QUO VADIS BELGICA? Hoofdstuk 1: Inleiding tot de Staatshervormingen of België tot 1950 1. In 1830 breekt op de Brusselse markt de hel los. Het zuidelijk deel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden verzet zich tegen Koning Willem I. In feite een groot monsterverbond tussen de Franse hogere Bourgeoisie en de Katholieke Kerkelijke overheid tegen Koning Willem I. De enen konden het niet pikken dat Koning Willem I in zijn ganse Verenigd Koninkrijk der Nederlanden het Nederlands als officiële taal wilde instellen, de anderen weigerden het Protestantisme als nationale godsdienst te aanvaarden. Slechts 15 jaar had het geduurd. Op 31 juli 1831 is het dan zover. Leopold van Saksen Coburg Gota wordt gekroond tot eerste koning van België. Volgens experts kreeg België toen (eigenlijk al 6 maand vroeger) de tot dan toe meest moderne Grondwet ooit uitgeschreven. Het werd een Constitutionele Monarchie met de soevereine Staat als enige bron van alle macht, waaraan ook de Koning zijn macht ontleent, en met de Parlementair Democratisch verkozen Twee Kamers ( Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat) als de wetgevende Macht (bicameralsime). 2. De Belgische Grondwet wordt geacht de principes van goed bestuur van de Belgische Natie vorm te geven. In feite was zij volledig gebaseerd op de nobele ideeën van de verlichting en de Franse Revolutie: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap ( Egalité, Liberté en Fraternité) met een totale Scheiding der Machten (de Montesqieu). De start kon dus eigenlijk niet beter zijn, zo zou je denken. Maar."Tussen woord en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren..." zei Willem Elsschot al, mijmerend over zijn huwelijk. En dit is nou net wat er zich in het prille België afspeelde: de Grondwet is eigenlijk alleen maar een verzameling van algemene leidende principes die als bron dienen voor de wetten van en voor het Belgische Volk. Jammer genoeg loopt het hier al gelijk mis. Bij de eerste uitwerking van de nobele algemene principes worden twee grove foute keuzes gemaakt die echter voor een deel nog passen in de tijdsgeest: Het Cijnskiesrecht verleent alleen stemrecht aan mannen die een bepaald bedrag aan belasting betalen. Het Grondwettelijk minimum wordt bij wet vervangen door een zo hoge cijns dat slechts de Adel en de Hogere Bourgeoisie (Burgerij) stemgerechtigd zijn. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt volledige Taalvrijheid: de Nationale Conventie wilde zich afzetten tegen de twee vorige pogingen om van hogerhand met dwang een ééntalig regime te installeren over het ganse Belgische grondgebied. Napoleon wou het verfransen, Koning Willem I wou het vernederlandsen, beiden onder het motto: een taal een volk, een volk een natie. 3. Een Franstalige elite krijgt het voor het zeggen: In de praktijk kwam dit er op neer dat slecht een zeer uitermate kleine minderheid het voor het zeggen krijgt en zijn wil ondemocratisch aan de rest opdringt. Bovendien interpreteren zij Artikel 23 van de Grondwet als een vrijheid om in hun bestuurlijke Instellingen het Frans als enige taal te installeren. Het is immers de enige taal die zij zelf spreken en die zij aan gans België willen opdringen ( en dit dus in tegenstelling tot de uitdrukkelijke intenties van de Grondwet). Ook in het Vlaamse achterland is de verfransing van de overheidsinstellingen diepgaand maar gelukkig nooit volledig. Op het platteland en in de kleine provinciesteden blijft gelukkig de Vlaamse volkstaal in gebruik in gemeentelijke administratie en rechtspraak. De lagere scholen, politierechtbanken en vredegerechten blijven ook Nederlandstalig in Vlaanderen. Het directe gevolg is dat alle lagere bevolkingslagen, dus arbeiders, boeren, middenstanders en lagere Burgerij geen enkele politieke zeggenschap krijgen en onderdrukt en uitgebuit worden. Dit, het moet 1 gezegd, zowel aan Vlaamse als aan Waalse kant. Er is echter tussen beide één groot verschil. De Walen spreken weliswaar maar “ Waals”. Maar door de heersende klasse wordt ook hier op neergekeken. Maar zij verstaan tenminste het Frans van de wetten die hen opgelegd worden. De Vlamingen echter niet. Bestuur en Administratie, Onderwijs en Gerecht zijn volkomen in het Frans, ook in het Vlaamse deel van België. Er zijn ettelijke hartverscheurende voorbeelden uit de eerst honderd jaar van de Belgische geschiedenis die dit onrecht illustreren. Ik vermeld alleen de onschuldige terdoodveroordeling van twee Vlamingen Jan Coucke en Pieter Goethals voor een Waalse rechtbank omdat ze niets van hun proces begrepen hadden. 4. Er was al heel snel een soort Vlaamse bewustwording via Vlaamse literatuur. Aanvankelijk wordt binnen de jonge Belgische Staat literatuur gepromoot die een soort Belgisch gevoel moest creëren. De Vlaamse geschiedenis wordt als de meest authentieke binnen België beschouwd. De Waalse component deed teveel aan Frankrijk denken en daar wou men zich juist tegen afzetten. De historische roman “De Leeuw van Vlaanderen” (1838) van Hendrik Conscience leidt echter tot Vlaamse bewustwording en niet tot een Belgisch gevoel. Hij wordt zelfs het startschot voor de Vlaamse Beweging, een soort pressiegroep die opkwam voor de belangen van de Vlaamse onderdrukten. In 1839 wordt ook de grens met Nederland definitief geregeld. Opkomen voor de Vlaamse zaak kan nu zonder beschuldiging van Orangisme. Maar zolang men geen politieke zeggenschap heeft schreeuwt men in het ijle (in de stijl van de hopeloosheid uitgedrukt in de “Schreeuw van Edward Munch”). 5. De eerste honderd jaar van de Belgische Staat kunnen de Vlamingen dit SOCIAAL ECONOMISCH LINGUISTISCH ONRECHT alleen maar aanklagen en via Congressen en publicaties hun grieven kenbaar maken. En die waren, als men er nu op terug kijkt eigenlijk niet zo hoog gegrepen . Oorspronkelijk vragen zij alleen maar dat het Nederlands in Vlaanderen naast het Frans zou erkend worden als een officiële taal. Maar zolang zij geen stemrecht hebben is het schreeuwen in het ijle. De verbetering van de situatie voor de Vlamingen loopt daarom min of meer parallel met de veranderingen in het kiessysteem die het stemrecht uitbreiden. in 1848 werd de kiescijns verlaagd tot zijn Grondwettelijk minimum. Hierdoor kregen een aantal welgestelde Vlamingen kiesrecht, de lagere burgerij en de middenstand en dat zijn aan Vlaamse kant, nu juist de kleine groep intellectuelen waar de Vlaamse Beweging op steunt.. De taalstrijd sijpelde voor het eerst het Parlement binnen en zou de politieke arena niet meer verlaten. Het meerderheidsstelsel waardoor alle zetels binnen een kiesdistrict naar de winnende partij gaan maakt het moeilijk tot onmogelijk om met afzonderlijke Vlaamsgezinde lijsten Kamerzetels te behalen. Zowel de Katholieken als de liberalen hengelen naar de stemmen van de Vlaamsgezinden vanwege de kleine stemverschillen tussen de partijen. de in 1885 opgerichte BWP eist en verkrijgt in 1893 het Algemeen Meervoudig Stemrecht: meervoudig omdat sommigen 2, anderen 3 stemmen kregen 1899: Stelsel van evenredige vertegenwoordiging: aantal zetels in een kiesdistrict wordt verdeeld volgens het aantal, dat iedere partij verkregen heeft. Kleinere partijen krijgen een kans om in het parlement te zetelen en hun stem te laten horen. in 1919 wordt het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht ingevoerd met in 1949 ook het Stemrecht voor vrouwen. 