verbiest - KU Leuven

advertisement
VERBIEST
België-Belgique
P.B.
2/111 LEUVEN 1
KOERIER
Driemaandelijks
Informatieblad
Afgiftekantoor Leuven 1
Vol. XV, maart 2003
Ferdinand Verbieststichting
(China-Europa Instituut)
Naamsestraat, 63, bus 4
B - 3000 Leuven
Katholieke
Universiteit
Leuven
EDITORIAAL
Ofschoon Rome bisschop Hamer niet heilig verklaarde op 1 oktober 2000, blijft hij toch een inspirerende figuur. Zijn landgenoot, drs. Harry Knipschild, wil er een proefschrift aan wijden. In
een kort artikel in de sectie Onderzoek evoceert hij de tijdsgeest
van de ’Ongelijke Verdragen’, de gevolgen van natuurverschijnselen (overstroming, droogte) en verhaalt hij de toetreding van de
Nijmeegse kruidenierszoon tot de jonge Congregatie van Scheut.
Extreme droogte in West-Mongolië en het imperialistisch optreden van de missionarissen creëerden, volgens de auteur, een toestand die leidde tot de arrestatie en marteldood van Hamer.
Noël Golvers, Verbiest kenner sinds jaren, presenteert ons de
resultaten van zijn recent onderzoek. Hij bestudeerde alle astronomische geschriften en documenten van Verbiest die betrekking
hebben op de ’Astronomia Europaea’. Opmerkelijk hierbij is Verbiests ″pan-Europese″ strategie om door het verzenden van zijn
xylografische drukken naar relaties in Europa de China-missie te
ondersteunen. Ook Philippe Couplets zending naar Europa speelt
een belangrijke rol in de verspreiding van Verbiests werk. Couplet bracht het manuscript van de Dillingen-editie van de ’Astronomia Europaea’ naar Europa en liet dit hier publiceren. Golvers
gaat verder de ontvangst na van Verbiests oeuvre in Europa. De
voornaamste bestemmelingen waren vorsten, hoogwaardigheids-
bekleders en jezuïetencolleges. Dit heeft de toegankelijkheid
van zijn astronomische traktaten enigszins beperkt maar belette niet dat een filosoof als Leibniz er een commentaar over
schreef of dat de ’Astronomia Europaea’ in het Frans vertaald
werd. Eén van de verrassingen van het onderzoek is dat vele
exemplaren van Verbiests werken werden teruggevonden in
Midden-Europa, voornamelijk in Zuid-Duitsland en omliggende gebieden.
In de sectie Cultuur wijdt Ann Heylen ons in in de symboliek van bloemen en planten bij de Chinezen. Elke belangrijke
gebeurtenis, elk seizoen wordt verzinnebeeld door een specifieke bloem of plant. Via woordspelingen en gelijkluidendheid
van hun benaming worden de bloemmotieven op hun beurt in
verband gebracht met één of ander natuurelement, dier of idee.
Deze laatste verschijnen dan ook vaak samen met de bloem/
plant op schilderijen, aardewerk of textiel. In het artikel worden eerst de bloemmotieven van de vier seizoenen voorgesteld.
Verder is er aandacht voor de bamboe en de orchidee, twee van
de vier nobele bloemen en planten.
Twee China-reizen worden voorgesteld: een ’snapshot’ van
de reis van vorig jaar met een bezoek aan het dorp van ’nonkel
pater’ (Wilfried Decock) en de voorstelling van een nieuwe trip (Staf Vloeberghs).
De september-oktober reis 2003 is een
combinatie van cultuur en natuurbeleving
met een ’bedevaart’ naar één der heiligdommen van de godin Guanyin. Contactname met de Chinese Kerk blijft echter
een vast element van de Verbiestreizen.
De Koerier besluit met ’Chinees in de
ruimte’ en enkele andere Korte berichten.
Jeroom Heyndrickx
Directeur
PROGRAMMA CHINA-REIS
Kardinaal Danneels en Mgr Tikang (Taipei) tijdens de viering van twintig jaar Verbieststichting (15 november 2002; Foto Avimo vzw, J. Van Beek).
18 september - 6 oktober 2003
“Guanyin nodigt uit:
Natuur en Cultuur in China”
Zie pag. 9
1
STUDIE EN ONDERZOEK
FERDINAND HAMER, MARTELAAR IN CHINA 1840-1900
In de zomer van 2000 was het een eeuw
geleden dat het Westen met afgrijzen kennis nam van de wandaden van de Chinese Boksers. Die hadden niet alleen maandenlang de Westerse ambassades in Peking belegerd, maar duizenden Chinese
christenen, Chinese priesters en Europese missionarissen vermoord. In Shandong
werd onlangs een congres gehouden om
de Opstand te herdenken.
Precies op de Chinese Nationale Feestdag, 1 oktober 2000, sprak paus Johannes Paulus II 120 heiligverklaringen uit
van allerlei mensen die in China om hun
geloof omgebracht waren. Daaronder de
Nederlandse zuster Kaatje Dierkx. Maar
ook de Franse missionaris Chapdelaine,
wiens ’onvrijwillig overlijden’ voor de Fransen aanleiding geweest was om in de jaren 1850, samen met de Britten China binnen te vallen. Ze dwongen de Chinese
overheid de ’ongelijke’ verdragen van
Tianjin (Tientsin) en Peking (1858/1860)
te ondertekenen. In één van de bepalingen werd vastgelegd dat missionarissen
het recht kregen om onder Chinese protectie het binnenland in te trekken om daar
het geloof te verkondigen. De Chinezen
werd formeel toegestaan om zich te laten
bekeren. Vanaf 1860 traden de Fransen
op als beschermers van missionarissen en
het katholieke geloof.
De Chinese overheid reageerde in 2000
woedend op de uitspraken van het Vaticaan. Dit was nu eens een echt staaltje van
Westers postkolonialisme. In de Nederlandse katholieke wereld was sprake van
verbazing. Honderdtwintig heiligverklaringen - waarom was bisschop Hamer daar
niet bij? Die was toch in juli 1900 door de
Boksers vermoord? Ferdinand Hamer was
toch hét grote voorbeeld van de missionaris-martelaar...
Resultaat van eerste onderzoek
In het vroege voorjaar van 2001 ben ik
begonnen met een onderzoek naar het optreden van Ferdinand Hamer in China.
Dat jaar heb ik enkele maanden in Rome
kunnen doorbrengen: in de archieven van
de Congregatie van het Onbevlekte Hart
van Maria, waar Hamer lid van was; van
de Heilige Kindsheid (Sainte Enfance),
de organisatie die geld inzamelde om de
Chinese kinderen te redden; en van de
Propaganda Fide, de organisatie die voor
het Vaticaan de belangen van de Chinese
Missie behartigde. Tevens heb ik als eerste onderzoeker inzage gekregen in het
dossier van het zaligmakingsproces van
Ferdinand Hamer en anderen, dat blijkbaar niet met een positieve afloop geëindigd is. Het is mijn bedoeling om de stu2
die over enkele jaren af te ronden met een
proefschrift.
In dit artikel besteed ik vooral aandacht aan één aspect van de missionering
van Hamer, namelijk de rol van de regelmatig optredende periodes van grote
droogte in het noorden van China.
De theorie van Paul A. Cohen
over de Bokseropstand
Vijf jaar geleden verscheen de belangrijke studie van Paul A. Cohen over de
Bokseropstand, History in three keys. The
Boxers as event, experience and myth
(New York 1997). In het hoofdstuk
’Drought and the foreign presence’ (27
pagina’s) zet Cohen uitvoerig uiteen hoe
groot de invloed is geweest van natuurverschijnselen op het handelen van de Chinese boeren in de provincies Shanxi en
Shandong. Zich baserend op orale bronnen en authentieke documenten van Boksers en van (alleen) Amerikaanse missionarissen en zusters laat de Amerikaanse
historicus zien wat de gevolgen zijn geweest van de overstroming van de Gele
Rivier in 1898 en in de jaren daarna, een
periode van extreme droogte. De Chinese boeren zagen die natuurrampen als een
verstoring van de harmonie van de hemel
en gaven er dus een religieuze betekenis
aan. De buitenlanders, én de ’godsdienst
van het westen’, waren in hun ogen de veroorzakers van de misoogsten en de honger die daarvan het gevolg was. Op de vlaggen die zij met zich meedroegen stond hun
leuze: ″Ondersteun de Qing, vernietig de
vreemdelingen″.
In periodes van extreme droogte voerden de boeren vaak niet veel uit op hun
land. Ze hadden daardoor ruim de tijd om
zich in groepen of bendes te verenigen. In
sommige streken van het schiereiland
Shandong was het in de tijd van de Chinees-Japanse oorlog (1894) al een gewoonte geworden om het afnemend gezag van de Chinese overheid te compenseren met het oprichten van zelfbeschermingsgroepen als de ″Grote Zwaarden″
en de ″Pruimenbloesem Boksers″. Die waren altijd al gericht tegen de ″Godsdienst
van het Westen″. Na 1894 ging het Westen
zich steeds imperialistischer gedragen.
In Shandong speelde apostolisch vicaris (bisschop) Johann Anzer daarbij een
speciale rol. Hij bouwde een kerk in de
geboorteplaats van Confucius en wist het
Duitsland van keizer Wilhelm II in te zetten voor de belangen van de Duitse SVDmissie. Zo werd na de moord op twee missionarissen de havenstad Qingdao als Duitse basis geannexeerd. De Chinese boeren verenigden zich in nieuwe groepen,
Boksers in Rechtvaardigheid. In Shan-
dong begon de Bokseropstand. Aan het
einde van de eeuw sloeg die opstand, gevoed door het uitblijven van regen, over
naar Peking en verder het binnenland in.
Ferdinand Hamer en de
Belgische Missie in het noorden
van China
Na de verdragen van Tianjin en Peking
(1860) richtte de Belg Theophile Verbist,
aalmoezenier van de Militaire School in
Brussel en directeur van de Belgische afdeling van de Sainte Enfance, een nieuwe congregatie op met de bedoeling de
Chinese kinderen, en dan vooral hun zielen, te redden. Paus Pius IX wees de
CICM-Congregatie (ook genoemd Scheut
naar de plaats van hun hoofdvestiging, bij
Brussel) heel Mongolië toe. In 1865 vertrokken de eerste vier missionarissen, vergezeld van een knecht, vanuit België naar
het verre China. Zij hadden nauwelijks
gelegenheid gehad om zich voor te bereiden, zo spraken zij geen woord Chinees.
Nadat zij de Grote Muur bij Peking hadden gepasseerd arriveerden zij in het dorpje Xiwanzi, waar zij met behulp van een
paar Chinese priesters aan de slag gingen.
De gezamenlijke voertaal was Latijn.
Ferdinand Hamer, 25 jaar oud, was de
junior van de missie. Dat bleek echter een
onverwacht voordeel. Hij was jong, in staat
om redelijk snel de taal te leren, en zich
aan te passen aan de Mongoolse lange winter, het voedsel en aan de cultuur. Van
zijn drie medemissionarissen waren er na
twee jaar in het barre klimaat twee overleden aan de vlektyfus inclusief de stichter.
Op jeugdige leeftijd was Ferdinand Hamer, de zoon van een kruidenier uit Nijmegen, al snel een veteraan van de Mongoolse missie, een pionier in onherbergzame en vaak vijandige streken - want het
was hem duidelijk dat de meeste Chinezen zeer vijandig stonden tegen zijn geloof. Misschien is hun houding te vergelijken met die van westerlingen in onze
tijd ten opzichte van de ’godsdienst van
het Midden-Oosten’, de islam, en zijn
imams.
Elk jaar kwamen er nieuwe jongelui uit
België en Nederland die bereid waren alles op te offeren voor hun ideaal: het bekeren van de Chinezen. Zij brachten westerse kennis en technologie mee, westerse medicijnen en geneeskunst, ze stichtten weeshuizen en scholen, en ze wisten
zich gesteund door de Europese militaire suprematie aan de Chinese kust. De
missionarissen beschikten bovendien over
geld, noodzakelijk om van alles te kopen:
voedsel, grond, en om daarop kerken en
andere gebouwen neer te zetten.
NIEUWE PUBLICATIES
tember al 2.000 catechumenen [geloofsleerlingen] bij gekregen die
er zeker nooit aan zouden gedacht
hebben om christen te worden als
zij door de nood niet werden aangespoord″.
In andere Mongoolse regio’s,
die niet beschikten over de overvloedige giften die Hamer uit Europa had meegebracht, vielen door
opstandelingen wel duizend doden, inclusief de Chinese priester
Lin Taoyuan. De jaren 1890/1892
waren een voorloper van de Bokseropstand.
Hamer en de
Bokseropstand
Hamer als jonge missionaris.
In 1878 werd het CICM-missiegebied
uitgebreid met de Chinese provincies
Gansu, Qinghai en Xinjiang. Paus Leo
XIII benoemde Ferdinand Hamer, 38 jaar
oud, tot de eerste bisschop van dat gigantische gebied. In 1889 werd Hamer overgeplaatst naar ’West-Mongolië’ (Ordos),
een regio met grote problemen. Pas in 1891
kon hij daar goed aan de slag; hij was eerst
teruggeweest naar Nijmegen om ernstige
maagklachten te laten behandelen. In België en Nederland had hij veel geld bij elkaar gebedeld, om een grote kerk te
bouwen.
Bij terugkomst in de Mongoolse missie kwam Hamer voor grote verrassingen
te staan. In de eerste jaren van het laatste decennium van de negentiende eeuw
kende het noorden van China (een uitloper van de Gobi woestijn) een periode van
extreme droogte. De Chinese boeren, die
zich aan de noordkant van de Muur gevestigd hadden, stierven in kolossale hoeveelheden. Zo schreef een missionaris over
kuilen waar tienduizend lijken tegelijk in
geworpen werden. Maar Ferdinand Hamer had een grote zak met geld bij zich.
In plaats van een kerk te bouwen, zette hij
zijn geld om in voedsel. Aan een van zijn
weldoeners, de margarinefabrikant Jurgens, kon Hamer melden: ″Van alle kanten komen de arme mensen toegestroomd
om in de schoot der kerk te worden opgenomen, in de hoop wat tijdelijke steun
te ontvangen. Zo hebben wij er sinds sep-
Toen zeven jaar later een nieuwe periode van droogte uitbrak
stond de missie in de Ordos er aanzienlijk minder goed voor. De financiële middelen waren uitgeput. Het geld dat er was werd vooral geïnvesteerd in de aanschaf van
landbouwgrond om de christenen
een solide basis te geven. Door het
imperialistische optreden van een
nieuwe generatie missionarissen,
ook in de regio waar Hamer opereerde, was de haat bij het nietchristelijke deel van de bevolking
tegenover de katholieken een stuk
groter geworden. Binnen de missie zelf
was sprake van onderlinge conflicten. In
de omgeving had zich een protestantse
zending gevestigd waarmee men niet wenste samen te werken. Bij de aankoop van
grond door de missie was grote onenigheid met autoriteiten en bevolking ontstaan. Bij het ontruimen van een aangekocht terrein, door katholieken en missionarissen, waren doden gevallen.
Uit de correspondentie van Ferdinand
Hamer met zijn thuisfront is goed op te
maken dat hij het gevaar langzaam maar
zeker op zich af zag komen. Eind juni 1900
schreef hij: ″Nog geen regen. Wat moet
dat geven. Op 27 mei heeft het twee centimeter geregend, dit is al wat sinds juli
vorig jaar gevallen is, zodat men nog niet
heeft kunnen landbouwen of zaaien. Alles is nog zo dor als midden in de winter,
en altijd maar droge wind en zand. De
mensen hebben niets te eten, en als het
niet snel flink regent is er voor dit jaar
geen hoop″. Hamer had deze keer geen
geld om voedsel te kopen, om het nadeel
in een voordeel om te zetten. Een paar
weken later vielen de ’heidenen’ het dorp
binnen, waar bisschop Hamer, bijna 60
jaar oud, zich verscholen had. Zij richtten een bloedbad aan. Hamer zelf werd
meegenomen, door een Chinese magistraat berecht en gedood. Ferdinand Hamer was een martelaar in China geworden.
(H. Knipschild)
De interdisciplinaire denkgroep ″Espace
Asie″ van de Franstalige Leuvense universiteit (UCL) richt reeds enkele jaren
conferenties en colloquia in waarbij de
ontmoeting van Aziatische en Europese
culturen bestudeerd wordt evenals de culturele interactie. Paul Servais, voorzitter
van het departement geschiedenis en één
van de drijvende krachten van de groep,
verzorgde als redacteur de uitgave van conferenties en van bijdragen tijdens een internationaal colloquium in mei 1999 in
Louvain-la-Neuve. Individu et communauté. Une confrontation Orient-Occident wil
de mechanismen en de gevolgen van de
culturele interactie in het licht stellen, zowel op het vlak van opvattingen als van de
daadwerkelijke verhoudingen tussen individu en gemeenschap. De botsing der
beschavingen wordt hier concreet getoond
door specialisten van verschillende disciplines uit binnen- en buitenland. Wat
China betreft verwijzen we naar twee bijdragen. Françoise Aubin behandelt de interactie in het verleden tussen provinciale
culturen en de keizerlijke rijkscultuur
evenals de wisselwerking tussen landelijke en stedelijke cultuur. Vincent Shen
tracht de huidige Chinese mens, uit balans
gebracht door de cultuur van het
modernisme, terug zijn plaats te laten
vinden in de gemeenschap en in de natuur door zich te inspireren aan het confucianisme en het taoïsme.
In een tweede publicatie Perception et
organisation de l’espace urbain. Une confrontation Orient-Occident (Roger Hagelstein en Paul Servais, red.) van dezelfde
reeks ″Rencontres Orient-Occident″ gaat
de aandacht naar opvattingen in Oost en
West over de stad en haar organisatie. Historischestudies(Kyoto,Shanghai,Chongqing) zowel als hedendaagse stedelijke ontwikkelingen (Delhi, Osaka, Taipei, Ulaanbaatar) komen aan bod naast twee artikels over de Chinese diaspora in Canada
en Noordwest-Mexico. De rode draad blijft
ook hier de kwestie onder welke voorwaarden de ontmoeting van Oost en West
leidt tot confrontatie, naast elkaar leven
of zinvolle synthese.
Beide boeken zijn verkrijgbaar bij
Bruylant-Academia s.a., Grand-Place 29,
1348 Louvain-la-Neuve.
3
STUDIE EN ONDERZOEK
F. VERBIEST, S.J. (1623-1688) AND THE CHINESE HEAVEN: THE COMPOSITION
OF THE ASTRONOMICAL CORPUS, ITS DIFFUSION AND RECEPTION IN THE
EUROPEAN REPUBLIC OF LETTERS. KORTE VOORSTELLING
Bij de afsluiting van het boek (niet het
onderzoek) past een kort overzicht van de
werkwijze, en een situering van de resultaten binnen het kader van de studie over
de Vlaamse jezuïetenmissie in China in
de tweede helft van de zeventiende eeuw
(de ″Verbiest-era″). De precieze aanleiding tot dit onderzoek ligt in onze vroegere studie van Verbiests Astronomia Europaea (zie Koerier 1993). Het onderzoeksveld werd nu echter uitgebreid tot álle astronomische geschriften en documenten
van Verbiest die tot dit ″corpus″ behoorden, geredigeerd hetzij in het Latijn, Chinees, Mantsjoe of Mongools, en bekend
hetzij in een Chinese blokdruk of in een
Westerse uitgave (de Dillingen druk uit
1687). Daaronder vallen Latijnse traktaten, zoals het Compendium Latinum
(CL) en de recent ontdekte teksten uit
Athene, bundels tekeningen zoals het Liber
Organicus (LO), de eclipskaarten (TE),
efemeridenkalenders (Eph.) en sterrenkaarten. Onze doelstelling was de onderlinge samenhang na te gaan tussen deze
verschillende ″items″, en voornamelijk de
geschiedenis van hun verspreiding naar
en binnen Europa, en de receptie van de
geleerde wereld daarop in de zeventiende-negentiende eeuw te beschrijven. Daarom was onze focus principieel gericht op
de exemplaren die in Europa (en, bij uitbreiding, in de VSA en Australië) bewaard worden.
