differentiëren extra opgaven Bepaal de afgeleidde functies van: x ex 1. f (x) = 2. f (x ) = (1 − x 3 ) 3 3. f (x ) = cos(p 2 ) 4. f (x ) = ln 5. f (x ) = e cos(2 x x +1 x2 − 1 2 ) Gegeven is de functie f, gedefinieerd door f (x ) = px 3 + qx 2 + r . Voor x=2 bereikt deze functie een extreme waarde f(2)=1. De grafiek van f gaat door (1,0). Bereken p, q en r. 6. A B a b c Gegeven is de functie f, gedefinieerd door f (x ) = x 3 − 3x 2 + 2 . Bereken de snijpunten van f met de x-as. Bereken de grootte van de lokale extremen van f met behulp van f '. Teken de grafiek van f. C Gegeven is de functie f, gedefinieerd door f (x ) = x(4 − a Bereken de grootte van de lokale extremen van f met behulp van f ' en ga na of deze extremen maxima of minima zijn. Bepaal de vergelijking van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt (3,f(3)). b 1 2 x ). 3 examenopgave mts 1983 - 1984 Bepaal de afgeleidde functies van: 7. f (x ) = ln(cos( x )) 8. f (x ) = 3 2x 4 + 5 9. f (x ) = xe 2 x 10. f (x ) = (2 − 2x )e −2 x 11. f (x ) = 2x sin x 12. A Gegeven is de functie f, gedefinieerd door: a b c d f (x) = − x2 − x + 2 x −2 Voor welke waarden van x is y=0? Voor welke waarden van x is f stijgend respectievelijk dalend? Bepaal de aard en de grootte van de extremen van f. Teken de grafiek van f. B Gegeven is de functie f, gedefinieerd door: f (x ) = 1 3 x − x 2 − 3x + p . 3 Voor welke waarde(n) van p raakt de grafiek van f aan de x-as? examenopgave mts 1984 - 1985 differentiëren_extra.doc pagina 1 van 1