Cursus

advertisement
Naam:………………………….
Klas:…………..
1
Cursus Elektriciteit.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
1
2
TV ELEKTRICITEIT
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
2
Hoofdstuk 1: Eigenschappen en opwekken van de
elektrische energie.
a)Energieomvorming.
Energie onder een bepaalde gedaante kan in een andere energievorm
worden omgezet. De daartoe geschikte apparaten noemt men
ENERGIEOMVORMERS.
Enkele voorbeelden van energieomvormingen:
3
-in een bezinemotor wordt de in de benzine opgestapelde chemische
energie omgezet in mechanische energie.
-bij het verbranden van steenkool wordt chemische energie omgezet
in
warmte-energie.
-in een strijkijzer en andere elektrische verwarmingsapparaten
wordt de
toegevoerde elektrische energie omgezet in warmte-energie.
Bij iedere energieomzetting verdwijnt een zekere hoeveelheid energie van
een bepaalde vorm en komt er een gelijkwaardige hoeveelheid onder een
of meer andere vormen in de plaats.
Voorbeeld:bij een gloeilamp wordt elektrische energie omgezet in warmteen lichtenergie.
Vragen:
1) Noem enkele energievormen?
2) Wat is een energieomvormer?
3) Welke energieomzetting gebeurt er bij de volgende toestellen:
-een dynamo,
-een strijkijzer,
-een gloeilamp,
-een boormachine,
-een broodrooster,
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
3
b)Eigenschappen van de elektrische energie.
A) VOORDELEN.
4
De elektrische energie verplaatst zich zeer snel. (300.000km/s)
De elektrische energie kan men gemakkelijk over gote afstanden
overbrengen.
De elektrische energie is zeer gemakkelijk om te vormen tot andere
energievormen. Daardoor heeft ze een onbegrensd werkgebied.
De elektrische energie veroorzaakt geen luchtvervuiling bij gebruik.
De elektrische energie geeft ons een zeer groot komfort.
De elektrische energie verzekert in vele gevallen onze veiligheid:
op de weg: verkeerslichten, openbare verlichting, ……..
op het spoor: seinen, sluiten en openen van overwegen, ……
in de lucht: controletoren, radio, …….
op zee: lichtgevende boeien, vuurtoren, ……..
B) NADELEN.
De elektrische energie kan men niet in grote hoeveelheden opstapelen,
ze moet onmiddellijk verbruikt worden. Een accumulator is hierop een
uitzondering, het zijn stapelaars van elektrische energie in kleine
hoeveelheden.
elektrische energie is bij aanraking gevaarlijk  ELEKTROKUTIE.
Vragen:
1) Noem 3 voordelen van de elektrische energie?
2) Noem 2 gevallen waar de elektrische energie onze veiligheid
verzekert?
3) Welk groot nadeel bezit de elektrische energie?
4) Elektrische energie is gevaarlijk! Verklaar?
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
4
c)Opwekking van de elektrische energie.
 Wat zijn statische bronnen?
Stroombronnen die geen bewegende delen hebben noemt men statische
bronnen, voorbeeld: zaklampbatterijen.
 Hoe bekomt men elektrische energie bij een fietsdynamo?
5
Een draaiend fietswiel geeft de beweging over aan de fietsdynamo, die de
mechanische energie omzet in elektrische energie.
Geef drie uitwerkingen van de elektrische energie? Geef een
voorbeeld.
Opwekken van warmte: soldeerbouten.
Opwekken van licht: gloeidraadlampen.
Mechanische werking: een pomp.
Wat verstaat men onder elektrokutie?
Wanneer elektriciteit door het lichaam van mensen en dieren gaat
veroorzaakt zij hierin schokken. Dit noemt men “elektrokutie”.
 Welke types elektrische centrales ken je?
De thermische centrale, de kerncentrale, de hydr-elektrische centrale.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
5
Hoofdstuk 2: Van centrale tot verbruiker.
Woordje uitleg.
De klokradio wekt je op tijd, je steekt het licht aan, er komt warm water
uit de kraan, … . Het koffiezetapparaat verspreidt een fijn aroma … .
Een dag dus waarbij je vanzelfsprekend gebruik maakt van elektriciteit.
Het is een grote behoefte van de mens geworden. Wat zou er gebeuren
als er vandaag eens geen elektriciteit was??
6
a)De centrale is een fabriek.
De plaats waar elektriciteit geproduceerd wordt, is de elektrische centrale.
Er is er zeker een bij jou in de buurt. 24 op 24 uur draait de centrale om
elektriciteit te leveren. Daar is een hele ploeg mensen aan het werk om
deze fabriek draaiende te houden.
Elektriciteitscentrales.
Er zijn 3 soorten centrales volgens de energiedrager die ze gebruiken?
Kerncentrales: ze gebruiken kernenergie en zijn de grootste groep in
België.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
6
Kassieke Centrales: gebruiken steenkool, aardgas of stookolie. Deze
hebben het grote probleem namelijk de luchtvervuiling.
7
Waterkracht(hydro) centrales gebruiken de waterkracht van een
stuwdam. Er is er maar 1 in België. De waterkrachtcentrale van Coo.
b) Werking van de centrale?
Alle centrales hebben voordelen als nadelen wat betreft het milieu.