6. De verworvenheden kunnen in het kort beschreven worden als “Taalwetten” 1873: eerste taalwet, Coremans: Nederlands erkend als hoofdtaal in strafrechtpleging in Vlaanderen maar pleidooien en strafvordering mogen nog in het Frans. Wordt in Brussel niet toegepast. 1878: Taalwet op het Bestuur: alle berichten en mededelingen van Rijksambtenaren moeten in Vlaanderen Nederlands of tweetalig zijn 1883: Taalwet op het officiële middelbaar Onderwijs: in Vlaanderen moeten er verplicht 5 vakken in het Nederlands gegeven worden. Slechts een eerste kleine stap maar het begin van het einde van de verfransing van de Vlaamse intellectuele en sociale elite via het Onderwijs. 1886 Tweetaligheid van munten 1888 Tweetaligheid van bankbiljetten 1890: Wet verplicht Rechters en Notarissen in Vlaanderen Nederlands te kennen 1891: Tweetaligheid van postzegels 1895: Tweetaligheid Staatsblad 1898: Nederlands naast Frans tweede Statstaal 1910: Wet op het VRIJ Middelbaar Onderwijs. Vernederlandsing van de Vlaamse katholieke Colleges, echter met behoud van Franse schoolafdelingen. 1913: graduele tweetaligheid van legerkader 2 7. Twee commentaren op al die Taalwetten: De taalwetten van de 19de en begin 20ste eeuw tasten de positie van het Frans als nationale taal nauwelijks aan. Vlaanderen verkrijgt eigenlijk een tweetalig statuut, Wallonië blijft uitsluitend eentalig Frans. Brussel krijgt bij elke taalwet een apart regime en bovendien worden de taalwetten er nauwelijks in de praktijk toegepast. Wordt in Vlaanderen het verfransingsproces beetje bij beetje afgeremd, in Brussel gaat het in versneld tempo door. Zowel in de privé als in de openbare sector zijn er in Brussel veel meer betrekkingen te begeven dan waar ook in België. Zij worden vooral door Waalse immigranten ingevuld. Zij behoren tot een middenklasse van Franstalige ambtenaren en bedienden die aan de oorsprong van de Waalse Beweging liggen. Met de uitdijende verstedelijking gaat ook de verfransing van de omliggende Vlaamse gemeenten gepaard. De Vlaamse meerderheid in België oefent steeds meer politieke druk uit en met succes. Weliswaar zit zij nog gevangen in de hoofdzakelijk zich van het Frans bedienende Katholieke en Liberale Partijen maar haar stemmen wegen door bij de verkiezingen. En die gaan in die periode in Vlaanderen vooral naar de katholieke Partij die vanaf 1884 voor 30 jaar alleen aan de macht komt. De Waals-Vlaamse tegenstellingen vallen nu grotendeels samen met de Katholiek-Liberale. Hier ligt de kiem van de Waalse Beweging die politiek vooral gedragen wordt door de liberalen. Voor de franstaligen is het voor het eerst echt gaan doordringen dat hun geprivilegieerde Status door de taalwetten beetje bij beetje is aangetast en dat dit onomkeerbare proces hun uiteindelijk in de minderheid zal brengen. De Waalse beweging houdt vast aan een ééntalige Belgische Staat en noemt daarom de Vlaamse Beweging die opkomt voor de rechten van de Vlaming en zijn Vlaams “onvaderlands”. Bovendien hebben ze medelijden met die arme Vlamingen die geen Frans kennen want hierdoor kunnen die geen kennis nemen van de vooruitstrevende liberale ideeën! Zij, de arme Vlamingen zitten gevangen in het primitieve Vlaamse katholicisme (sic). 8. Jules Destrée: Bij de verkiezingen van 1912 verliest een Socialistisch-Liberaal Kartel het van de katholieken die al bijna 30 jaar alleen aan de macht zijn. Dat drijft de Waalse antiklerikale, anti Vlaamse frustraties ten top.De Waalse Socialistische voorman Jules Destrée schrijft zijn geruchtmakende open brief aan de koning. De meest geciteerde zin hieruit in vertaling: “ Sire, laat mij U nu Sire de grote en afschrikwekkende waarheid zeggen: Er zijn geen Belgen”. Op het einde van een hoofdstuk over de verschillen binnen België tussen Vlamingen en Walen, tussen Wallonië en Vlaanderen eindigt hij met: “ Sire, U regeert over twee volkeren. In België bestaan er Walen en Vlamingen; Belgen zijn er niet.” Eigenlijk is zijn brief één groot pleidooi voor een federaal België. Een federale staat is een staat waarin de soevereiniteit verdeeld is tussen de federatie (het centraal gezag) en de deelstaten (kantons, provincies, gewesten of deelstaten genoemd) met ieder hun eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke Bevoegdheden. 9. In 1913 wordt uiteindelijk een wet van kracht die voorziet in een geleidelijke tweetaligheid van de legertop. Er zullen echter in de eerste wereldoorlog honderdduizenden Vlaamse soldaten sneuvelen omdat ze de bevelen van hun Franssprekende legeroversten niet verstaan. De ijzertoren in Diksmuide herinnert er nog steeds aan. Pas in 1938 zal een nieuwe wet voorzien in volledig ééntalige legerleiding tot top het niveau van Divisies. 10. In 1930 wordt de Gentse universiteit eindelijk volledig vernederlandst. In 1921 was ze al gedeeltelijk vernederlandst op een manier die noch de franstaligen noch de Vlamingen beviel. In de zogenaamde “Nolfbarak” (genoemd naar de toenmalige minister van Kunst en Wetenschappen) konden studenten kiezen tussen een Nederlandse Afdeling met colleges voor 2/3 in het Nederlands en 1/3 in het Frans en een Franstalige Afdeling waar het tegenovergestelde gold. In de eerste wereldoorlog was zij door de Duitse bezetter al volledig vernederlandst, de zogenaamde “ Von Bissing universiteit”. De Leuvense universiteit, de KUL, organiseert vanaf 1930 een groot aantal Nederlandse leergangen. De door de Franstalige liberalen bestuurde ULB blijft Frans. 