Diagnosticeren van Kwetsbaarheidsrisico’s voor Typen van Depressie: een Idiografische Benadering met de Zelfkonfrontatiemethode Diagnose of Vulnerability Risks for Types of Depression: an Idiographic Approach with the Self-Confrontation Method Liduïn M.G. Hermeling ‘In every story there is a silence…’ John Maxwell Coetzee (1986) Eerste begeleider: dr. Rolf van Geel Tweede begeleider: dr. Matthee Reijnders Januari 2009 Faculteit Psychologie Afstudeerrichting Gezondheidspsychologie Open Universiteit Nederland Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 5 Summary 6 1. Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.1 Depressie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.2 Verschillen tussen seksen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.3 Psychodynamische en cognitieve depressietheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.3.1 Anaclitische en introjectieve depressie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.3.2 Implicaties voor indicatiestelling Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4 Waarderingstheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.1 Zelfkonfrontatiemethode, waardegebieden en affecten Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.2 Typologie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.3 Flexibiliteit en dynamiek in het waarderingssysteem Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.4 Ambiguïteitsstellling Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.5 Inflexibiliteit en disfuncties als voorspeller van depressie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.5 Gemeenschappelijkheid met andere theorieën Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.6 Onderzoeksmodel, opzet, doelstelling Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.7 Vraagstelling en hypothesen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2. Methode Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.1 Respondenten Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.2 Procedure en achtergrond Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.3 Meetinstrumenten Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.3.1 Waardegebieden Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Personal Style Inventory Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.3.2 2.4 Analyse Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3. Resultaten Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4. Discussie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Literatuur Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlagen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 1 - Wervingsbrief Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 2 - Aanvullende informatie voor deelnemers Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 3 - Informed consent Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 4 - Matrix waardegebieden Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 5 - Vragenlijst PSI Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 6 - Vragenlijst HSL Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 7 - Vragenlijst IAS-48 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 8 - Ontlokkers Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 9 - Terugkoppelingsboekje Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage10- PSI Cronbach’s Alpha Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Voorwoord We hebben allemaal zo onze redenen om opeens die beslissing te nemen op dat moment, in die fase van het leven. Als dat op een latere leeftijd gebeurt en te maken heeft met een studie, heet dat al snel een tweede kans. Ik vind dat dit de lading eigenlijk niet dekt. Voor mij gold het meer als een buítenkans, een samenloop van persoonlijke omstandigheden waardoor ik de mogelijkheid kreeg om, vanuit de interesse, de bewondering en verwondering voor de psyche van de mens, me te richten op een studie hiernaar. Ik weet nog het moment, de tijd en de plaats in huis waar ik was toen ik die eerste mentale stap nam, ’morgen schrijf ik me in…’ Ik weet nu dat het mijn episodisch geheugen is waarin ik dat heb opgeslagen en dat dit gerekend wordt tot het declaratief geheugen, wat weer een vorm is van lange termijn geheugen. Nu zeven jaar na dato blik ik terug op een ongelooflijk boeiende studietijd, waarin de bewondering en verwondering voor de mens alleen maar zijn toegenomen en de vragen (gelukkig) zijn gebleven, zich hooguit hebben geïntensiveerd. Ik kijk vooral met veel voldoening terug op de stageperiode die heel bijzonder was (recency effect…?) en mij in praktische, theoretische en affectieve waarde veel heeft gebracht. Het was geweldig om het vertrouwen en de openheid te ervaren waarmee respondenten hun verhaal met je wilden delen, waarbij elk zelfverhaal een indrukwekkend levensverhaal bleek te zijn. De Zelfkonfrontatiemethode, die daarvoor bij mij onbekend was, is door onderzoeksleider Rolf van Geel op een erg wezenlijke en bezielende manier geïntroduceerd, waarbij de methode en theorieën een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten. Het samen verkennen als onderzoeksteam gebeurde altijd in een plezierige, enthousiaste en ontspannen sfeer; dank je wel Eva, Arjan, Hans, Rolf en Tony. Plezierige herinneringen blijven aan die fijne mensen van het studiecentrum Nijmegen die met hun warme belangstelling en hulpvaardigheid, zeker in de beginperiode toen alles nog onbekend en best spannend was, veel support hebben gegeven. Het was nooit gelukt zonder die personen die in de jaren voor mij deuren hebben geopend bij organisaties om onderzoek te mogen doen, vragenlijsten hebben ingevuld en verzameld, er waren na een intensief practicum of tentamen