In het eerste deel van het onderzoek
werd definitief aangetoond hoe, tussen
1676 en 1680, verschillende Latijnse traktaten elkaar opvolgden, gedeeltelijk aanvulden of overlapten en uiteindelijk culmineerden in de kleine in-4° editie, verschenen in 1687 (Dillingen). Tevens werd
ingegaan op de motieven waarom Verbiest het nodig achtte met steeds meer aandrang op hetzelfde thema terug te komen,
namelijk de apologie van de ″astronomische methode″ in de China missie, en
waarom uiteindelijk alleen een editie naar
Europese stijl voldoende garanties bood
voor een ruime verspreiding van de ″boodschap″ die zij belichaamden: het belang
van de astronomie voor het welslagen, en
zelfs het voortbestaan tout court van de
missie.
Aantal exemplaren; de
″Verbiest-generatie″
Het meest spectaculaire resultaat van
ons onderzoek is zeker het groot aantal
gelokaliseerde exemplaren, voordien
slechts in enkele eenheden bekend: meer
dan 220 exemplaren, waaronder 82 van de
Dillingen uitgave, en méér dan 140 uit China verzonden teksten en platen (o.m. 47
4
van het LO, 38 van TE, enz.). Dit aantal
valt des te meer op, als men het plaatst tegenover de zeldzame items van Verbiests
voorganger A. Schall, en van zijn
opvolgers, zoals I. Kögler, enz. Pas met
deze numerieke vaststelling wordt duidelijk welke centrale plaats F. Verbiest inneemt in het verhaal van de China-missie. Dit verschil tussen de frequentie (en
de spreiding) van zijn werken en die van
andere ″astronoom-missionarissen″ kan
onmogelijk alleen verklaard worden vanuit toevalligheden van de overlevering.
Voor een beter begrip van dit fenomeen
was echter een inzicht nodig in de chronologie van deze items, en van de weg
waarlangs zij tot in Europa (VSA, enz.)
zijn terechtgekomen. Dit kon alleen langs
een analyse van elk afzonderlijk item, zijn
materiële aspecten (kaften e.a.), eventueel aanwezige opschriften, externe informatie, inzicht in de geschiedenis van de
collectie, enz.
Uit dit zeer tijdrovend, maar in vele
opzichten leerrijk onderzoek is gebleken
dat van de ″Chinese″ publicaties (d.i. xylografische drukken, in het Latijn, Chinees, etc.) minimum 35 (aantoonbaar of
met grote waarschijnlijkheid) tot Verbiests eigen tijd teruggaan, en ook door
hemzelf verzonden werden, getuige o.m.
autografe opschriften. Opvallend is de concentratie in twee perioden, namelijk 1678
(samen met verschillende andere teksten,
na de heropening van de verbinding Peking-Macao-Europa), en tussen 1686 (de
aankomst van Antoine Thomas) en januari 1688 (Verbiests overlijden). Tussenkomst van A. Thomas blijkt overigens ook
uit autografe aantekeningen van zijn hand
op verscheidene exemplaren, en uit de
″Franse″ oriëntatie van vele verzendingen, voornamelijk Parijs en Douai. De
exemplaren van de ″Verbiest-laag″ zijn niet
alleen herkenbaar aan zijn handschriftelijke opdrachten, maar ook uit de westerse paginering, aanduidingen op de tekeningen, bepaalde addenda, enz. Niet toevallig blijken dergelijke sporen meestal
voor te komen in exemplaren met een
prachtige omslag in rode of paarse brokaatzijde, met gouddraad doorweven en
met bloemmotieven. Vermits de oudste
exemplaren hiervan reeds vóór 1690 in Europa gecatalogeerd werden (in Wenen) is
het zo goed als zeker dat ook dit materiële criterium naar Verbiests periode terugwijst. Uitermate interessant is het, na te
gaan welke bestemmelingen Verbiest eigenhandig (of via Thomas) met een dergelijk exemplaar bedacht: het hof in Lissabon, Wenen, München, Warschau, Moskou; het Vaticaan; de jezuïetencolleges
van Wenen, Ingolstadt, Neuburg an der
Donau, Parijs, in de contemporaine con-
text even zovele betekenisvolle adressen.
Om een andere reden merkwaardig is het
exemplaar in 1686 geadresseerd aan het
jezuïetencollege van Gent (exemplaar nu
in Australië), tot dusver het enige directe
bewijs van Verbiests contacten vanuit China met zijn moederland. Nog afgezien van
zeer waarschijnlijke verliezen tonen deze
bewaarde exemplaren overduidelijk hoe
Verbiest vanuit Peking een ″pan-Europese″ strategie ontwikkeld had, en een heel
netwerk van relaties had opgebouwd om
zijn levenswerk in China te ondersteunen.
De precieze motieven waarom een bepaalde autoriteit benaderd werd verschillen van geval tot geval: dankbaarheid voor
genoten steun (financiële en andere), felicitaties voor belangrijke successen, erkentelijkheid voor gewaardeerde diensten
(VOC ambtenaren in Batavia), ondersteuning van een vraag voor hulp, enz. Niet
zelden situeert het contact zich in het perspectief van het uitbouwen van een overlandse route van China over Siberië en
Moscovië naar Polen; vaak ook lopen verschillende motieven door elkaar (zoals in
het geval van de Weense keizer). Hulp bij
de verzending - en het formuleren van de
juiste titulatuur - ontvangt Verbiest in Europa van de Generaal (Charles de Noyelle) en de Duitse Assistent, N. Avancini,
allebei in Rome, maar ook van andere jezuïeten o.m. A. Verjus (Parijs), de Tirolers R. Ampak en Franki (Wenen), alsmede van verscheidene Hofbiechtvaders.
Voor het materiële aspect van de verzending - de verzending over zee - was de
VOC van doorslaggevend belang, met Batavia en de protestantse (!) predikant
Theodorus Sas Sr. als draaischijf: deze
″route″ is blijkbaar met laatstgenoemde
ook uitgedoofd in het begin van de achttiende eeuw. VOC ambtenaren in Batavia zijn overigens ook de leveranciers geweest van Sinica, en mogelijk enkele Verbiestiana, die via N. Witsen (Amsterdam)
in de Keurvorstelijke bibliotheek van Berlijn zijn terechtgekomen.
Het belangrijkste verlengstuk van Verbiests ″media″-campagne naar Europa was
echter Ph. Couplets tocht naar Europa
(1680-1692). Het is aantoonbaar dat hij
het manuscript van de latere Dillingen editie naar Europa bracht én voor de publicatie ervan zorgde. Uit het onderzoek is
gebleken dat diverse exemplaren van Verbiests Astronomica, bewaard in Europa,
met zekerheid of redelijke waarschijnlijkheid op zijn verblijf ter plaatse kunnen teruggebracht worden. Met zekerheid geldt
dit bijvoorbeeld voor een reeks Sinica
die hij in 1689 in Madrid aan de Zweedse
linguïst G. Sparwenfeld overhandigde en
die nu bewaard zijn in Göttingen en
Uppsala. Met grote waarschijnlijkheid
geldt dit ook voor een reeks Chinese jezuiëtenteksten, waaronder een gecombineerd exemplaar van Verbiests LO en
CL, tot nu bewaard in Firenze, en m.i. terug te voeren tot Couplets onderhoud met
Groothertog Cosimo III van Toscane op
2 januari 1686. Argumenten worden ook
aangevoerd om Sinica en Verbiestiana in
Rome, in de Parijse Bibliothèque du Roy
(nu BnF) en in Londen (voorheen Oxford) tot Couplet - of zijn Chinese metgezel Michael Shen Fuzong (Fu-tsung) terug te voeren. Ook Couplets ontmoeting (en correspondentie?) met N. Witsen in Amsterdam heeft Verbiest-echo’s
in diens oeuvre - en bibliotheek? - achtergelaten.
Belangstelling ook nog na
Verbiests overlijden
Uit het onderzochte materiaal blijkt
dat ook na Verbiests overlijden in Peking
(28.01.1688) nog exemplaren van zijn werken naar Europa werden verzonden. Het
laatste dateerbare voorbeeld betreft LO,
in 1737 door A. Pereyra vanuit Peking naar
de Keizerlijke Academie van St. Petersburg verzonden. Andere exemplaren passen in de relaties van de Franse jezuïeten
met hun moederland. Parijs blijkt trouwens de grootste concentratie Verbiestiana in Europa bezeten te hebben, nu verspreid in Brussel (KB), Berlijn en Sydney.
Ook de Duitse jezuïeten - Verbiests opvolgers aan het hoofd van het Astronomisch Bureau - hebben materiaal naar hun
″basis″ gestuurd. Minstens een deel van
Verbiests Astronomica in het F. Orban Museum van Ingolstadt (nu verspreid over 4
collecties in München) kan op deze contacten teruggaan. Samen met hun Franse
collega’s zijn deze ook verantwoordelijk
voor (4 van de 5) exemplaren in St. Petersburg, waar o.m. T.S. Bayer en J.-N. Delisle er hun profijt mee deden. De exemplaren na Verbiests overlijden verstuurd
waren misschien aangekocht op de antiquarische markt; het is echter zeer waarschijnlijk dat de originele houtblokken ten
minste tot 1737 bewaard zijn gebleven in
de Xitang / Nantang (Verbiests eigen residentie), en occasioneel gebruikt werden
voor de productie van ″herdrukken″. Bij
de verzending van deze latere items zijn
de motieven waarschijnlijk minder missionair-strategisch geweest; veeleer zal hier
hun waarde als ″wetenschappelijk″ document, of als ″curiosum″ gespeeld hebben.
De ontvangst in Europa, of de
receptiegeschiedenis
De vraag die zich opdringt is natuurlijk die naar de ontvangst die dit materiaal - en de ingesloten boodschap - in Europa hebben genoten. Een deel van de xylografische drukken was terechtgekomen
in de privé bibliotheken (o.m. hoven; jezuïetencolleges). Dit heeft zeker een rui-
mere toegankelijkheid verhinderd.
Toch publiceert de Duitse filosoof
G.W. Leibniz een bespreking van
CL in zijn Novissima Sinica
(1697). Hij rekent Verbiests oeuvre
trouwens tot de werken die in een
″Universele Bibliotheek″ thuishoren. Ook Verbiests TE van 1669
werd opgenomen en geanalyseerd
in Museum Sinicum (1730) van T.S.
Bayer. Van andere tekeningen, inclusief de instrumententekeningen, is geen noemenswaardige echo
bekend. Ongetwijfeld in overeenstemming met Verbiests bedoeling, is het echter de Dillingen editie (1687) die het meeste respons
heeft gekregen. Misschien het
meest ″spectaculair″ zijn die gevallen, waarbij de tekst - geheel of gedeeltelijk - is vertaald of geparafraseerd. Dit geldt voor bepaalde
passages uit L. Le Comte’s Nouveaux Mémoires (Paris, 169?), en
zeker voor J.-B. Duhalde die in zijn
monumentaal compilatiewerk
(1735) zowat de hele Dillingen druk
in Franse vertaling opneemt; wij
ontdekten de originale kladversie,
in de hand van F.-X. Dentrecolles,
daarom waarschijnlijk ook de oorspronkelijke vertaler. Naast deze
en andere sporen van lectuur hebben we geprobeerd de vroegere Omslag van Verbiests eclipskaart van 1671, in
en liefst eerste - bezitters (hetzij
1689 door Ph. Couplet geschonken aan de
instellingen, hetzij privé personen)
Zweedse linguïst G. Sparwenfeld, tijdens een ontvan de 82 bewaarde exemplaren te
moeting in Madrid (nu in Göttingen, Niederidentificeren, en hun reële interessächsische Staats- und Universitätsbibliothek).
se en gebruik van het werk in te
schatten. Onder de talrijke namen
vallen hier o.m. op die van de proto-sinobuitengewone belangstelling voor de
loog Andreas Müller (Stettin), de sinoChina-missie in dezelfde regio’s, gepaard
fiel Isaac Vossius (Londen); daarnaast zijn
met een bijzondere belangstelling voor de
er vele geleerden van meer lokale renommathematica (incl. astronomie).
mee: twee typische voorbeelden zijn Jan
Uphagen (Danzig) en von Gamerschwang
Besluit en prospectie
(Rheinfelden). Talrijk zijn uiteraard de bibliotheken van religieuze instellingen, jeDit al te korte overzicht moge volstaan
zuïeten en andere. Afwisselend lijkt de
om
aan te geven op welke wijze dit onderbelangstelling te zijn uitgegaan naar het
zoek heeft bijgedragen om Verbiests plaats
sinologische, missiologische, astronomiin het landschap van de China-Europa
sche en algemeen-historische aspect. Opcontacten te preciseren. De beschreven
merkelijk is wel, dat slechts weinig exemexemplaren hebben de aandacht getrokplaren sporen vertonen van intensieve lecken op een reeks tot dusver slecht onttuur (zoals dat van A. Müller), en dat de
gonnen collecties, of weinig bekende consporen van gebruik zich vaak beperken tot
necties, die het voorwerp kunnen vormen
de appendix, de Catalogus Patrum Socievan verder onderzoek. Nieuwe kopieën
tatis Jesu, met een bio- en bibliografie van
die zeker nog zullen opduiken, zullen onde jezuïeten in China in 1581-1681. Tengetwijfeld toelaten het geschetste beeld
slotte, wanneer we de spreiding van deze
nog scherper te stellen.
exemplaren bekijken vanuit een historischgeografisch oogpunt, stellen we een op(Noël Golvers)
merkelijke concentratie vast in CentraalEuropa, d.i. voornamelijk Zuid-Duitsland
en de aansluitende gebieden van Zwitserland, Tsjechië (Bohemen-Moravië) en Silesië (Zuid-Polen). In termen van historische jezuïetengeografie, valt dit grotenLeuven Chinese Studies XII.
deels samen met de Provincia Germania
Leuven: Universitaire Pers / VerbieststichSuperior. Uiteraard is dit deels te wijten
ting, 2003.
aan het feit dat Dillingen de publicatieCa. 550 p., 60 ill., 4 kaarten.
plaats was. Daarnaast bevestigt dit ook de
5
CULTUUR
CHINESE BLOEMENSYMBOLIEK
Sinds de oudheid hebben de wereldculturen gebruik gemaakt van dieren, bloemen en planten en andere natuurelementen om zowel menselijke als spirituele kwaliteiten en waarden voor te stellen. De religieuze, mythologische en symbolische
betekenis van het bloemen- en plantenrijk is uitgegroeid tot een vast gegeven in
de kunst en de samenleving in het algemeen. Ook al is de exacte betekenis ons
niet altijd even bekend, bloemen zijn cultureel representatief en maken een wezenlijk onderdeel uit van de esthetiek.
Lente: de Pioenroos
De pioenroos (mudanhua) staat ook
bekend als de ’koningin der bloemen’ of
de bloem van het keizerrijk en de aristocratie. Haar bijnaam is ’de bloem van rijkdom en eer’ (fuguihua). In dit geval gaat
het niet om een woordspeling op basis van
Zomer: de Lotus
De lotus bekleedt een vrij speciale
plaats onder de Chinese bloemen, ondanks het feit dat deze bloem niet inheems Chinees is, maar geïntroduceerd
werd vanuit India. De lotusbloem (lianhua, hehua) ontleent haar symboliek van
puurheid en perfectie aan het boeddhisme en taoïsme. In het boeddhisme verwijst de lotus naar de drie stadia van bestaan: verleden, heden en toekomst. Deze
connotatie houdt verband met het feit dat
het bloemzaadje tegelijkertijd dopt, de
bloem zich opent en knopt. In het taoïsme is de lotus het attribuut van He Xiangu, één van de Acht Onsterfelijken die ook
wel in een vrouwelijke gedaante wordt afgebeeld.
Dit geldt tevens voor de Chinese cultuur, waarin bloemmotieven uitdrukking
zijn van een rijke symboliek. Deze symboliek is ons niet alleen gegeven in de
kunst, maar werkt nog steeds door in de
huidige samenleving. Net zoals in het Victoriaanse tijdperk toen bloemen een uitdrukking van gevoelens en gedachten werden, waarbij mensen elkaar verschillende bloemen stuurden met elk een andere
betekenis, zo ook treffen we in de Chinese cultuur een gelijkaardige voorstelling.
Elke belangrijke gebeurtenis kende een
bepaalde bloem, en zo ook was elke maand
haar eigen bloem toegewezen.
Chinese bloemmotieven zijn ons voornamelijk overgeleverd geworden via de
kunst, zij het op landschapschilderijen,
porselein, ceramiek of textiel. Sommige,
zoals het lotusmotief, gaan terug tot de
tijd dat het boeddhisme in China ingang
vond, maar het gouden tijdperk van het
bloemmotief dateert vanaf de Song-dynastie (960-1279). De meest voorkomende motieven zijn deze van de vier seizoenen: de pioenroos (lente), de lotus (zomer), de chrysant (herfst) en de pruimenbloesem (winter). Daarnaast zijn er nog
de vier nobele bloemen en planten: de
bamboe, de pruimenbloesem, de chrysant
en de orchidee. In de korte beschrijving
die volgt, zullen we merken dat elk van
deze vier bloemen geassocieerd wordt met
een bepaald dier, vogel of god.
Deze associatie is niet willekeurig, en
ontsluiert een tipje van de complexe Chinese taalsluier. Sleutel tot het begrijpen
van de symboliek van Chinese bloemmotieven is de Chinese taal. Deze leent zich
uitermate tot woordspelingen op basis van
de taalkundige gelijkluidendheid die een
associatie oproept van een bepaald voorwerp, bijvoorbeeld een bloem, dier, vogel of ander natuurelement, met een abstract begrip, idee of intentie. Chinese
bloemen, als zelfstandig motief of in combinatie met andere motieven, zijn veelal
de uitdrukking van een intentie die terug
te voeren is op de vijf basisthema’s in de
Chinese cultuursymboliek: rijkdom, lang
leven, vrede, deugd en het sterven van een
natuurlijke dood.
6
lijke (huang). Een andere benaming voor
de feniks is danfeng, of de vogel van de
cinnaber (dan) grot, beschouwd als de geboorteplaats van de feniks die uitziet op
de zon, symbool van warmte en licht. De
boodschap van de afbeelding ″De feniks
aanbidt de zon″ is een voorbode van geluk en voorspoed.
de gelijkluidendheid van de uitspraak, zoals hoger vermeld, maar is de schrijfwijze
deze van de karakters fu (rijkdom) en gui
(eer), respectievelijk. Gevolggevend aan
de associatie met ’rijkdom en eer’, vinden we de pioenroos dikwijls terug in prenten en afbeeldingen waarvan de boodschap sociale mobiliteit of verhoging van
status inhoudt. De pioenroos treft men
vooral rond de Yangzi vallei en in het noorden van China, maar minder in het zuiden.
