Goudvink - De Swarte

advertisement
Goudvink
De goudvink (Pyrrhula pyrrhula) is een
stevige vink (orde der zangvogels), met
een 'stierennek' (Engels: 'Bullfinch'), die
ondanks zijn opvallende uiterlijk vaak
over het hoofd wordt gezien, omdat hij zo
schuw is en zo'n verborgen leven leidt.
De goudvink wordt wel als kooivogel
gehouden.
De goudvink wordt door fruitkwekers wel
als schadelijk beschouwd, omdat hij zich
soms voedt met bloem- en bladknoppen
van fruitbomen.
Broedgebied
Het mannetje is fel gekleurd, het vrouwtje
is veel minder opvallend
In Europa komen goudvinken voor van Noord Portugal en Noord Spanje, Midden Italië en
Noord Griekenland in het zuiden, tot 69° noorderbreedte (NB) in Noorwegen, 67° NB in
Zweden en Finland en 65° NB in Rusland. In Rusland komen zuidelijk voor tot 55° NB.
De soort telt elf ondersoorten:









P. p. pileata: de Britse Eilanden.
P. p. pyrrhula: van noordelijk, het zuidelijke deel van Centraal en oostelijk Europa tot
centraal Siberië.
P. p. europoea: westelijk Europa.
P. p. iberiae: zuidwestelijk Frankrijk en het noordelijk Iberisch Schiereiland.
P. p. paphlagoniae: noordwestelijk Turkije.
P. p. rossikowi: noordoostelijk Turkije en de Kaukasus.
P. p. cineracea: van westelijk Siberië en noordoostelijk Kazachstan tot oostelijk
Siberië en noordoostelijk China.
P. p. caspica: Azerbeidzjan en noordelijk Iran.
P. p. cassinii: oostelijk Siberië.


P. p. griseiventris: de Koerilen en noordelijk Japan.
P. p. rosacea: Sachalin.
Status in Nederland en Vlaanderen
De goudvink is in Nederland een vrij algemene broedvogel van de zandgronden waarop
naaldbos staat. In de periode 1979-1985 bedroeg het aantal broedparen circa 17500 paar. De
goudvink breidde zijn areaal binnen Nederland gedeeltelijk uit, bijvoorbeeld naar de bossen in
Flevoland. Op sommige plaatsen was er ook een sterke achteruitgang. Volgens SOVON bleef
in de periode 1990-2007 het aantal broedparen vrij constant. Rond 2007 broedden er nog
ongeveer 8000 paar in Nederland. Vlaanderen behoort tot de streken waar het minder goed
gaat met de goudvink,de soort staat daar op de Vlaamse rode lijst als bedreigd. De goudvink
staat als niet bedreigd op de internationale rode lijst van de IUCN
Taxonomie
In Nederland komen twee ondersoorten van de goudvink voor:


Ondersoort: Pyrrhula pyrrhula europoea - deze broedt in Nederland en wordt
hieronder nader beschreven.
Ondersoort: Pyrrhula pyrrhula pyrrhula, de 'Grote goudvink' - deze is groter en het
volwassen mannetje is lichter grijs en helderder roze dan de ondersoort die in
Nederland broedt.
Er worden nog verschillende andere ondersoorten van de goudvink onderscheiden, maar die
komen niet in Nederland voor
Veldkenmerken
jong
De vogel is 15,5 tot 17,5 cm lang Ad ♂ (adult mannetje = volwassen mannetje) heeft een
zwarte kopkap en kin. Zware, zwarte snavel. Bovenzijde blauwgrijs, witte stuit, zwarte staart,
zwarte vleugels met witte dwarsstreep. Onderzijde rozerood, ook zijkop. Ad ♀ (adult
vrouwtje) is aan bovenzijde donkergrijsbruin, aan onderzijde en op zijkop licht roze bruin,
verder als ♂. Juv (juveniel = onvolwassen) als ad ♀ en kop bruiner.
Leeft verborgen in paren of familieverband, soms in troepjes. In de winter sluiten zij zich aan
bij andere groepen vinken.
Vlucht
Golvend, maar niet dansend. Opvallend witte stuit en witte vleugelstreep.
Geluid
Lokroep zacht en melancholisch 'djuub'. Zang van ♂ en ♀ is een hees en onderdrukt kwelen
met fluitende en krassende geluiden. Fluit gemakkelijk na. Tijdens het zingen beweegt de
staart.
Biotoop
Gemengd bos met dichte ondergroei, dichtbegroeide parken, tuinen, kwekerijen,
boomgaarden, bosranden, e.d.
Voedsel
Een goudvink eet veel bessen
Zaden, pitten en knoppen. Ook wel insecten en larven. In het najaar veel bessen (lijsterbes en
braambes).
Broedgegevens
De goudvink broedt van eind april tot juli. Het platte nest is gemaakt van takjes en stengels,
soms mos, gevoerd met worteltjes, haar en wat wol of veertjes en bevindt zich op
manshoogte. De broedduur bedraagt 12 - 14 dagen. Het vrouwtje wordt tijdens het broeden
door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 12 - 16 dagen
uitvliegen. De goudvink heeft twee broedsels per jaar. Mannetje en het vrouwtje blijven bij
elkaar gedurende het hele jaar (ongebruikelijk bij andere vinkensoorten). Gewoonlijk bestaat
het legsel uit vier à vijf eieren, zelden zes. De eieren zijn blauwachtig tot blauwwit met bruine
stipjes, streepjes, soms vlekjes; grijze ondervlekken. Soms zijn ze kransvormig. De eieren zijn
gemiddeld 19 bij 14 mm.
Trek
Een goudvink is hoofdzakelijk een standvogel. De noordelijke vorm, 'Grote goudvink'
genaamd, is een vrij zeldzame en onregelmatige doortrekker
Lijsterbes (Sorbus) is het geslacht van bomen en heesters uit de rozenfamilie (Rosaceae). Het
geslacht komt van nature voor op het noordelijk halfrond, vooral in Europa en Azië. Veel
soorten uit dit geslacht worden aangeplant als sierboom. De lijsterbes is een struik of boom
(tot 20 m) met open kroon. Hij bloeit in mei in brede, witte bloementuilen die sterk en
eigenaardig geuren. Hij draagt ronde, oranjerode vruchten. De bladeren (5-7 bij 1-1,5 cm
groot) zijn ovaal tot langwerpig en staan in 6-8 jukken. Ze zijn oneven geveerd en hebben een
spitse top. De bladrand is behalve het onderste stukje scherp gezaagd. De bladkleur is
bovenaan dof groen, terwijl de onderkant grijsgroen is. In de herfst kleuren de bladeren
geeloranje tot rood.
Het hout van de lijsterbes is tamelijk hard, buigzaam en elastisch, maar gaat vrij snel kapot.
Het is bruikbaar voor draai- en snijwerk, vaten, vezelplaten. Schors en loof bevatten een hoog
gehalte aan looistof. Specifiek voor houtproductie hebben ze over het algemeen te kleine
afmetingen of komen ze in te geringe aantallen voor. Van rijpe lijsterbessen kan jam gemaakt
worden. Deze is bitter maar bevat veel vitamine C.
Deskundigen zijn het niet eens over het aantal soorten in dit geslacht; de aantallen variëren
tussen 100 en 200. De oorzaak van deze verschillen is gelegen in het feit dat een aantal lokale
soorten apomictisch is, dat wil zeggen dat zij in staat zijn zonder bevruchting zaad te zetten.
De resulterende microsoorten worden door de een als echte soorten gezien, door de ander
gegroepeerd in een veel kleiner aantal variabele soorten.
De boom wordt lijsterbes genoemd omdat lijsters en andere vogels dol op de bessen zijn. De
plant zorgt namelijk voor een goede voedselvoorziening voor vogels vanwege de lange
periode met bessen. Verder trekken de bloemen in de zomer veel insecten en vooral veel
wespen aan, die op het menu staan van veel vinken. Bovendien is de lijsterbes een zeer
geschikte plek voor vogels om te broeden vanwege de dichte boomstructuur. De
wetenschappelijke naam Aucuparia komt van het Latijnse woord aucupor (vogelvangst). Er
werden namelijk veel vogels gevangen bij dat soort bomen
Download