Fossiele energie naar Thermische energie
Bij kerncentrales en klassieke centrales wordt er warmte opgewekt
waarmee men stoom maakt. (Fossiele energie naar Thermische energie)
Thermische energie naar mechanische energie
Met de stoom wordt er een turbine (groot schoepenrad) in beweging
gebracht.
Mechanische energie naar elektrische energie
Door de draaiing van de turbine komt een alternator (soort grote dynamo)
in beweging. Deze alternator levert 24000V.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
7
De bedoeling is dus om steeds die turbine draaiende te krijgen. Dit hoeft
niet altijd door stoom te gebeuren. Zie schema:
8
c) Van productie naar transport.
In een transformator wordt de 24000V naar 380000V verhoogd. Men doet
dit om de elektriciteit goedkoop te kunnen verplaatsen doorheen het land.
Tot hier gebeurt alles nog in de centrale.
Het hoogspanningsnet.
Uit de transformator van de centrale vertrekt het hoogspanningsnet naar
alle streken van België. Het is ook gekoppeld aan buitenlandse centrales,
om zeker te zijn dat men altijd elektriciteit kan leveren aan de klant.
Bovengrondse hoogspanningslijnen.
Deze bestaan uit bundels draden uit aluminium, koper of legeringen. Ze
worden op palen gelegd, 50 tot 60 m hoog. Hierbij wordt zoveel mogelijk
rekening gehouden met de inpassing in het landschap. De vereiste hoogte
boven woongebieden is groter dan boven landbouwgronden.
Ondergrondse hoogspanningsleidingen.
De kabels liggen 1,2 m diep in een speciale zandsoort. Het zijn speciale
kabels uit kunststof. De ondergrondse leiding is 10 a 20 keer duurder dan
de bovengrondse. Ze wordt toegepast voor kleine afstanden vb. in steden.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
8
Transformatoren of omvormers.
Overal kan je transformatoren vinden. In de buurt van grote steden staan
ze in zogenaamde transformatorparken. Daar staan gewoonlijk heel wat
hoogspanningspalen rond.
Ook kleine transformatorcabines die een wijk bedienen zie je wel ergens in
de buurt. Soms vind je ze ook op palen tegenover een klein bedrijf of een
hoeve. Ze dienen allemaal om de elektriciteit zo goedkoop mogelijk te
vervoeren.
9
Laagspanningsleidingen.
In steden en dichtgebouwde centra lopen deze kabels (uit koper of
aluminium) in de grond, onder de stoep. In landelijke gemeenten lopen ze
bovengronds op betonpalen in de straten of op steunijzers op de gevels
van de huizen.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
9
10
Vragen:
1) Wat zou er volgens jou gebeuren als er geen elektriciteit meer was?
2) Welke 3 soorten van centrales ken je? Geef bij elk soort een korte
uitleg?
3) Bespreek de werking van de centrale?
4) Waarom maakt men hoogspanning?
5) Hoe heet het toestel waarmee we de spanning kunnen verhogen of
verlagen?
6) Wanneer spreekt men van middenspanning?
7) Wanneer spreekt men van laagspanning en waar wordt die gebruikt?
8) Wat weet je over bovengrondse hoogspanningsleidingen?
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
10
Hoofdstuk 3: De elektrische stroomkring.
a)Elektrische stroom vergelijken met waterstroom.
11
 Waterstroom
1.Na een tijdje is het waterniveau in de 2 vaten hetzelfde. Het
niveauverschik is 0, er is geen waterstroom meer
2.Een blijvende waterstroom verkrijg je met een waterpomp
3.De waterpomp pompt uitwendig watermoleculen door de buisleiding
en het rad van B naar A.
4.Door de waterpomp blijft de stuwkracht op de watermoleculen bestaan,
want de waterpomp stuwt inwendig de watermoleculen terug van A
naar B.
Hierdoor blijft in de gesloten waterkring een waterstroom vloeien.
5.De bewegende watermoleculen zijn de energiedragers en de
waterbuizen transporteren die energie van de waterpomp naar het rad
en terug.
6.Het waterrad verbruikt of vernietigt geen water.
7.De waterpomp maakt geen water. Ze brengt enkel de watermoleculen
in beweging in een gesloten waterkring
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
11
12
 Elektrische stroom
1.Ook is het elektronenniveau van de 2 lichamen na een tijdje neutraal.
Het ladingverschil is 0, er is geen elektronenverplaatsing meer.
2.Een blijvende elektronenverplaatsing verkrijg je met een
elektronenpomp (eletrische bron, een generator).
3.De elektronenpomp stuwt uitwendig de elektronen door de
draadleiding en de motor van B naar A.
De negatieve pool stoot de elektronen af en de positieve pool trekt
gelijktijdig de elektronen aan.
4.Door de elektronenpomp blijft de stuwkracht op de elektronen bestaan,
want de elektrische bron stuwt de elektronen inwendig
van (+) naar (-).
Hierdoor blijft in de gesloten stroomkring een elektrische stroom
vloeien.
5.De bewegende elektronen zijn de elektrische energiedragers en de
draadleiding (koper) transporteert die energie van de bron naar de
verbruiker (motor) en terug.
6.De elektrische toestellen (verbruikers) verbruiken of vernietigen
geen elektronen. Ze zetten enkel de energie van de bewegende
elektronen om in een andere energievorm.
7.De elektrische bron maakt geen elektronen. Ze brengt enkel de
elektronen in beweging in een gesloten elektrische kring.