Een veelal voorkomend dierenmotief
met de pioenroos is de haan, bij voorkeur
een paar kraaiende hanen. De boodschap
of intentie is het toewensen van ’Literair
Succes en Eer’ (gongmingfugui). De haan
(gongji) roept de associatie op met verdienste, ook gong uitgesproken, het kraaien
(ming) staat voor academische titel en
faam (ming), tezamen ’literair succes’ en
de pioen verwijst naar ’rijkdom en eer’
(fugui). Aangezien de pioenroos weelde
en onderscheiding symboliseert, is zij ook
een teken van geluk. Schilderijen met
pioenrozen worden opgehangen in huizen voor goed geluk of in het bureel voor
goed zakendoen.
Eén van de basisprincipes in de Chinese cultuur is het aanvullende karakter
van tegengestelden, of de yin-yang polariteit. De pioenroos is een yang-element,
en wordt daarom steeds afgebeeld met een
yin-element, bijvoorbeeld met een feniks.
De feniks (huang feng) staat symbool voor
geluk en vrede (feng) alsook het vrouwe-
″Vanuit de donkere diepte op de bodem van de vijver brengt de lotus schoonheid en licht″ is een terugkerende beschrijving van de lotus in gedichten. Afgeleid
hiervan wordt de lotus geassocieerd met
een deugdzaam iemand die steeds het beste van zichzelf toont, ongeacht de problemen en moeilijkheden op de weg. In het
familieleven staat de lotus voor standvastigheid en voorspoed. Het is makkelijk om
een lotustak te buigen, maar heel moeilijk hem te breken door de vele sterke vezels in de tak. De vele kleine vezels houden de tak tezamen, net zoals dit het geval is in de relatie tussen twee geliefden
of de band die de familie tezamen houdt
ongeacht hoe ver ze van elkaar mogen wonen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat
de naamgeving voor de lotus, helian, zich
leent tot een aantal woordspelingen die
de lotus associëren met vrede (heping) bijvoorbeeld een lotus (he) in een vaas
(ping) - en continuïteit (lianlian) - bijvoorbeeld de nieuwjaarsspreuk lian nian you
yu: Moge je jaar op jaar lian nian (rijm van
lian met nian = jaar) in overvloed (yu) leven, met de treffende afbeelding van een
kind met karper en lotus, waarbij de lotus de continuïteit (lian) onderschrijft.
Hoe kunnen we een lotus herkennen in
de Chinese kunst? Kenmerkend is het wederkerend patroon van het lotuszaad, de
knop en de bloem in de voorstelling. Net
zoals de pioenroos in samenstelling met
een paar kraaiende hanen voorkomt, treffen we de lotusbloem veelal in combinatie met een stel mandarijneenden. Mandarijneenden zijn symbool voor huwelijksgeluk omdat de dieren in paren leven en
bij elkaar blijven als partners. Een voorstelling van twee mandarijneenden, de één
met een lotusbloesem in de bek, de andere
met lotusfruit, houdt een bijkomende wens
in, namelijk dat het huwelijk veel zonen
moge voortbrengen.
Herfst: de Chrysant
De symboliek voor de chrysant (juhua), ook wel de Gouden Bloem genoemd,
staat voor opgewektheid, ongedwongenheid en een leven van terugtrekking. Tijdens de Song dynastie was de chrysant het
symbool van de literaat die zijn tijd doorbracht met studie en de daarmee verwante eenzaamheid. Het was zelfs verboden
voor niet-literati een chrysant in de tuin
te hebben. Omwille van de aristocratische
connotatie, wordt de bloem geassocieerd
met een rustig en teruggetrokken leven na
jarenlang een officiële post bekleed te hebben. De chrysant staat centraal tijdens het
herfstfeest festival, gevierd op de negende dag van de negende maand. Op die dag
maken Chinezen een excursie in de bergen, vlechten kransen met oranje bloemen, drinken chrysantenthee en schrijven gedichten. Een andere benaming voor
de bloem is jiuhua, bloem van de negende maand (herfst), waarbij het getal negen de associatie oproept met ’eeuwig’
(jiu).
Vanaf de midden-Ming werd de keizerlijke hofkunst sterk beïnvloed door het
taoïsme. Enkele kenmerken zijn de voorkeur voor het naïeve en een vrije, impressionistische weergave in de schilderkunst.
Een voorbeeld is het laten overlopen van
de takken en bladeren van het bloemmotief naar de binnenkant van de kom of
schotel. Zodoende werd de symbolische
weergave van ’eeuwig regeren en duurzame vrede’ (changzhi jiu’an) voorgesteld
door een ’uitgerekte tak’ (changzhi uitgesproken), de kwartel (an) voor vrede en
de dubbele weergave van negen en
chrysant, beide jiu uitgesproken, met de
betekenis van duurzaam. Andere motieven in combinatie met de chrysant die teken staan voor ’rijkdom, geluk en lang leven’ zijn de vleermuis (rijkdom), eindeloze knoop (geluk) en de perzik (lang leven). Opmerkelijk is ook de combinatie
met de sprinkhaan naast of op een
chrysant. In de Peking uitspraak klinkt
sprinkhaan (guo’er) erg op ambtenaar
(guan’er). Het insect gezeten op de bloem
duidt op een ambtenaar die een ontzettend belangrijke post bekleed.
Bamboe
De symboliek toegeschreven aan de
bamboe is verwant met vriendschap en
brenger van blijheid, en in het boeddhisme equivalent met het principe van ’leeg
hart’ (kongxin), toonbeeld van bescheidenheid. Deze waarden zijn ten dele afgeleid van de psychonomie van de plant:
de bladeren van de bamboe zijn afhangend en de takken van binnen hol. De beweeglijkheid van de bamboebladeren
wordt geassocieerd met het zich aanpassen aan de tijden en samenleving, zonder
aangetast te worden in moraliteit.
Winter: de Pruimenbloesem
De pruimenbloesem (meihua) staat
voor maagdelijkheid omwille van de witte bloesem. Op blauwwit porselein staat
de diepe azuurblauwe achtergrond voor
het gebroken ijs van de rivieren in het
noorden die de witte blaadjes van de pruimenbloesems meedraagt naar het zuiden
en de lente aankondigt. De pruimenbloesem komt veelal voor in combinatie met
de bamboe en de pijnboom. Tezamen worden ze de ’drie vrienden’ van het koude
seizoen genoemd en symboliseren ze ’lang
leven en standvastigheid’: de pruimenbloesem bloesemt voor de lente, de pijnboom verliest zijn naalden niet, en de bamboe is eeuwig groen. De pijnboom wordt
ook veelal vervangen door een steen, die
de standvastigheid benadrukt.
De pruimenbloesem wordt steeds voorgesteld met de vijf blaadjes en werd in 1911
uitgekozen als de nationale bloem van de
Republiek van China (ROC, Taiwan). De
vijf blaadjes, net zoals de vijf kleuren in
de eerste vlag van de ROC, symboliseren
de vijf volkeren van China: Han-Chinees,
Mongool, Mantsjoe, Mohammedaan en
Tibetaan.
Vroeger werd bamboe gebruikt voor
vuurwerk omdat het een harde knal gaf en
zo de demonen verdreef. Bekend zijn de
Chinese Nieuwjaarsprenten met kinderen die bamboevuurwerk aflaten. Dit duidt
op een vredeswens zhu bao ping’an: de
bamboe kondigt vrede aan, waarbij bao
7
CULTUUR
een woordspeling is op bao dat ’vuurwerk
afschieten’ betekent. Een vaas met een
bamboetak drukt dezelfde vredeswens uit.
hoogstaande morele principes die ondanks het feit dat ze ook door donkere dagen gaan, nooit deze principes uit het oog
verliezen’. Een orchidee als geschenk omvat een verscheidenheid van intenties, zoals het feliciteren van een vriend die promotie gemaakt heeft, respectbetoon voor
zij die zeer verdienstelijk zijn geweest in
de maatschappij (bijvoorbeeld een geschenk van orchideeën bij uitreiking van
een nationale prijs), het wensen van spoedig beterschap en herstel voor een vriend
of geliefde in het hospitaal. Vooral de rode
variatie van de orchidee is zeer populair,
en dit heeft te maken met de betekenis
van de rode kleur in de Chinese symboliek.
De Orchidee
Een laatste bloem die aan onze aandacht niet kan voorbijgaan, is de orchidee (lanhua). Inheems in Zuid-China,
Yunnan en Taiwan, staat de orchidee voor
verfijning en is de voorouder van alle geuren. De bloem wordt vergeleken met vrouwelijk schoon (yin) en de faam van bekende mannen. In de ’Uitspraken van Confucius’ (Jiayu) staat genoteerd dat ″de Orchidee en de Zwam van de Onsterfelijkheid in diepe valleien groeien waar ze de
lucht met een prachtige geur doordringen″. Vandaar zijn zij zoals ’mannen met
(Ann Heylen)
CHINA-REIS “MET CONFUCIUS NAAR BINNEN-MONGOLIE
}”
21 DAGEN DOOR CHINA, 16 SEPTEMBER TOT 6 OKTOBER 2002
Reisverslag 29/09, dag 14
29 september was een speciale dag tijdens de reis. Die dag ontdekten we immers Balagai, een dorp dat voor enkele
medereizigers een bijzondere betekenis
heeft. De oom van Gilberte, Jeannine en
Magda was er immers werkzaam als missionaris.
Jozef Dangreau werd geboren op 12
april 1912 in Snaaskerke bij Oostende,
waar hij studeerde aan het Onze-LieveVrouwcollege. In 1931 legde hij bij de Congregatie van Scheut zijn geloften af. Na
zijn priesterwijding in 1936 vertrok hij als
Pater J. Dangreau CICM, zoals zovele
jonge scheutisten, naar China. Hij kwam
er terecht in Binnen-Mongolië, waar hij
werkzaam was in de streek rond Balagai
(Palakai), in het Vicariaat Suiyuan (Soeiyuen, nu Hohhot genoemd). Algauw verdiende hij er zijn Chinese naam: Táng Qing
Tài (Qing: klaar, helder, puur en Tài: vredevol, rustig, veilig).
Het waren echter woelige tijden voor
China: Japan veroverde het land en daarbij vielen slachtoffers...
In Xiaonao’er (Siao-Nor), een dorpje
ten zuiden van Balagai, over de Gele Rivier (Huanghe), werd Pater Dangreau op
22 januari 1939, tijdens een poging de dorpelingen naar veiliger oorden te brengen,
getroffen door een Japanse kogel. De Chinees-Japanse oorlog begon in 1937.
De huidige pastoor, Bian Zhenfang, van
het (nieuwe) kerkje in Balagai was 15 toen
die vreselijke gebeurtenissen plaatsgrepen en herinnert zich nog hoe ″Nonkel
Joseph″ in Balagai opgebaard werd in afwachting dat de grond voldoende ontdooid was en tot de Japanse bevelhebber
een verklaring ondertekend had voor de
begrafenis.
Het graf van Pater Dangreau bevond
zich in de nabijheid van het kerkje, maar
werd tijdens de Culturele Revolutie verwoest en de inhoud ervan werd verstrooid.
Ter nagedachtenis van Jozef Dangreau werd een mis opgedragen door de
twee geestelijken die de reis meemaakten: Pater Leon Van Loon CICM werd geassisteerd door E.H. Rik Lambrechts.
De kennismaking met de pastoor en de
medewerkers van de parochie was heel
hartelijk en we werden er vergast op watermeloen en druiven.
Ondertussen was het nieuws dat er westerlingen op bezoek waren als een lopend
vuurtje het dorp rondgegaan en bij het
buitenkomen uit de kerk werden we door
de jeugd en enkele minder jonge dorpelingen opgewacht. Een drietal van de ouderen herinnerden zich eveneens Táng
Qing Tài.
Na veel vragen over onze naam en ons
land en de nodige foto’s konden we ons
slechts met moeite losmaken en met de
bus langs de hobbelige baan het dorp verlaten, achtervolgd door een immense bende kinderen. We voelden ons de rattenvanger van Hameln...
Voorwaar een ontroerende dag.
De pastoor van Balagai wordt omringd door de 3 nichtjes van Pater J. Dangreau. (Foto
China-reis 2002)
8
(Wilfried Decock)
GUANYIN NODIGT UIT: NATUUR EN CULTUUR IN CHINA
(18 september - 6 oktober 2003)
Guanyin (ook Kuan-yin en in Japan
’Kannon’) is de godin van het medeleven,
zij ’luistert naar de stemmen van de wereld’. Van helper van de boeddha Amitabha is Guanyin geëvolueerd tot een OnzeLieve-Vrouw voor vele Oosterlingen. Haar
afbeelding, al dan niet met een kind op
haar schoot, vindt men in talrijke tempels.
Zij wordt echter speciaal vereerd op het
eiland Putuoshan, ten zuiden van Shanghai, voor de kust van de provincie
Zhejiang. Op bezoek gaan bij haar wordt
één van de hoogtepunten van de nieuwe
China-reis.
We beginnen met de verkenning van
het land echter eerst in de miljoenenstad
Shanghai, plaats van aankomst. De tempel met de Jade-Boeddha blijft er een grote aantrekkingskracht uitoefenen. De stad
biedt echter meer: het befaamde, moderne museum van de Chinese cultuur, de
klassieke tuin van mandarijn Yu, de kade
langs de Huangpu-rivier, de drukke Nanjing-winkelstraat.
Ten westen van Shanghai, in de provincie Zhejiang ligt Xitang: een traditioneel
stadje doorsneden met kanalen, talrijke
stenen bruggen en overdekte galerijen die
beschutting bieden tegen zon en regen.
Xitang telt nog vele gebouwen uit de Mingen Qing-dynastie.
Vanuit Shanghai gaat de reis naar
Hangzhou, vroeger hoofdstad van de Zuidelijke Song-dynastie. ’Hangzhou zien en
dan sterven’ hoeft niet om toch ten volle
te genieten van het legendarische Westermeer tijdens een boottocht of van de imposante Lingyin-tempel met een 20 meter hoog beeld van boeddha Siddharta.
De Pagode van de zes harmonieën en het
aangrenzend park met miniatuur-pagodes in allerlei vormen loont eveneens de
moeite. Martino Martini, één van de beroemde jezuïeten-missionarissen uit de
17e eeuw, had zijn standplaats in deze stad.
We brengen een bezoek aan de bisschop
en aan het grafmonument van Martini.
Shaoxing, 67 km verder, is vooral bekend als geboorteplaats van Lu Xun (18811936) - één van China’s grootste hedendaagse schrijvers - en als producent van
de Shaoxing rijstwijn. Het geboortehuis
van Lu Xun, omgevormd tot museum, verdient zeker een bezoek: het ademt nog de
sfeer uit van een traditionele woning van
een mandarijn (de grootvader van de
schrijver). De hele oude stad heeft trouwens haar vroeger uitzicht behouden: kanalen, boten, boogbruggen, witte huizen
met zwarte daken. In Shaoxing bevinden
zich ook de graftombe en tempel van Yü
de Grote. Hij is de legendarische stichter
van de Xia-dynastie (21e eeuw voor Chr.).
Deze ’temmer van de zondvloed’ wordt
vereerd als beschermer omdat hij het water bedwong door bergkloven te maken en
rotsen te verplaatsen.
Ten oosten van Shaoxing bevindt zich
de vissersstad Ningbo waar drie rivieren
samenkomen. De ’Tempel van het hemels
kind’, een belangrijk boeddhistisch klooster, dateert uit de vierde eeuw. De ’Verdedig het Vaderland’-tempel is één van de
oudste houten gebouwen van China, het
werd gebouwd nabij een waterval. In de
buurt van de ferry terminal staat een oude
Portugese kerk, oorspronkelijk opgericht
in 1628 en heropgebouwd in 1872: wit interieur, kleurrijke ikonen en een gewelfd
plafond.
Huangshan in het Chinees, werd door vele
dichters en schilders geroemd om zijn
schoonheid. Met een kabelbaan gaan we
naar de top om te genieten van de wondermooie parasoldennen vastgehaakt aan
de steile rotspieken en het spel der voortdrijvende wolken. Nadien gaat de tocht
naar Jingdezhen (provincie Jiangxi), sinds
eeuwen beroemd om zijn (hof)porselein.
Ook vandaag nog produceert Jingdezhen
ongeveer de helft van China’s porseleinproductie. Bezoek aan het museum van
de geschiedenis van de keramiek en aan
een atelier.
De berg Lu, Lushan in het Chinees,
ligt in het uiterste noorden van de provin-
Bezoek aan het katholieke dorp Balagai. (Foto China-reis 2002)
Het eiland Putuoshan, voor de kust van
Ningbo, maakt deel uit van de Zhoushanarchipel. De ’berg’ Putuo is één van de
vier heilige bergen in het Chinees boeddhisme. De oudste van de vele tempels
van het eiland, het ’Heiligdom van de universele redding’ (gebouwd in 1080), bevat een negen meter hoog beeld van
Guanyin. In april van elk jaar komen duizenden boeddhisten naar Putuoshan om
de godin van barmhartigheid te vereren.
De tempel van de ’Regen der Wetten’
bevat een stèle van keizer Kangxi en een
witmarmeren beeld van boeddha
Shak-yamuni.
Vanuit Ningbo wordt Hangzhou opnieuw aangedaan om dan, per autocar, in
westelijke richting te reizen: nieuwe kennismaking met het Chinese platteland,
eerst vlak dan heuvelachtig tot aan de voet
van de ’Gele Berg’ in Tunxi. Deze berg,
cie Jiangxi dichtbij de stad Jiujiang. Met
zijn uitzicht op het Poyang-meer en de
Yangzi-rivier wordt het beschouwd als één
van de mooiste bergen van het land. Zowel Chiang Kai-shek als Mao Zedong bezaten hier een residentie en belangrijke
vergaderingen van de communistische partij vonden hier plaats. Sinds 1978 is het
opengesteld voor gewone stervelingen.
Wandelingen in de natuur vanuit het centrum Guling voeren naar de ’Sublieme Vallei’, de ’Drakekop’-rots, de botanische tuin
(met o.m. metasequoias) en de residenties van Chiang en Mao.
Cultuur krijgt opnieuw de overhand tijdens een bezoek aan het interessante museum van Wuhan, hoofdstad van de provincie Hubei, en gelegen aan de Yangzi.
Het museum bevat o.m. een reeks rituele
klokken die samen een twaalftonig
systeem vormen. De toren van de Gele
9
CULTUUR
Guangxi. Het stadje is één
van de grootste trekpleisters van China omwille van
zijn mooie natuur: de ’suikerbroodbergen’ die oprijzen uit de rivier (vallei).
Schilders en dichters zochten hier inspiratie en toeristen proberen hetzelfde.
Enkele bergen in de stad
kunnen bezocht worden en
er zijn ook vele grotten
waarvan de Grot van de
Rietfluit de bekendste is.
Toppunt is echter de tocht
op de Li-rivier doorheen
een prachtig landschap.
Yangshuo, op het eindpunt
van de afvaart, is een toeristen ’paradijs’ geworden.
Met een grote sprong
naar het noorden landt men
in Xi’an, lange tijd hoofdstad van het keizerrijk.
Meest bekend zijn de terracotta-krijgers die het graf
van China’s eerste keizer,
Qin Shihuangdi, moesten
beschermen. De ’stenen tafelen’ (waarop bijv. de klassieke boeken te lezen zijn),
Een warm welkom door de jeugd van Balagai. (Foto
de grote Tang-pagode en
China-reis 2002)
het regionaal seminarie
verdienen ook belangstelKraanvogel, aan het zuidelijk eindpunt
ling evenzeer als de vele variëteiten deegvan de grote brug over de Yangzi, is een
zakjes met vlees of groenten die we zuloude toeristische bezienswaardigheid. In
len proeven. Een tweede dag Xi’an wordt
Wuchang, één van de drie historische
besteed aan de verkenning op het plattestadsdelen van Wuhan, bevindt zich het
land van de gezamenlijke graftombe van
regionaal seminarie dat we hopen te mode wrede keizerin Wu Zetian en keizer
gen bezoeken.