11. In 1935 wordt na jarenlange onderhandelingen uiteindelijk de taalwet op het gerecht van kracht. De wet schrijft een volledige ééntalige rechtspraak voor in Vlaanderen en Wallonië. Zij wordt nauwlettend toegepast gezien de nietigverklaring van de vonnissen indien niet volgens de wet. Wat dacht je? In Brussel laat de naleving te wensen over. Niettemin: dit is de eerste keer dat het “Territorialiteitsbeginsel” of “Ius soli” toegepast wordt. 3 Hoofdstuk II: Van koningskwestie tot Leuven Vlaams 12. De Koningskwestie: België wordt bevrijd in september 1944 en de regering keert terug uit ballingschap. Zij had tijdens de oorlog verklaard dat de Koning in “de onmogelijkheid verkeerde te regeren”. Zij verdachten hem van contacten met Hitler. De koning was door de Duitse bezetter weggevoerd en werd pas op 7 mei 1945 bevrijd. Hij kon dus niet zomaar terugkomen. Enkel het Parlement kon over zijn terugkeer beslissen. Intussen regeert zijn broer Karel als regent. In maart 1950 wordt een referendum georganiseerd betreffende zijn eventuele terugkeer. De uitkomst is 58% voor terugkeer op Belgisch niveau, maar 72% op Vlaams niveau en slechts 48% in Brussel en 42% in Wallonië. Kortom, de Vlamingen wilden hem terug, de Walen niet. Hij keert terug maar de Walen zetten het land in rep en roer en brengen België op de rand van de afgrond, een burgeroorlog dreigde. Uiteindelijk doet koning Leopold III troonsafstand ten voordele van zijn zoon Baudewijn in 1951 als die meerderjarig wordt. De monarchie is gered maar er waait nu definitief een federalistische wind over België. De linkse Waalse kringen willen niet langer samenleven met het ouderwetse katholieke rechtse Vlaanderen. Vlaanderen zit met een kater. De troonsafstand niettegenstaande de 58% end 72% wordt als een kaakslag ervaren. Ook zij radicaliseren. Vlaams nationalisme en separatisme krijgen steeds meer aanhangers. In 1954 wordt de Volksunie opgericht. Zij wordt de vertolker bij uitstek van de Vlaamse eisen voor volledige gelijkheid. 13. De eenheidswet 1961: een staking uitgeroepen door de nationale vakbonden tegen bezuinigingswetten van de regering Eyskens wordt massaal opgevolgd in Wallonië maar niet in Vlaanderen waar de christelijke vakbond de acties boycot. Vakbondsleider Renard gaat op zijn eentje door en richt de Mouvement populaire Wallon op die opkomt voor een federaal België met Wallonië en Vlaanderen als enige deelstaten. Hij heeft geen enkele interesse voor het lot van de Franstaligen in Brussel. Via Renard worden de Waalse arbeiders, bijna allen socialisten, overtuigd van de noodzaak om Wallonië te bevrijden van de Vlaamse conservatieve katholieke meerderheid. De terugval van de Waalse economie en de opleving van de Vlaamse zal hen hierin alleen maar versterken. Ook al omdat de traditionele Belgische financiële groepen, vooral de Société générale of Generale Maatschappij, nu geen geld meer stoppen in verlieslatende Waalse bedrijven is hun afkeer van het door Vlamingen bestuurde België groot. De herkomst van hun afkeer voor “l’état belgo-flamand”. 14. 1962: Inzet tot een definitieve taalregeling: binnen de hoogste Belgische politieke kringen groeit de overtuiging dat men de taalperikelen voor eens en voor altijd moet oplossen. Door de tienjaarlijkse talentellingen worden keer op keer Vlaamse gemeenten tot Franstalig omgevormd. Als er zich een meerderheid als Franstalig aangeeft wordt de gemeente als Franstalig bijgeschreven met alle bestuurlijke en administratieve gevolgen. Dit gaat vooral ten koste van Vlaams Brabant door de uitdijende Brusselse olievlek. De Vlaamse beweging vraagt hieraan paal en perk te stellen. Er wordt een politiek plan opgemaakt om in drie stappen de taalproblemen finaal op te lossen: eerst de taalgrens definitief vastleggen dan een definitieve bestuurswet en uiteindelijk een definitieve Onderwijswet 15. De taalgrens: Op 24 juli 1961 wordt de talentelling afgeschaft en de taalgrenswet van 1962 regelt definitief de taalgrenzen op provinciaal vlak.. De Nederlands Franse taalgrens volgt ongeveer de onderste grens van de provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, gaat dan dwars door Brabant ongeveer 15km ten zuiden van Brussel en volgt dan de zuidelijke grens van Limburg tot boven Luik. Er worden enkele verschuivingen toegepast: Komen-Moeskroen wordt Franstalig, de Voerstreek wordt Vlaams. Er wordt relatief veel grondgebied prijsgegeven maar de Vlamingen zijn tevreden met de eens en voor altijd vastgelegde grens! De Franstaligen beginnen gelijk hun strijd om de Voerstreek. Hij zou legendarisch worden: het symbool voor hun minoriseringsangst. De wet van 1963 op het taalgebruik in bestuurszaken verdeelt België officieel in 4 verschillende taalgebieden: een homogeen Nederlandstalig, Franstalig en Duitstalig gebied en een tweetalig gebied Brussel. Niet alleen overheidsdiensten maar ook privé bedrijven worden geacht de wet te respecteren in hun contacten met personeel en overheid. Daarnaast wordt het arrondissement Brussel in 3 gedeeld: Het tweetalig arrondissement Brussel Hoofdstad Het homogeen Nederlandse Halle-Vilvoorde 4 Het arrondissement der 6 randgemeenten met faciliteiten voor de franstaligen: zij krijgen eigen scholen en uitgebreide administratieve rechten. Volgens de Vlamingen tijdelijk, volgens de Francofonen permanent. Door de wetten op het verplichte gebruik van streektaal in gerecht (augustus 1963) en in onderwijs (juli 1963) is het territorialiteitsbeginsel compleet. Eindelijk iets om tevreden over te zijn zou je zo denken. Maar….. In het Vlaamse achterland is nu eindelijk alles geregeld en eentalig Nederlands geworden. Maar de meest fanatieke Vlamingen, de zogenaamde Flaminganten betitelen deze akkoorden als “het verraad van Hertoginnedal” omwille van de faciliteiten aan franstaligen in van herkomst Vlaamse gemeenten. Bij de Franstalige Brusselaars is het ongenoegen groot: als ééntalig Franssprekend zien zij hun promotiekansen door de inwilliging van de Vlaamse tweetaligheid voor Brussel Hoofdstad wegvallen. Het gevolg is dat in plaats van een definitieve regeling het pacificatieproces van Hertoginnedal de gemoederen nog doet oplaaien en vooral in en rond Brussel is er toenemende polarisatie en gevechtsstemming. Het FDF wordt opgericht. Zij willen van Brussel een volwaardig derde gewest maken dat zelf zijn taalpolitiek moet voeren en de kans moet krijgen uit te breiden met gemeenten in de rand. Zij willen los van de Vlaamse meerderheid in België, van l’état belgo-flamand. Walen en Franstalige Brusselaars hadden elkaar eindelijk gevonden. Er was nog slechts één druppel nodig om tot de eerste grondwetswijziging te komen. 