Om de elektrische energie van de bron om te zetten in een andere
energievorm is een elektrische stroom noodzakelijk. Daarom heet een
elektriche bron ook stroombron of voedingsbron. Ze voedt namelijk de
verbruikers met bewegende elektronen.
Een bron heeft 2 klemmen of polen:


de positieve klem (+) met een tekort aan elektronen;
de negatieve klem (-) met juist zoveel elektronen te veel als er bij
de positieve te kort zijn.
Positief en negatief zijn de POLARITEITEN van de polen.
b)De Technische stroomzin.
Vroeger werd aangenomen dat de elektrische stroom buiten de bron
vloeit van de pool met hoger potentiaal (positief) naar de pool met lager
potentiaal (negatief).
Die overeengekomen stroomzin, die tegengesteld is aan de
elektronenverplaatsing, heet conventionele of technische stroomzin.
Ondertussen weten we dat de stroom vloeit buiten de bron van de – pool
naar de + pool.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
12
Om praktische redenen werkt men meestal met de conventionele
stroomzin.
In schema's wordt de stroomzin aangegeven door een pijltje op de
draadleiding.
13
Een simpele stroomkring heb ik getekend in het plaatje hierboven. Een
batterij is door middel van twee draadjes verbonden met een gloeilampje,
een situatie die de meesten wel kennen. In een batterij vindt een
chemische reactie plaats en als gevolg daarvan levert de batterij een
stroom naar de buitenwereld.
In een schema maken we gebruik van symbolen. Een batterij wordt
voorgesteld door een lange en een korte streep. Een lamp wordt
aangegeven door een cirkel met een kruis er door. Een belangrijke
eigenschap van stroomkringen is dat ze gesloten moeten zijn, de stroom
die de plus van de batterij verlaat moet bij de min weer terugkomen.
c)De Elektrische stroomkring.
Een hele eenvoudige stroomkring bestaat uit een batterij, geleiders en een
verbruiker. Meestal wordt deze verbruiker voorafgegaan door een
schakelaar om deze uit te schakelen.
Eventueel ook veiligheidsapparaten.
d)Een woordje uitleg over geleiders en niet geleiders:
 Geleiders:
Deze worden gebruikt om de stroom ongehinderd door te laten. Ze
geleiden de elektrische stroom dus heel goed. Ze bieden een grote
geleidbaarheid of een kleine weerstand aan de stroomgang.
Alle metalen zijn goede geleiders, de beste is zilver nochtans gaat de
voorkeur naar koper en aluminium omdat deze minder duur zijn.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
13
 Niet geleiders:
Niet-geleiders geleiden de stroom niet. Ze geleiden bijna niet of bieden
een oneindig grote weerstand.
Niet-geleiders noem je ook isolatoren, isolatiestoffen of
diëlektrische stoffen.
14
Isolatiestoffen worden gebruikt om geleiders af te zonderen, te
ondersteunen of om af te schermen (b.v. schakelaars, contactdozen).
Dit heet isoleren.
Een geleider is geïsoleerd als hij omgeven is door een isolatiestof (vb:
rubber, PVC). Is hij niet geïsoleerd, dan spreken we van een blanke
geleider (b.v. koperdraden als luchtleiding). Door het isoleren worden de
geleiders van elkaar en van andere stoffen elektrisch gescheiden.
Hierdoor wordt:


de mens beschermd tegen ongewenste aanraking (gevaar voor
elektrokutie);
belet dat de draden onderling concact zouden maken (kortsluiting).
e)De schematische voorstelling van een stroomkring.
Wanneer je een elektrische installatie aansluit, nakijkt of een fout
opspoort, kun je gemakkelijker en vlugger werken, als je beschikt over
een schematische voorstelling van de installatie.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
14
Vragen:
1. Vergelijk de waterstroom met de elektrische stroom aan de hand
van het schema?
2. Leg uit: hoe zit het met de stroomzin?
3. Wat zijn geleiders en wat niet-geleiders?
4. Teken mij een stroomkring en duidt de volgende dingen aan:
-De schakelaar, de stroombron, de geleiders en de verbruiker?
15
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
15
Hoofdstuk 4: Elektrische spanning, stroomsterkte en
weerstand.
a) De elektrische spanning.
16
Wat verstaat men door elektrische spanning?
In het vorige hoofdstuk leerden we dat de elektromotorische kracht (emk)
een ladingsverschil onderhoudt tussen de klemmen van de bron.
Dit ladingsverschil oefent een druk (stuwkracht) uit op de elektronen.
Door elektrische spanning verstaat men het ladingsverschil of de
elektrische druk.
Hoe groter het ladingsverschil tussen de twee bronklemmen des te groter
is de elektrische spanning.
Wat is meten?
Meten is vergelijken met de bijhorende eenheid.
Hoe noemt men de eenheid van spanning?
In het SI systeem wordt de elektrische spanning gemeten in Volt,
genoemd naar Alessandro Volta. Eén volt is gedefinieerd als één Joule per
Coulomb.
De eenheid waarin de spanning wordt uitgedrukt is de VOLT.
Symbolische voorstelling : V
Voorbeeld: een spanning met sterkte 6V betekent dat deze spanning
zesmaal groter is dan de eenheid. (6V = 6 x 1V)
-Kleine spanningen worden aangegeven in millivolt (afgekort: mV).
Eén millivolt is één duizendste deel van de eenheid.