Gaozong. Ook het grafmonument van keizer Taizong en de muurschilderingen in
Per vliegtuig wordt, meer naar het zuide graftomben van prinses Yongtai en prins
den, Guilin aangedaan in de provincie
Zhanghuai worden bezocht. ’s Avonds
word de excursie naar het verleden afgesloten met een wervelende muziek- en
dansshow in de stijl van de grote Tangdynastie (618-907).
Per vliegtuig gaat de reis naar de huidige hoofdstad Peking. Het voormalig Keizerlijk Paleis, het Tian’anmen-plein en de
Hemeltempel zijn overbekend maar het
ter plaatse kunnen bewonderen laat een
diepe indruk na. Hetzelfde geldt voor de
Grote Muur en de Ming-graven. Minder
bekend zijn het Zomerpaleis en het Oud
Observatorium waar Ferdinand Verbiest
werkzaam was als astronoom van de
keizer.
Voor wie Peking reeds kent wordt een
alternatief programma georganiseerd van
anderhalve dag met bezoek aan Tianjin
(volle dag), aan de Lama-tempel, de Confucius-tempel en de vogelmarkt.
Er wordt gezamenlijk afscheid genomen van Peking met een rit per fietstaxi
doorheen de oude wijken (hutongs) en het
proeven van de befaamde gelakte Pekingeend.
De reis wordt technisch georganiseerd
door een erkend reisagentschap. Een
Nederlands sprekend personeelslid van
de Stichting, goed vertrouwd met China,
begeleidt de reis. Overnachting in standaard drie of vier sterren hotels en spijzen
aangepast aan westerse magen. De prijs
bedraagt 2.885 Euro, op basis van
een tweepersoonskamer (vol pension, uitstappen, verplaatsingen per vliegtuig/trein/
autocar en inkomgelden inbegrepen).
Een meer volledig programma kan worden verkregen via het secretariaat of op
onze website (zie pag. 24)
(S. Vloeberghs)
INDIEN U ONZE PROGRAMMA’S WENST TE STEUNEN
• Algemene steun voor het werk van de Stichting, of voor één van de projecten, kan gestort worden via bijgevoegd stortingsbulletin op het nummer: 431-0643061-18
•
Steun voor het Chinees College (Chinees-Mongools Vormingsprogramma Leuven) kan overgeschreven worden op het rekeningnummer 431-0670871-86
Ter informatie:
- één jaar studie in een grootseminarie kost 560 euro
- studie aan een universiteit gedurende één academiejaar 620 euro
- één jaar in een middelbare school kost 185 euro
Elke gift echter, ongeacht zijn grootte, draagt bij tot het verwezenlijken van het programma van het Chinees college.
•
Indien u een FISCAAL ATTEST wenst voor een storting van meer dan 30 euro, dient u volgend rekeningnummer te gebruiken: 000-0901974-68 van Scheut-Ontwikkelingssamenwerking VZW, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel.
Bij storting op deze rekening dient u bij de ″mededeling″ een project aan te duiden:
1. 02.086.001: S.F.E.-Lanzhou C-Sin (Schoolmeubilair en schooluitrusting, Lanzhou, provincie Gansu)
2. 02.086.002: R.P.S.-Shangzhou-Sin (Heropbouw van lagere scholen, Shangzhou, Provincie Shaanxi)
3. 02.086.003: I.C.P.&P.R.S.-Xiaoqiaopan-Sin (Varkenskweekproject, Xiaoqiaopan, Jingbian, Shaanxi)
•
Giften vanuit NEDERLAND kunnen gestort worden op gironummer 586210 of nr 12.11.14.457 Rabobank, t.n.v. Missieprokuur Missionarissen van Scheut, Postbus 10001, 5260 DA Vught, met duidelijke vermelding ″J. Heyndrickx, China-programma″.
10
KORTE BERICHTEN
Chinees in de ruimte
Peking plant een bemande capsule rond
de aarde te laten cirkelen vóór het jaareinde. Het wordt daarmee het derde land
ter wereld dat ″taikonauten″ (naast Amerikaanse astronauten en Russische kosmonauten) de ruimte instuurt met eigen
raketten. Het wordt andermaal een bewijs
van China’s technologisch vermogen. Het
Chinese ruimtevaartprogramma begon in
de zeventiger jaren. Einde 2002 plaatste
Peking het onbemande ruimtetuig Shenzhou IV in een baan rond de aarde. China wil hoegenaamd niet achterblijven nu de
VSA plannen om tuigen in de ruimte te stationeren die vijandelijke raketten kunnen
onderscheppen en uitschakelen.
Gedurende de negentiger jaren zond
China astronauten naar Rusland voor hun
opleiding. Meer recent zouden op een geheime basis buiten de hoofdstad minstens
een dozijn personen getraind worden voor
een ruimtevlucht.
De Shenzhou IV werd gelanceerd van
op het ruimtecentrum Jiuquan (provincie Gansu).
(New York Times, 3 januari 2003).
Met 54 in een klas
Onderwijs op het Chinese platteland,
zeker in de meer in het binnenland gelegen provincies, toont de weg die nog valt
af te leggen. In het district Xide in Zuidwest-China bezocht David Murphy een
dorpsschool. Een jonge onderwijzeres
tracht 54 jongeren van vijf tot dertien de
eerste scholing te geven. ″De ouderen waren te arm om vroeger naar school te komen″ zegt zij. Goed ingepakt tegen de kou
zitten de leerlingen op hun ruwe schoolbanken. De kinderen behoren tot de Yiminderheidsgroep, één van de 56 volken
in China.
Vele leerlingen zullen maar enkele jaren school lopen. In principe is het onderricht kosteloos maar overal worden bijdragen gevraagd, hier een 100 renminbi
(ongeveer 13 Euro) per jaar. Het gemiddeld jaarlijks inkomen per hoofd in Xide
bedraagt echter slechts 60 Euro. Omakha, de onderwijzeres, denkt dat slechts een
20-tal secundair onderwijs zullen volgen,
het schoolgeld bedraagt er immers 500 tot
600 renminbi per jaar.
Volgens de officiële media zouden twee
miljoen kinderen niet naar school kunnen gaan wegens financiële problemen.
Onafhankelijke waarnemers betwisten
deze cijfers, het werkelijke aantal ligt veel
hoger: de autoriteiten tellen enkel het aantal leerlingen op de eerste schooldag. Dit
helpt hen mooie cijfers voor te leggen aan
de centrale regering die negen jaar verplicht onderwijs als doelstelling heeft uitgevaardigd.
De crisis in het onderwijs op het platteland heeft te maken met de financiële
problemen van de plaatselijke overheden.
Naast de stijgende kosten voor allerlei basisvoorzieningen hebben experimenten
met verlaging van de landbouwtaks voor
de boeren minder geld in kas gebracht. En
dit terwijl onderwijs al gauw één vierde
van het budget bedraagt.
Sommigen stellen voor dat de provinciale overheid meer tussenbeide komt en
dat de verdeling van centrale onderwijsgelden moet ten goede komen aan arme
kinderen en niet besteed aan grote projecten.
(Far Eastern Economic Review, 16 januari
2003)
Preventiecentrum voor zelfmoord
Jaarlijks plegen 287.000 Chinezen zelfmoord, omgerekend 22 personen per
100.000 inwoners. Dit is meer dan in Canada, Groot-Brittannië of de Verenigde
Staten. Chinezen op het platteland gaan
driemaal vaker over tot zelfmoord dan stedelingen en vrouwen zijn er veel meer toe
geneigd dan mannen. Het hoger aantal op
het platteland zou te maken hebben met
de vlotte toegankelijkheid tot pesticiden
en vrouwen voelen zich meer opgesloten
in geïsoleerde dorpsgemeenschappen.
Zelfmoord is de voornaamste doodsoorzaak van Chinezen tussen 15 en 34 jaar.
Om hieraan iets te verhelpen wordt
vanaf 1 maart van dit jaar een eerste hulpcentrum opgericht in het Huilongguan
hospitaal in Peking. Het wil onderzoek
verrichten en bijstand verlenen aan potentiële zelfmoordenaars door counseling, een speciaal noodnummer (telefoon)
en een webpagina. Zestien verplegers werden speciaal opgeleid door drie specialisten uit Hongkong en twee psychiaters uit
de Verenigde Staten.
Dit allereerste preventiecentrum in
China wordt opgericht na verschillende
studies waarvan één verscheen in het novembernummer van het Britse medische
tijdschrift Lancet. De Canadese psychiater Michael Phillips, co-auteur van de Lancet-studie en uitvoerend directeur van het
centrum (hij verblijft reeds 18 jaar in de
Chinese hoofdstad), hoopt dat men de
zelfmoordstatistieken met 20% kan verminderen. Ondertussen zou het Ministerie van Landbouw de productie van 19 van
de meest dodelijke pesticiden hebben verboden.
(South China Morning Post, 27 nov. 2002
en USA Today 3 dec. 2002)
Geweld thuis
Dankzij een populaire televisieserie
″Spreek er niet over met vreemden″ is een
sociale kwaal uit de taboesfeer gehaald.
De maker van de serie Zhang Jiandong
portretteerde allerlei vormen van mannelijk machtsmisbruik (psychisch en fysisch
geweld, seksuele misbruiken) en kende
daarbij succes. Traditioneel blijven familiale problemen verborgen binnen de familie en partijfunctionarissen willen meestal de negatieve kanten van de maatschappij verborgen houden. Af en toe, zoals in
dit geval en na de bekendmaking van het
AIDS-schandaal in Henan, komt er wat
meer openheid.
Slechte behandeling van de echtgenote komt voor in één op drie Chinese families; in de VSA stelt men het vast in één
op vier gezinnen. Veelal werd het beeld
opgehangen als zou geweld vooral voorkomen in lagere sociale klassen (types als
boeren die weinig onderwijs genoten,
dronken fabrieksarbeiders etc.). Zhang
Jiandong toont echter evengoed misbruik
begaan door een eerbare dokter die er een
hogere middenklasse levensstijl op nahoudt in de zuidelijke havenstad Xiamen
(provincie Fujian). Cijfers van een Consultatiecentrum in Peking geven aan dat
64 procent van de ’boosdoeners’ mannen
zijn die een universitaire opleiding ontvingen.
De nieuwe huwelijkswet, van kracht
sinds 2001, geeft slachtoffers van geweld
recht op officiële bescherming en straft de
daders. De wet wordt echter heel verschillend toegepast al naargelang de regio. De
Vrouwenfederatie tracht nu om meer specifieke definities van geweld te laten opnemen in de wet om de echtgenotes te beschermen.
(Volksdagblad Online, 27 nov. 2002 en Associated Press, C. Bodeen, 6 jan. 2003)
Azië’s grootste trainingscentrum
voor vredehandhaving
China bouwt momenteel het grootste
opleidingscentrum voor manschappen belast met operaties van vredehandhaving in
het kader van de Verenigde Naties. Dit
gebeurt in Langfang, juist ten zuiden van
Peking, in de provincie Hebei. Het centrum zou klaar zijn einde dit jaar. Het kan
250 politieagenten herbergen waarvan een
vijftigtal plaatsen zijn voorbehouden voor
buitenlanders. Kostprijs van het complex:
160 miljoen yuan of ongeveer €
20.800.000.
In het jaar 2000 werd reeds een dergelijk trainingscentrum opgericht dat ondertussen 251 Chinezen opleidde. Daartoe
werden o.m. conferenties gegeven door
binnen- en buitenlandse politieofficieren
en door specialisten inzake vredehandhaving. Zo waren er bijv. lesgevers uit de
V.S.A., Canada en Noorwegen.
China nam voor het eerst deel aan operaties voor vredehandhaving in 1998.
Momenteel zijn er 69 Chinese politieambtenaren actief in dit soort activiteiten
in Oost-Timor en in Bosnië.
(CND, 23 aug. 2002)
11
CHRISTENEN
en
CHINA
Op 15 november 2002 vierde de Verbieststichting haar twintigjarig bestaan met een academische zitting. Eregast was onze oudbursaal Peter Feng Xinmao, nu diocesaan administrator van het bisdom Hengshui. Omdat van de priesters en religieuzen binnen
China veel wordt verwacht, ziet hij het vormingsprogramma van de Stichting als een belangrijke steun voor de Chinese Kerk. Rik De
Gendt vat zijn toespraak samen.
Nog steeds bestaat er binnen de Chinese Kerk een kloof tussen de ″ondergrondse″ en de ″officiële″ groep. Een document met 13
punten werd door de ondergrondse kerkgemeenschap uitgevaardigd waarin wordt gesteld dat het bijwonen van de Eucharistie in
een officiële kerkgemeenschap of sacramenten ontvangen van officiële priesters een doodzonde is. Het antwoord van Rome hierop
in ″8 punten″ bracht geen klaarheid. J. Heyndrickx pleit voor een nieuw initiatief van de H. Stoel om een einde te maken aan de
gewetensnood van de ″ondergrondsen″. Tevens stelt hij de vraag of officiële bisschoppen niet meer initiatief kunnen nemen om de
eenheid te bevorderen.
Alhoewel een wet uit de jaren vijftig gelijke rechten geeft aan man en vrouw, is dit in de praktijk niet altijd het geval. Antoine
Rubbens merkt op dat in de hoogste regionen van de Communistische Partij slechts enkele vrouwen zetelen. Door de gedwongen
gezinsplanning, slechts één kind per gezin, steeg het aantal dodingen van kinderen, vooral van meisjes, en dit vooral sinds de jaren
tachtig. Hierdoor ontstond een overwicht van jongens op meisjes. Andere gevolgen hiervan zijn ongeletterdheid, vrouwenhandel,
prostitutie, achteruitstelling in bedrijven en toename van zelfdoding.
Toon van Bijnen bekijkt de evoluties binnen de protestantse theologie. Bisschop Ding Guangxun pleit voor de opbouw van een
Chinese theologie waarbij het tot een Chinees verstaan van het christendom moet komen. Doordat het protestantisme China is binnengekomen via zendingsgenootschappen en niet via de grote gevestigde kerken, heeft dit christendom in China een sterk piëtistische inslag zonder veel theologische diepgang. Ding ontwikkelde een ″liberale″ theologie, maar krijgt weerstand door de vele politieke connotaties. Ook de brede massa christenen die vaak op het platteland leven lijken hiervoor nog niet klaar.
De Chinese overheid probeert de religies en de religieuze activiteiten zoveel mogelijk onder controle te houden. Een document
van het ministerie van Openbare Veiligheid geeft vijf criteria om een groepering als sekte - en dus onwettig - te bestempelen. Rik De
Gendt somt de veertien sekten op die op basis hiervan buiten de wet werden gesteld.
Eind september 2002 overleed Kardinaal John Baptist Wu van Hongkong. Rik De Gendt geeft een kort overzicht van het leven
en werk van deze kardinaal en van zijn opvolger Bisschop Joseph Zen.
DE VORMING VAN PRIESTERS EN RELIGIEUZEN BLIJFT DE EERSTE
PRIORITEIT
Eregast op de feestelijke academische
zitting naar aanleiding van twintig jaar Ferdinand Verbieststichting op 15 november
2002 in Leuven was Peter Feng Xinmao,
diocesaan administrator van het bisdom
Hengshui in de Hebei provincie. Hij was
bursaal van het Chinees-Mongools College in Leuven en studeerde hier kerkelijk recht.
In een erg open toespraak sprak hij de
verwachtingen uit, die de katholieke Kerk
in China vandaag ten aanzien van de Verbieststichting koestert. Hij had alle lof voor
de verschillende programma’s van de stichting. ″Maar ik aarzel niet te stellen dat het
vormingsprogramma voor bedienaars van
de Chinese Kerk voor ons het belangrijkste is. Concreet blijven wij daarvoor op uw
hulp rekenen. De leiders van kerkelijke
gemeenschappen moeten zo goed moge12
lijk voorbereid worden om aan de hoge eisen van hun opdracht te kunnen beantwoorden″, vond hij.
Wie vandaag in China priester of religieus wil worden, heeft allereerst met veel
vooroordelen tegenover het christendom
en de katholieke Kerk af te rekenen, stelde Peter Feng vast. Daarom moet de toekomstige leider van een plaatselijke kerkelijke gemeenschap iemand met een open
geest zijn, bereid tot dialoog, ook met mensen die in zo’n dialoog helemaal niet geïnteresseerd zijn. Vermits voor alles en nog
wat toestemming van de overheid nodig
is, moet hij in staat zijn een goede verstandhouding op te bouwen met de plaatselijke gezagsdragers. Met hen zal hij bijvoorbeeld moeten kunnen onderhandelen over de teruggave van kerkelijke eigendommen, die destijds verbeurd wer-
den verklaard. Hij moet ook weten dat het
een hele tijd kan duren, eer hij op enig begrip kan rekenen en uiteindelijk kan bekomen wat hem en zijn gemeenschap volgens de wet toekomt. ″Elke kerkelijk bedienaar moet daarom iemand zijn die in
staat is om goed te communiceren, te dialogeren en goede relaties op te bouwen″,
besloot Peter Feng.
Maar er is meer. Een bedienaar heeft
uiteraard ook een verzoenende opdracht
binnen zijn eigen gemeenschap. Ook hier
moet hij helpen om misverstanden en
vooroordelen te overwinnen. Daarom
moet elke priester en elke religieuze een
bedienaar van de verzoening zijn, iemand
met een diep christelijke spiritualiteit en
een zin om eenheid te scheppen.
diepere zin voor hun leven. Velen onder
hen vinden die in geestelijke waarden.
Zelfs universiteiten beginnen met de studie van het christendom. ″Voor ons is het
een historische kans om het christelijk geloof bij hen binnen te brengen″, stelde hij.
China heeft daarom nood aan goed opgeleide priesters die het geloof in zijn verschillende aspecten van ethiek, sociale leer
en spiritualiteit kunnen presenteren en
doorgeven.
Mgr. Feng Xinmao tijdens zijn toespraak op 15 november 2002. (Foto Avimo vzw,
J. Van Beek)
Als leider van een lokale gemeenschap
moet hij er rekening mee houden dat de
Chinese Kerk sterk devotioneel is, zeer
traditioneel en eigelijk nog grotendeels
preconciliair. En dat in een tijd, waarin
van de godsdiensten verwacht wordt dat
zij de hedendaagse problemen aankunnen en bij de tijd zijn. Meer dan elders
moet een bedienaar in de Chinese Kerk
iemand zijn met een visie, iemand die zich
de theologie en de idealen van het Twee-
de Vaticaans Concilie heeft eigen gemaakt.
Dat zal hem of haar in staat stellen om
met niet-gelovigen of met vertegenwoordigers van andere godsdiensten te dialogeren. Op die manier kan het huidig isolement van christelijke gemeenschappen
een beetje doorbroken worden.
Het kan tegenstrijdig klinken, liet Peter
Feng nog opmerken, maar in deze materialistische en atheïstische maatschappij
zijn heel wat mensen op zoek naar een
Dit is het type priesters en religieuzen
dat China vandaag nodig heeft, besloot
Peter Feng. ″Gelukkig hebben we zelf verschillende seminaries en noviciaten voor
de opleiding van onze bedienaars en leiders van gemeenschappen. Toch hebben
we ook nog de hulp van buitenaf nodig″,
zei hij nog. Hij dacht daarbij, weliswaar
voor een kleine minderheid, aan studiebeurzen of aan meer gespecialiseerde studies in het buitenland. Het belangrijkste
blijft evenwel een betere vorming voor
priesters en religieuzen in eigen land.