16. Leuven Vlaams: tot begin jaren 60 geven de Franstalige studenten nog de toon aan in Leuven en is het Frans nog de voertaal in de Academische wereld: het laatste Franstalig bastion op Vlaams grondgebied. Leuven is een kleine stad. Door het toenemend aantal studenten is er nood aan universitaire expansie. Er gaan geruchten dat de Bisschoppen uitbreidingen voorzien in Vlaams Brabant wat zoals bekend alleen maar tot verfransing zal leiden. Het wordt woelig in Leuven eind 65. “Leuven Vlaams” en “Walen buiten” zijn de slagzinnen bij de vele hevige studentenmanifestaties. En dan kondigen de bisschoppen in mei 1966 hun uitbreidingsplan aan: in de driehoek Leuven-Waver-Brussel. Met instemming van de Vlaamse Professoren wordt er gestaakt en wordt het Academisch jaar eind mei afgesloten om veiligheidsredenen, zogezegd. De Walen zijn niet tegen een overheveling naar Waals Brabant maar de Franstalige Academici zijn tegen. Het suddert door tot in mei 1968 de vlam opnieuw in de pan slaat. De internationale mei revolte van de studenten tegen het paternalisme vertaalt zich in Leuven steeds duidelijker als de democratische eis om in Leuven een uitsluitend Nederlandstalige moderne democratische Universiteit te vestigen en daarom moeten de “conservatieve Franstaligen” maar uit Leuven weg. De regering valt door de kwestie Leuven. Op korte termijn zullen alle klassieke partijen zich opdelen in een Waalse en Vlaamse vleugel. De communautaire problematiek prevaleert blijkbaar boven ieder ander probleem. Uiteindelijk wordt de overheveling naar het Waalse Ottignies door de regering Eyskens mogelijk gemaakt. De UCL wordt financieel in staat gesteld om Louvain la Neuve uit te bouwen. 5 Hoofdstuk III: De Grondwetsherzieningen. 1. Eerste grondwetsherziening 1970 of Staatshervorming niet echt de eerste: In feite is deze niet de eerste want in 1883 was de echte eerste herziening waarbij het kiessysteem werd aangepast tot het Algemeen Meervoudig Stemrecht. De echte tweede was in 1919 toen het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht werd ingevoerd. De eerste in 1970 was dus eigenlijk de derde maar eerste refereert naar de eerste in de richting van de uitbouw van een FEDERALE STAAT. Uit het in hoofdstuk II vertelde zal het jullie niet verbazen dat Premier Eyskens, wanneer hij in de Senaat zijn akkoord voorstelt betreffende de grondwetswijziging, hij begint met “De unitaire Belgische Staat met zijn structuren en zijn werkwijze zoals die thans door wetten zijn geregeld is door de gebeurtenissen achterhaald”. In feite wordt al het vorig vertelde in de Grondwet verankerd: 2. De eerste Staatshervorming 1970 Oprichting van Cultuurgemeenschappen (3) met bevoegdheid op gebied van taal en cultuur en beperkte onderwijsmateries. De cultuurraden met wetgevende bevoegdheid bestaan uit de taalgroepen in het nationale Parlement: hun wetten worden decreten genoemd De uitvoerende macht berust bij de minister van cultuur (2), één voor elke taalgroep in de nationale regering Pariteit in de Ministerraad tussen Frans- en Nederlandstaligen Communautaire alarmbelprocedure: een wet op communautair vlak kan door een 2/3 meerderheid in één van de taalgroepen geblokkeerd worden Op verzoek van de Walen wordt de indeling van België in 3 gewesten al in de grondwet ingeschreven, echter nog niet uitgevoerd 2. De tweede Staatshervorming (Egmontpact en Stuyvenbergakkoorden) (1980): De cultuurgemeenschappen worden omgevormd tot Gemeenschappen Bevoegdheden uitgebreid tot persoonsgebonden aangelegenheden ( bepaalde aspecten van sport, jeugd- en gezondheidszorg Intentieverklaring tot regeling van Gewesten en hun bevoegdheden (op verzoek van de Walen) ( er bleef onenigheid omdat de Walen 3 gewesten wilden, de Vlamingen echter slechts 2) Slechts het Waalse en het Vlaamse gewest krijgen al enkele bevoegdheden op territoriaal vlak in de sociaal economische sector Gemeenschappen en gewesten krijgen hun eigen regering los van de federale 3. De derde Staatshervorming 1988 Bevoegdheid van de Gemeenschappen uitgebreid met Onderwijs bijna compleet Arbitragehof krijgt bevoegdheid om wetten en decreten te toetsen Art 10( gelijkheidsbeginsel), Art 11(discriminatieverbod) en Art 24( vrijheid van onderwijs) van de Grondwet Akkoord over de inrichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Nederlandstaligen krijgen in Brussels gewest zelfde bescherming als de Franse minderheid op Nationaal vlak ( pariteit en alarmbelprocedure) 4. De vierde staatshervorming ( ST-Michielsakkoorden) ( 1993) verdere uitbreiding van de bevoegdheden van Gemeenschappen en Gewesten o.a. met betrekking tot het sluiten van verdragen binnen de hen toegewezen bevoegdheden Verbod van dubbelmandaat: niet gelijktijdig in federaal en deelstaatparlement Raden van deelstaten rechtstreeks verkozen 5. De vijfde Staatshervorming ( Lambermont- en Lombard-akkoorden) ( 2001-2003) Gewesten krijgen extra bevoegdheden ( Buitenlandse Handel, Landbouw, Administratief toezicht op ondergeschikte besturen) Inbouw van beschermingsmechanismen in de Brusselse instellingen om te verhinderen dat het Vlaams Belang ( vroeger Vlaams Blok) de instellingen zou blokkeren indien het de meerderheid haalt in de Nederlandse taalgroep Herfinanciering van de Gewesten 6 Hoofdstuk IV: Huidige richting van de Belgische Staat 1. Na de laatste Grondwetsherziening of Staatshervorming is België volgens de termen van de Grondwet een federale Staat geworden. België bestaat volgens de Grondwet uit 6 deelstaten en een federale Staat. Dit zijn dus officieel 7 verschillende bevoegdheidsniveau’s. Voeg daarbij dat België ook bestaat uit 4 verschillende taalgebieden en dan krijg je dus het volgend plaatje: De Federale Belgische Staat Officieel bestaat België uit 4 taalgebieden ( geen bevoegdheidsniveau) Het Nederlandstalig gebied Het Franstalig gebied Het Duitstalig gebied en Het tweetalig Hoofdstedelijk gebied Officieel bestaat België uit 3 Gemeenschappen: De Nederlandstalige gemeenschap: 327 Gemeenten waarvan 19 in Brussel De Franstalige Gemeenschap: 272 gemeenten waarvan 19 in Brussel De Duitstalige gemeenschap: 9 Gemeenten in het Waalse gewest Officieel bestaat België uit 3 gewesten: Het Vlaamse gewest: de 308 Vlaamse gemeenten Het Waalse Gewest: 262 Gemeenten ( 253 Frans, 9 Duits) Het Brussels hoofdstedelijke gewest: 19 Gemeenten 2. De federale Belgische Staat heeft bevoegdheden over alles wat niet expliciet overgeheveld is naar de Gewesten of de Gemeenschappen (zogezegde residuaire bevoegdheden). De wetgevende macht is het nationaal Parlement met de kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat de uitvoerende macht is de federale Regering. De regering telt 7 Nederlandstalige, 7 Franstalige ministers en een Premier volgens het principe van de pariteit ter bescherming van de Franse minderheid op nationaal vlak. Vaardigt wetten uit die betrekking hebben op het ganse Belgische grondgebied of op al zijn inwoners Federale Kamers als enige in de mogelijkheid om de grondwet te herzien en dus de staat te hervormen 3. De Gemeenschappen: persoonsgebonden deelstaten bevoegdheid over persoonsgebonden aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs, welzijn, sport en media de wetgevende macht is de Gemeenschapsraad; wordt rechtstreeks verkozen de uitvoerende macht is de Gemeenschapsregering met een Minister President Vaardigt decreten uit die alleen betrekking hebben op de personen van de Gemeenschap; Tot de Nederlandse Gemeenschap behoren ook de Brusselse Nederlandssprekenden, tot de Franse gemeenschap behoren ook de Franssprekende Brusselaars ( eigenlijk alleen hun instellingen en niet de personen om te verhinderen dat er een verdoken talentelling zou gebeuren in Brussel) Vaardigt decreten uit die op de betrokken personen het niveau van wet hebben ( niet ondergeschikt aan de federale wetten! Maar op gelijk niveau) 4. De Gewesten: gebiedsgebonden deelstaten (zeg maar regio’s) bevoegdheid over gebiedsgebonden aangelegenheden: economie, ruimtelijke ordening, stedenbouw, werkgelegenheid, landbouw, openbare werken, vervoer (gedeeltelijk), buitenlandse handel en de gemeente- en provinciewet. 7 De wetgevende Macht is de Gewestraad; wordt rechtstreeks verkozen De uitvoerende Macht is de Gewestregering met een Minister President Vaardigt decreten uit die alleen betrekking hebben op het gewestelijk grondgebied ( niet ondergeschikt aan federale wetten) De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest hebben hun wetgevende en uitvoerende macht samengevoegd. Zo ontstond het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering . Op zijn minst een vereenvoudiging. Let wel: in wezen bestaan zij nog afzonderlijk maar zij hebben hun bevoegdheden overgedragen. In Brussel bestaat er ook nog een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie naast de Nederlandse en de Franstalige commissie. Zij behartigt de belangen van de Brusselaars die niet expliciet tot één van de twee gemeenschappen behoren. Voor de amateurs, even het overzicht van de huidige Organen met bevoegdheid binnen de huidige federale Belgische Staatsstructuur: Op Federaal niveau: 1. Nationaal Parlement of Tweede Kamer met 150 rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers met thans 88 Nederlandssprekenden en 62 Frans sprekenden 2. De Senaat of de eerste kamer met nu 74 Senatoren 3. De Nationale Regering met 7 Nederlandstalige, 7 Franstalige ministers en een Premier Op het niveau van de Gewesten: -Het Vlaams Gewest: o Het Vlaams Parlement: 124 rechtstreeks verkozen Vlaamse Parlementsleden waarvan 6 afkomstig uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest o de Vlaamse Regering: maximaal 11 Ministers met minimum 1 uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Vlaamse Regering zetelt aan het Martelarenplein in Brussel ( reeds bezocht met RC Mechelen) Iedere Gewestregering is een legislatuurregering wat betekent dat zij niet kan vallen tussen twee verkiezingen in. Alle Ministers worden benoemd door het Vlaams Parlement, alleen de minister President moet zijn eed afleggen voor de koning van België. Er wordt reeds gedebatteerd over een Vlaamse grondwet. Een Vlaams Minister laat zijn ambtenaren geen eed meer afleggen op de Belgische grondwet omdat zij enkel decreten van de Vlaamse regering ten uitvoer brengen ( een BVR i.p.v. een KB) -Het Waals Gewest: o het Waals parlement of de Waalse Gewestraad: 75 rechtstreeks verkozen leden o de Waalse Regering met maximaal 8 Ministers en een minister President o zetelt in Namen Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: het Brussels hoofdstedelijk Parlement: met 89 rechtstreeks verkozenen waarvan 17 Nederlandstalig de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: 2 Nederlandstalige en twee Franstalige Ministers en een Minister President 8 Op het niveau van de Gemeenschappen: De Vlaamse Gemeenschap: Sinds 1980 zijn de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest samen gevoegd. Vlaanderen beschikt dus slechts over één Parlement en één Regering. Op zijn minst een vereenvoudiging. De Franse gemeenschap: o o o het Parlement van de Franse Gemeenschap: 94 leden omvattende de 75 van het Waals Gewestelijk Parlement en 19 van de 72 Franstalige van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. de Franse Gemeenschapsregering: één Minister President en nu 5 ministers in tegenstelling tot de Vlaamse situatie zijn de Waalse Gewest en Gemeenschaps instanties niet samengevoegd. Om redenen van zuiniger beleid is dit wel een verzoek van Vlaamse kant. Sommige ministers zetelen wel in beide Regeringen. De Duitstalige Gemeenschap: o o het parlement van de Duitstalige Gemeenschap: 25 rechtstreeks verkozen parlementsleden (samen met de Europese verkiezingen) de Regering van de Duitstalige Gemeenschap: 3 Ministers en een minister President Op Gemeenschapsniveau bestaat Brussel officieel niet. Er zijn alleen de drie Gemeenschappen: de Nederlandstalige, de Franstalige en de Duitstalige. Toch zijn er sinds 1989 drie Gemeenschapscommissies opgericht die de bevoegdheid hebben van de Gemeenschap in het Brussels hoofdstedelijk Gewest: onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheid. De Vlaamse Gemeenschapscommissie o o de Raad van de Vlaamse gemeenschapscommissie, een soort miniparlement met de 17 Nederlandstalige verkozenen van de Brusselse Gewestraad het College van de Vlaamse gemeenschapscommissie. Met de Vlaamse ministers uit de Brusselse regering De Franse gemeenschapscommissie: o o de raad van de Franstalige Gemeenschapscommissie: de 72 Franstalige uit het Brussels parlement het College van de Franstalige Gemeenschapscommise: de Franstalige Ministers uit de Brusselse Gewestregering De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie: o bevoegd voor instellingen en personen die niet tot één Gemeenschap behoren. o Zijn raad en zijn College vallen samen met de Brusselse Raad en de Brusselse Regering Tot slot, om het nog wat ingewikkelder te maken: aspecten die de Nederlandse gemeenschapsbevoegdheid betreffen worden in Brussel zowel door de Vlaamse Gemeenschap als door de Vlaamse Gemeenschapscommissie behandeld. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft echter geen decretaire bevoegdheid. Die blijft in handen van de Vlaamse gemeenschap. De Franse Gemeenschapscommissie heeft echter wel decretaire bevoegdheden gedelegeerd gekregen van de Franstalige Gemeenschap. 9 Hoofdstuk V: Commentaren Het is niet mijn bedoeling te pleiten voor het opdoeken van de Belgische Staat, noch voor het promoten van een onafhankelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Onafhankelijker dan nu worden zij zeer zeker of de Belgische Staat blijft bestaan of niet. Maar hoe onafhankelijk ze alle drie ook worden, er zal altijd nood zijn aan samenwerken. Wij zijn nu eenmaal buren binnen of buiten een Belgische Staat. Mocht België verdampen zoals hierboven uitgelegd, zeker is dat onze huizen, wijzelf en onze buren niet verdampen tenzij er een kernoorlog komt. Laten wij van een leuker scenario uitgaan. Het is echter ook niet mijn bedoeling om krampachtig te pleiten voor een in stand houden van de Belgische Staat. De volgende verzameling bedenkingen is alleen maar bedoeld om jullie wat beter inzicht te geven in wat er allemaal aan argumenten voor en tegen wordt geformuleerd de laatste tijd. Er is nog lang geen definitieve federale regering. Er is alleen een Kerstkindje geboren, de Interim Regering Verhofstadt. Of er met Pasen ook een Paasei in de korf zal liggen is op zijn minst zeer twijfelachtig. En mocht de definitieve regering, beantwoordend aan de wens van de kiezer, er wel op tijd komen dan zal de geplande Staatshervorming zeker niet op een twee drie geregeld zijn. Er zal dus zeker nog een en ander aan informatie op jullie afkomen via kranten, TV of radio. Alleen om dit alles wat beter te kunnen volgen zijn de volgende overwegingen bedoeld. 1. Politiek economische bedenkingen: Niets nieuws onder de zon: In de oorspronkelijke Belgische Grondwet van 1831 was België eigenlijk al een federale Staat maar het was niet met zovele woorden vermeld als nu in Artikel 1. Het oorspronkelijk art 1 vermeldt wel: “ België is ingedeeld in provincies”. Deze provincies kennen dan rechtstreekse verkiezingen van hun vertegenwoordigers en hebben een eigen bestuur. Wat moet je meer hebben voor een federatie. Daarnaast waren er natuurlijk ook de 2400 Gemeenten met eigen rechtstreeks verkozen raden. Provincies: Eigenlijk zijn de provincies intermediaire bevoegdheidsniveaus die teruggrijpen naar de aloude Graafschappen, hertogdommen, prinsbisdommen enz. nu nog te herkennen in hun namen: Brabant, Vlaanderen, Luik… En het simpele feit dat reeds in de oorspronkelijke Grondwet aan deze provincies aparte bevoegdheden verleend worden is een aspect van federale structuur. Vlaams en Waals bestond in 1830 gewoon nog niet: Men had er toen beter aangedaan meer aandacht te besteden aan de beide etnische groepen: het Vlaamse volk en het Waalse volk. Maar blijkbaar leefde dit toen niet. Blijkbaar lagen de aloude adellijke graafschappen, hertogdommen, prinsbisdommen enz. hoger in prioriteit bij de Conventie die de grondwet uitschreef die België vorm moest geven. Het belang van Waalse en Vlaamse etniën is misschien een “RetroHineininterpretieren”. Zij werden pas echt belangrijk door de verschillende mogelijkheden binnen de Belgische structuur die tot dan toe eigenlijk nooit bestaan had. Gemeenten toen: Onder de Franse bezetting werd het Gemeentelijk niveau zoals we het nu kennen afgeschaft. Nochtans, het gemeentelijk niveau staat het dichtst bij het volk en is daarom bij uitstek democratisch. Dat had de Belgische grondwetgever wel goed ingezien. Professor Senelle, een boegbeeld op gebied van Belgische Staatkunde verwoordt het als volgt: ”Democratie veronderstelt dat de beslissingen worden genomen door de vertegenwoordigers van het volk en wel op het niveau waar voor het welzijn van de bevolking op de beste manier, want met kennis van haar behoeften en mogelijkheden, passende maatregelen kunnen worden getroffen”. Gemeenten nu: het zal voor iedereen duidelijk zijn dat de rol van de gemeente als onderste organisatieniveau ontzettend veranderd is in vergelijking met de jaren waarin onze Grondwet werd geconcipieerd. Toen speelde het grootste deel van het leven van de doorsnee Belg zich waarschijnlijk af binnen de grenzen van zijn gemeente of in de directe omgeving ervan. De hedendaagse mens is voor de meeste van zijn behoeften naar buiten getrokken, buiten de grenzen van zijn gemeente. Denk maar aan de auto, het vliegtuig, de radio, de TV, het internet…. Maar, laat mij nog eens Prof. Senelle citeren: “Buiten het gezin beleeft de mens zijn gemeenschapsleven op de eerste plaats in het lokale verband dat de wijk of de gemeente is. Het is dan ook zaak van de plaatselijke besturen hun juridische bevoegdheid, hun administratieve bekwaamheid 10 en hun politieke invloed aan te wenden om de burgers de concrete infrastructuur te verschaffen die beantwoordt aan de behoeften van onze welvaartsmaatschappij”. Hier ligt de kern van de “subsidiariteit” die nu als basis gebruikt wordt voor de verdere uitbouw van de Gemeenschappen maar zeker van de Gewesten. Laat de macht zo dicht mogelijk bij het volk. Ga pas naar een hoger niveau indien de problematiek het niveau duidelijk te boven gaat. Nood aan vereenvoudiging: De huidige Belgische Staatsstructuur is zo ingewikkeld geworden dat niemand er nog aan uit kan. In totaal 10 Parlementen en 9 regeringen met ongeveer 650 mandatarissen is te duur, is niet efficiënt en vertraagt. Wat de weg voor de toekomst ook is, er zal moeten vereenvoudigd worden. De veranderingen op de wereldmarkt met een moordende concurrentie laten niet toe zijn tijd te verspelen in uitzoeken wie het op welk niveau voor het zeggen heeft. Confederalisme: het Belgisch federalisme ontwikkelt zich tot een nieuwe vorm van Staatsinrichting die men gewoonlijk aanduidt als een confederatie. In het Belgisch federalisme hebben de decreten kracht van wet voor het territorium of voor de groep mensen waarop zij betrekking hebben. In die zin kan men wel zeggen dat de federale wetten altijd alle Belgen en/of het ganse Belgische grondgebied betreffen. Op dat gebied zijn zij meer omvattend. Maar een nationale wet kan geen decreet van een deelstaat teniet doen. Er is niet de regel zoals in de Duitse federatie dat “ Bundesrecht bricht Landesrecht”. In feite zijn de bevoegdheden horizontaal doorgeschoven naar de deelstaten en niet verticaal. Bijna Separatisme: in hun drang naar steeds groter zeggenschap, gegeven het bovenvermelde, ontwikkelen de deelstaten zich