VAN DE BESTUURSTAFEL

advertisement
WERKGROEP EIGEN LEDEN
Lezing Pieter van Breugel over het liefdeleven der insecten
dd. 17-09-2007
Door Minke verhoeven
Onder aanwezigheid van velen van de Vlinderwerkgroep en andere belangstellenden (17 mensen) begon Pieter
van Breugel zijn spannende verhaal over de manieren waarop insecten tot hun partnerkeuze komen en zo hun
genen doorgeven aan hun nageslacht.
Insecten behoren tot de Geleedpotigen en worden gekenmerkt door een uitwendig skelet en ze hebben gelede
poten. Ze onderscheiden zich van elkaar door een onvolledige of volledige gedaanteverwisseling. Van
verschillende insectengroepen worden voorbeelden gegeven op welke manier ze de liefde bedrijven bv., door het
waarnemen van geuren en kleuren, een brute overval of het geven van cadeautjes .
Begonnen werd met de Geleedpotigen met onvolkomen gedaantewisseling. Met mooie dia’s werd het verhaal
ondersteund. Ik heb er een en ander van genotuleerd.
 De Miljoenpotigen (aan elk segment bevinden zich 2 paar poten) en de Duizendpoten paren achter het 3-4
segment. Ze ontmoeten elkaar overdag. Het mannetje moet meerijden met het vrouwtje voor de bevruchting.
 De Geleedpotigen met 10 poten zijn de Krabben en Kreeften. Zij paren als het vrouwtje vervelt.
Het mannetje lokt het vrouwtje in een holletje.
 De Achtpotigen zijn de Spinachtigen zoals de Schorpioen. Zij hebben slechts 2 ogen. De Hooiwagen is meer
familie van de Schorpioen dan van de spinnen. De Schorpioen geeft zijn spermatofoor af en het vrouwtje
moet dit oppakken met haar cloaca.
De Spinnenmannen hebben aan de achterkant van hun achterlijf een boeklong, waarbij de mannetjes een
secundair geslachtsorgaan hebben. Het mannetje geeft zijn sperma af op een spinseltje en met zijn blasters
(verdikt pootje met opzuigpootje) dat past op het geslachtsorgaan van het vrouwtje. Voordeel is dat hij niet
dicht bij het vrouwtje hoeft te komen en snel weg kan wezen, want hij zou wel eens ingesponnen kunnen
worden met andere draden komend uit andere spintepels dan de draden van het gewone web.
 De echte Insecten met 6 poten.
Als eerste de Sprinkhaan. Met iedere vervelling gaan ze meer lijken op een volwassen dier. Sprinkhanen
ontmoeten elkaar door het geluid dat gemaakt wordt. De Veldsprinkhanen ontmoeten elkaar doordat de
mannetjes de achterpoten langs de vleugels strijken. Iedere sprinkhaan maakt zijn eigen geluid. De
sprinkhaan heeft zijn oren op het eerst achterlijfsegment. De laatste 3 weken van hun leven zijn ze
volwassen en dit is ongeveer juli/augustus. De paring vindt plaats doordat het mannetje het achterlijf van het
vrouwtje aan de linker- of rechtkant bestijgt. Als ze gepaard hebben en de eitjes bevrucht zijn, dan boort het
vrouwtje deze eitjes met haar achterlijf in de grond. Het eipakket overwintert op een zonnig stuk grond. Hoe
schraler de plek hoe meer sprinkhanen.
De Sabelsprinkhaan heeft lange antennes. De vrouwtjes hebben legboren. De sabelsprinkhaan eet stuifmeel
en heeft een zadel. Ze eten hun velletjes na de vervelling zelf op. De vleugels van de mannetjes worden aan
de nok langs elkaar gestreken. Het vrouwtje hoort dit stereo met haar voorpoten. Na de paring, waarbij het
initiatief bij het vrouwtje ligt, hangt er een enorm pakket sperma en het teveel wordt soms door de vrouwtjes
opgegeten. Het vrouwtje duwt haar zadel de grond in. Ook hier weer is er open grond met veel zon nodig,
want de eitjes moeten larfjes worden in de grond.
De Krekels zijn langsprietige sprinkhanen met een legboor. Ze hebben de vleugels horizontaal op de rug
zodat het een platdak vormt. Ze maken geluid met trommelvliezen.
De Huiskrekel komt voor in b.v. bakkerijen. Ze zijn afkomstig uit Turkije. Het mannetje heeft trommelvliezen.
De Veenmol behoort ook tot de insecten en is behoorlijk groot ongeveer 6 cm. Hij komt voor in venige grond
en dit exemplaar kwam uit de Liesselse Peel. Het mannetje maakt geluid als een Nachtzwaluw of een
Rugstreeppad, dus een ratel op hoge toon. Op zijn grote kop heeft hij een vel als op een mol dat geen vleug
heeft en waardoor hij zowel achteruit als vooruit kan lopen. De Veenmol kan in de zomermaanden vliegen.
Ze hebben korte voorvleugels en lange achtervleugels. De vrouwtjes graven een holletje waarin de eitjes
gelegd worden. Er is broedzorg. De Hop is een veenmollenvanger.