Vooral zusters hebben daar nood aan. Er
is dus nog werk voor de Ferdinand Verbieststichting.
(Rik De Gendt, sj)
De volledige tekst van de lezing van Feng
Xinmao: www.kuleuven.ac.be/Verbiest/
PASTORALE KETTERIJ VAN DE ″DOODZONDE BEDREIGING″ DOODT ELK
INITIATIEF TOT VERZOENING BINNEN DE CHINESE KERK
Verzoening aanmoedigen binnen
de Kerk in China is veel
belangrijker dan Sino-Vaticaanse
betrekkingen herstellen
Voor de toekomst van de Chinese Kerk
is de normalisering van de diplomatieke
betrekkingen tussen China en het Vaticaan van groot belang. Het zou de communicatie vergemakkelijken en helpen de
bestaande misverstanden en vooroordelen uit de weg te ruimen. Maar diplomatieke betrekkingen aanknopen is zeker niet
de eerste prioriteit en als het niet gebeurt
is dat ook geen ramp voor de Kerk. Dialoog, gebed, eucharistieviering tot herstel
van de interne eenheid is, vanuit het standpunt van de Kerk gezien, veel belangrijker! Als de eenheid binnen de Chinese
Kerk niet wordt hersteld en de Kerk intern verdeeld blijft, dat zou pas een echte
ramp betekenen. Voor de Heer Jezus was
eenheid onder zijn discipelen ook de grootste bezorgdheid op het einde van zijn leven (cfr Joh. XVII). Het blijft dan ook de
eerste opdracht van de Kerk in China en
van haar vrienden om voor die eenheid te
ijveren. Ik vraag me echter af of we wel
doen wat nodig is om dit doel te berei-
ken. Er wordt wel al lang over gepraat,
Rome moedigt het openlijk aan. De officiële kerkgemeenschap in China zowel als
de niet-officiële gemeenschap (ondergrondse) spreken er ook over. In sommige Chinese bisdommen werden wel concrete stappen gezet. In Tianshui (provincie Gansu) bijvoorbeeld hebben ondergrondse en officiële priesters regelmatig
contact. Zij houden samen eucharistievieringen. En zo zijn er nog voorbeelden.
Maar het zijn uitzonderingen.
Onze eigen kerkelijke
documenten zijn een obstakel
voor die eenheid
We benadrukken dat een dialoog met
de Chinese autoriteiten dringend en noodzakelijk is ″to seek the common ground″
(om gezamenlijke standpunten te ontdekken) zoals Zhou Enlai dat destijds uitdrukte. Maar dat soort dialoog toepassen
binnen de Kerk volstaat niet om de eenheid van een kerkgemeenschap te bewerken. Eenheid binnen een kerkgemeenschap betekent ″communie″ van allen in
en rond de Heer Jezus. Dat betekent Eucharistie. In een eucharistische viering kan
de Geest zijn werk doen om de eenheid
waarvoor Jezus bad te scheppen of te herscheppen. Maar daar ligt nu juist de dramatische contradictie die bestaat binnen
de Chinese Kerk. Aan de ene kant zijn we
het allemaal (eindelijk) eens dat er geen
schisma bestaat binnen de Chinese Kerk.
We herhalen dat eenheid belangrijk is, dat
we die moeten herstellen, dat dit het werk
is van de Heilige Geest en dat we dit door
gebed moeten bekomen. Maar tegelijkertijd blijven we zitten met oude officiële
documenten waarin de Heilige Stoel en
ook sommige Chinese kerkelijke autoriteiten de niet-officiële (ondergrondse) katholieken afraden om samen te bidden of
eucharistie te vieren met hun broers en
zusters van de officiële kerkgemeenschap.
Velen blijven zelfs herhalen dat dit doodzonde is! Dat is toch een contradictie! Zolang die officiële documenten - met de bedreiging van doodzonde - van kracht blijven worden alle inspanningen tot verzoening ontkracht. Telkens men een ondergrondse Christen aanmoedigt naar de officiële kerkgemeenschap te gaan komt het
antwoord: ″neen, want dat is doodzonde!″. Deze houding van de ondergrondsen geeft officiëlen dan weer een pretext
in handen om te zeggen: ″zij willen niet″.
13
CHRISTENEN EN CHINA
Een georganiseerde
″ondergrondse″ ontstond pas in
de jaren tachtig
Wat informatie over de geschiedenis
van die verdeeldheid, en vooral over hoe
wij - de Kerk - daarmee omgingen in het
verleden, zal ons helpen om de hoogdringende nood aan een nieuw signaal van hogerhand duidelijk te maken. Men herinnert zich nog wel het bekende document
″de 13 punten″ van de onofficiële Kerk in
de tachtiger jaren. Wie vaardigde dit document uit en waarom? En hoe komt het
dat dit dan vervangen werd door ″de 8 punten″ en wie vaardigde die uit? En hebben
die ″8 punten″ bijgedragen om meer eenheid te scheppen?
Verdeeldheid binnen de lokale Chinese Kerk in de Volksrepubliek ontstond toen
de Chinese overheid in 1958 de beruchte
″Chinese Katholieke Patriottische Vereniging″ oprichtte met de bedoeling deze
te gebruiken om de Kerk te controleren.
De regering benoemde twee bisschoppen
zonder voorgaand akkoord van de Heilige Stoel. Er ontstond interne verdeeldheid binnen de Kerk toen sommige Chinese bisschoppen formeel en openlijk begonnen samen te werken met die Patriottische Vereniging. Zij maakten openlijke
agressieve verklaringen tegen de Heilige
Stoel en werkten met de regering samen
om zelf bisschoppen te benoemen en te
wijden. Het kwam toen nog niet tot een
georganiseerde ″ondergrondse kerkgemeenschap″ omdat kort daarop de Culturele Revolutie (1966-76) volgde tijdens
dewelke zowel de leden als niet-leden van
die Patriottische Vereniging in moeilijkheden kwamen.
Het was pas vanaf de jaren tachtig dat
een meer georganiseerde ″onofficiële (ondergrondse) kerkgemeenschap″ ontstond.
Sommige priesters en bisschoppen beschouwden de ″officiële patriottische bisschoppen″ als schismatiek en gingen tegen hen in het verzet. Ook in de Universele Kerk (en in Rome) vreesde men dat
er ten minste gevaar bestond voor schisma. Men wist het niet goed, maar er was
duidelijk twijfel. Enkel door persoonlijk
contact kon men hierover duidelijkheid
trachten te bekomen. Het was in die context dat ik vanaf 1982 regelmatig op bezoek ging in China. Ik ging er praten met
christenen, priesters en bisschoppen en
kwam stilaan tot de overtuiging dat er geen
schisma was. Veruit de meeste priesters
en ook bisschoppen die zich aansloten bij
de ″officiële kerkgemeenschap″ kwamen
zelf uit de gevangenis of werkkamp en zetten die stap naar samenwerking met de
regering om zo vlug mogelijk parochiewerk te kunnen beginnen en vooral om
het recht te verwerven de kerken en eigendommen terug te vorderen en opnieuw een normaal parochiaal leven op te
starten. In gesprekken met hen vernamen
we dat er geen twijfel bestond over hun
trouw aan Paus en Kerk. Hun beslissing
om te ″collaboreren″ werd genomen om
te redden wat kon gered worden. Wel hadden we vragen over bepaalde individuele
personen, maar die werden niet gevolgd
door de gemeenschap. Daarom schreef ik
reeds in een artikel in 1986 dat de Kerk
in China ″de Ene, Ware, Katholieke en
Apostolische Kerk″ was. In die tijd werd
dit standpunt publiek in vraag gesteld door diegenen die toen nog niet in China
reisden - in Hongkong, Taiwan en ook door
sommigen in Rome. Vandaag echter neemt
elkeen het aan, behalve - wat menselijk is
- sommigen die zich publiek bij de ″ondergrondsen″ schaarden en in oppositie
gingen tegen de ″officiële kerkgemeenschap″. Maar zij weigeren elk gesprek of
contact met de ″officiële priesters en bisschoppen″, met als gevolg dat ze zelf nooit
op de hoogte geraken van wat die officië-
le priesters feitelijk denken. Het moet ook
gezegd dat maar weinig officiële priesters
of bisschoppen concrete stappen zetten
naar de ondergrondsen toe.
De ″13 punten″ ontstonden uit
de overtuiging dat er een schisma
was
Bisschop Fan Xueyan (Baoding, provincie Hebei) werd in de jaren tachtig erkend als de leider van die georganiseerde
ondergrondse kerkgemeenschap. Voor
hem was het duidelijk dat de ″officiële bisschoppen″ een schisma veroorzaakten. Hij
verspreidde een document met 13 punten - vandaar de naam - bedoeld om aan
christenen richtlijnen te geven voor hun
gedrag en houding tegenover de ″officiële kerkgemeenschap″. Daarin werden
christenen streng vermaand dat: de Eucharistie bijwonen of sacramenten ontvangen in officiële kerkgemeenschappen van
officiële priesters doodzonde is waarvoor
men naar de hel gaat. Zo werd het ook door
ondergrondse priesters aan de christenen
ten lande uitgelegd. De christenen, meestal eenvoudige mensen (velen ongeletterd)
namen dit heel ernstig op en schaarden
zich daarom graag aan de ″veilige kant″
van de groeiende ondergrondse kerkgemeenschap. Algemeen werd aanvaard dat
niet de oude bisschop Fan dit document
schreef, maar wel iemand van zijn nauwe
medewerkers die er de naam van de
bisschop onder zette. Hoe dan ook, het
werd verspreid en blijft bekend als een
document van Mgr. Fan. Het maakte de
interne verdeeldheid formeel en men
begon te spreken over ″een trouwe Kerk″
en een ″patriottische, ontrouwe, Kerk″.
Vanuit mijn eigen onenigheid met die visie
heb ik altijd vermeden te spreken over
twee ″Kerken″ maar wel over 1 Kerk intern
verdeeld in een ″ondergrondse kerkgemeenschap″ en een ″officiële kerkgemeenschap″.
De ″doodzonde bedreiging″, een
pastorale ketterij
Het katholiek seminarie van Hebei.
14
Persoonlijk heb ik, vanuit pastoraal oogpunt, de verspreiding van de ″13 punten″
altijd als een spijtig initiatief ervaren juist
omdat het verdeeldheid schiep en dat moet
een kerkgemeenschap toch ten allen koste vermijden. De ″doodzonde theorie″ verspreidde zich algemeen. Tot vandaag blijven christenen in afgelegen dorpen daar
vast van overtuigd. Jonge priesters, gewijd door de ondergrondse, waren vooral
in de tachtiger jaren meestal weinig of niet
theologisch geschoold. Ik heb het ooit zelf
ervaren dat hun homilieën zich beperkten tot het vermaledijen van die ″officiële Kerk van de duivel″ en het herhalen van
de ″13 punten″. Ik was ooit in een klein
boerendorp in de provincie Shanxi bij oude
christenen van de ondergrondse en legde
hen met handen en voeten uit dat de jonge
officiële priester die me vergezelde - mijn
student trouwens - zowel als zijn officiële
bisschop, ″geldig″ gewijd waren, door de
Paus erkend en dat ze dus gerust bij hen
naar de Mis mochten gaan. Ik vergeet
nooit hoe die oude boer zo aandachtig luisterde naar al wat ik zei en blijkbaar graag
had geloofd en gedaan wat ik aanbevool.
Maar na een tijdje schudde hij met spijt
het hoofd en zei...″Neen priester. Ik durf
niet. Ik heb schrik om naar de hel te gaan.″
Dat beeld blijft me altijd bij. De man was
totaal misleid door de ondergrondse priester die af en toe bij hem thuis de Eucharistie kwam vieren en die telkens, namens
de ″13 punten″, hevig van leer trok tegen
de officiële kerkgemeenschap en de ″doodzonde bedreiging″ fel benadrukte. Sedert
de jaren tachtig ervaar ik dit als een pastorale ketterij waarvan alleen maar die
brave christenen slachtoffer werden.
kennen. Rome stelde voor elk geval een
onderzoek in. Twee derden ervan werden al erkend als ″door Rome benoemd″. Chinese civiele autoriteiten
hebben daar nooit tegen gereageerd.
2 - Zelfs al blijven er twijfels over de verklaringen en het gedrag van enkele individuele officiële bisschoppen, priesters en leken, niemand wil zich openlijk van Rome afscheiden. Niets wijst
er op dat de officiële kerkgemeenschap enige neiging vertoont tot afscheiding van Rome.
Oordelend naar hun wettige of onwettige situatie kan men onder de Chinese
bisschoppen vier categorieën onderscheiden. De ondergrondse worden in princiep
de Chinese Kerk dan is het toch wel duidelijk dat in deze huidige situatie de ″13
punten″ met hun ″doodzonde bedreiging″
zowel als de ″8 punten″ lang zijn voorbijgestreefd. Toch blijven duizenden ondergrondse Chinese christenen op het platteland nog leven onder die bedreiging.
Men kan de mensen begrijpen, maar men
vraagt zich af: wanneer spreekt een gezaghebbende kerkleider het verlossende
woord tot de ondergrondse christenen?
Een niet-officiële bisschop zei me nog zeer
onlangs: ″Na zoveel jaren predikatie over de
’doodzonde theorie’ kan slechts een duidelijk verlossend signaal komend van Rome
onze ondergrondse christenen ertoe bewegen om in de officiële kerkgemeenschap de
Eucharistie te gaan bijwonen. Onze eigen
De ″8 punten″ hebben weinig
verbetering gebracht
In maart 1986 werden, tijdens een consultatie in Rome, duidelijk twijfels geuit
over die ″13 punten″. Men vond dat er
nood was aan klaardere en meer positieve richtlijnen, niet alleen voor Chinese
christenen maar ook voor bezoekers in
China. Blijkbaar waren toen de meeste
deelnemers aan de consultatie wel overtuigd dat er geen schisma was in China en dus ook geen nood aan die ″13 punten″ - terwijl anderen (allicht diegenen die
minder persoonlijk contact hadden met
de situatie) daarover een andere opinie
hadden. Hoe dan ook, het duurde tot in
1988 vooraleer eindelijk een tekst voor
nieuwe richtlijnen klaar kwam, de ″8 punten″ genoemd. Het document werd verspreid zonder officiële afzender, maar
werd wel voorgesteld als komende van de
Heilige Stoel. De tekst was bedoeld als
een mildere uitgave van de ″13 punten″ en
sprak niet direct over ″doodzonde″ zonder echter de ″doodzonde theorie″ helemaal te ontkrachten. Onder ″China experten″ ontstond over dit document openlijke discussie en onenigheid. Velen twijfelen ook vandaag nog of het ″8 punten″
document iets heeft opgeklaard. Ondertussen schrijven we nu al 2003 en het document blijft nog altijd officieel van kracht.
Tijdens de laatste vijftien jaar is er heel
veel veranderd in de Kerk van de Chinese Volksrepubliek. De laatste vijf jaar werd
er al meerdere keren op gewezen dat een
″nieuw signaal″ van hogerhand nodig is
wil men de interne eenheid van de Chinese Kerk echt vooruit helpen. Maar dit
signaal blijft voorlopig uit.
Wat tijdens de laatste vijftien jaar veranderde kan men als volgt samenvatten:
1 - Veel officiële (patriottische) bisschoppen die zonder toestemming van Rome
werden gewijd, vroegen in het geheim
aan Rome om hun situatie te laten er-
Bezoek aan het seminarie in Shijiazhuang tijdens de China-reis 2002. Links van de
reisleider Staf Vloeberghs, rector Gong, rechts de gids Chen Yuanzhi en Mgr. Feng Xinmao.
allemaal aanzien als ″door Rome benoemd″, en dus legitiem. Van de officiële, door de communisten benoemde bisschoppen, werden twee derden op eigen
aanvraag gelegitimeerd en zijn dus ook
″Rome benoemd″. Algemeen wordt aanvaard dat er bij de overblijvende officiële
bisschoppen nog zijn die hun aanvraag tot
erkenning indienden, maar (nog) geen positief antwoord verkregen. Enkelen, de
vierde groep dan, hebben naar men zegt,
nooit een aanvraag ingediend.
Dat alles betekent dat veruit de grote
meerderheid - 80 percent - van al de Chinese bisschoppen (ondergrondse en officiële samen) door Rome erkend en benoemd werd. Zij zijn verenigd met de Universele Kerkgemeenschap en de Paus volgens alle kerkelijke bepalingen. En diegene die (nog) niet werden erkend moeten allicht eerder beschouwd worden als
″op weg zijnde naar erkenning″, dan als
″onwettige″ bisschoppen. Als men dan
spreekt over eenheid bevorderen binnen
aanmoedigingen in die lijn nemen ze niet
aan.″
Waarom zoeken door Rome
benoemde bisschoppen onderling
niet meer contact?
Maar initiatieven naar eenheid toe
moeten niet enkel van Rome komen. Men
zou ook een paar vragen kunnen stellen
aan Chinese bisschoppen, officiële zowel
als ondergrondse. Als alle ondergrondse
bisschoppen en twee derden van de officiële allemaal door Rome benoemd werden, hoe komt het dan dat die bisschoppen niet meer contact zoeken met mekaar? Een zeer terechte vraag. Maar hierbij moet wel wat achtergrond worden verklaard.
Rond 1985 deed de eerste ″officiële
(patriottische)″ Chinese bisschop in het
geheim zijn aanvraag aan Rome om er15
CHRISTENEN EN CHINA
kend te worden. Dat was een moedige en
zelfs riskante stap. Andere aanvragen volgden. Rome onderzocht ze één voor één en
wie erkend werd, werd tevens aangemaand
zijn benoeming door Rome ook aan de
christenen bekend te maken. Maar over
het algemeen deden die bisschoppen dat
niet en Rome stond daar begrijpend tegenover. Inderdaad, als de benoeming
door Rome bekend zou worden, vreesde
men een reactie en maatregelen vanwege de autoriteiten. Deze dreigden daar
wel mee, maar gelukkig deden ze uiteindelijk niets. Daarbuiten echter was er gevaar voor nog een extra interne verdeeldheid binnen de Kerk, namelijk tussen de
Rome-erkende en niet-erkende officiële
(patriottische) bisschoppen. En dat zou
ook niet goed zijn voor de kerkgemeenschap. Goddank blijven de officiële (patriottische) bisschoppen onder mekaar tamelijk één (al moet men die eenheid ook
niet overdrijven); maar er is zeer weinig
eenheid of contact tussen de niet-officiële (ondergrondse) en de officiële (patriottische) door Rome benoemde bisschoppen. En dat is toch ook niet normaal. Eigenlijk zou men verwachten dat alle bisschoppen die zich erkend weten door de
Universele Kerk en de Paus onder mekaar ook duidelijk die eenheid willen uitdrukken. Door omstandigheden is dit in
China zeker niet zo.
Begrip tonend voor hun situatie - namelijk angst voor de civiele autoriteiten mag men toch niet nalaten de vraag te stellen: vermits de interne eenheid van de
Kerk zo belangrijk is, moet men zich in
China dan beperken tot een passief wachten op een initiatief van Rome uit? Wel is
het zo dat ondergrondse bisschoppen door
de Chinese regering als illegaal worden
aanzien. Als officiële door Rome benoemde bisschoppen met hen contact zoeken
worden ze daarin allicht door de civiele
autoriteiten niet aangemoedigd, maar
soms zelfs geblameerd. Dat is dan ook de
begrijpelijke reden waarom dit tot nu toe
zo weinig gebeurde. Maar is het niet redelijk dat men van die officiële bisschoppen wat meer initiatief verwacht tot bevordering van die interne eenheid van hun
Kerk ten minste in hun houding en in hun
homilieën?