1mV = 1 millivolt = 0,001V
-Hoge spanningen worden uitgedrukt in kilovolt (afgekort: kV).
Eén kilovolt is duizendmaal groter dan de eenheid.
1kV = 1 kilovolt = 1000V
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
16
 Wat noemt men klemspanning?
De spanning op de klemmen van een stroomleverende bron noemt men
klemspanning, men stelt ze voor door de hoofdletter U.
 Vul in …. . .
1mV = …………….. V
1,5V = …………….. mV
0,4V = …………….. mV
1kV = ……………… V
17
20kV = ………………. V
15000V = ……………. KV
0,03V = ……………… mV
0,0045kV = ………….. V
Hoe noemt men het meettoestel waarmee men de elektrische
spanning meet?
De elektrische spanning wordt gemeten met een voltmeter.
OPGELET! Gevaar voor elektrokutie! De installatie, de meetsnoeren en het
meetinstrument staan onder spanning!
schemateken: voltmeter
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
17
b) De elektrische stroomsterkte.
18
Wat verstaat men onder elektrische stroomsterkte?
Op een smeltveiligheid is aangegeven 6A. Op het kenplaatje van een
motor zien we b.v.: I= 20A. Wat betekent dit?
De elektrische stroomsterkte is de hoeveelheid elektriciteit die per
seconde door een geleider stroomt.
De elektrische stroom is sterker naarmate er per seconde meer elektronen
worden verplaatst; m.a.w. naarmate de hoeveelheid elektriciteit die per
seconde doorstroomt groter is.
De stroomsterkte wordt voorgesteld door de hoofdletter I en uitgedrukt in
de eenheid “ampère”(A).
Het symbool I is afgeleid van het Franse woord Intensité: "intensiteit".
De "ampère" is genoemd naar de Franse natuurkundige André-Marie
Ampère.
Sommige toestellen werken met een kleine stroom,v.b.: schel, radio.
Andere toestellen werken met grote stromen, b.v.: zware motoren,
verwarmingstoestellen, enz. .
Zwakke stromen worden aangegeven in milliampère (mA) of
microampère (A).
Eén milliampère is één duizendste deel van de eenheid.
Eén microampère is één miljoenste deel van de eenheid.
1mA = 0,001A
1A = 0,000001A = 0,001mA
 Hoe noemt men het meettoestel dat de stroomsterkte meet ?
De stroomsterkte wordt gemeten met een ampèremeter.
GEVAAR! Het apparaat of de installatie die men moet controleren is tijdens
een stroommeting onder spanning!
N.B. Een ampèremeter moet steeds verbinden IN de keten, waar men de
stroom wil meten.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
18
19
schemateken:
ampèremeter
 Vul in …. . .
2mA = ……………… A
50mA = ……………..
250mA = ……………
100A = …………….
Cursus TV Elektriciteit
A
A
A
0,005A = ……………..
500mA = ……………..
0,0002A = ……………
0,5mA = ………………
Leerkracht: Gert Verschueren
mA
A
mA
A
19
c) De elektrische weerstand.
20
Wat verstaat men onder elektrische weerstand?
Uit proeven blijkt dat alle stoffen de elektriciteit niet even goed doorlaten.
Koper geleidt de elektrische stroom beter dan constantaan. Isolatiestoffen
geleiden de stroom niet.
De tegenstand (moeilijkheidsgraad ) die de materialen aan de elektrische
stroom bieden noemt men “weerstand”.
De weerstandswaarde wordt voorgesteld door de hoofdletter R en wordt
aangegeven in de eenheid “Ohm”. 
Het symbool voor ohm is de Griekse hoofdletter "Omega". De hoofdletter
R is de eerste letter van het Frans"Resistance" of van het Engels
"Resister".v.b.: R = 120
Grote weerstanden geeft men aan in kilo-ohm of in mega-ohm.
1 kilo-ohm = 1k = 1000
1 mega-ohm = 1M = 1000000 = 1000k
De weerstand kan gemeten worden met een ohmmeter.
schemateken: weerstanden
 Vul in …. . .
220k = ……………
500k = ……………
0,22M = …………..
1,2M = ……………




1M = …………… k
50000 = ………….
k
0,5M = ……………
k
1,1M = 1M + ………. k
Opgelet!
-Met een ohmmeter mag men alleen meten op delen die zonder spanning
zijn. Meten op delen die onder spanning staan, kan het meetinstrument
beschadigen.
-Een ohmmeter mag men niet wegbergen met gesloten meetstiften. Het
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
20
zou kunnen dat de meetstiften tegen elkaar gedrukt zijn, waardoor de
ingebouwde batterij een nutteloze stroom zou leveren en uitgeput
geraken.
Denk eraan: Elektrische meetinstrumenten zijn duur en kwetsbaar.
Ze vragen een zachte behandeling.
Wanneer is een stroomkring open?
21
Een elektrische keten is open of onderbroken, als er geen geleidende
verbinding bestaat tussen de klemmen van de bron. De bron levert geen
stroom als de keten open is.
Wanneer is een stroomkring gesloten?
Een elektrische keten is gesloten, als er een geleidende verbinding bestaat
tussen de klemmen van de bron en de verbruiker. De bron levert maar
stroom als de keten gesloten is.
Welke twee voorwaarden zijn er noodzakelijk om een stroom te
bekomen?
