinese Studies komt van de pers: Dr. Cécile Leung, Etienne Fourmont (16831745): Oriental and Chinese Languages in Eighteenth-Century France. 16: Vertrek van de jaarlijkse China-reis georganiseerd door de Verbieststichting. Deze keer ligt de klemtoon op de provincie Shandong (Qingdao, Confucius, de berg Taishan) en op Binnen-Mongolië. 25: S. Lievens, bibliothecaris, woont de viering bij ter gelegenheid van ″25 jaar Libis″, het catalogiseringssysteem dat gebruikt wordt in onze bibliotheek. Oktober 2002 18-19: Lezing door J. Heyndrickx over de Kerk in China en voorouderriten in Verviers, missionair steunpunt van Pater Lebbe. 22: Dmitry Petrovski, uitvoerend directeur van het Departement voor Buitenlandse Relaties van de Russische Orthodoxe Kerk, bezoekt de Stichting. 28: E.H. Peter Zhao Jianmin (bursaal, bisdom Peking) verdedigt met succes zijn doctoraatsthesis in Kerkelijk Recht. Onderwerp: het bisschoppelijk ambt gezien in de Chinese context. November 2002 4-7: P. Heyndrickx verblijft in Rome. 7-9: S. Lievens neemt in Lissabon deel aan een workshop i.v.m. het verder uitwerken van een elektronische database over het christendom in China, georganiseerd door het Ricci Institute, San Francisco. 15: Het Chinees-Mongools College wordt officieel opgericht tijdens een academische zitting ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de Verbieststichting. 17: De deelnemers van de China-reis 2002 komen samen in Scheut-Brussel voor een bezoek aan het China-museum, het bekijken van een videoreportage over hun reis, het uitwisselen van foto’s en een gezellig samenzijn rond een maaltijd. 24 INHOUD December 2002 2: Mej. Pan Feng-Chuan, bursale van het Chinees-Mongools College, vertrekt vanuit Leuven naar Leiden waar zij aan een doctoraat wil werken over missiologie, gebaseerd op nieuwe inzichten van de theologie der godsdiensten en de aanpak van de jezuïeten in China in de 17e eeuw. 14-15: Tornooi van Chinees schaken (go/weiqi). 27-28: Opzoekingswerk door Dr. Noël Golvers in de Bibliothèque Nationale in Parijs waar hij o.m. nieuw materiaal ontdekt i.v.m. Philippe Couplets verblijf in die stad in 1686-1687. Januari 2003 - Een eerste ’Call for Papers’ wordt uitgestuurd naar geïnteresseerden om deel te nemen aan het Internationaal Symposium van de Stichting in september 2004 over de rol van de Chinezen zélf in de opbouw van hun Kerk. 13: Bezoek van E.H. Rik Hoet, nieuwe directeur Missio-Antwerpen. 22: Uitnodigingen worden verzonden voor de driejaarlijkse European Catholic China Conference, dit jaar georganiseerd door de Stichting in Leuven (1-4 september 2003). Het thema is de vorming van kerkbedienaars voor de lokale Chinese Kerken in een tijdperk van globalisering. 27: Rachel LU Yan (Shanghai), bursale van de Stichting, behaalt de doctorstitel in pedagogie met een verhandeling over de dynamiek van mentorschap als een vorm van leren op de werkplaats in arbeidsorganisaties. Promotor was Prof. Dr. Herman Baert van de K.U.Leuven. Februari 2003 7: De Verbiestkoerier (maart en september 2002) en de Courrier Verbiest (décembre 2002) worden op de webpagina van de Stichting geplaatst: www.kuleuven./Verbiest/ newsletters.htm Editoriaal p. 1 Studie en Onderzoek - Ferdinand Hamer, martelaar in China 1840-1900 H. Knipschild p. 2 - Nieuwe Publicaties p. 3 - F. Verbiest, S.J. (1623-1688) and the Chinese Heaven: The Composition of the Astronomical Corpus, Its Diffusion and Reception in the European Republic of Letter. Korte voorstelling N. Golvers p. 4 Cultuur - Chinese bloemensymboliek A. Heylen p. 6 - China-reis ″Met Confucius naar Binnen-Mongolië″. 21 dagen door China, van 16 september tot 6 oktober 2002 W. Decock p. 8 - Guanyin nodigt uit: natuur en cultuur in China (18 september - 6 oktober 2003) S. Vloeberghs p. 9 Korte berichten p. 11 Christenen en China - De vorming van priesters en religieuzen blijft de eerste prioriteit R. De Gendt p. 12 - Pastorale ketterij van de ″doodzonde bedreiging″ doodt elk initiatief tot verzoening binnen de Chinese Kerk J. Heyndrickx p. 13 - Het statuut van de vrouw, op papier en in werkelijkheid A. Rubens p. 16 - Wat beweegt er in de protestantse theologie? T. van Bijnen p. 18 - Beperking van godsdienstvrijheid treft verschillende groepen. R. De Gendt p. 20 - Bisschop Joseph Zen volgt Kardinaal John Baptist Wu op als bisschop van Hong Kong R. De Gendt p. 22 Logboek p. 24 Redactieraad Verbiestkoerier: J. Heyndrickx (hoofdredacteur), N. Golvers, S. Lievens, S. Vloeberghs Secretariaat: F. Verbieststichting Cheryl Liao Naamsestraat 63, bus 4 3000 Leuven Tel.: 016/32.43.50 Fax: 016/32.44.55 E-mail: [email protected] www.kuleuven.ac.be/Verbiest Redactieraad Christenen en China: J. Heyndrickx (hoofdredacteur), A. Camps, R. De Gendt, A. Han, S. Lambert, A. Rubbens, T. van Bijnen. Medewerkers: W. Decock, A. Heylen, H. Knipschild, C. Liao. Verantwoordelijke uitgever: J. Heyndrickx, F. Verbieststichting Naamsestraat 63, bus 4, 3000 Leuven