Het blijkt dat de door Rome benoemde bisschoppen in China voor twee keuzes staan: verkiest men eerder eenheid te
bevorderen tussen de door Rome benoemde bisschoppen - officiële en ondergrondse -, of geeft men voorkeur aan eenheid
te behouden tussen de door Rome benoemde en niet door Rome benoemde officiële (patriottische) bisschoppen? Het
bevorderen van verzoening binnen de Kerk
vereist blijkbaar dat zij voorkeur geven
aan de eerste keuze, zonder daarom de
tweede keuze te verwaarlozen.
Maak de weg open voor het werk
van de Geest
Eenheid binnen de Kerk kan men zomaar niet programmeren. Ze kan alleen
maar groeien als de vrucht van gebed en
viering van Gods Woord waardoor zijn
Geest in ons werkt. Ontmoetingen in gebed en eucharistie zijn daarvoor nodig.
Het is onbegrijpelijk dat zulke ontmoetingen in China nog steeds op straf van
doodzonde worden afgeraden door bestaande kerkelijke documenten. Enerzijds
verzoening aanmoedigen en het tevens tegenwerken en beletten door een verkeerd
beleid, veroorzaakt teleurstelling en abnormale praktijken die lijken op sektevorming. Daar zijn al duidelijke voorbeelden van.
Goddank blijven er toch nog de positieve initiatieven als antwoord op de oproepen van de Paus om hereniging te bewerken. Daarbij worden in China ook heel
wat jongere kandidaten als coadjutor voorbereid om in hun bisdom de taak van hun
80 of 90-jarige bisschop over te nemen.
Men wil ervoor zorgen dat er voortaan in
elk bisdom slechts 1 bisschop is. Waar een
ondergrondse bisschop overlijdt hoopt
men dat de twee gemeenschappen zich
verenigen onder de leiding van de ene,
door Rome benoemde en officiële bisschop. Waar een officiële bisschop overlijdt hoopt men dat de ondergrondse door
Rome benoemde bisschop ook door de civiele autoriteiten kan erkend worden. Bij
het begin van 2003 is dit allicht een teken
van hoop, dat een nieuw signaal als oproep naar eenheid mag verwacht worden,
zowel van die nieuwe bisschoppen als van
Rome uit.
De ster van Betlehem die we bij dit
nieuwe jaar hopen te mogen volgen op
onze lange pelgrimstocht naar een nieuwe
epiphanie (Openbaring des Heren) in
China, leidt ons naar open dialoog met
civiele autoriteiten ″to seek the common
ground″ (om gezamenlijke standpunten
te ontdekken) maar vooral doet de ster
ons streven naar gezamenlijke Eucharistievieringen tussen ondergrondse en officiële kerkgemeenschappen.
(Jeroom Heyndrickx, cicm)
HET STATUUT VAN DE VROUW, OP PAPIER EN IN WERKELIJKHEID
Onze gids in Peking was een knappe
vrouw. Zij sprak vloeiend Frans en vertelde vlot tijdens de busritten over de sociale en economische situatie van haar
land. Een van haar uitspraken is mij bijgebleven: ″Une fille, c’est un seau d’eau
renversé.″ Meisjes kennen weinig waardering en zijn niet gewenst, ze zijn als een
uitgegoten emmer water.
Een vroedvrouw gaf mij ooit het boek
van Chi An te lezen, De moeder van de Rekening. Ze was erdoor geschokt. Een Chinese vrouw vertelt daarin over het Chinese één-kind-beleid. Dit heeft geleid tot
veel gedwongen abortussen. Die vrouw
had meegewerkt aan het opleggen en het
doorvoeren van dit programma, tot wanneer zij tijdens haar tweede zwangerschap
er zelf slachtoffer van werd. Zij is toen
naar de Verenigde Staten gevlucht en heeft
16
daar op grond van haar morele bezwaren
asiel bekomen.
In het succesboek van Jung Chang De
Wilde zwanen schetst de schrijfster drie
generaties vrouwen. De lezer raakt onder de indruk van wat vrouwen te lijden
hadden.
In de Chinese geschiedenis zijn ooit drie
vrouwen keizerin geweest. Dit is niet veel
in twintig eeuwen. Afwezigheid van vrouwen aan de top geldt niet enkel voor China. In veel bewegingen, verenigingen en
partijen zijn vrouwen heel actief aan de
basis, maar nauwelijks te vinden op de hogere sporten van de ladder. Het zestiende partijcongres heeft ruimte gemaakt
voor de kapitalisten. ″Het congres omarmt de kapitalisten″, titelde de New York
Times. Maar welke plaats hebben de vrou-
wen er? Sinds dit laatste partijcongres
maakt 1 vrouw deel uit van het politiek
bureau van de Chinese communistische
partij. Het permanent comité van het politiek bureau, het hoogste orgaan, telt 9
leden; allemaal mannen.
Op wereldvlak scoort China niet zo
slecht in vergelijking met andere landen
als het gaat over de plaats van de vrouw
in de maatschappij. Het is ver verwijderd
van de behandeling van de vrouw door het
talibanregime. Zelfs nu dit regiem in Afghanistan ten val kwam, is de vrouw daar
nog steeds onderdrukt. Eeuwenoude gebruiken in Pakistan laten toe vrouwen te
veroordelen en ze om te brengen bij een
misstap. In vergelijking daarmee is de Chinese situatie gans anders. De Chinese
maatschappij veranderde grondig in de
vijftiger jaren. De wet gaf aan de vrouw
contracten’, waarbij boeren een stukje
grond mochten bewerken op voorwaarde
geen kind te verwekken. Bij inbreuk hierop werden zij onmiddellijk verjaagd en
verloren zo elk middel van bestaan op een
ogenblik dat de nood aan voedsel het
hoogst was.″
Kinderdoding
Deze strenge verordening verklaart het
hoog aantal dodingen van kinderen, vooral van meisjes. Zulke kindermoorden waren sinds 1949 met de communistische
machtsovername helemaal verdwenen.
Mao Zedong had in 1950 een huwelijkswet laten afkondigen die voor de eerste
keer in de Chinese geschiedenis gelijke
rechten toekende aan mannen en vrouwen in verband met huwelijk, echtscheiding, vrijheid van keuze van partner.
Moeder met kind. (Foto China-reis 2002, in een dorpje tussen Wutaishan en Yingxian)
gelijke rechten met de man. Het socialistisch bestel zette iedereen aan het werk,
zonder onderscheid van geslacht. De Chinese vrouwen verkregen daardoor een
aanzienlijke plaats onder de actieve bevolking. Het is vooral in de steden dat hun
positie op een beduidende wijze verbeterde. Het verschil is aanzienlijk met het platteland. Vrouwen waren het daar gewoon
om te werken op het veld, maar zij kregen er weinig kansen om zich te vormen.
Tijdens een colloquium over Socialisme, communisme en de toestand van de
vrouw in de XXste eeuw ging Marie Holzman, sinologe en professor aan twee universiteiten van Parijs, de impact na van
twintig jaar economische hervormingen in
China op het statuut van de vrouw. Er is
verbetering in de toestand van de vrouwen, maar op veel punten blijven ze achteruitgesteld en zitten ze in heel broze situaties.
Demografie
In 1949 telde China ongeveer 500 miljoen inwoners. Nu is dit meer dan verdubbeld en is de bevolking opgelopen tot één
miljard drie honderd miljoen, waarvan 600
miljoen vrouwen. De demografische ontwikkeling van China is goed weergegeven
in volgend gezegde van een vrouw: ″Mijn
grootmoeder had 15 kinderen, zes ervan
zijn gestorven. Mijn moeder heeft er zeven en ze bleven allen in leven. Ik zelf heb
één kind.″
Gezinsplanning is in China vooral vanaf 1979 heel sterk naar voren gekomen.
Het beleid wou het kinderaantal beperken tot één kind. Het trad hierbij heel drastisch op. De bureaucratie stelt immers quo-
ta voorop en functionarissen oefenen toezicht uit op de toepassing ervan. De bureaucratische aanpak van de familieplanning ging vaak gepaard met een miskenning van het privé-leven van de mens en
van het meest elementaire recht om leven te schenken, wanneer mensen het willen. De aanpak is momenteel strenger op
het platteland dan in de stad. Dit is één
van de redenen waarom het aantal landbouwers toeneemt, dat naar de steden
trekt. Daar is het voor het gezin iets gemakkelijker om aan twee of drie kinderen te komen, gezien de controle er nu
minder scherp is dan op het platteland.
Mevrouw Holzman beschikt over veel
getuigenissen in verband met de handelwijze van de politie bij de controle op het
één-kind-beleid. ″De politie valt binnen in
de woonst van mensen tot in de vroege
uren. Ze dwingt hen onmiddellijk tot een
gynaecologisch onderzoek om na te gaan
of vrouwen zwanger zijn. Ze verplicht te
aborteren wanneer de zwangerschap afwijkt van het opgestelde plan. Gedwongen abortussen hebben zelfs plaats gevonden als het ging om een eerste kind bij een
koppel, dat geen toestemming had gekregen om dat jaar een kind voort te brengen. Gedwongen abortussen zelfs wanneer de zwangerschap al een tijd aan de
gang was. Tegelijkertijd haalden goed geplaatste ambtenaren profijt uit deze toestanden. ’Kleine geschenken’ bewerkten
dat ambtenaren de ogen sloten, wanneer
de zwangerschap toch buiten het vooropgestelde plan was gebeurd. Ondergeschikte ambtenaren veroorloofden zich alle mogelijk denkbare ontsporingen, wanneer zij
een koppel betrapten met meer dan één
kind. Bij boeren werd het Tv-toestel aangeslagen; hun huis werd geplunderd. Er
bestond zelfs een systeem van ’familiale
Het doden van kinderen is sinds de jaren tachtig opnieuw opgekomen. Dit valt
af te leiden uit de statistieken. De normale verhouding is 106 jongens op 100 meisjes. Dit was het geval in 1980. In 1990 veranderde de verhouding en telde men 113
jongens op 100 meisjes. Dit is nu opgelopen tot 117 op 100. In arme streken komt
men zelfs tot 120 jongens op 100 meisjes.
Vrouwenhandel
Dit overwicht van jongens op meisjes
heeft alweer een ander gevolg. In de dorpen moeten jongens meer en meer uitkijken naar andere, soms ver afgelegen plaatsen, om een vrouw te vinden om te huwen. Vandaar vrouwenhandel. Vrouwen
worden geschaakt, uit hun streek weggehaald en verkocht. De politie meldt dat zij
in 1999 tienduizend vrouwen hiervoor in
bescherming heeft moeten nemen. Dit getal is maar een klein deel van het werkelijk aantal geschaakte vrouwen, die tot een
huwelijk worden gedwongen of naar de
prostitutie gedreven. Zij komen terecht in
een andere verre streek. Afgesloten van
hun familie, zijn ze helemaal onbekend en
vreemd in die nieuwe omgeving. Zij zijn
meestal ongeletterd zodat zij hun verwanten niet op de hoogte kunnen stellen van
hun toestand. De politie ziet er tegen op
daarover zware opsporingen te doen. Zo
krijgen privé-detectives werk, maar die
vragen daarvoor heel veel geld. Boeren
hebben er belang bij om langs de zwarte
markt een vrouw te bekomen. Jonge Chinese vrouwen vragen aan hun verloofde
een hoge bruidschat, die kan oplopen tot
€ 3.000. De vrouwenhandelaars vragen
maar een vierde van deze som.
Ongeletterd
Het aantal ongeletterde vrouwen is in
China relatief groot. Het verschilt naargelang de leeftijdscategorie. Het schaadt
hun mogelijkheid tot emancipatie en so17
CHRISTENEN EN CHINA
ciale vooruitgang. Alweer is er een groot
verschil tussen dorp en stad. Het basisonderwijs is kosteloos, maar brengt toch allerhande uitgaven mee. Vooral op het platteland zijn ouders geneigd daarop te besparen. Dit valt dan ten nadele uit van de
meisjes. Eenmaal getrouwd, moet de
vrouw instaan voor de noden van de familie van haar echtgenoot. Bijgevolg, zo
wordt er geredeneerd, moet er in haar
scholing niet te veel energie en geld gestoken worden! In streken met musulmaanse minderheid daalt het aandeel van
de meisjes in het onderwijs.
geeft ook aan de natuurlijke kinderen dezelfde rechten als aan de anderen. Vandaar een strijd tussen de moeders van al
deze kinderen. Een aantal mannen zitten
met twee gezinnen, zodat zij van twee kanten uit eisen krijgen om voor hun kinderen te betalen. In meerdere gevallen, aldus mevrouw Holzman, zijn vrouwen
slachtoffer geworden van mannen zonder
scrupules. Maar tegelijkertijd ziet een
reeks vrouwen een kans om processen in
te spannen en een ruime financiële vergoeding te eisen, omdat deze wet schadeloosstelling in het vooruitzicht stelt.
Armoede, het laag cultureel peil, de
drang naar geld, dit alles is een voedingsbodem voor prostitutie. Deze neemt toe
in China. Volgens de vereniging Human
Rights in China zijn 3 à 4 miljoen vrouwen in de prostitutie. Deze is bij wet verboden, maar een aantal van zulke huizen
is in handen van politie en leger. Meerdere kadermensen aanvaarden de stijging
van de prostitutie en het sekstoerisme als
een onvermijdelijk nevenverschijnsel van
een groeiende economie. Een welstellende zakenman mag zijn concubines hebben en zijn secretaresse, zo wordt er gedacht. Aldus komt het concubinaat terug
in de Chinese maatschappij. De secretaresse, de xiaomi, wijst op een onduidelijke verhouding tussen de chef en zijn medewerksters. Zij wordt als een tweede echtgenote.
Het opnieuw opkomen van concubines en de toename van huwelijksontrouw
toont aan hoe de strikte moraal van vroeger en van het Mao-tijdperk gewijzigd is.
De grote economische veranderingen uit
de voorbije twintig jaar hebben een weerslag op de normen en de waardeschaal.
China lijkt in de steden een vergaande seksuele revolutie te dulden. Sociologen spreken over een derde seksuele revolutie, beleefd door jongeren, sterk onder Westerse invloed en los van de traditionele cultuur. Seksualiteit, liefde en huwelijk geraken van elkaar gescheiden. De partij
schijnt zich op dit moment weinig te bekommeren om deze evoluties. Aldus zegt
ze nu maar weinig over de seksuele opvoeding. Deze is nochtans aangewezen bij
het aantal risico’s door seksueel gedrag,
vooral bij de snelle uitbreiding van Aids
in China (Le Monde, 07.09.02).
Dit is ter sprake gekomen bij de herziening in 2001 van de wet over het huwelijk. Deze bedoelt de wettelijke echtgenote en de kinderen te beschermen, maar ze
De Vereniging van de vrouwen in China volgt met aandacht en bezorgdheid de
plaats die de vrouw in de Chinese maat-
schappij inneemt. Het Mao-tijdperk had
bewust het feminisme bevorderd. De rol
van Mao’s echtgenote, Jiang Qing, kwam
tijdens de Culturele Revolutie het statuut
van de vrouw ten goede, al zijn in die periode grote inbreuken gepleegd op de
mensenrechten. Volgens de officiële statistieken ligt het procent van het aantal
vrouwen, actief in het economisch leven,
boven 45%. Maar wanneer staatsbedrijven in deze tijd herstructureren en mensen werkloos worden, zijn de vrouwen bij
de eerst getroffenen. Zestig à zeventig procent van de werklozen zijn vrouwen. Zij
maken de laatste jaren minder kans in de
bedrijven. De vrouwenorganisaties klagen het nieuw machogedrag aan, dat daar
heerst. Vrouwen worden in bedrijven achteruit gesteld. Ze verdienen er minder dan
de mannen. Die achteruitstelling van de
vrouw, zowel in de stad als rurale gebieden, is één van de verklaringen waarom
zelfdoding toeneemt. In China woont een
vijfde van de werkbevolking. Maar 56%
van alle zelfdodingen onder vrouwen ter
wereld gebeuren in China. Een alarmerend cijfer (Le Monde, 14.05.02).
De meeste gegevens van deze bijdrage zijn ontleend aan het artikel van Marie Holzman, Vingt ans de réformes économiques en Chine: quel impact sur le statut
des Femmes?, dat verscheen in Dossiers et
documents n° 7/2002 van Eglises d’Asie.
Verdere informatie over de situatie van de
vrouw bij www.china-woman.com
(Antoine Rubbens, pr.)
WAT BEWEEGT ER IN DE PROTESTANTSE THEOLOGIE?
Op 7 juni 2002 werd professor Ji Tai
door bisschop Ding Guangxun aan de dijk
gezet op het Theologisch Seminarie van
Nanjing. Hij was een zeer gewaardeerd
oudtestamenticus. In zijn verantwoording
verwijt bisschop Ding Guangxun professor Ji Tai tot viermaal toe ″illegale activiteiten″. Waarin die activiteiten bestaan,
wordt niet nader omschreven. Maar het is
bekend dat Ji Tai veel provincies afreisde
om preken en voordrachten te houden en
dat ook deed in niet-geregistreerde gemeenten. Ji Tai verzette zich echter ook
tegen de ’liberale’ theologie van Ding
Guangxun. Bezoek aan niet-geregistreerde gemeenten maakt deel uit van hun theologisch meningsverschil. Dit meningsverschil, waarover Ji Tai herhaaldelijk publiceerde, is volgens insiders beslist de eigenlijke reden van Ji Tai’s ontslag.
Ding Guangxun was jarenlang rector
van het Theologisch Seminarie van Nan18
jing, veruit het belangrijkste van de 17 protestantse theologische opleidingsinstituten. Hij was tegelijkertijd ook jarenlang
voorzitter van de Christen Raad van China. Dit is de gesprekspartner voor de regering en de partij, destijds mede door
Zhou Enlai in het leven geroepen. De
Raad heeft in dat opzicht dezelfde functie als de Patriottische Vereniging van Chinese Katholieken. In 1997 trad Ding
Guangxun terug als voorzitter van de Raad
en is nu erevoorzitter. Hij kreeg zo meer
tijd voor zijn werk als rector van het Theologisch Seminarie. In die hoedanigheid
begon hij zijn talrijke artikelen, voordrachten en lessen systematisch te bundelen.
Hij maakte er een compendium van. Dit
compendium promoot hij als hét referentieboek voor de theologie. Het wordt verheven tot richtsnoer voor het protestants
theologisch denken. Met dit compendium
lanceerde bisschop Ding in 1998 de campagne ″Opbouw van een Chinese theolo-
gie″. In Engelse versies is er steeds sprake van ″Reconstructie van een Chinese
theologie″.
Antiwesters
Commentaren spreken nog meer over
″Chinees theologisch denken″. Het gaat
hen vooral om een Chinese manier van
denken. Professor Ambroise Wang, Nanjing, stelt ″dat de fundamenten van ons
geloof onveranderlijk zijn, maar ons theologisch denken moet worden aangepast″.
Dat aanpassen zoeken zij voornamelijk in
de Chinese klassieken. Uit de klassieke literatuur moet de Chinese manier van denken worden gepuurd om daarmee de geloofsinhoud op Chinese wijze te interpreteren, zoals de oude kerkvaders en westerse theologen dat bv. met de Griekse filosofie gedaan hebben. Probleem is daarbij wel ″dat de Chinese culturele traditie
in de voorbije eeuw, vanaf de Vier Mei
Beweging in 1919 tot vandaag, in diskrediet is geraakt″, volgens prof. Wang Fei’an,
Nanjing. En meer recent de zucht naar
materiële welvaart zonder enige spirituele en morele invulling. Zij zien de traditionele cultuur zelfs als voornaamste oorzaak van China’s achterstand en armoede.