De nodige voorwaarden om een stroom te bekomen zijn:
1.Een spanning die in stand gehouden wordt door een bron.
2.Een gesloten stroomketen (kring, circuit).
Vragen:
1. Wat verstaan we onder elektrische spanning. Geef ook de grootheid
en de eenheid weer?
2. Wat verstaan we onder elektrische stroonsterkte. Geef ook de
grootheid en de eenheid weer?
3. Wat verstaan we onder elektrische weerstand. Geef ook de
grootheid en de eenheid weer?
4. Teken mij een elektrische weerstand met een waarde van 590Ω.
5. Met welk meettoestel meten we
-De spanning
-De stroom
-De weerstand
6. Wanneer is een stroomkring open?
7. Wanneer is een stroomkring gesloten?
8. Welke 2 voorwaarden zijn er noodzakelijk om een stroom te
bekomen?
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
21
Hoofdstuk 5: De Wet van Ohm.
a) Theorie.
Geef de wet van ohm in woorden en in formule.
De weerstand in een keten wordt bepaald door de grootte van de
stroomsterkte en door de waarde van de spanning.
Deze waarde is afhankelijk van de stroom, van de spanning en de
weerstand, wordt vastgelegd in de belangrijke “WET VAN OHM”.
22
In woorden:
De weerstand is recht evenredig met de aangelegde spanning (I
stijgt als U stijgt) en omgekeerd evenredig met de strromsterkte (I
daalt als R stijgt).
In formule:
Te onthouden:
Weerstand = --------------- of
R = ----------
-spanning in Volt (V).
-Stroomsterkte in ampère (A).
-Weerstand in ohm ().
Geef 2 afgeleide formules van de wet van ohm.
U=IxR
I = -------In de formules moeten de grootheden steeds in de eenheid geplaatst
worden. Waarden die een veelvoud of een onderdeel zijn aangegeven
moeten eerst herleid worden naar de eenheid.
Vb.: 220k wordt in de formule 220000, 10mA wordt 0,01A.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
22
b) Oefeningen
23
 Getallenvoorbeelden.
.
1. De weerstand van een strijkijzer is 55. Bereken de stroom
die vloeit bij aansluiting op 220V werkspanning.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
2. Door een weerstand van 220k wil men een stroom sturen
van 1mA. Welke spanning moet men aan de klemmen van de
weerstand aansluiten?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
3. Op een schaallampje is aangegeven 6,3V – 0,1A.
Bereken de weerstand van dit lampje.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
4. Bereken de stroom die vloeit door een weerstand van 220k
bij aansluiting op 220V.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
5. Door een gloeilamp die aangesloten is op 220V vloeit een
stroom van 500mA. Bereken de weerstand van deze lamp.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
23
6. Door een parkeerlichtje van een auto met weerstand 24,
vloeit 0,25A. Welke spanning is aangesloten?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
24
7. Door een kookplaat met weerstand 26 vloeit een stroom van
5A. Op welke spanning is deze aangesloten?
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
8. Bereken de weerstand van een gloeilampje dat bij 6,3V
spanning een stroom doorlaat van 500mA.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Waarop met men steeds letten bij aankoop van een elektrisch
toestel?
Bij aankoop van een toestel met men de spanning opgeven van de bron
waarop het apparaat zal worden gebruikt. Men moet altijd vooraf
controleren of de werkspanning overeenstemt met de spanning van het
toestel.
Vragen:
1. Geef de wet van Ohm in woorden en formule?
2. Oefeningen.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
24
Hoofdstuk 6: De elektrische leidingsweerstand.
25
a) Theorie.
Claude Pouillet (1790-1868) was een Frans
natuurkundige die verder inging op de
bevindingen van zijn Duitse tijdegenoot Ohm.
Hij onderzocht door welke gegevens het
begrip weerstand werd bepaald.
Welke faktoren beïnvloeden de weerstand van een geleider?
-De weerstand van een geleider is afhankelijk van het soort materiaal
waarvan
hij gemaakt is.
-De weerstand van een draad is recht evenredig met zijn lengte.
-De weerstand van een geleider is omgekeerd evenredig met zijn
doorsnede.
Wat verstaat men door soortelijke of specifieke weerstand?
Men heeft van ieder soort materiaal (zilver, koper, constantaan, enz.), een
draad gemaakt met steeds 1 meter lengte en 1 mm² doorsnede.
Van elke draad heeft men zeer nauwkeurig de weerstand bepaalt bij 15°C.
De zo bekomen weerstandswaarde voor ieder soort materiaal noemt men
de soortelijke of specifieke weerstand van dit materiaal.
Vb.: De soortelijke weerstand van koper bij 15°C is 0,0175. Verklaar!
Dit betekent dat een koperdraad met een lengte van een 1 meter en
een doorsnede van 1mm² bij 15°C een weerstand heeft van
0,0175.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
25
materiaal
0(Ω.mm2/m)
15(Ω.mm2/m)
zilver
0,015
0,016
koper
0,0165
0,0175
aluminium
0,026
0,028
wolfram
0,054
0,058
zink
0,058
0,0625
messing
0,068
0,072
ijzer
0,091
0,099
nikkel
0,123
0,135
lood
0,2
0,212
nikkeline
0,3322
0,3336
constantaan
0,481
0,4809
chroomnikkel
0,986
0,996
kwikzilver
0,943
0,953
kool
65,04
65,-
26
(*tabel1: soortelijke weerstand bij 0°C
en 15°C)
Formuleer de wet van pouillet in woorden.