voor een glas wijn en reflectie. Lieve Jashja, jou wil ik bedanken omdat jij degene was die me met daadkracht ondersteunde bij die eerste aarzelende, maar zo belangrijke stap naar de Universiteit, voor je bloemen als er weer een lastige module binnen was. Rick bedankt, omdat jij in al de jaren, als zich digitale valkuilen en stormen voordeden, mij daar rustig en onwankelbaar doorheen loodste. Arie, bedankt voor de tijd en ruimte die je me gaf. De bul is voor Vader… Samenvatting In deze studie is volgens de idiografische benadering, via de Zelfkonfrontatiemethode (ZKM), de relatie onderzocht tussen de affectieve kant van het zelfverhaal, de ZKM-typologie, en een kwetsbaarheidsrisico voor depressie. Volgens de waarderingstheorie, die ten grondslag ligt aan de ZKM, staan in de menselijke ervaringswereld twee fundamentele persoonlijkheidsmotieven centraal: het streven naar zelfbevestiging en zelfrealisatie (Z motief) en het streven naar verbondenheid met anderen of het andere (A motief). Vanuit deze twee basismotieven komt het handelen, beleven en ervaren van mensen voort. Doordat mensen de twee grondmotieven op uiteenlopende manieren toepassen, zijn hun persoonlijkheidskenmerken verschillend en reageren ze ook anders op situaties en personen om hen heen. Persoonlijkheidskenmerken lijken een rol te spelen in het ontvankelijk zijn voor bepaalde subtypen van depressie. Een depressie die voortkomt uit een grote behoefte aan goedkeuring, acceptatie en liefde van anderen verwijst naar een anaclitische depressie, terwijl een depressie die het gevolg is van een overdreven investering in persoonlijke prestatie en zelfkritiek, naar een introjectieve depressie verwijst. Om meer inzicht te krijgen of mensen met een ‘zelfgerichte vijandigheid’ of ‘geïntensiveerde rouw’, thema’s uit de waarderingstheorie, een risico lopen op een van de genoemde depressies, wordt gekeken of deze concepten overeenkomsten vertonen met de begrippen anaclitisch/sociotropie en introjectief/autonomie uit de psychodynamische en cognitieve depressietheorie. Net als in de waarderingstheorie ligt ook in deze theorieën de nadruk op de dimensies Zelf en Ander. Voor dit onderzoek vertelden 100 personen hun levensverhaal en formuleerden waardegebieden, waaraan zij hun gevoelens verbonden. Ook vulde deze groep de Personal Style Inventory in waarmee een kwetsbaarheidsrisico voor depressie gemeten kan worden. Met regressieanalyses werd gekeken of de negatieve waardegebieden in het zelfverhaal, die verwijzen naar het A motief (–A type) en het Z motief (–Z type), voorspellers zijn van een van de vormen van depressie, waarbij ook de verschillen tussen seksen werd bestudeerd. Het vaststellen van de soort van depressie is in de klinische setting belangrijk, omdat de vorm van therapie hier dan op aangepast kan worden. Vanuit de hypothesen die getoetst zijn in deze studie blijken –A en –Z typen geen voorspellers te zijn van een kwetsbaarheidsrisico voor genoemde depressies. Wel is het evident dat er een relatie is tussen typen van waardegebieden en de Sociotropie- en Autonomieschaal, waarbij een duidelijk verschil geconstateerd werd tussen mannen en vrouwen. Summary According to the idiographic approach, by means of the Self-Confrontation Method (SCM), in this study the relationship has been examined between the affective side of the person’s selfnarrative, the SCM-typology, and a vulnerability risk to depression. In accordance with the valuation theory, on which the SCM is rooted, there are centrally two basic motives in humans world of experience: the striving for self enhancement and self extension (S motive) and the longing for union with someone else or something else (O motive). From these two basic motives people derive their behaviour, experiences and feelings. Since people vary in the way of applying the two basic motives, they will be different in their personal characteristics and will react in different ways on situations and people around them. Personal characteristics seem to influence the vulnerability to some types of depression. A depression as a result of a great need of approval, acceptance and affection from others, refers to an anaclitic depression, whereas a depression that results from an extreme investment in personal achievement and self-criticism, refers to an introjective depression. To get more insight if people with ‘self-directed hostility’ and ‘prolonged grieving’, themes from the valuation theory, have a risk to develop a depression, these notices will be compared to the concepts anaclitic/sociotropy and introjective/autonomy of the psychodynamic and cognitive depression theory. Similar to the valuation theory, in these theories there is a mean accent on the dimensions Self and Other. In this study 100 persons told their life story and formulated valuations, to which they connected their feelings. This population also filled in the Personal Style Inventory, with which a vulnerability risk for depression can be measured. With regression analyses was examined whether negative valuations in a person’s narrative, referring the O motive (–O type) and S motive (–S type), are predictors of one of the forms of depression. In addition the difference of gender has been examined. In clinical environments it is important to recognize the type of depression in order to adjust the suitable kind of therapy. From the hypothesis that are examined in this study it appears that the –O and –S types are not the assumed predictors for types of depressions. Nevertheless an evident relation has been determined between the SCM-types and the above-mentioned types of depression, by which a well-defined difference between men and women was notified.