Toch zal het tot een Chinees verstaan
van het christendom moeten komen. ″Westerse theologie kan nooit de plaats innemen van Chinese theologie″ (prof. Yan
Xiyu, Nanjing). Zoals bijna alle auteurs
legt hij het begin van de protestantse zending in het jaar 1807, toen Robert Morrison in Macao aankwam. Vanuit Macao
verspreidde hij christelijke literatuur en
met name de H. Schrift. Dat was vanzelfsprekend westerse vrome lectuur. De zending kende een ware bloei tussen 1860 en
1920, de periode van de semi-koloniale
westerse overheersing. De semi-koloniale machten steunden de zending, zoals
trouwens het katholieke Frankrijk de katholieke missie steunde. De reeds genoemde Vier Mei Beweging en de revolutie
daarna waren bijgevolg antiwesters én antichristelijk. Het is nu de zorg van theologen als Ding om als christenen midden
in het Chinese leven te staan en niet aan
de kant te worden geschoven.
Antipiëtistisch
Een andere zorg is om het protestantse christendom te ontdoen van zijn sterk
piëtistische inslag. De moderne theologen herinneren eraan dat het christendom
in China niet is binnengekomen via de grote gevestigde kerken maar via zendingsgenootschappen van zogenaamde Opwekkingskerken, vandaag evangelicalen ge-
noemd; in de katholieke Kerk te vergelijken met de charismatische beweging. Zeker in de 19de eeuw ontwikkelden deze
kerken geen sterke systematische theologie. Het was meer een gevoelsmatig beleefd geloof dan een uitgewerkte doctrine. Dit soort christelijke beleving is o.a.
sterk bevorderd door de zogenaamde Plattelands-Zending (China Inland Mission,
CIM). Tot de dag van vandaag heeft dit
zijn stempel gedrukt op de protestantse
kerk; ten goede en ten kwade. De CIM
waren rondtrekkende zendelingen, die zich
niet mochten vestigen in steden of centra, die geen geld mochten inzamelen, die
het voedsel aten van de eenvoudige boeren, Chinees gekleed gingen. Het evangelie werd snel verkondigd van dorp tot
dorp. De christenen kwamen vooral samen om hymnen en liederen te zingen.
Van theologische diepgang was er weinig
sprake. De ’huiskerken’ van vandaag gaan
voor een groot deel terug op deze traditie. De nood aan een stevige, stelselmatige theologie in China is dus heel begrijpelijk. Temeer omdat de christenen worden uitgedaagd door moderne wetenschappers en door ’cultuurchristenen’, die
als niet-gelovigen het christendom beter
kennen dan de gedoopte christenen.
Kosmische Christus
Het gaat bij seminarie-rector Ding echter om meer dan om een manier van denken. Hij geeft beslist een andere inhoud
aan het overgeleverde geloof. Nogal geforceerd deelt hij de geschiedenis van de
christelijke theologie in 5 episoden in: eerste 5 eeuwen uitklaring van christologie
en Drievuldigheidsleer; 500 tot 1500 vestiging van de Kerk als een goddelijke
macht en ecclesiologie in diezelfde lijn;
sedert Luther de ontwikkeling van de in-
dividuele redding zonder bemiddeling van
het instituut Kerk; vanaf de 20ste eeuw de
ontwikkeling van een sociaal evangelie versus het persoonlijke heil; en sedert 1960
een verlossingsleer die de hele kosmos omvat. Er ontstaat nu een Scheppingstheologie als correctie op de Verlossingstheologie. Worden in dit verband genoemd:
Teilhard de Chardin (in China werkzaam!)
en de process-theology. ″Gods openbaring en het menselijk verstaan ervan zijn
progressief; God is altijd aan het voortgaan met scheppen; de mens is een semifinaal product van Gods scheppingsproces zoals Maarten Luther heeft verklaard
dat wij allen slechts in een onvoltooide
staat verkeren″ (prof. Ambroise Wang).
Van daaruit ontwikkelen Ding en zijn
volgelingen een theologie van de ″Kosmische Christus″, ontleend aan verschillende teksten uit brieven van Paulus. ″Wij erkennen dat Christus kosmisch is in Zijn
natuur; d.w.z. Hij is kosmisch in het heersen over alles wat bestaat″ (Ambroise
Wang). In deze uitleg gaan bepaalde theologen van Nanjing nogal ver. Zij beweren
dat er ook veel verlossing is buiten de Kerk
om. Het kosmisch heil is ruimer dan het
heil, door de kerk gebracht. Tang Tu
schrijft in de Nanjing Theological Review
(anders dan wat buitenlandse zendelingen gezegd hadden over goed en kwaad):
″zagen de christenen uit eigen ervaring
dat er mensen waren in de Kerk die door
en door slecht waren, terwijl er in de bredere maatschappij (vooral onder communisten) veel mensen zich op voorbeeldige
wijze gedroegen. Dat bracht hen in verwarring. Kon het dan zijn dat God deze
mensen, ongelovigen als ze zijn, zou straffen?″ Hij steunt hierbij op Ding zelf die
over de bevrijding van 1949 geschreven
had: ″Door rechtstreekse contacten met
revolutionairen vonden wij deze heel verschillend van Chiang Kai-sheks KMTambtenaren, en zeker heel anders dan de
karikatuur die sommige zendelingen en
Chinese kerkleiders van hen hadden gemaakt. Het waren niet de raaskallende
monsters, die deze van hen maakten, maar
heel normale mensen met idealisme, ernstige theoretische belangstelling en hoge
ethische inzet″ (Ding in 1999 in ″Theologische Massa Beweging in China″). Dit is
toch wel een politiek en ideologisch geforceerde uitleg van de heilsleer vanuit de
Kosmische Christus.
In dienst van politiek of
omgekeerd?
Rechts Ding Guangxun, rector van het Theologisch Seminarie in Nanjing.
Deze ’moderne’ brede theologie wordt
’liberaal’ of vooruitstrevend genoemd tegenover de traditionele piëtistische en
meer evangelicale verlossingtheologie,
waarin de individuele christen zijn of haar
Heiland vindt. Maar deze liberale theologie heeft veel politieke connotaties. Zij
wil - terecht - ″sociaal en cultureel relevant zijn″ (Yan Xiyu). Maar dat de theo19
CHRISTENEN EN CHINA
logie ″verenigbaar (compatible) moet zijn
met de socialistische maatschappij″ zal niet
iedereen beamen. En ″dat het doel van
die theologie erin bestaat om de Kerk in
China te maken tot drijvende kracht die
bijdraagt tot de sociale ontwikkeling van
China″(Ambroise Wang), is zeker discutabel. De hele voorstelling van de liberale theologie vanuit Nanjing komt zeer onderdanig t.a.v. regering en partij over.
van zijn leven als testament naliet. Tegenstanders zeggen dat rector Ding ook op
het einde van zijn leven dezelfde methode toepast. Goede vrienden uit de kring
van de stichting Amity - dat onderwijs- en
andere projecten van de Christen Raad
steunt - en van de Duitse Chinaraad, die
Ding altijd positief gezind waren, zeggen
dat zij hem niet meer herkennen in zijn
dictatoriaal optreden.
Uit wat bekend is geworden lijkt echter de autoritaire campagne van deze theologie het meeste weerstand op te roepen.
In november 1998 werd op een extra leidersvergadering van de Christelijke Raad
in Jinan (Shandong) de ″Theologische Reconstructie″ tot topprioriteit verklaard.
Sedertdien zijn er talrijke cursussen van
enkele dagen waaraan telkens enkele honderden gebedsleiders, seminaristen, jeugdwerkers e.d. deelnemen. Het meeste weerstand roept echter de seminarieopleiding
op. Iedere dag moet er gereciteerd en geleerd worden uit het compendium van rector Ding. En iedere dag moet er gereciteerd en geleerd worden uit het boekje
van Deng Xiao Ping, dat hij op het einde
Volgens deze vrienden, die jarenlang
theologie gedoceerd hebben in China en
Hongkong, is er ook veel verzet tegen deze
theologie, omdat de brede massa christenen daar zeker niet aan toe is. Ten eerste
is de toeloop naar de Kerk zo enorm dat
goede voorbereiding of behoorlijke catechisatie onmogelijk is geweest. Van nog
niet één miljoen protestantse christenen
in 1949 zijn er nu minstens 15 miljoen geregistreerd bij de Christelijke Raad. Ten
tweede zijn die christenen bijna uitsluitend op het platteland te vinden, waar minstens 50% analfabeet is. Deze eenvoudige mensen worden veel meer aangesproken door christenen van evangelicale strekking en van het piëtistische type. Mensen
die deze christenen in kaart trachten te
brengen, beweren dat 90% van de gelovigen die nu tot de Kerk toetreden, voor het
christendom zijn gewonnen door de genezing van een of andere ziekte of kwaal.
Het zijn dus duidelijk volgelingen van healing churches. Wij moeten daarbij niet te
gauw denken aan diverse nieuwere sekten die uit de VSA zijn binnen gekomen.
Die zijn er wel, maar niet in de mate als
dikwijls wordt gedacht. Binnen de Kerken van China hebben zich ook volkse
groepen gevormd, die kenmerken vertonen van sekten; zoals de ″Kleine Kudde″,
een onafhankelijke Kerk, die al vóór 1949
binnen China is ontstaan en waarvan veel
gemeenten zijn aangesloten bij de Christelijke Raad. Deze grote massa ’ongeschoolde’ christenen in China toont wel
de noodzaak aan van een goede, theologisch onderbouwde, catechisatie. Maar de
geforceerde manier waarop het gebeurt
en de onderdanigheid aan het regime geven voorlopig nog te denken.
(Toon van Bijnen, svd)
BEPERKING VAN GODSDIENSTVRIJHEID TREFT VERSCHILLENDE GROEPEN
Als in de voorbije jaren de onderdrukking en de vervolging van religieuze groepen en bewegingen in China ter sprake
kwamen, werd vooral melding gemaakt
van de Falun Gong. Maar ook andere groeperingen en instellingen vielen onder de
strenge maatregelen, die het bestaan van
″sekten″ aan banden leggen of helemaal
verbieden.
Het bestaan en de bloei van godsdiensten en godsdienstige bewegingen zijn
sinds de communistische machtsovername in 1949 voor de Chinese overheid een
doorn in het oog. Liefst zou zij die helemaal kwijt willen, lijkt het wel. Maar daar
slaagt zij blijkbaar maar moeizaam en gedeeltelijk in. Dus worden religies en religieuze activiteiten slechts toegestaan, in
de mate dat de overheid ze stevig onder
controle kan houden. Vanuit die strategie werden op het einde van de jaren vijftig voor verschillende grote godsdiensten
″patriottische verenigingen″ opgericht.
Voor de katholieke Kerk leidde dit zelfs
inwendig tot een pijnlijke verscheurdheid,
omdat een goed deel van de gelovigen en
hun leiders ″ondergronds″ ging, terwijl anderen voor een samenwerking met het regime en de openbaarheid van eredienst
kozen.
Het toenemend succes en de groeiende openbaarheid van de spirituele beweging van Falun Gong zorgde enkele jaren
terug voor nieuwe wrevel bij het bewind
in Peking. Falun Gong werd als een ″sek20
te″ afgedaan en moest daarom zonder
meer verboden worden, luidde het. Bestaande regels in verband met religieuze
bijeenkomsten en activiteiten werden verscherpt toegepast en nieuwe richtlijnen
werden eraan toegevoegd.
Alles wat onder de noemer van ″sekte″ viel, moest worden bestreden en zelfs
uitgeroeid. Zo’n maatregel houdt uiteraard het gevaar van willekeur in. Hoe gemakkelijk is het niet, om een onschuldige groepering het etiket van ″sekte″ op te
plakken, om haar voorts elk bestaansrecht
te ontzeggen. Het ministerie van de Openbare Veiligheid bleek dit kennelijk ook te
beseffen en vaardigde daarom vorig jaar
concrete richtlijnen uit om dergelijke sekten te kunnen identificeren en verbieden.
Een Engelse vertaling van dit ″geheim″
document verscheen in april 2002 in het
China Study Journal van de ″Churches Together in Britain and Ireland″.
Eerst geeft het document algemene regels om een religieuze beweging als ″cult″
of ″sekte″ te onderkennen. Daarna volgen twee reeksen van telkens zeven groeperingen, die reeds als zodanig geïdentificeerd werden.
Vijf criteria komen in aanmerking om
een groepering als sekte te bestempelen:
1 - degenen die in naam van de godsdienst, onwettige verenigingen opzetten;
2 - degenen die hun leiders verafgoden;
3 - degenen die bijgelovige en ketterse opvattingen binnen brengen en verspreiden;
4 - degenen die allerlei middelen gebruiken om bijgelovige en ketterse opvattingen binnen te brengen en te verspreiden, met de bedoeling twijfels op
te wekken en de mensen te bedriegen,
en ze als leden in te lijven en te controleren;
5 - degenen die zich inzetten om op een
georganiseerde manier de sociale orde
te verstoren en aldus schade aanbrengen aan het leven en de eigendommen
van de burgers.
Naarmate een verdachte en nog niet
geïdentificeerde vereniging alleen op lokaal of op breder provinciaal of nationaal
vlak actief is, dient de eerste identificatie
door de lokale, provinciale of nationale
veiligheidsdiensten te gebeuren, stelt het
document nog. Vooral op lokaal vlak wordt
van de plaatselijke overheid en van de burgers een bijzondere waakzaamheid gevraagd alsook de plicht om alle verdachte groeperingen of activiteiten te melden.
Eens de identificatie als sekte door de hogere of centrale overheid is vastgesteld en
bekrachtigd, is het opnieuw de lokale overheid, die voor de toepassing van de ontvangen richtlijnen en van het verbod op
die bepaalde sekte moet instaan.
Dit veronderstelt onder meer dat de
plaatselijke overheid op zoek gaat naar de
gelden en eigendommen van de sekte en
Dr. Moon
en zijn
echtgenote.
(Zie nr. 9)
natie, en de vestiging van de heerschappij van de kerk samen met de
Heer″. De Communistische Partij omschreef hij als de duivel of het Monster in rode kleren. Zijn volgelingen
lieten dikwijls hun dagelijks werk in
de steek.
4 - De ″Geest-Geest″ sekte, ook ″Geestelijke Godsdienst″ genoemd, werd
in 1983 door Hua Xuehe uit de
Jiangsu provincie gesticht. Hij beweerde een tweede Jezus Christus te
zijn en kondigde het einde van de wereld aan. Alleen wie hem zou volgen,
zou gered worden. Hij was voorstander van duiveluitdrijvingen en verbood het gebruik van geneesmiddelen. Hij hield mensen weg van hun
werk op de boerderijen en maakte
zich dikwijls van hun geld meester.
Hua Xuehe verzette zich tegen de Partij, werd gearresteerd en naar een
werkkamp gestuurd.
ze volgens de wet verbeurd verklaard. Ook
de huizen, waar verdachte cultusactiviteiten plaatsvinden of plaatsgevonden hebben, en alle voorwerpen die met de eredienst te maken hebben, moeten worden
in beslag genomen. De initiatiefnemers
en de leiders van dergelijke gemeenschappen moeten ondervraagd worden over hun
aandeel in criminele daden. Wie zich vrijwillig aangeeft of met het gerecht meewerkt, kan later voor de rechtbank een
aanbeveling krijgen en mogelijk voor strafvermindering of vrijspraak in aanmerking
komen. Na de officiële opheffing van de
sekte moeten de actieve leden zich regelmatig bij de plaatselijke veiligheidsdiensten aanmelden en aantonen dat ze elke
band met hun vroegere vereniging verbroken hebben.
levenslicht zagen en dikwijls vanuit het
buitenland werden geïnfiltreerd, legt het
document verder uit. Veertien sekten werden intussen officieel geïdentificeerd en
buiten de wet gesteld.
1 - De ″Roepers″, ook ″Kerk van God″
genoemd, werd door Li Changsou in
1962 in de Verenigde Staten gesticht.
In 1979 infiltreerden ze in China en
telden in 1983 al 200.000 leden in
twintig provincies. De stichter noemde zichzelf Christus. Zijn volgelingen
moesten zijn leer ″uitroepen″ en proberen zoveel mogelijk bestaande cultusplaatsen in te palmen.
Tenslotte vermelden de richtlijnen nog
de noodzaak om de bevolking over de nefaste invloeden van sekten regelmatig op
de hoogte te brengen. Zij moet geholpen
worden ″om zich ten volle te realiseren
hoe schadelijk zo’n sekte kan zijn, er uit
eigen beweging tegen in te gaan, ermee te
breken, aan hun invloed en controle te
weerstaan, de wettelijkheid te eerbiedigen en aan de wetten van de staat te gehoorzamen″.
2 - De ″Vereniging van Leerlingen″ werd
in 1989 door Ji Sanbao gesticht, een
landbouwer uit Shanxi. In 1995 was
de sekte verspreid over veertien provincies en telde ze 350.000 leden. Ji
Sanbao zag zichzelf als zoon van God
en beweerde dat hij mirakels kon verrichten, zelfs doden terug opwekken.
Zijn volgelingen werden aangemaand
om al biddend zieken te genezen en
duivels uit te drijven. Leerlingen lieten
hun studies en landbouwers hun boerderij in te steek om te gaan bidden. Ze
zouden dan misdaden gepleegd hebben
om aan de kost te komen.
In een bijlage worden dan verscheidene zogenaamde sekten met name genoemd. De meeste hebben hun wortels in
illegale groeperingen, die onder het mom
van godsdiensten sinds 1979 in China het
3 - De ″Kerk van de Totale Sfeer″ werd
in 1984 door Xu Yongze in de Henan
provincie gesticht. Hij stelde zich tot
doel ″de kerstening van de Chinese
cultuur, de evangelisatie van de hele
5 - De ″Kerk van het Nieuwe Testament″,
een charismatische beweging, die in
1960 door filmactrice Mei Qi in Hongkong werd gesticht, verspreidde zich
eerst in Taiwan en later pas op het
Chinese vasteland. Mei Qi en haar
navolgers noemden zich ″profeten″,
die door God zouden geroepen zijn
om een koninklijke heerschappij te
vestigen. Politieke leiders waren voor
hen tirannen, hun wetten waren
duivels.
6 - Guanyin Famen of ″De Weg van de
Godin van Barmhartigheid″ werd in
1988 door Shi Chinghai in Taiwan gesticht en verspreidde zich al vlug over
bijna heel China door infiltranten, die
zich als reizigers voordeden. De stichteres predikte een heftig verzet tegen het ″communisme, dat elke beschaving tenietdoet″. Volgelingen werden aangemoedigd hun huizen te verkopen en hun bezittingen aan de sekte af te staan.
7 - De ″Heer God″ sekte werd in 1993
door ″uitverkoren koning″ Liu Jiaguo
gesticht, die een doemboodschap verkondigde. Hij verkrachtte vrouwen,
onder het mom hen zo de Heilige
Geest te geven, en maakte zich van
het geld van zijn volgelingen meester
met de belofte dat zij later honderdvoudig zouden beloond worden.
8 - De sekte van de ″Gekroonde Koning″ werd in 1988 gesticht door Wu
Yangming, die zichzelf voorstelde als
de Christus uit het Evangelie. Ook hij
verkondigde groot onheil, waaraan
alleen te ontkomen was door hem te
volgen. Ook hij werd beschuldigd van
seksuele uitspattingen en bedrog.