De weerstand van een geleider is recht evenredig met de soortelijke
weerstand en met de draadlengte en omgekeerd evenredig met de
draaddoorsnede.
Soortelijke weerstand x draadlengte
Weerstand van een geleider = -----------------------------------------------Draaddoorsnede
b) Oefeningen
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
26
27
Een verbruiker bevindt zich op 200 meter afstand van de bron. De
geleiders van koper hebben een doorsnede van 4mm². Bereken de
weerstand van de leiding bij 15°C.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Opmerking:
De weerstand van geleiders is in zekere mate ook afhankelijk van
de geleiderstemperatuur. In de meeste gevallen is deze invloed
gering.
Bereken bij 15°C de weerstand van een spoeltje koperdraad van 0,1mm²
doorsnede en 200 meter lengte.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
Vragen:
1. Welke faktoren beïnvloeden de weerstand van een geleider?
2. Wat verstaat men onder speciefieke of soortelijke weerstand?
3. Zoek op in tabel: de soortelijke weerstand van koper en
constataan bij 15°C. Wat merk je?
4. Formuleer de wet van Pouillet in woorden?
5. Oefeningen.
Hoofdstuk 7: Serieschakelen van weerstanden.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
27
28
a) Theorie
Hoe schakelt men weerstanden in serie?
Men verbindt het einde van de eerste weerstand R1 met het begin van de
tweede weerstand R2, het einde van R2 met het begin van R3, enz… .
Zie onderstaande figuur:
De twee of meer weerstanden zijn NA ELKAAR verbonden in een BAAN of
IN SERIE geschakeld.
Wat weet U van de stroomsterkte in een serieschakeling?
De stroomsterkte in een serieschakeling is overal gelijk.
Opmerking:
De ampèremeter mag geschakeld worden op een plaats
waar dit
Het best schikt. (IN DE KETEN)
Heeft de volgorde van de serie geschakelde weerstanden belang?
Bij een serieschakeling heeft de volgorde van de weerstanden geen
belang.
Zie onderstaande figuur:
 Wat weet U van de afhankelijkheid van de in serie geschakelde
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
28
weerstanden?
In een serieschakeling kan geen enkele verbruiker afzonderlijk werken. De
in serie geschakelde weerstanden (verbruikers) zijn van elkaar
afhankelijk.
Uit de praktijk: -De kleine lampjes van een kerstboomverlichting zijn alle
in serie geschakeld. Het uitdraaien of het onderbreken
van één van deze lampjes onderbreekt de keten,
waardoor alle lampjes doven.
-Ook de schakelaar staat in serie in de keten, wanneer
we immers de schakelaar openen, doven de lampjes.
29
 Wat gebeurt er met de stroom als men weerstanden bijschakelt of
wegneemt in de serieschakeling.
Telkens als men een weerstand in serie bijschakelt, vergroot de weerstand
en daalt de stroom bij dezelfde bronspanning.
 De vervangingsweerstand van een serieschakeling RVS.
R= weerstand
V= vervanging
S= van een serieschakeling.
De vervanginsweerstand van een serieschakeling is gelijk aan de som van
alle in serie geschakelde weerstanden.
RVS = R1 + R2 + R3 + ……
b) Oefeningen
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
29
30
1. Drie weerstanden respectievelijk 100, 0,1 en 0,8 k zijn in serie
geschakeld. Hoe groot is de vervangingsweerstand in  en k?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………..
2. Drie weerstanden respectievelijk 20, 14 en 46 zijn in serie
geschakeld. Welke weerstand moet hiermee in serie worden geplaatst,
opdat de totale weerstand 90 zou zijn?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………..
3. Drie weerstanden respectievelijk 100, 40 en 60 zijn in serie
geschakeld en aangesloten op 250V. Bereken de vervangingsweerstand en
de stroomsterkte?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
c) Nog wat theorie
 Wat weet U over de spanning in een serieschakeling?
Bij een serieschakeling gaat de bron haar spanning verdelen over de in serie
geschakelde weerstanden. Zijn er drie of meer weerstanden in serie geschakeld,
dan verdeelt de bron haar spanning in drie of meer deelspanningen.
De totaal aangelegde bronspanning is gelijk aan de som van de
deelspanningen.
U = U1 + U2 + U3 + …
Opmerking: Over de grootste weerstand staat de grootste deelspanning.
De deelspanningen zijn recht evenredig met de waarde van de
deelweerstanden.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
30
Bestaat de serieschakeling uit 20 gelijke weerstanden dan verdeelt de
bronspanning zich in 20 gelijke delen. Iedere deelspanning is dan een twintigste
deel van de bronspanning. Is U=220V, dan is iedere deelspanning
220V/20= 11V
d) Nog wat oefeningen.
 Voorbeeld van berekening.
31
Gegeven: R1= 5,R2=10 in serie: U=6V.
Gevraagd: RVS, I, U1 en U2
Oplossing: Bij het oplossen van dergelijke vraagstuken tekent men steeds het
schema met de gegevens (in symbolen) uit de opgave erbij. Zo
bekomt men een overzichtelijk geheel, waarop men onmiddellijk
ziet wat er gevraagd wordt. Dit maakt het oplossen gemakkelijker.