De Libellen gebruiken hun 2 voorste poten om hun prooi te vangen. De libellen hebben een lang achterlijf als
balans voor hun evenwicht om te vliegen. De Waterjuffer heeft de vleugels op zijn rug en de echte libellen
hebben de vleugels opzij. De mannetjes blijven bij het vrouwtje. Het mannetje pakt het vrouwtje bij het nekvel
met zijn achterlijf bij het eerste borstsegment, waarbij de aanhangsels van het mannetje precies passen in de
uitholling van het wijfje. Ze vormen samen een soort tandem. Het mannetje probeert door bewegingen van
het achterlijf het vrouwtje ertoe te brengen om het uiteinde van haar achterlijf naar beneden en naar voren te
buigen om zo verbinding te krijgen met zijn geslachtsorgaan, waarin al van tevoren een spermatofoor is
gevormd. De paring wordt met een draaiende beweging uitgevoerd. Daarna krabt het vrouwtje met een
stekel een uitsparing in een blad en vervolgens worden de eitjes in het blad gelegd, b.v. in een blad van de
Pitrus. Ze kunnen zelfs de eitjes in hout leggen, waarop ze eerst streepjes op het hout gezet hebben, zoals
de Houtpanserjuffer doet.
De libellenlarven zijn grote rovers in het water. Ze hebben grote kaken met een vangmasker. Verder hebben
ze kieuwen en tracheeën. Als ze genoeg gegeten hebben klimmen ze op een blad en vervellen, meestal
vroeg in de ochtend. Momenteel zijn er meer Weidebeekjuffers te zien wat op een betere waterkwaliteit duidt.
Door de mooie blauwe vlekken op de vleugels vallen de vrouwtjes op en de mooiste man mag met haar
paren.
Echte libellen zijn de Glazenmakers. Zij hebben hun tangen met een driehoekje ertussen, goed te zien op de
dia.
Het vrouwtje vind je vaak in tuinen om te eten, want de mannetjes zijn erg opdringerig. Daarna gaat het
vrouwtje naar het water. Bij de paring pakt het mannetje het vrouwtje bij de kop. Het vrouwtje haalt zelf het
sperma op. Het mannetje blijft niet bij haar als ze de eitjes legt. De jonge larve die zich snel vooruit kan
bewegen, door water in de darm te persen, leeft 3 jaar onder water. Als de larve groot is, zoekt hij een blad
op. Daar vervelt hij, stroopt zich uit zijn oude vel en pompt zijn vleugels op. Het huidje blijft achter. Het uit het
vel kruipen gebeurt 's morgens en is binnen een half uur klaar.
Wantsen zijn snavelinsecten met zuigsnuiten. Ze hebben doorzichtige vleugels die bedekt
worden door ondoorzichtige vleugels. Ze stinken als je ze vastpakt. Ze paren in de z.g.
touwtrekkerhouding, dus met de koppen van elkaar af. De eitjes hebben stekels. De nimfen
hebben zuigsnuiten. Door de inwerking van zuurstof gaan de jonge dieren kleuren.
De Stofwants, bedekt met stofkorreltjes, vangt vliegen.
Waterschorpioenen met vangpoten, levend in het water, kunnen vliegen; ze paren op het land
nadat ze elkaar op geur herkend hebben.
Insecten met volledige gedaantewisseling
Hieronder vallen de Muggen en de Vliegen. Via ei en larve ontstaat de pop. Deze bestaat uit een soort oersoep
met enkele stamcellen, waaruit het nieuwe beest zich ontwikkelt.



Van de Muggen steekt de Steekmug van voren. Ze ruiken de mens aan hun geur en komen af op de
koolzuurgasgradiënt. De mannetjes horen de vrouwtjes, maar komen niet binnen in de slaapkamer. De
paring gebeurt buiten. Onze mug is malariavrij. Het mensenbloed, door het vrouwtje opgezogen, is een
eiwitbron voor de eitjes. De mug spuit een antistollingsmiddel in. Als je de mug zijn gang laat gaan en laat
zuigen heb je geen last van de muggensteek. Muggen leggen staand op het water hun eipakketjes. De larven
komen aan de onderkant van het pakketje uit. Ze eten de bacteriën uit het water. Met het achterlijf wordt
zuurstof uit het wateroppervlak opgenomen. In stilstaand water komt de pop boven het water uit.
De Langpootmug heeft een spits achterlijf en leeft boven het gras. Hun larven zijn de Emelten, die de wortels
van gras eten. Spreeuwen smullen weer van de emelten.
De Zwarte vlieg of Maartse vlieg is een mug met meer dan 3 antennen. Het mannetje heeft grote ogen, terwijl
het vrouwtje bijna geen ogen heeft.
Van de groep Vliegen zagen we dia’s van de Vleesvlieg. Vleesvliegen worden voor forensisch onderzoek
gebruikt. In de natuur leven ze van doodgaande regenwormen.
De larven van Zweefvliegen leven van bacteriën in gier. Het bevruchte vrouwtje zweefvlieg legt haar eitjes in
de gierput. De z.g. rattenstaartlarven hebben een grote sifon om zuurstof te halen. De poppen worden rotjes
genoemd. De larven van de Kleine zweefvlieg eten luizen.
Vlinders paren in de touwtrekkerhouding. Het vrouwtje heeft het initiatief. Het mannetje hangt achter haar
aan als ze wegvliegt. De larve van de Stippelmot eet de struiken van de Kardinaalsmuts of kersenboom kaal.
Het mannetje van de Witvlakvlinder, ruikt op 500 meter afstand het vrouwtje. Dit vrouwtje heeft
vleugelstompjes en kan dus niet vliegenen. Het is een zak eitjes. Het mannetje komt naar haar toe. De eitjes
overwinteren. De rupsen van de Witvlakvlinder hebben lange haren, waardoor ze wegwaaien.
Het laatste plaatje was van een Spanner. Het is onmogelijk om alle nuances van deze lezing weer te geven.
Daarvoor had je erbij kunnen zijn.
Download