9 - De ″Kerk van de Eenmaking″ is de
bekende sekte, die in 1954 door de
Koreaanse Amerikaan Sun Myung
Moon is gesticht. In zijn ″Goddelijk
21
CHRISTENEN EN CHINA
Principe″ verklaarde hij zichzelf de
nieuwe Messias, die de zending van
Jezus Christus tot een goed einde
moest brengen. Hij hechtte groot belang aan de toediening van doopsel
en huwelijk, dikwijls in grote aantallen, en keerde zich fel tegen elke vorm
van communisme. Onder het mom
van culturele uitwisseling of financiële hulp probeerden zijn volgelingen
in China te infiltreren.
10 - De sekte van de ″Drie soorten Dienaren″ werd door Xu Wenku uit de
Henan provincie gesticht en kende
een strikte hiërarchie van dienaren,
waarbij hijzelf de ″voornaamste dienaar″ was. Hij verkondigde voor het
jaar 2000 het einde van de wereld,
waarbij zijn volgelingen ten hemel
zouden worden opgenomen, terwijl
alle anderen in de hel zouden terechtkomen.
11 - De sekte van de ″Onsterfelijke en ware
Boeddha″ is in 1979 door een Chinese Amerikaan Lu Shengyan gesticht
en verspreidde zich vanaf 1988 ook in
China. De stichter noemde zichzelf
een incarnatie van Boeddha en toonde zich bijzonder vijandig tegenover
elk sociaal maatschappelijk systeem.
In het bijzonder kantte hij zich tegen
de Chinese Communistische Partij.
12 - De ″Kinderen van God″ of ″Liefdesfamilie″ is in 1968 gesticht door de
Amerikaan David Moses Berg, die
zijn hoofdkwartier in het Zwitserse
Zürich vestigde. Vanaf 1980 zocht hij
toegang tot China. Hij beweerde dat
God hem in een openbaring had gevraagd zichzelf te vergoddelijken. Volgelingen moesten hun bezittingen en
ook hun lichaam volledig aan hem
toevertrouwen. In China werden zijn
volgelingen dan ook van obsceniteit
en seksuele immoraliteit beschuldigd.
13 - De ″Dami Zending″ werd in 1988 door
de Koreaan Lee Jang-lim gesticht en
wist zich in 1992 toegang te verschaffen tot het Chinese vasteland. De sekte verspreidde massaal drukwerkjes
die het einde van de wereld en de veroordeling van alle ongelovigen aan-
kondigden. Haar invloed bleef evenwel beperkt.
14 - De sekte van ″Eliah’s Wereldwijde
Evangelische Zending″ werd in 1980
eveneens door een Koreaan, Park
Myung-ho, gesticht en had een sterke hiërarchische structuur. Park
Myung-ho ziet zichzelf als de nieuwe
Eliah en vroeg dat zijn volgelingen
hem als dusdanig zouden vereren. Eén
van zijn opdrachten was de totale vernietiging van het Communistisch partijsysteem.
Opvallend is dat de identificatie als
″sekte″ bijna nooit iets met theologische
argumenten te maken heeft. Het voornaamste motief om een religieuze of spirituele groepering als sekte te bestempelen en te verbieden heeft bijna altijd te
maken met haar verzet tegen of ondermijning van het heersend regime van de
Chinese Communistische Partij.
(Rik De Gendt, sj)
BISSCHOP JOSEPH ZEN VOLGT KARDINAAL JOHN BAPTIST WU OP ALS
BISSCHOP VAN HONGKONG
In de vroege morgen van maandag 23
september 2002 ging het als een lopend
vuurtje door de katholieke gemeenschap
van Hongkong en met de snelheid van het
internet verspreidde het nieuws zich over
de hele wereld. Kardinaal John Baptist
Wu Cheng-chung was rond zes uur op 77jarige leeftijd ten gevolge van ruggenmergkanker in het Queen Mary Hospital overleden. Het ging al niet zo goed meer met
hem de laatste maanden. De vijftigste verjaardag van zijn priesterwijding, op 6 juli,
had hij ook al in het ziekenhuis moeten
doorbrengen. Iedereen wist dat hij al jaren in behandeling was. Zijn typische glimlach liet evenwel niets vermoeden van de
ernst van zijn ziekte. Zo kwam zijn dood
voor velen dan toch erg onverwacht.
De aanstelling van John Baptist Wu tot
bisschop van Hongkong in 1975 zorgde
voor enige verrassing. Hij was afkomstig
uit de Guangdong provincie, in het zuiden van China, en studeerde aan het seminarie van Hongkong. Na zijn priesterwijding in 1952 werd hij naar Rome gestuurd, waar hij aan de Urbanus universiteit in 1956 een doctoraat in kerkelijk
recht haalde. Hij kon toen vanwege de
machtsovername door de communisten
niet naar China terugkeren en begon zijn
priesterlijk dienstwerk eerst in Hongkong
en dan in de Verenigde Staten. Hij was gedurende achttien jaar werkzaam in een
22
bergparochie van het bisdom Hsinchu op Taiwan,
toen hij in 1975 tot bisschop
van Hongkong benoemd
werd. In 1988 maakte paus
Johannes Paulus II hem
kardinaal.
Wu was geen man van
grote woorden of omstreden uitspraken. De aanvankelijke tegenstand bij zijn
benoeming - hij was immers
een ’outsider’ en sprak met
een duidelijk Hakka accent
- had hem geleerd voorzichtig te zijn en zich op afstand te houden. Iets té afstandelijk voor een herder,
vonden sommigen. Toch
heeft hij als geen ander zijn
stempel gedrukt op een
stuk geschiedenis van
Hongkong en van de katholieke kerk aldaar. Hij gaf
het bisdom een stevige
structuur met een priesterraad en een pastorale raad,
maakte in 1997 de overgang mee van Britse kroonkolonie naar Chinees bewind en riep in 1999 een
diocesane synode samen.
Mgr John Baptist Wu van Hong Kong.
Solidariteit en mensenrechten
Onder Wu’s leiding ontwikkelde de katholieke Kerk van Hongkong zich tot het
belangrijkste centrum van hulpverlening
en financiële solidariteit voor heel wat
christelijke gemeenschappen en noodlijdende bevolkingsgroepen elders in Azië.
De toevloed van duizenden bootvluchtelingen uit Vietnam in het begin van de jaren tachtig liet hem niet onverschillig. Hij
vroeg Caritas en andere katholieke instellingen de zorg voor hun levensonderhoud
en de bescherming van hun rechten op zich
te nemen. ″Wat deze mensen meemaken,
herinnert velen van ons aan onze eigen
geschiedenis″, argumenteerde Wu, toen
de eerste groep Vietnamezen, meestal etnische Chinezen en katholieken, in 1978
in Hongkong aankwam. Bij speciale gelegenheden bezocht hij zelf de opvangkampen, tot in 1998, toen het laatste kamp gesloten werd.
Toen na 1997 bewoners van het Chinese vasteland zich massaal bij familieleden
in Hongkong wilden vestigen, probeerde
de overheid dit zoveel mogelijk in te
perken. Kardinaal Wu dacht er anders
over. In God is Liefde, een pastorale brief
van 1999, riep hij de katholieken op om
hun hart niet te sluiten en om mee op te
komen voor de bescherming van het asielrecht. Hij vroeg hen vooral aandacht te
hebben voor die gezinnen, die het zonder enige rechtszekerheid of hulp moesten stellen.
Brug met China
Toen paus Johannes Paulus II in 1988
bisschop Wu tot kardinaal benoemde, gaf
hij hem een bijzondere opdracht mee. Wu
zou er moeten toe bijdragen om de betrekkingen tussen het Vaticaan en Peking
te verbeteren. ″Vermits ik een Chinees ben
en in Hongkong leef, zit ik in een goede
positie om aan de paus raad te geven, wat
toch precies de opdracht van een kardinaal is. Ik zal dat dan ook heel graag doen″,
reageerde Wu. Wederzijds begrip en wederzijdse toegevingen leken hem de twee
noodzakelijke elementen om tot een betere toenadering te komen en mogelijk
zelfs de diplomatieke betrekkingen, verbroken in 1949, te herstellen. Zijn optimisme hieromtrent was algemeen bekend.
Hij was bijzonder gelukkig, toen hij in
1985 een bezoek kon brengen aan China.
Dat had geen enkele bisschop van Hongkong sinds 1949 nog kunnen doen. Hij kon
er zelfs nog tweemaal terugkeren, in 1986,
toen hij zijn moeder kon bezoeken, die hij
in veertig jaar niet meer had gezien, en in
1994. Contacten met het vasteland waren
voor hem van het grootste belang. Hij
moedigde priesters en religieuzen aan om
de katholieke gemeenschappen in China
te bezoeken en, zo mogelijk, ook in seminaries les te geven. Hij was er vast van
overtuigd dat de katholieke Kerk van
Hongkong een ″brug″ kon zijn tussen de
Chinese en de universele Kerk. Allicht om
die functie zo weinig mogelijk te schaden,
bleef Wu wel erg voorzichtig, als hem vragen over godsdienstvervolging door het
communistisch regime werden gesteld.
″Hij wou zich niet mengen in de interne
aangelegenheden van China″, zei hij. Ondanks alle inspanningen, werd er in de 27
jaar van zijn episcopaat weinig echte vooruitgang gemaakt. Meestal strandde elke
toenaderingspoging op de verschillende
visie die Rome en Peking hebben over de
positie van de paus.
Een diocesane synode
In het vooruitzicht van het nieuwe millennium stelde kardinaal Wu in 1999 de
gelovigen van zijn bisdom voor om een
diocesane synode te houden. Gedurende
22 maanden zouden meer dan tweehonderd afgevaardigden regelmatig bijeenkomen. Tijdens de slotzitting op 30 december 2001 in de kathedraal van de Onbevlekte Ontvangenis overhandigden zij
maar liefst 177 voorstellen voor een vernieuwing van het kerkelijk leven in Hongkong.
Die voorstellen waren het resultaat van
twee brede raadplegingen onder de katholieken en van urenlange discussies.
Voornaamste thema’s waren huwelijk en
gezin, jongeren en leken, opvoeding en
cultuur, vorming en zoeken naar concrete uitvoeringsvormen. Kardinaal Wu stelde de belangrijkste resultaten voor in een
pastorale brief Liefde voor het Leven, de
Gave van God. Zo moest er onder meer
regelmatig een herziening komen van de
programma’s voor catechese en vorming.
Voor de jeugd werd een voltijdse pastorale assistent aangeduid. Gehuwden en
jonge gezinnen kregen een betere begeleiding. Nieuw gedoopten werden aangemoedigd om deel uit te maken van een
basisgemeenschap om hun geloof te verdiepen. Opkomen voor recht en rechtvaardigheid moest een wezenlijk onderdeel van de christelijke geloofsbeleving
worden.
Bisschop Joseph Zen als
opvolger
Sinds 1996 stond het vast dat Joseph
Zen Ze-kiun ooit kardinaal Wu aan het
hoofd van het bisdom Hongkong zou opvolgen. Hij werd toen immers tot ″bisschop coadjutor met recht van opvolging″
aangeduid. Zen, afkomstig van Shanghai
en nu zeventig, is uit heel ander hout gesneden. In de voorbije jaren nam hij zelden een blad voor de mond en bekritiseerde openlijk de lokale regering van
Tung Chee-hwa om haar onderdrukking
van de religieuze Falun Gong beweging,
om de uitwijzing en de onmenselijke be-
De nieuwe bisschop, Mgr Joseph Zen.
handeling van duizenden illegale inwijkelingen en om de ″schandelijke lippendienst″ die zij Peking bewijst. Een bezoek
aan katholieke gemeenschappen op het
Chinese vasteland werd hem al herhaaldelijk geweigerd.
″Vrijheid is altijd één van de belangrijkste kenmerken van Hongkong geweest.
Ook als leider van het bisdom zal ik niet
zwijgen, wanneer de uitoefening van de
godsdienstvrijheid in het gedrang komt″,
zei Zen bij zijn aanstelling. Toch nam hij
onlangs wat gas terug - of was het misschien een strategische zet. ″Als de verwijdering van een onruststoker in Hongkong voor Peking de voorwaarde zou zijn
om diplomatieke betrekkingen met het
Vaticaan aan te gaan, en als de paus het
zou goed vinden, ben ik onmiddellijk bereid ontslag te nemen″, stelde hij. Maar
zolang dat niet zo is, gaat hij op de ingeslagen weg voort, voegde hij er meteen
aan toe.
(Rik De Gendt, sj)
Indien u het secretariaat nog niet verwittigd hebt dat u ons blad verder
(gratis) wenst te ontvangen, gelieve bijgaand formulier ingevuld naar het
secretariaat terug te sturen.
Adressen van andere geïnteresseerde
lezers zijn ook welkom
23
LOGBOEK
Juli 2002
10: Voorstelling van de Verbieststichting en haar activiteiten voor de SintAmandinaparochie van Schakkebroek
door S. Vloeberghs.
Augustus 2002
25: E.H. Liu Zhe en Mej. Li Wenxian
van Peking nemen, samen met Prof. Sun
Hsiao-chih en zijn echtgenote Wan Shuyi (Taiwan), van 25 augustus tot 7 september deel aan een zomercursus georganiseerd door INTAMS (Internationale Academie voor Huwelijksspiritualiteit) in SintGenesius-Rode.
27: E.H. Lin Yunping, bursaal van de
Verbieststichting in Dublin, bezoekt Leuven op de terugweg van de jaarlijkse bijeenkomst van Chinese priesters die in Europa studeren.
September 2002
6: Een nieuw volume in onze reeks Leuven Chinese Studies komt van de pers: Dr.
Cécile Leung, Etienne Fourmont (16831745): Oriental and Chinese Languages in
Eighteenth-Century France.
16: Vertrek van de jaarlijkse China-reis
georganiseerd door de Verbieststichting.
Deze keer ligt de klemtoon op de provincie Shandong (Qingdao, Confucius, de
berg Taishan) en op Binnen-Mongolië.
25: S. Lievens, bibliothecaris, woont de
viering bij ter gelegenheid van ″25 jaar Libis″, het catalogiseringssysteem dat gebruikt wordt in onze bibliotheek.
Oktober 2002
18-19: Lezing door J. Heyndrickx over
de Kerk in China en voorouderriten in
Verviers, missionair steunpunt van Pater
Lebbe.
22: Dmitry Petrovski, uitvoerend directeur van het Departement voor Buitenlandse Relaties van de Russische Orthodoxe Kerk, bezoekt de Stichting.
28: E.H. Peter Zhao Jianmin (bursaal,
bisdom Peking) verdedigt met succes zijn
doctoraatsthesis in Kerkelijk Recht. Onderwerp: het bisschoppelijk ambt gezien
in de Chinese context.
November 2002
4-7: P. Heyndrickx verblijft in Rome.
7-9: S. Lievens neemt in Lissabon deel
aan een workshop i.v.m. het verder uitwerken van een elektronische database
over het christendom in China, georganiseerd door het Ricci Institute, San Francisco.
15: Het Chinees-Mongools College
wordt officieel opgericht tijdens een academische zitting ter gelegenheid van het
twintigjarig bestaan van de Verbieststichting.
17: De deelnemers van de China-reis
2002 komen samen in Scheut-Brussel voor
een bezoek aan het China-museum, het
bekijken van een videoreportage over hun
reis, het uitwisselen van foto’s en een gezellig samenzijn rond een maaltijd.
24
INHOUD
December 2002
2: Mej. Pan Feng-Chuan, bursale van
het Chinees-Mongools College, vertrekt
vanuit Leuven naar Leiden waar zij aan
een doctoraat wil werken over missiologie, gebaseerd op nieuwe inzichten van de
theologie der godsdiensten en de aanpak
van de jezuïeten in China in de 17e eeuw.
14-15: Tornooi van Chinees schaken
(go/weiqi).
27-28: Opzoekingswerk door Dr. Noël
Golvers in de Bibliothèque Nationale in
Parijs waar hij o.m. nieuw materiaal ontdekt i.v.m. Philippe Couplets verblijf in
die stad in 1686-1687.
Januari 2003
- Een eerste ’Call for Papers’ wordt uitgestuurd naar geïnteresseerden om deel
te nemen aan het Internationaal Symposium van de Stichting in september 2004
over de rol van de Chinezen zélf in de opbouw van hun Kerk.
13: Bezoek van E.H. Rik Hoet, nieuwe directeur Missio-Antwerpen.
22: Uitnodigingen worden verzonden
voor de driejaarlijkse European Catholic
China Conference, dit jaar georganiseerd
door de Stichting in Leuven (1-4 september 2003). Het thema is de vorming van
kerkbedienaars voor de lokale Chinese
Kerken in een tijdperk van globalisering.
27: Rachel LU Yan (Shanghai), bursale van de Stichting, behaalt de doctorstitel in pedagogie met een verhandeling over
de dynamiek van mentorschap als een
vorm van leren op de werkplaats in arbeidsorganisaties. Promotor was Prof. Dr.
Herman Baert van de K.U.Leuven.
Februari 2003
7: De Verbiestkoerier (maart en september 2002) en de Courrier Verbiest (décembre 2002) worden op de webpagina van de
Stichting geplaatst: www.kuleuven./Verbiest/
newsletters.htm
Editoriaal
p. 1
Studie en Onderzoek
- Ferdinand Hamer, martelaar in China
1840-1900
H. Knipschild
p. 2
- Nieuwe Publicaties
p. 3
- F. Verbiest, S.J. (1623-1688) and the
Chinese Heaven: The Composition of
the Astronomical Corpus, Its Diffusion
and Reception in the European
Republic of Letter. Korte voorstelling
N. Golvers
p. 4
Cultuur
- Chinese bloemensymboliek
A. Heylen
p. 6
- China-reis ″Met Confucius naar
Binnen-Mongolië″. 21 dagen door
China, van 16 september tot 6 oktober
2002
W. Decock
p. 8
- Guanyin nodigt uit: natuur en cultuur
in China (18 september - 6 oktober
2003)
S. Vloeberghs
p. 9
Korte berichten
p. 11
Christenen en China
- De vorming van priesters en
religieuzen blijft de eerste prioriteit
R. De Gendt
p. 12
- Pastorale ketterij van de ″doodzonde
bedreiging″ doodt elk initiatief tot
verzoening binnen de Chinese Kerk
J. Heyndrickx
p. 13
- Het statuut van de vrouw, op papier
en in werkelijkheid
A. Rubens
p. 16
- Wat beweegt er in de protestantse
theologie?
T. van Bijnen
p. 18
- Beperking van godsdienstvrijheid treft
verschillende groepen.
R. De Gendt
p. 20
- Bisschop Joseph Zen volgt Kardinaal
John Baptist Wu op als bisschop van
Hong Kong
R. De Gendt
p. 22
Logboek
p. 24
Redactieraad Verbiestkoerier:
J. Heyndrickx (hoofdredacteur),
N. Golvers, S. Lievens, S. Vloeberghs
Secretariaat:
F. Verbieststichting
Cheryl Liao
Naamsestraat 63, bus 4
3000 Leuven
Tel.: 016/32.43.50
Fax: 016/32.44.55
E-mail:
[email protected]
www.kuleuven.ac.be/Verbiest
Redactieraad Christenen en China:
J. Heyndrickx (hoofdredacteur),
A. Camps, R. De Gendt, A. Han,
S. Lambert, A. Rubbens,
T. van Bijnen.
Medewerkers:
W. Decock, A. Heylen, H. Knipschild,
C. Liao.
Verantwoordelijke uitgever:
J. Heyndrickx, F. Verbieststichting
Naamsestraat 63, bus 4, 3000 Leuven
Download