steeds meer uit elkaar. Ook in de federale kamers heerst meer en meer een sfeer van “naast elkaar dan met elkaar”. Vermits, gegeven de proviale kieskringen bij federale verkiezingen, Walen op Walen stemmen en Vlamingen op Vlamingen is er dus ook geen enkel nationaal electoraal gevoel aanwezig. Ook geen verantwoordelijkheid tegenover het ander landsdeel in het federaal Parlement. Dus ook binnen de Belgische Nationale Kamers gedragen de deelstaten zich als bijna onafhankelijk naast elkaar. Twee duidelijke voorbeelden waarbij Wallonië zich reeds als onafhankelijk voordeed waren de "Tabaksreclame affaire rond Francorchamps" en de "affaire van de illegale wapenexport". Hier werd op geen enkel manier ingegaan op afkeur op Vlaams en Belgisch niveau. Homogene bevoegdheden: De bevoegdheden zijn niet homogeen. Bij iedere Staatshervorming zijn er bevoegdheden overgeheveld naar de gemeenschappen en de Gewesten. Leest men deze dan vindt men dikwijls de toevoeging “met uitzondering van” wat dus inhoudt dat bevoegdheden slechts gedeeltelijk overgeheveld werden, wat dus leidt tot versnippering, onduidelijkheid en dus, als reeds boven vermeld, tot inefficiëntie en vertraging. Consumptiefederalisme: De huidige toestand wordt wel eens aangeduid als een “Consumptiefederalisme”. Hiermee bedoelt men dat wel bevoegdheden overgeheveld zijn maar niet de eremee corresponderende financiële verantwoordelijkheden. De Gemeenschappen en de Gewesten worden nog grotendeels gefinancierd via dotaties uit de federale inkomsten. In de laatste Staatshervorming is voor een deel voorzien in eigen fiscale inkomsten van de gewesten maar veel te weinig. Bovendien is er kritiek omdat hierdoor de federatie op een failliet afstevent. Bijzondere meerderheden, pariteiten en Alarmbelprocedures: het is in een moderne democratie een heilig principe dat de meerderheid het voor het zeggen heeft maar dat zij aandacht heeft voor de minderheid.De democratische inrichting van de Staat zorgt hiervoor op verschillende gebieden: o De normale instellingen zoals de totale scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht o de rol van de oppositie en de verkiezingen o mogelijkheid tot meerderheidsvormende coalities De Vlaamse minderheid in Brussel en de Waalse op Nationaal vlak moet men niet beschermen door het verlenen van antidemocratische blokkerende privileges, maar door de minderheid meer autonomie te geven waarbinnen ze zich maximaal kan ontplooien Uithollings-federalisme: de federale structuur, de bovenlaag, is niet het resultaat van een geleidelijk samen uitbouwen van bevoegdheden vanuit een gezamenlijke interesse. De federale laag 11 was er al sinds 1831 en werd afgebouwd ten voordele van de deelstaten om te verhinderen dat de Belgische Staat zou ophouden te bestaan. Het is geen “Coming together maar een Holding together federatie” Europees bovenkader: de federale bovenlaag wordt niet alleen minder bevoegd door een overheveling van bevoegdheden naar de deelstaten maar ook door een overdracht van bevoegdheden naar het Europees niveau. In die zin wordt gesproken van het “verdampen van de Belgische Staat”. Reeds op verschillende niveau’s neemt Europa de plaats in van het Belgisch Bestuursniveau. Of men het federaal niveau afschaft of niet, er zal sowieso weinig van overblijven. Op de lange duur wordt Europa waarschijnlijk een federatie van regio’s. Het tussenliggend niveau van de nationale Staten zal beetje bij beetje verdwijnen. Wie had 30 jaar geleden durven vermoeden dat bij het begin van het derde millennium al zovele Staten hun eigen Munt zouden opgeven en inruilen voor de Euro! Subsidiariteit: door toepassing van dit principe worden bevoegdheden preferentieel toegekend aan het laagste homogeen niveau die ze aankan. Overheveling naar een hoger niveau gebeurt slechts dan als dat tot verbeterd en efficiënter bestuur leidt. In die zin zijn de regio’s dikwijls de optimale laagste bestuurslaag. Willen zij echter op Europees niveau wat te vertellen hebben dan kunnen zij beter opklimmen tot het niveau van een aparte Staat. Tot nu toe hebben alleen de lidstaten binnen Europa een stem en niet hun regio’s. In die zin zou je dus kunnen zeggen dat Europa de onafhankelijkheid van Vlaanderen, Wallonië en Brussel niet alleen mogelijk maakt maar er ook nog toe aanzet. Kleinere Staten zijn in het voordeel: binnen Europa zijn het de kleinere landen die economisch het best presteren. Finland, Ierland en Denemarken doen het goed en hebben alle drie minder inwoners dan Vlaanderen. Dit is geen pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen of Wallonië. Het is alleen maar bedoeld om de dikwijls gehoorde kritiek te ontzenuwen dat kleine economieën binnen Europa geen kans hebben en zeker niet op wereldniveau. In tegendeel, in een geglobaliseerde wereldmarkt is juist een gecentraliseerde Belgische aanpak voor twee zo verschillende economieën eerder een nadeel dan een voordeel. Solidariteit: volgens het “Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen” een werkstuk van een groep vooraanstaande intellectuelen gekend als de denktank “In de Warande" (ook in de Warande zijn wij met onze Mechelse Rotary collega’s op visite geweest) is de kapitaalstroom van Vlaanderen naar Wallonië op jaarbasis ongeveer 10 miljard Euro of 6,6% van het bruto Vlaams inkomen. Zo een kapitaalinjectie is enorm wanneer men bedenkt dat dezelfde stroom van West naar Oost Duitsland na de sloop van de muur nu ongeveer 4% bedraagt. Over deze solidariteit wordt wereldwijd met respect gesproken. Binnen de Europese Unie wordt een percentage van 0,35% als stroom van de welgestelde naar de armere lidstaten als criterium gehanteerd. Tewerkstelling, bijstandverlening: Wallonië kent een zeer hoog percentage werklozen. In Zuid West Vlaanderen, wat aan Wallonië grenst, heeft men nood aan werkkrachten. Geen Waal die er solliciteert. Hierbij heb ik twee bedenkingen: o o Of zij kennen geen Nederlands wat er op wijst dat zij de huidige toestand in België die tweetaligheid vereist op bijna alle niveau’s nog steeds niet begrepen hebben. Dit is dan jammer maar het wijst op een vals zich vastklampen aan vergane glorie zoals hierboven reeds beschreven. Of het is een uiting van hun zelfgenoegzaamheid in hun persoonlijkheid ingebakken door jarenlange betutteling door een corrupte Socialistische partij (Sorry, maar het is de waarheid). Boetes in het verkeer: in Wallonië wordt er nauwelijks gecontroleerd. In Vlaanderen des te meer. Ligt dit misschien aan de grotere christelijke moraliteit of aan