Spreekpunten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw G. Verburg, bij het in ontvangst nemen van de Porter-analyse op maandag 2 juli 2007 in perscentrum Nieuwspoort Professor Jacobs, dames en heren. Allereerst dank voor dit boek. Het ziet er prachtig uit. En belangrijker nog: niet alleen de buitenkant is mooi, ook de binnenkant – de inhoud – is zeer de moeite waard. Ik heb de concept-versie gezien en ik kan u zeggen: Prettig geschreven; de dynamiek van de onderzochte sectoren komt goed uit de verf en ook wordt hier en daar een pittige uitspraak niet geschuwd. Maar hier hebben wij belang bij. Goed dat er regelmatig onderzoek wordt gedaan naar de concurrentiekracht van de diverse productgroepen. Het is belangrijk dat we de vinger aan de pols houden. Immers, de primaire land- en tuinbouw, de toeleverende en verwerkende industrieën en de handel en distributie, zijn bij elkaar goed voor 10% van het Bruto Nationaal Product. Bovendien: 1 op de 10 mensen in Nederland werkt in de landbouw. En dan heb ik niet eens meegeteld de betekenis van landschap, natuur en de daarbij horende bedrijvigheid als recreatie! Voortdurend onderzoek is verder ook nuttig om hardnekkige misverstanden uit de wereld te helpen. Zo bestaat nog steeds het beeld dat de sector kan alleen maar overleven door middel van subsidies. Onzin. Uit onderzoek blijkt dat driekwart van de Nederlandse landbouwers helemaal geen subsidie ontvangt. En het kwart dat wel subsidie ontvangt, ziet zijn aandeel alleen maar slinken door de enorme toename van het aantal boeren in de nieuwe lidstaten. Dames en heren, Nu ik het belang van regelmatig en kritisch onderzoek heb benadrukt, wil ik graag – kort - wat dieper ingaan op deze studie. Reflectie: waar sta je? Gericht kijken naar de toekomst. Hoewel de studie er maar 7 productgroepen uitpikt - en dus niet helemaal representatief is – bevestigt de analyse het beeld dat de sector nog steeds van groot belang is voor Nederland. Zowel als het gaat om de cijfers, als om het beeld dat de productgroepen oproepen. Kijken we naar de cijfers dan blijkt dat hoewel het getalsmatig aandeel van de sector kleiner wordt in termen van aantal bedrijven, de totale omvang van hun productie nauwelijks verandert. Minder bedrijven blijken in staat – door de enorme stijging van de arbeidsproductiviteit – toch evenveel te kunnen produceren. En wat er verder uitspringt: de onderzochte productgroepen blinken allen uit in hun exportprestaties: hun aandeel is zelfs tot tienmaal zo groot als het wereldgemiddelde. Dat doet ook het nodige voor het beeld, voor het imago van Nederland. ‘Bedankt voor die bloe……men’ is zo’n mooie. Maar ook Dutch beer en Dutch cacao zijn begrippen. Zoals de analyse terecht ergens opmerkt: deze sectoren zijn de Cruijfs en Van Goghs van de Nederlandse economie. Wat ik verder waardevol vind aan de studie, is dat het weer eens stof geeft tot nadenken: Zo constateert het onderzoeksteam dat Nederland minder opkomt voor de sectoren waar ons land sterk in is (bier, bloemen), dan veel andere landen dat doen. En u stelt dan ook de terechte vraag: Zou Nederland niet wat meer naar haar eigen economische profiel moeten kijken? Verder wordt de speciale plaats die het groene onderwijs in Nederland heeft, door de studie ter discussie gesteld. Is in een samenleving die steeds verder opschuift naar een creatieve kennis- en belevenis economie, de speciale plaats voor het groene onderwijs nog wel gerechtvaardigd? Mijn antwoord is overigens ‘Ja’. Het groene onderwijs is veel meer dan alleen het opleiden van toekomstige boeren en tuinders. Het onderwijs besteedt bijvoorbeeld ook veel aandacht aan duurzaamheidvraagstukken. Vraagstukken die bij uitstek passen bij de uitdagingen die dit Kabinet zich heeft gesteld. Bovendien: milieu, natuur en landschap hebben behoefte aan goed opgeleide jonge mensen. En die levert het groene onderwijs. Ik ben daar dus positief over. Dames en heren, Naast de genoemde vraagstukken, snijdt het rapport ook andere kwesties aan, die zeer de moeite waard zijn om nader te bestuderen. Het is nu aan ons om met de onderzochte sectoren in gesprek te gaan. Om aan de hand van de feiten die u, professor Jacobs, heeft gepresenteerd te kijken of – en hoe - wij als overheid én bedrijfsleven ervoor kunnen zorgen dat de toekomstige rol van het agrofood-cluster nog krachtiger en veel zichtbaarder wordt.