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
Vragen:
1. Hoe schakelt men weerstanden in serie? Teken dit?
2. Wat weet u van de stroomsterkte in een serieschakeling?
3. Heeft de volgorde van de serie geschakelde weerstanden belang?
4. Wat weet u van de afhankelijkheid van de in serie geschakelde
weerstanden?
5. Wat weet u over de spanning in een serieschakeling?
6. Oefeningen.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
31
Hoofdstuk 8: Parallelschakelen van weerstanden.
a) Theorie
Hoe schakelt men weerstanden in parallel?
Twee of meer weerstanden zijn in parallel geschakeld als alle beginpunten
samen verbonden zijn in één aftakpunt en alle eindpunten samen
verbonden zijn in een ander aftakpunt.
32
Wat weet U van de spanning in een parallelschakeling?
In een parallelschakeling van weerstanden (verbruikers) is de spanning
over alle verbruikers dezelfde.
Opmerking:
De parallelschakeling is in de praktijk de meest gebruikte
schakeling. In woonhuizen, fabrieken, kantoren staan de
verscheidene verbruikers in parallel. In een
huisinstallatie zijn derhalve alle verbruikstoestellen
geschikt voor dezelfde spanning nl.: deze van het
net, bv. : U = 220V.
Zijn in een parallelschakeling de verbruikers afhankelijk van elkaar?
Parallelgeschakelde verbruikers werken volledig onafhankelijk van elkaar.
Voorbeeld: In een huisinstallatie kan ieder toestel afzonderlijk werken.
Het uitvallen of de breuk van één toestel (bv. een lamp)
brengt geen stoornis teweeg in de werking van de andere
toestellen (lampen, radio, diepvriezer, enz…)
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
32
Wat weet U van de stroomsterkte in een parallelschakeling?
De stroom splitst zich in zoveel delen als er parallel geschakelde
verbruikers zijn.
De totale stroom van een parallelschakeling is gelijk aan de som
van de deelstromen.
I = I1 + I2 + I3 + ……..
33
Opmerking:Door de grootste parallel geschakelde weerstand vloeit de
kleinste deelstroom. De deelstromen zijn omgekeerd
evenredig met de parallelgeschakelde weerstanden.
Met de wet van ohm I = U/R kan men de deelstromen
berekenen.
b) Oefening.
Drie weerstanden van respectievelijk 6, 12 en 24 zijn in parallel
aangesloten op een spanning van 12V. Bereken de totale stroom en de
deelstromen. Maak ook een schema.
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
c) Terug wat theorie.
De vervangingsweerstand van een parallelschakeling Rvp.
R = weerstand
V = vervanging
P = parallel
Om de vervangingsweerstand te berekenen bij gekende spanning, bepalen
we:
1) De deelstroom in elke weerstand,
2) De totale stroom (som van de deelstromen),
3) De vervangingsweerstand (de spanning delen door de totale
stroom).
Opmerking:De vervangingsweerstand Rvp is steeds kleiner dan de kleinste
parallelgeschakelde weerstand.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
33
d) Terug oefeningen.
34
Drie weerstanden repectievelijk 15, 20 en 60 zijn in parallel
geschakeld op 60V. Bereken de vervangingsweerstand, de totale stroom
en de deelstromen. Maak ook een schema.
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
Drie weerstanden van respectievelijk 6, 12 en 24 zijn parallel
geschakeld op een spanning van 12V. Bereken de deelstromen, de totale
stroom en de vervangingsweerstand. Maak ook een schema.
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
Drie weerstanden van respectievelijk 12, 15 en 60 zijn parallel
geschakeld op 120V. Bereken de deelstromen, de totale stroom en de
vervangingsweerstand.
Maak ook een schema.
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..
Vragen:
1. Hoe schakelt men weerstanden in parallel. Teken dit?
2. Wat weet u van de spanning in een parallelschakeling?
3. Zijn in een parallelschakeling de verbruikers afhankelijk van elkaar.
Motiveer uw antwoord?
4. Wat weet u van de stroomsterkte in een parallelschakeling?
5. Oefeningen.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
34
Hoofdstuk 8: Arbeid – Vermogen – Joule-effekt.
35
a) De elektrische arbeid: Theorie.
Met welke faktoren is de elektrische arbeid recht evenredig?
- De elektrische arbeid is, bij dezelfde stroom, recht evenredig met de
spanning. (U)
- De elektrische arbeid is bij gelijke spanning recht evenredig met de
stroom. (I)
- De elektrische arbeid is recht evenredig met de tijd van de
stroomdoorgang.
Hieruit volgt: Elektrische arbeid = spanning x stroom x tijd
W
=
U
x
I
x t
De elektrische arbeid wordt bekomen in joule (J), als de tijd in seconde is
aangegeven.
b) De elektrische arbeid: Oefeningen.
Bereken de opgenomen elektrische arbeid door een verwarmingselement
aangesloten op 220V, gedurende één minuut (60s), en een stroom van
3A.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Een snelkoker neemt op 220V een stroom op van 4,5A. Bereken de
opgenomen arbeid in 30 seconden.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
35
Opmerking: De praktische eenheid van elektrische energie is de
kilowattuur (kWh). De elektriciteitsmeter meet de verbruikte elektrische
arbied (energieverbruik) in kilowattuur. Daarom wordt hij ook kilowattuurmeter genoemd.
c) Het elektrisch vermogen: Theorie.