het feit dat wij dichter bij Nederland liggen waar zo graag met het vingertje gewezen wordt. Feit is dat alle boetes in een nationale pot gestopt worden die dan a rato het aantal inwoners verdeeld worden over de regio’s. Een geldstroom waar de meeste Vlamingen zich blauw aan ergeren. …………enz. 12 2.Historisch culturele bedenkingen: Kaakslagflamingantisme: De discussie tussen Vlamingen, Walen en Brusselaars wordt te dikwijls vanuit een emotioneel geladen historisch kader gevoerd. De fanatiekste flaminganten gaan dikwijls uit van wat men het trauma uit het verleden zou kunnen noemen. “ Kijk eens wat jullie ons allemaal hebben aangedaan en dit laten wij niet nog eens gebeuren”. Ieder voorstel van de tegenpartij, hetzij van Walen of Brusselaars, dat wat tegen hun zin in gaat, wordt ervaren als de zoveelste kaakslag. In dit opzicht spreekt men dan ook van “Kaakslagflamingantisme”. Waalse arrogantie: De Walen kennen zulk trauma natuurlijk niet. Hier treedt echter het omgekeerde op. Ook zij klampen zich soms te dikwijls vast aan vergane glorie. Historisch hebben zij binnen België zeer lang een bevoorrechte positie mogen bekleden in bestuur en administratie. Tot halverwege de 20ste eeuw waren zij bovendien het betere economische deel van België. Die tijd is echter voorbij. Zij zullen moeten leren aanvaarden dat hun geprivilegieerde status voorbij is. In Brussel is tweetaligheid een vereiste, in de grensstreken evenzeer. Eéntalig Franssprekende Belgen liggen niet meer zo goed in de markt. Toch proberen velen nog krampachtig de taalwetten te omzeilen. Opnieuw Talentelling: in de hierboven beschreven optiek moet de recente oproep van Di RUPO gezien worden wanneer hij voorstelt om een talentelling te houden. Uit al het voorgaande zou moeten duidelijk zijn dat de afschaffing van de talentellingen en het voor eens en voor altijd vastleggen van de taalgebieden een onomkeerbare verworvenheid is die heeft bijgedragen tot een pacificatie in de Brusselse regio. Of hij kent zijn geschiedenis niet, wat ik weiger te geloven. Of het is een ongelooflijke arrogantie om in een moeilijke periode, dan nog als verliezer van de vorige verkiezingen, hiermee olie op het vuur te gieten. En dit is geen politieke uitspraak maar een oprecht verwijzen naar een historische woordbreuk. Brussel: dit is het heikel punt in de huidige Belgische problematiek. De 19 gemeenten liggen als een eiland in het homogeen ééntalig Vlaams taalgebied. De randen verfransen en dit zal blijven doorgaan. De Vlamingen willen geen millimeter toegeven aan de grenzen. Afspraak is afspraak (1962). Wil Brussel zijn meervoudige rol van hoofdstad kunnen vervullen dan zal er toch iets moeten veranderen. Het gevangen zetten in zijn 19 gemeenten kan niet. Of moeten ze een Japanse of Amerikaanse skyline krijgen met flats van 400m en hoger. Ook dit is niet Belgisch, zelfs niet Europees. Wij houden het liever laag bij de grond. BHV of Brussel-Halle-Vilvoorde: bij federale verkiezingen kunnen Franstaligen uit 35 Vlaamse randgemeenten stemmen op lijsten uit de 19 Brusselse gemeenten. Halle Vilvoorde is wat er van de provincie Vlaams Brabant overblijft na aftrek van Leuven. Halle Vilvoorde vormt samen met Brussel één federaal kiesdistrict. Het grondwettelijk Hof heeft dit kiesdistrict “ongrondwettig verklaard”. Haar uitleg komt hier op neer: sinds er provinciale kiesdistricten zijn voor de federale verkiezingen is dit dit BHV het enige district waar kandidaten moeten wedijveren met kandidaten die niet tot de provincie behoren. Voor de Vlamingen is de BHV regeling een uit zijn voegen groeien van het Brussels Hoofdstedelijk gewest bij de verkiezingen wat neerkomt op verfransing. Het leidt er trouwens toe dat Vlamingen kunnen stemmen op Franstaligen waardoor de verhouding 88/62 in het federaal Parlement verstoord kan worden. Nationaal gevoel: er is in België nooit een historische basis geweest voor het zich “Belg” voelen in vergelijking met het Oranje gevoel zoals ik het hier heb leren kennen. o Natuurlijk heeft Caesar ons ooit in zijn “ De Bello Gallico” de dappersten onder alle Galliërs genoemd. Maar geen mens heeft ooit kunnen achterhalen wie hij nu eigenlijk bedoelde. Waarschijnlijk moest hij zijn vijanden als dapper voorstellen in de Romeinse Senaat om zijn oorlogsbudget voor het volgende jaar veilig te stellen. o Natuurlijk was er Jacob van Artevelde, Jan Breydel en Pieter deconinck. Maar voor ons zijn dat Vlamingen en geen Belgen.De Groeningenkouter (1302) en de 600 Franchimontezen zijn voor ons Vlamingen hoogtepunten, het heldendom uit onze “Vaderlandse Geschiedenis”. Voor de Walen zijn dit regelrechte catastrofes. Zij waren namelijk de Franchimontezen! 13 o o Ons nationaal gevoel komt naar boven wanneer de Belgische voetbalploeg tegen Nederland speelt, wanneer Justine Hennin de bal beter slaat dan wie ook. Zij is trouwens het nationaal symbool bij uitstek. Klein van gestalte maar groot in daden. Ons nationaal gevoel flakkerde op wanneer koning Baudewijn overleed. Hoewel Boergondiërs apprecieerden wij zijn ascetische levenswijze. Hij werd op zijn 18de midden in de Koningskwestie tot jong onervaren koning gebombardeerd. Hij kon geen kinderen krijgen. Zijn huwelijk met Fabiola veranderde het koninklijk Paleis in het eerste gemengd klooster. Hij leefde voor zijn vak. Kortom, er bestond dus toch een Belg en wat voor een, de Belg bij uitstek (dit is de eerste falsificatie van de stelling van Jules Destrée). Koningshuis: het huidige koningshuis is niet van dien aard om, indien onder vuur, het Belgische Koninkrijk te redden. Zij komen eerder ongeloofwaardig en, ja het moet gezegd, ook een beetje dom over. De escapades van koning Albert II waren een publiek geheim. Middeenin de regeringsvorming, de enige periode dat er voor hem echt werk aan de winkel is vertrekt hij op vakantie naar zuid Frankrijk. Zijn naam werd ooit zelfs genoemd in verband met de “ roze balletten in de tijd van de bende van Nijvel”. Kroonprins Filip geeft een ietwat verdwaasde indruk en Prins Laurent, ja…. Kortom als België overleeft zal het zeker niet aan hen liggen. 14 Slot: Ik hou van Belgische moppen Ik hou van mattetaarten Ik hou van een Belgische trappist Ik hou van Gentse waterzooi Ik hou van mijn Belgische vrienden Ik hou van de Vlaamse Ardennen Ik hou van Eddy Merkx Ik hou van Jacques Brel Ik hou van Justine Hennin Ik hou van de Vlamingen Ik hou van de Walen Ik hou zelfs van de dikke Nekken Maar ik verfoei betweters Ik verfoei spelbrekers Ik verfoei politici. Raf De Roeck, 15/01/2008 15