De eenheid "joule per seconde" heet "watt", naar de
Britse uitvinder van de stoommachine James Watt.
36
Het symbool voor vermogen P is afgeleid uit het
Frans "Puissance" of het Engels "Power".
Wat verstaat men onder “Elektrisch vermogen”
Het vermogen (P) is de elektrische arbeid die per seconde wordt
opgenomen.
Elektrisch vermogen = Elektrische arbeid of P = W = U x I x t = U x I
Tijd
t
t
Het elektrisch vermogen van een apparaat is recht evenredig met de
aansluitspanning en met de stroomsterkte.
Vermogen = spanning x stroom
of
P=UxI
De eenheid van vermogen “joule per seconde” of J/s wordt “watt” (W).
Het vermogen wordt gemeten door een wattmeter.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
36
Richtwaarden van het vermogen van enkele apparaten
37
elektrisch apparaat
vermogen
elektrische wekker
ca. 2 W
scheerapparaat
6 - 15 W
hi-fi keten
30 - 80 W
elektrische soldeerbout
10 - 500 W
kleurentelevisie
80 - 150 W
damp- of zuigkap
80 - 200 W
bandopnemer
100 - 150 W
koelkast
150 - 300 W
diepvriezer
150 - 300 W
mixer
250 - 400 W
stofzuiger
250 - 1 200 W
klopboormachine
400 - 1 000 W
koffiezetapparaat
500 - 1 000 W
strijkijzer
500 - 1 000 W
broodrooster
500 - 1 000 W
cirkelzaag
500 - 1 500 W
microgolven
600 - 1 500 W
radiator
500 - 2 000 W
stoomstrijkijzer
1 000 - 2 000 W
elektrische oven
1 500 - 3 000 W
frituurketel
1 500 - 2 000 W
vaatwasmachine
2 000 - 4 000 W
droogkast
2 500 - 3 000 W
automatische wasmachine
3 000 - 4 500 W
elektrisch keukenfornuis
ca. 10 000 W
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
37
d) Het elektrisch vermogen: Oefeningen.
38
1) Een verwarmingstoestel neemt uit het net in 5 seconden een
elektrische energie van 4000 joule. Bereken het vermogen van dit
toestel.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
2) Op een toestel is vermeld 220V-500W. Bereken de stroom bij
aansluiting op 220V.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
3) Een toestel neemt een vermogen op van 500W. De stroom is 5A.
Bereken de gelijkspanning waarop het is aangesloten.
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
38
e) Praktische oefeningen in verband met arbeid en vermogen.
39
De eenheid "joule" is in de praktijk te klein. De praktische eenheid van
elektrische arbeid is één kilowattuur (1 kWh).
De elektriciteitsmeter of -teller meet de verbruikte elektrische arbeid in
kilowattuur.
Naarmate het aangesloten vermogen groter is, draait het schijfje vlugger.
Bij de energiemeting (W = U.I.t) wordt bijgevolg rekening gehouden met
spanning, stroomsterkte en tijd.
Het energieverbruik is het vermogen vermenigvuldigd met de tijd (W =
P.t).
W = arbeid
P = vermogen
U = spanning in V
I = stroom in A
T = tijd in s
W=UxIxt
P=UxI
W=Pxt
3600000Ws = 1000W x 3600s
3600kWs = 1kW x 3600s
1 kWh = 1kW x 1h
In de praktijk betaal je altijd deze kWh.
Zo zal men een getal aflezen van je teller en zal men dit vervolledigen
met deze kWh-eenheid. Zo betaal je voor 1 kWh +/- 0,15€.
Stel dat je 3 kWh verbruikt hebt dan betaal je : 3 x 0,15€ = 0,45€.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
39
40
1. Een gloeilamp heeft een vermogen van 100W. Hoe groot is het
energieverbruik (in kWh) in 30 uren ? Welk bedrag zal men daarvoor
moeten betalen als 1kWh 0,15€ kost.
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
f) Het Joule-effekt.
Wat noemt men Joule-effect?
Het verschijnsel waarbij elektrische energie wordt omgezet in
warmteenergie noemt men “joule-effect”.
Geef de wet van Joule?
De hoeveelheid warmte (Q) die door de stroom in een weerstand wordt
ontwikkeld, is evenredig met het elektrisch vermogen (P) en met de tijd
van de stroomdoorgang (t). Ze wordt berekent uit de WET VAN JOULE.
Q = P x t = U x I x t = I² x R x t
Voorbeeld van berekening.
Hoeveel warmte wordt er in één uur, in een verwarmingstoestel met
vermogen 1000W, ontwikkeld?
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
40
41
Oefening.
In een leiding met weerstand 0,2 vloeit een stroom van 5A. Hoeveel
warmte wordt er in deze leiding ontwikkeld in 15 minuten?
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
……………………………………………………………………………………...............................
Vragen:
1. Met welke faktoren is de elektrische arbeid recht evenredig?
2. Wat verstaat men onder “elektrisch vermogen”
3. Wat noemt men “Joulle-effekt”?
4. Hoe noemen we de praktische eenheid van de elektrische arbeid?
5. Hoe komt het dat een kookfornuis een groot vermogen heeft en een
elektrische wekker niet?
6. Oefeningen.
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
41
42
TECHNOLOGIE
ELEKTRICITEIT
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
42
43
Cursus TV Elektriciteit
Leerkracht: Gert Verschueren
43
Download